Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 3259 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 3259 | beleidsregel |
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
De beleidsregels voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen gericht op het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten en het intensief begeleiden van leerlingen in de schooljaren 2021–2023 worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Voor subsidieverstrekking op grond van dit besluit is voor de kalenderjaren 2021, 2022 en 2023 in totaal maximaal € 5.859.000 beschikbaar.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Het Beleidskader subsidie vrijroosteren leraren fase III 2021–2023 (hierna: het beleidskader) regelt de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de minister subsidie kan verstrekken voor de daarin beschreven activiteiten. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is van toepassing op dit beleidskader.
Elk kind moet zijn talenten ten volle kunnen ontplooien, ongeacht de thuissituatie. De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2016 gewaarschuwd dat dit uitgangspunt van het onderwijsstelsel onder druk is komen te staan.1 Leerlingen met lager opgeleide ouders blijken minder ver te komen in het onderwijs dan hun leeftijdsgenoten met vergelijkbare talenten en hoger opgeleide ouders. De bewindslieden leggen zich hier niet bij neer. Ieder kind moet de kans krijgen om zijn talenten te ontwikkelen. Vandaar dat het Actieplan Gelijke Kansen is ontwikkeld met voorstellen voor het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs.2
Het bieden van gelijke kansen in het onderwijs is een opdracht waar scholen iedere dag voor staan. Het doet een groot beroep op de professionaliteit en de veerkracht van leraren. Zeker op scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen ervaren leraren een hoge druk door een cumulatie van problematiek. Eén van de maatregelen uit het voornoemde actieplan is gericht op de ondersteuning van leraren op deze scholen. Een aantal scholen krijgt de gelegenheid om te experimenteren met het vrijroosteren van leraren.3 In deze vrijgeroosterde uren gaan leraren aan de slag met een coach. Dit kan een meer ervaren leraar zijn, of een expert van buiten.4 Deze intensieve vorm van professionalisering versterkt het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren. Tevens worden leerlingen met veel achterstanden en gebrekkige studievaardigheden in de vrijgekomen tijd extra begeleid. Naast het werken aan werkhouding, zelfstandigheid of vakinhoud kunnen leerlingen ook gestimuleerd worden om aan de slag te gaan met hun creatieve talent. Deelname aan sport en cultuur versterkt onder meer creativiteit, samenwerkingsgerichtheid en zelfvertrouwen. Juist voor jongeren met achterstanden, die van huis uit minder ondersteuning en begeleiding krijgen, kan extra begeleiding door school net dat steuntje in de rug zijn om hun mogelijkheden beter te benutten. Het effect van deze tijdelijke impuls op deelnemende leraren en leerlingen wordt gemonitord.
Met het beleidskader biedt de minister opnieuw ruimte aan circa tien bevoegde gezagen van basisscholen en circa tien bevoegde gezagen voor voortgezet onderwijs (vo) in het bekostigd onderwijs om aan de slag te gaan met het coachen van leraren en begeleiden van leerlingen. Net als voor de schooljaren 2017–2019 en 2019–2021 is er voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 in totaal € 5.859.000 beschikbaar voor subsidieverstrekking.5
Het doel van het beleidskader is om gedurende twee schooljaren wederom een aantal scholen in de gelegenheid te stellen leraren deel te laten nemen aan coachingsactiviteiten en tevens leerlingen met achterstanden intensief te begeleiden. Het gaat om professionalisering van leraren en het gericht bieden van ondersteuning aan achterstandsleerlingen. De scholen werken tijdens de pilot tevens aan borging van deze tijdelijke kwaliteitsimpuls in bijvoorbeeld het personeelsbeleid of de inrichting van het onderwijs.
Leraren op scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen zijn de doelgroep van het beleidskader. Het bevoegd gezag kan een lerarenteam van één school of leraren van meerdere scholen laten participeren binnen het traject.
Onder ‘achterstandsleerlingen’ wordt hier verstaan leerlingen met een groter risico op een onderwijsachterstand op basis van hun capaciteiten en intelligentie.
Onder ‘scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen’ wordt hier het navolgende verstaan:
– Basisonderwijs: het betreft vestigingen met een positieve achterstandsscore als bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, blijkend uit de in 2020, door het Centraal Bureau voor de Statistiek aan de minister verstrekte gegevens voor aanvragen in 2021.6
– Voortgezet onderwijs: het betreft vestigingen die voor de regeling leerplusarrangement vo in aanmerking komen.
