Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 28 juni 2021, nr. IENW/BSK-2020/158081, tot wijziging van de Regeling taken meteorologie en seismologie in verband met uitkomsten evaluatie

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling taken meteorologie en seismologie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    Calamiteit:

    een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of dreigen te worden geschaad;

    KNMI:

    Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    raad van toezicht:

    raad van toezicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet;

    weeralarm:

    waarschuwing voor maatschappij-ontwrichtend weer van een zodanige intensiteit dat een grote impact op de veiligheid in de samenleving wordt verwacht;

    wet:

    Wet taken meteorologie en seismologie.

B

In artikel 4, vierde lid, onderdeel a wordt ‘een beschrijving in maximaal 150 woorden’ vervangen door ‘een beknopte beschrijving’.

C

1. Aan artikel 5, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Een weeralarm wordt niet eerder dan 24 uur voor het verwachte weer uitgevaardigd.

2. Aan artikel 5, vierde lid, wordt na maatschappij-ontwrichtend weer ‘of weeralarm’ ingevoegd.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het tweede lid vaardigt het KNMI een weeralarm uit voor de gevallen, bedoeld in het tweede lid, met een grote impact op de veiligheid in de samenleving.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Een weerwaarschuwing voor maatschappij-ontwrichtend weer boven land wordt uitgegeven indien het verwachte weerverschijnsel zich voordoet op regionaal of landelijk niveau.

E

Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Bestuursorganen nemen de ondersteuning bij het KNMI af in geval van een calamiteit of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, indien daarbij het weer een belangrijke rol speelt.

F

Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. Indien sprake is van waterschaarste of dreigende waterschaarste;

G

Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Ondersteuning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, onder 4º, wordt alleen verleend na raadpleging van belanghebbende privaatrechtelijke rechtspersonen en brancheorganisaties.

H

Artikel 12, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het KNMI raadpleegt de belanghebbende privaatrechtelijke rechtspersonen en brancheorganisaties over onderzoek dat met privaat geld wordt gefinancierd.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt ‘overheidsorganen’ telkens vervangen door ‘bestuursorganen’.

2. in het tweede lid wordt ‘Als bijlage bij het activiteitenprogramma wordt een strategisch onderzoeksprogramma opgenomen’ vervangen door ‘Het KNMI stelt tevens een strategisch onderzoeksprogramma op’.

3. het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het vastgestelde activiteitenprogramma, het strategische onderzoeksprogramma en wijzigingen van deze documenten worden gepubliceerd op de website van het KNMI.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen deel

Inleiding

De Regeling taken meteorologie en seismologie (hierna: RTMS) is op 1 januari 2016 in werking getreden en heeft tot doel de overheidszorg op het gebied van meteorologie en seismologie, die is neergelegd in de Wet taken meteorologie en seismologie (hierna: de wet), nader uit te werken.

Aanleiding voor wijziging

Anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de RTMS is met de evaluatie van de werking van de regeling aangevangen onder begeleiding van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL; voormalig Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu). Bestuursorganen zijn op grond van artikel 5 van de wet verplicht om in geval van maatschappij-ontwrichtend weer of calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt, de dienstverlening bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (in de praktijk: het KNMI) af te nemen. In de RTMS is ervoor gekozen om de criteria uit artikel 5 van de wet verder in te kleuren door aan te sluiten op de opschalingssystematiek van het GRIP stelsel. Daarbij werd afgesproken dat in de evaluatie van de RTMS expliciet aandacht besteed zou worden aan de werking in de praktijk van de knip bij GRIP 2 als criterium voor kosteloze ondersteuning van bestuursorganen door het KNMI. Uit de evaluatie is gebleken dat de oorspronkelijke regeling in de praktijk niet goed of zelfs belemmerend werkte. In het artikelsgewijze deel zal verder worden ingegaan op de werking van de knip bij GRIP 2. Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt beoogd de knelpunten te herstellen.

Hoofdlijnen van de wijzigingen

Deze wijzigingsregeling bevat aanpassingen ten aanzien van weerberichten, weerwaarschuwingen, het criterium voor verplichte afname van diensten bij het KNMI, de wijze van publicatie van het activiteitenprogramma en het strategische onderzoeksprogramma en de wijze waarop het KNMI overleg voert met de belanghebbende bedrijven en brancheorganisaties.

Op hoofdlijnen gaat het om:

  • Het wegnemen van beperkingen die in de praktijk niet goed werkbaar zijn gebleken, zoals de lengte van weerberichten en de precieze geografische specificaties voor weerwaarschuwingen.

  • Het toevoegen van een grondslag voor het toepassen van het weeralarm (in de praktijk code rood), naast de bestaande grondslagen voor code geel en oranje.