Er is subsidie beschikbaar voor circa 20 bevoegde gezagen om te experimenteren met coaching van leraren en intensieve begeleiding van achterstandsleerlingen. Het opdoen van ervaring met het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten is van belang voor de doorontwikkeling van het beleid op het gebied van professionalisering van leraren en gelijke kansen in het onderwijs.
Zoals aangegeven is subsidieverstrekking op grond van dit beleidskader gericht op tien bevoegde gezagen po en tien bevoegde gezagen vo. Om diversiteit en regionale spreiding te garanderen, worden de aanvragen ingedeeld naar sector, regio en grootte. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de categorieën: G4, G40 en Overig.7
Categorie |
Aantal bevoegde gezagen po |
Aantal bevoegde gezagen vo |
---|---|---|
G4 |
4 |
4 |
G40 |
3 |
3 |
Overig1 |
3 |
3 |
10 |
10 |
Uit een analyse van de scholen die in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging voor achterstandsleerlingen blijkt dat het merendeel van deze scholen zich bevindt in de G4, gevolgd door de G40. Aangezien de aanwezigheid van dergelijke scholen zich niet beperkt tot deze twee categorieën is ook voor overige gemeenten een aantal plaatsen binnen de pilot gereserveerd.
Voor de G4 geldt dat voor iedere stad één bevoegd gezag po en één bevoegd gezag vo kan deelnemen. Voor de G40 geldt dat drie bevoegde gezagen po en drie bevoegde gezagen vo kunnen deelnemen aan de pilot. Ook voor de categorie Overig geldt dat drie bevoegde gezagen po en drie bevoegde gezagen vo kunnen deelnemen.
Indien het aantal plaatsen in voornoemde categorieën wordt overschreden, wordt door middel van loting per categorie per sector, vastgesteld welke aanvraag gehonoreerd zal worden. De subsidie wordt, indien de aanvraag volledig is en voldoet aan de in dit beleidskader gestelde criteria, binnen 13 weken na de sluitingsdatum verstrekt.
Tevens zal in het geval van overschrijding van het aantal plaatsen in de categorieën G40 en Overig het criterium regionale spreiding worden gehanteerd. Dat betekent dat wanneer tot loting wordt overgegaan, binnen de categorieën G40 en Overig niet meer dan één aanvraag per sector per provincie zal worden gehonoreerd. Daarmee wordt recht gedaan aan de verschillen in problematiek op regionaal niveau, waar leraren op scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen mee te maken hebben. Bovendien leidt regionale spreiding tot een beter landelijk inzicht in de effectiviteit van de ontwikkelingen op basis van dit beleidskader.
Indien na loting in totaal minder dan tien aanvragen in één of beide sectoren worden gehonoreerd, wordt een vervolgloting gedaan. Bij deze vervolgloting wordt geloot tussen de aanvragen die bij de eerste loting niet gehonoreerd zijn. Daarbij wordt de indeling naar sector gehandhaafd, maar wordt er niet onderverdeeld in regio’s. Er wordt per sector geloot, opdat het aantal te honoreren aanvragen aangevuld wordt tot tien aanvragen in beide sectoren, twintig in totaal.
Indien na de loting blijkt dat de aanvragen van de twintig ingelote bevoegde gezagen het subsidieplafond niet uitputten, loot de minister alle niet-ingelote aanvragen opnieuw, zonder onderverdeling naar sector of regio, totdat het subsidieplafond is bereikt.
Bevoegde gezagen die op grond van het Besluit vaststelling beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019 of het Besluit vaststelling beleidskader subsidie vrijroosteren leraren fase II 2019–2021 subsidie hebben ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie op basis van dit beleidskader voor de jaren 2021–2023.
De subsidie wordt in ieder geval besteed aan de kosten voor het vrijroosteren van leraren voor elk van de navolgende activiteiten:
1. Coaching van leerkrachten
Het bevoegd gezag kan zelf bepalen hoe de coachingstrajecten worden ingevuld. Het kan bijvoorbeeld gaan om (een combinatie van) individuele coaching, teamcoaching, intervisie of co-teaching. Er kan gewerkt worden met een meer ervaren leraar of met een extern ingehuurde coach.
2. Intensieve begeleiding van leerlingen
Het bevoegd gezag kan zelf bepalen hoe de intensieve begeleiding van leerlingen door leraren wordt ingevuld. De begeleiding dient zich ten minste te richten op (een van de) navolgende aspecten:
○ Gevraagde werkhouding in het vervolgonderwijs, bijvoorbeeld door reflectie op de eigen rol en vaardigheden. Hierbij wordt de leerling ook begeleid bij het verbeteren van de studievaardigheden zoals de ontwikkeling van een eigen leerstrategie en het leren plannen en organiseren van de leeractiviteiten.
○ Persoonlijke begeleiding en coaching, bijvoorbeeld ter bevordering van het zelfvertrouwen en/of de zelfstandigheid van de leerling.
○ Vakinhoudelijk extra aandacht op onderdelen van een vak. Bijvoorbeeld op onderdelen van het vak wiskunde die in het vmbo niet zijn behandeld en in het havo wel aan bod komen of op specifieke taal-, lees- en/of rekenvaardigheden.
○ Stimuleren van niet-cognitieve vormen van talent. Bijvoorbeeld het creatieve, sportieve of muzikale talent van leerlingen. Dit kan bijdragen aan het bevorderen van het zelfvertrouwen van de leerling.
○ Het leren benutten van netwerken of hulpbronnen uit de omgeving.
Scholen zijn vrij in de selectie van de leerlingen die ze intensieve begeleiding op grond van dit beleidskader aanbieden, zolang het doel van de regeling, namelijk het beter begeleiden van achterstandsleerlingen wordt behaald.
Daarnaast kan er binnen de pilot aandacht worden besteed aan:
3. Ontwikkelactiviteiten door leraren
4. Activiteiten gericht op onderwijsontwikkeling en -innovatie voor achterstandsleerlingen. Leraren kunnen bijvoorbeeld samen lessen of toetsen voor de doelgroep ontwikkelen. Ook kunnen leraren gezamenlijk aan de slag gaan met het verstevigen van de advisering naar het vervolgonderwijs.
De activiteiten dienen te worden beschreven in een activiteitenplan met daaraan gekoppeld een begroting.
Het bevoegd gezag kan maximaal € 292.950 aanvragen voor twee schooljaren. De aanvraag dient een activiteitenplan te bevatten gekoppeld aan een begroting (p x q). Minimaal tachtig procent van de middelen dient te worden besteed aan de activiteiten onder 1 en 2.
Voor zover de aanvrager ook subsidie of een andere financiële bijdrage voortvloeiend uit het Actieplan Gelijke Kansen heeft aangevraagd of ontvangt, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag tot verstrekken van deze subsidie. Het Actieplan Gelijke Kansen omvat ook de subsidieregeling doorstroomprogramma’s po- vo en de subsidieregeling doorstroomprogramma’s vmbo-mbo en vmbo-havo. Het is niet mogelijk om voor dezelfde activiteiten uit het actieplan in aanmerking te komen voor meerdere van deze subsidies.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag. De aanvraag bevat een plan, voorzien van een begroting die weergeeft welke activiteiten zullen worden uitgevoerd en tegen welke kosten. De aanvraag bevat een verklaring waarin staat dat de deelnemende leraren worden vrijgeroosterd en dat het bevoegd gezag zorgdraagt voor vervanging. De aanvraag wordt ondertekend door het bevoegd gezag en de schoolleiders van de deelnemende scholen. Zie voorts onder ‘beoordelingscriteria plan’. De aanvraagtermijn staat open vanaf 15 februari 2021 tot 1 april 2021. De aanvraag kan worden ingediend bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) via het daarvoor bedoelde aanvraagformulier op www.dus-i.nl. DUS-I stelt de subsidie direct vast binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagtermijn. Aanvragen die worden ingediend na de aanvraagtermijn worden afgewezen.