  • Het wegnemen van in de praktijk onwerkbare beperkingen bij de verplichte afname van meteorologische informatie bij het KNMI door bestuursorganen. Het doel is om te voorzien in eenduidige informatie (‘single tone of voice’) bij verwacht of werkelijk maatschappij-ontwrichtend weer of calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt. De koppeling aan de Gripsystematiek wordt daarbij losgelaten.

  • Het publiceren van het activiteitenprogramma en het strategische onderzoeksprogramma op de website van het KNMI (www.knmi.nl) in plaats van op de website www.rijksoverheid.nl. Daarnaast wordt het strategische onderzoeksprogramma als apart document gepubliceerd en niet meer als bijlage bij het activiteitenprogramma.

  • Het terugbrengen van de rol van het OFL-Meteo tot de wettelijke vastgelegde adviesrol. Het overleg tussen betrokkenen zal opnieuw worden vormgeven. Dit overleg heeft geen besluitvormende functie.

In de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 juli 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 33 802, nr. 23) zijn deze wijzigingen aangekondigd.

Regeldrukgevolgen

Voorgestelde wijzigingen zijn bedoeld om onnodige belemmeringen weg te nemen. De huidige praktijk zal niet zodanig moeten worden aangepast dat er sprake is van meer, dan wel minder regeldruk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) deelt de verwachting dat er geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk aan de orde zijn en heeft daarom besloten geen formeel advies uit te brengen.

Advies en consultatie

In de periode van 24 april tot en met 27 mei 2021 is deze wijzigingsregeling opengesteld voor openbare internetconsultatie. Deze consultatie heeft géén reacties opgeleverd.

De conceptversie van deze wijzigingsregeling is tevens ter consultatie gestuurd naar de leden van het Overlegorgaan fysieke leefomgeving (OFL meteo). Deze consultatieronde heeft één inhoudelijke reactie, namens vier marktpartijen, opgeleverd. Een deel van deze reactie was niet gericht op de specifieke wijziging die met deze wijzigingsregeling wordt beoogd. Dit deel wordt om die reden hier buiten beschouwing gelaten.

Over het algemeen maakt men zich zorgen om de reikwijdte van de begrippen calamiteit en weeralarm (artikel I, onderdelen A en E), de bepaling van de gebiedsgrootte voor het afgeven van een weerswaarschuwing voor maatschappij-ontwrichtend weer (artikel I, onderdeel D) en de vormgeving van het overleg met de markt (artikel I, onderdeel H en I).

Deze reactie heeft geleid tot aanscherping van het begrip calamiteit en tot verduidelijking van de toelichting op de hiervoor genoemde punten. Deze wijzigingsregeling brengt geen wijziging of verruiming in de taken van het KNMI maar beoogt onduidelijkheden en onwerkbare aspecten te verhelpen. De marktverhoudingen wijzigen niet met deze wijzigingsregeling.

Inwerkingtreding

Deze wijzigingen van de RTMS zullen op 1 oktober 2021 in werking treden conform de zogenoemde vaste verandermoment, bedoeld in Ar 4.17, vijfde lid, voor de inwerkingtreding van ministeriële regelingen.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

A

De begrippen in artikel 1, eerste lid, zijn in alfabetische volgorde geplaatst. Daarnaast is het begrip minister geactualiseerd en de begrippen calamiteit en weeralarm toegevoegd. Het begrip ramp is vervangen door het begrip calamiteit om beter aan te sluiten op artikel 5 van de wet en omwille van het consequente terminologiegebruik in de regeling. Inhoudelijk sluit het begrip calamiteit grotendeels aan bij het begrip ramp als bedoeld in artikel 1, van de Wet veiligheidsregio’s. Het verschil is dat het begrip ramp een extra element kent: de gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines. Dit verwijst naar de escalatie-systematiek (in de praktijk GRIP). Het begrip ramp was eerder gebruikt in verband met de koppeling aan de GRIP-systematiek en is nu niet meer nodig omdat die koppeling niet meer wordt gemaakt. Zie ook toelichting op onderdeel E voor de toelichting op het loslaten van deze koppeling. Het doel hiervan is niet om de reikwijdte van de verplichte dienstverlening uit te breiden. De aard van de gevallen wordt met de vervanging van het begrip ramp door het begrip calamiteit niet anders.

Het begrip weeralarm is toegevoegd om de situatie te beschrijven waarin in de praktijk code rood wordt afgegeven.

B

Het is gewenst dat weerberichten niet te lang zijn. De vaststelling van een maximale lengte van 150 woorden voor het weerbericht werd echter door het KNMI als te beperkend ervaren, bijvoorbeeld in complexe situaties. Een langere tekst kan bijvoorbeeld nodig zijn omwille van de begrijpelijkheid. Daarom is de strikte grens van 150 woorden vervangen door ‘een beknopte beschrijving’.