Het activiteitenplan bevat ten minste:
a. een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met deelname aan de pilot;
b. een geanonimiseerd overzicht van vijf of meer leraren die deelnemen aan de activiteiten en voor welke scholen zij werkzaam zijn (o.a. aantallen, indicatie leeftijden, eventueel specialisaties en/of vakken) en hoe de leraren zijn betrokken bij het opstellen van het plan;
c. een geanonimiseerde omschrijving van de groep leerlingen die intensief begeleid gaat worden en het aantal leerlingen dat deelneemt aan de begeleiding;
d. de opzet van de nieuwe activiteiten of de intensivering van bestaande activiteiten, inclusief een toelichting hoe de geplande activiteiten voor het coachen van leraren en intensief begeleiden van leerlingen met elkaar samenhangen en bijdragen aan het doel om achterstandsleerlingen gelijke kansen te geven. In de toelichting bij de activiteiten moet ook onderbouwd worden waarom de gekozen activiteiten passen bij de leraren en leerlingen waarvoor de activiteiten worden opgezet, bijvoorbeeld aandachtspunten bij het lerarenteam of het taalniveau van leerlingen.
e. de persoon, personen of organisatie die deelnemende leraren zal coachen;
f. een omschrijving van de ontwikkelactiviteiten;
g. een omschrijving hoe de kennis en ervaring die met coaching wordt opgedaan wordt ingezet bij de intensieve begeleiding van achterstandsleerlingen.
h. een omschrijving van de wijze waarop de activiteiten onderdeel gaan uitmaken van het reguliere beleid van het bevoegd gezag, ook nadat de subsidieperiode is afgelopen (borging);
i. een omschrijving van de wijze waarop het bevoegd gezag de opgedane kennis en ervaring beschikbaar zal stellen voor zowel de eigen school of scholen als het onderwijsveld;
j. een uitwerking van de activiteiten in een planning en begroting;
k. een verklaring waarin staat in welke mate de deelnemende leraren worden vrijgeroosterd en dat het bevoegd gezag zorg draagt voor vervanging; en
l. de ondertekening door het bevoegd gezag en de schoolleiders van de deelnemende scholen.
Indien de subsidie wordt toegekend, moet aan de volgende verplichtingen worden voldaan:
a. de leraren starten uiterlijk het derde kwartaal van 2021 met deelname aan coachingsactiviteiten, behoudens voor zover de activiteiten redelijkerwijs niet in het derde kwartaal van 2021 kunnen starten, omdat de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan daaraan in de weg staan;
b. de activiteiten vinden doorlopend plaats in de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023, behoudens voor zover de activiteiten redelijkerwijs geen doorgang kunnen vinden, omdat de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan daaraan in de weg staan;
c. het bevoegd gezag roostert leraren vrij voor deelname aan de coachings- en begeleidingsactiviteiten en draagt zorg voor vervanging;
d. het bevoegd gezag stelt de leraren in staat de opgedane kennis te benutten ten behoeve van onderwijsontwikkeling en innovatie op het gebied van onderwijs aan achterstandsleerlingen;
e. het bevoegd gezag draagt zorg voor het beschikbaar stellen en actief delen van opgedane kennis en ervaring met het onderwijsveld; en
f. het bevoegd gezag overlegt op uiterlijk 1 januari 2024 een activiteitenverslag bij DUS-I conform artikel 1.1 van de Kaderregeling.
Administratieve lasten als zodanig betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. Bij het opstellen van de regeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk veroorzaakt. Dit betekent dat is nagedacht over de regeldrukkosten, werkbaarheid en gepercipieerd nut van de regeling.
Vanuit DUS-I wordt een formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan met begroting in te dienen.
De lasten voor de maatschappij bij het aanvragen van de regeling zijn als volgt ingeschat. Bij een vraag van maximaal € 1.1292.950 per school kunnen circa 20 aanvragen worden toegekend. Er wordt vanuit gegaan dat er meer aanvragen worden ingediend, namelijk ongeveer 35. Voor deze aanvragen worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 8 uur per aanvraag, inclusief de kennisnamekosten van de regeling en de interne afstemming over de plannen. In dit formulier wordt alleen de benodigde informatie opgevraagd, om de administratieve lasten tot het minimum te beperken. Daarbij is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 1 uur kost. Voor de verantwoording tenslotte, wordt uitgegaan van 4 uur per aanvraag.
De lasten voor de maatschappij die met de aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan in totaal (35*8)+(0,2*35*1)= 287 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– kost dit € 14,350. Dit is 0,24% van het totaal beschikbare bedrag. De beperkte administratieve last komt door de combinatie van een hoog subsidiebudget, relatief weinig aanvragen en een lage verantwoordingslast.
Het beleidskader is niet van toepassing op Caribisch Nederland.
De subsidie wordt verstrekt voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023. De activiteiten worden in beginsel binnen deze twee schooljaren afgerond, maar de minister kan een subsidieontvanger toestemming geven de activiteiten later af te ronden indien de vertraging is toe te rekenen aan de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan. De termijnen waarin de betaling plaatsvindt wordt in de beschikking bepaald. DUS-I stelt de subsidie direct vast binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagtermijn.
Het bevoegd gezag kan maximaal € 292.950 aanvragen. De verantwoording geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving met model G1. Dit is in afwijking van de Kaderregeling. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen volledig is voldaan dan kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
Het bevoegd gezag maakt er bij de minister in ieder geval melding van, indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet of niet geheel worden uitgevoerd. De subsidie wordt in dat geval en met inachtneming van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld. Het teveel ontvangen bedrag wordt in dat geval teruggevorderd.
Het bevoegd gezag is conform artikel 8, onderdeel f, nog wel verplicht om een activiteitenverslag aan te leveren, dit activiteitenverslag maakt geen onderdeel uit van de verantwoording.
Dit besluit is een vervolg op het Besluit vaststelling beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019 en het Besluit vaststelling beleidskader subsidie vrijroosteren leraren fase II 2019–2021. Hiermee is uitvoering gegeven aan een motie die Tweede Kamerleden Ypma en Van Meenen op 1 juni 2016 indienden over het uitwerken van een experiment waarbij docenten meer tijd voor lesvoorbereiding krijgen op een aantal scholen in wijken met veel kinderen met achterstanden.8 Het is een van de maatregelen uit het actieplan Gelijke Kansen. In fase II is aan de scholen die deelnamen aanvullend gevraagd expliciet aan te geven hoe zij de opgedane kennis en ervaring borgen binnen de eigen organisatie en delen met het onderwijsveld.
Het besluit betreft de derde fase van deze pilot, voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023. De derde fase wordt op vergelijkbare wijze vorm gegeven als de eerste twee fases. In deze derde fase kunnen opnieuw circa twintig bevoegde gezagen (circa tien in het primair onderwijs en circa tien in het voortgezet onderwijs) subsidie ontvangen om leraren vrij te roosteren, hen deel te laten nemen aan coachingsactiviteiten en hen achterstandsleerlingen intensief te laten begeleiden. Het nieuwe beleidskader verschilt op een paar punten van het beleidskader voor de voorgaande jaren. Aanleiding voor deze wijzigingen is de uitkomst van de monitoring van de activiteiten voor het vrijroosteren van leraren door een onderzoeksbureau in fase I.
In 2016 is in het actieplan voor het bevorderen van gelijke kansen voor leerlingen opgenomen dat scholen de gelegenheid krijgen om voorstellen in te dienen voor programma’s die beogen specifieke maatregelen te treffen, waardoor leerlingen zo gelijk mogelijke kansen krijgen op een bij hun talenten passende opleiding. Met een onderzoeksprogramma worden vier van deze maatregelen onderzocht, waaronder het vrijroosteren van docenten voor coaching en begeleiding.
Het onderzoek brengt in beeld op welke wijzen de onderwijsinstellingen de maatregel vormgeven en wat werkzame factoren zijn. De activiteiten in fase I zijn gemonitord en weergegeven in een tussenrapportage.9 Na fase II zullen deze eerste bevindingen van de onderzoekers worden getoetst een aangevuld. Uiterlijk 2022 verschijnt het eindrapport. Op basis van het eindrapport zal besloten worden hoe de regeling in het vervolg definitief wordt vormgegeven. Dit maakt een onderzoek naar de interventies in fase III overbodig. In fase III worden scholen verwacht zelf ervaring op te doen en deze kennis te waarborgen en te delen, zoals ook staat opgenomen in het beleidskader.
De belangrijkste knelpunten die de onderzoekers in de eerste casestudies zagen zijn enerzijds knelpunten die buiten de macht van de subsidiemaatregel liggen, zoals het lerarentekort. Anderzijds zagen ze op een aantal scholen ook praktische- en inhoudelijke knelpunten die meer binnen de invloedsfeer van de scholen liggen, zoals: het verloren gaan van kennis door het verloop van leraren en onvoldoende overdracht naar collega’s, activiteiten die onvoldoende aansluiten bij de behoeften van de leraren en gefragmenteerde inzet van middelen en een grote hoeveelheid kleinere en grotere doelen.