C en D

Weerwaarschuwingen boven land worden onderscheiden in weerwaarschuwingen voor gevaarlijk weer, weerwaarschuwingen voor maatschappij-ontwrichtend weer en weeralarm.

Deze artikelen beschrijven de voorwaarden waaronder een weeralarm wordt afgegeven. Deze voorwaarden waren in de regeling nog niet beschreven en zijn nu opgenomen. Een weeralarm komt overeen met wat men in de praktijk ‘code rood’ noemt. Hiermee worden de criteria die worden gebruikt om een weeralarm af te geven gecodificeerd en wordt het verschil tussen code oranje en code rood duidelijk gemaakt. Dit is geen verruiming van taken of bevoegdheden maar een verduidelijking. Het gaat steeds om maatschappij-ontwrichtend weer, maar bij een weeralarm is er sprake van een groot veiligheidsrisico (impact).

Een weeralarm wordt afgegeven wanneer er een kans bestaat dat extreem weer een grote impact heeft op de veiligheid in de samenleving. Hierbij wordt gedacht aan letsel, schade en grote overlast. Om de kans op deze grote veiligheidsrisico’s te bepalen wordt er een schatting gemaakt van de impact (ernst en geografisch bereik) waarbij diverse (overheids)organisaties betrokken zijn.

De geografische schaal waarvoor een waarschuwing voor maatschappij-ontwrichtend weer wordt afgegeven is anders vormgegeven. De Standaard GebiedsGrootte (SGG) van minimaal 50 x 50 km of een coherente band van 50 km lengte was de gangbare maatstaf (‘state of the art’) in de tijd dat de regeling werd opgesteld. Nu is de SGG verouderd en om die reden losgelaten. De SGG wordt als te rigide ervaren en leidde tot waarschuwen op een te grote schaal. De grootte van het gebied wordt bepaald in het kader van de impactschatting en overleg met de betrokken organisaties. Hiermee wordt bereikt dat de waarschuwingen nog steeds relevant blijven voor het algemeen publiek maar dat er ook alleen wordt gewaarschuwd, daar waar de weerverschijnselen daadwerkelijk kunnen plaatsvinden en eventuele maatregelen moeten worden genomen. Dit wordt ook gedaan met het oog op de veiligheid. Hierbij wordt de situatie dat op dit moment een waarschuwing moet worden afgegeven voor een hele provincie, terwijl de weersverschijnselen zich alleen zullen voordoen in een deel daarvan, verholpen. De waarschuwingen winnen daarmee aan relevantie. De geografische schaal moet wel van een behoorlijke omvang zijn: regionaal of landelijk. Waarschuwingen op lokaal niveau blijven niet toegestaan.

Het KNMI betrekt de inschatting van de impact bij de besluitvorming over de uitgifte van een weeralarm. Daarnaast zijn er situaties denkbaar waarin het KNMI genoodzaakt is om snel een weeralarm uit te geven (van code geel rechtstreeks naar code rood). Bijvoorbeeld bij de snelle ontwikkeling van onweersbuien is er geen tijd om een impactschatting te maken en moet het KNMI beslissen aan de hand van de informatie die voorhanden is: meteorologische informatie en signalen die in de weerkamer binnenkomen.

E

Op grond van artikel 5 van de wet zijn bestuursorganen zoals gemeentes, waterschappen en veiligheidsregio’s verplicht om in geval van verwachte of werkelijke maatschappij-ontwrichtend weer en calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt, dienstverlening af te nemen bij het KNMI. Eenduidige weersinformatie is in die gevallen van cruciaal belang. In de regeling is er destijds voor gekozen om de GRIP-systematiek te gebruiken om de criteria van artikel 5 van de wet in te kleuren. Hierbij is afgesproken om de werking van de knip bij GRIP 2 uitdrukkelijk terug te laten komen in de evaluatie van de regeling.