Op basis van de ervaringen met de subsidies uit fase I van de onderzoekers, DUS-I en de sectorraden wordt in fase III een aantal elementen in het besluit verduidelijkt en aangevuld. De scholen worden ten eerste gevraagd leraren te betrekken bij de planvorming voor de aanvraag van deze subsidie en tenminste vijf leraren die worden ingezet, geanonimiseerd in een overzicht in het activiteitenplan weer te geven. De betrokkenheid van tenminste vijf leraren zorgt voor draagvlak bij de uitvoering, een substantiële inzet van leraren en behoud van kennis, ook bij een eventueel verloop van leraren. Ten tweede wordt gevraagd om de opgedane kennis van leraren door de coaching toe te passen bij de activiteiten voor de intensieve begeleiding van (achterstands)leerlingen. Dit moet ervoor zorgen dat de coachingsactiviteiten voor het juiste doel worden ingezet. Ten derde wordt verduidelijkt dat de subsidie moet worden ingezet voor nieuwe activiteiten of de intensivering van bestaande activiteiten waarmee de doelstelling van dit beleidskader wordt behaald. Het betreft immers een pilot. Daarbij moet worden toegelicht hoe de geplande activiteiten voor het coachen van leraren en intensief begeleiden van leerlingen met elkaar samenhangen en bijdragen aan het doel om achterstandsleerlingen gelijke kansen te geven. Dit moet versnippering voorkomen. Ten vierde wordt aangescherpt dat de activiteiten moeten leiden tot betere begeleiding van en daarmee gelijke kansen voor achterstandsleerlingen. Daarom dient dit ook in het plan expliciet te worden onderbouwd. Voorts wordt de aanvraagperiode voor de subsidie eerder in het jaar opengesteld, zodat scholen voor aanvang van het nieuwe schooljaar weten of zij een subsidie ontvangen en daardoor bij aanvang van het schooljaar met de activiteiten kunnen starten. Tot slot is de procedure voor loting verduidelijkt, wanneer er na de eerste lotingsronde geld overblijft.
Bevoegde gezagen die op grond van het Besluit vaststelling beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019 of 2019–2021 subsidie hebben ontvangen, kunnen nu niet opnieuw subsidie ontvangen voor de jaren 2021–2023.
De bevoegde gezagsorganen worden verplicht om voor 1 januari 2024 een activiteitenverslag te overleggen, dit is opgenomen onder ‘subsidieverplichtingen’. Dit activiteitenverslag maakt geen onderdeel uit van de verantwoording, die vindt immers plaats via model G1.
Het beleidskader is ter toetsing voorgelegd aan DUO, DUS-I, de Inspectie van het Onderwijs en ADR.
Zie onder punt 10: administratieve lasten en regeldruk. Het dossier is voorgelegd aan ATR, maar niet geselecteerd voor formele advisering. Het beleidskader is op ambtelijk niveau afgestemd.
In dit besluit wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dat heeft ermee te maken dat de aanvraagperiode is vervroegd ten behoeve van de scholen, omdat zij op deze manier voor de start van het schooljaar zekerheid hebben over of zij over de subsidiegelden zullen beschikken. Aangezien het besluit een louter begunstigende werking heeft voor degenen tot wie het besluit zich richt, is afwijking van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn in casu niet bezwaarlijk.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Onderwijsverslag 2014–2015 (De Staat van het Onderwijs); bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 34 300 VIII, nr. 140.
Het Centraal Planbureau verwijst in zijn rapport ‘Kansrijk onderwijsbeleid’ van 2016 naar de wetenschappelijke literatuur, waarin coaching en feedback van leraren door ervaren collega’s als veelbelovende interventie wordt beschreven
Op het beschikbare bedrag van 6 miljoen zijn de kosten voor uitvoering in mindering gebracht.
Dit is een door het Rijk, VNG en gemeenten toegepaste indeling naar de grote van gemeenten, verspreid over Nederland: https://vng.nl/artikelen/netwerken-van-onze-leden.
‘Monitoring en evaluatie maatregelen gelijke onderwijskansen – vrij roosteren leraren. Rapportage subsidieronde 1.’ Oberon en KBA. https://www.nro.nl/onderzoeksprojecten/monitoring-en-evaluatie-van-maatregelen-gelijke-onderwijskansen–2017–2021
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-3259.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.