In de evaluatie is geconcludeerd dat de knip bij GRIP 2 in de praktijk niet goed werkt. De GRIP-systematiek is een landelijke richtlijn, die ruimte biedt voor variaties. De veiligheidsregio’s gaan in de praktijk niet eenduidig om met de GRIP-systematiek. De precieze invulling van de procedure wordt door de veiligheidsregio’s zelf bepaald en vastgelegd in het regionale crisisplan. Daarnaast geschiedt opschaling als een continuüm dat niet even pauzeert tussen GRIP 1 en GRIP 2. Een ‘single tone of voice’ en een eenvoudige wijze van informatievergaring zonder overbodige stappen zijn in het belang van de veiligheid. Veiligheid is het primaire doel van de bepaling in artikel 5 van de wet: indien er sprake is van verwacht of werkelijk maatschappij-ontwrichtend weer of calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt, zijn bestuursorganen verplicht om diensten bij de Minister (in de praktijk het KNMI) af te nemen. De afnameplicht is in de wet opgenomen om te garanderen dat de betrokken bestuursorganen hun taken op het gebied van openbare orde, veiligheid en bevolkingszorg kunnen uitoefenen op basis van eenduidige informatie. Die eenduidigheid van informatie is cruciaal voor het gecoördineerd optreden. Dit sluit ook aan bij de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) die voorschrijft dat een ieder die beschikt over relevante veiligheidstechnische gegevens, het bestuur van de veiligheidsregio de informatie verschaft die nodig is voor een adequate voorbereiding van rampenbestrijding en crisisbeheersing (artikel 48 Wvr) en een ieder die in geval van een ramp over relevante veiligheidstechnische gegevens beschikt (waaronder weersgegevens) de informatie verstrekt die nodig is voor een adequate uitvoering van diens taken aan de burgemeester van de gemeente waar de ramp plaatsvindt (artikel 50 Wvr). Dit sluit tevens aan bij de in de praktijk gevolgde werkwijze: de veiligheidsregio’s nemen in de huidige situatie al contact op met het KNMI in de hiervoor beschreven situaties maar voordat er is opgeschaald naar GRIP 2. Het KNMI houdt bij wanneer er een beroep wordt gedaan op deze dienstverlening. Uit de praktijk blijkt dat het KNMI alleen in de in de wet beschreven situaties (verwacht of werkelijk maatschappij-ontwrichtend weer of calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt) wordt ingeschakeld. Daarmee verandert de inzet van het KNMI, zowel naar aard als naar omvang, niet en zijn er ook geen extra kosten mee gemoeid.

F

Met deze wijziging is het begrip watertekort vervangen door het begrip waterschaarste om te verduidelijken dat het om een watertekort gaat dat leidt tot ernstige economische of fysieke schade. Dit blijkt al uit de toelichting op artikel 9 van de regeling: ‘De derde soort calamiteiten zijn crises in verband met waterbeheer. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld (dreigende) overstromingen, watertekorten die leiden tot ernstige economische of fysieke schade of (chemische) waterverontreiniging door een lozing/ lekkage.’ Het begrip watertekort heeft een bredere betekenis in het kader van het Landelijk Draaiboek Waterverdeling en Droogte (LDWD).

De koppeling aan de verdringingreeks van artikel 2.1 het Waterbesluit is ook losgelaten omdat de verdringingreeks altijd een rol speelt in het nemen van beslissingen over maatregelen in het waterbeheer en niet alleen in de hiervoor beschreven gevallen.

G en H

Uit de evaluatie is gebleken dat door de rol die aan het OFL in de regeling is toebedeeld, het OFL een platform is geworden voor de discussie over incidenten en de afbakening van de taken tussen de markt en het KNMI. Dit gaat verder dan de rol die aan het OFL is toebedeeld in de Wet overleg infrastructuur en milieu: het voeren van overleg over beleid inzake infrastructuur en milieu. In de evaluatie werd geconcludeerd dat de overlegvormen tussen de markt en het KNMI aan een herziening toe zijn.

Met deze wijziging wordt de rol van het OFL teruggebracht tot de wettelijke vastgelegde adviesrol. De plicht voor het KNMI om de bij het onderwerp de belanghebbende privaatrechtelijke rechtspersonen en brancheorganisaties te raadplegen om te bepalen of er sprake is van unieke kennis (artikel 11, tweede lid) en in het kader van publieke-private samenwerking (artikel 12, derde lid) blijft bestaan. De verplichting om de stakeholders te raadplegen blijft ongewijzigd. Het verschil is dat het OFL-Meteo deze raadplegingen niet meer zal organiseren. Het overleg tussen zijn leden en het KNMI krijgt een andere vorm. Er wordt een laagdrempelig overleg georganiseerd waarvoor alle professionele stakeholders (in ieder geval de leden van het OFL en mogelijke andere gegadigden) van het KNMI worden uitgenodigd.

In deze nieuwe overlegvorm zullen niet alleen de raadplegingen in het kader van artikel 11, tweede lid, en artikel 12, derde lid, plaatsvinden maar er zal ook minstens halfjaarlijks overleg met de stakeholders worden gevoerd en onderwerpen zoals de geplande activiteiten van het KNMI en de behoeften van de stakeholders worden besproken. Alle deelnemers kunnen onderwerpen agenderen. Dat er behoefte is aan een breed overleg bleek ook uit de evaluatie. Tot nu toe werd het overleg in het kader van het OFL ook voor dit soort onderwerpen benut. Hiermee wordt de vergroting van de transparantie en vertrouwen tussen partijen beoogd om de samenwerking te bevorderen.

I

Het eerste lid bevat een technische wijziging. ‘Overheidsorganen’ is vervangen door ‘bestuursorganen’ omwille van het consistent gebruik van terminologie. Dit sluit ook aan bij de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht. Inhoudelijk wordt daarmee geen wijziging aangebracht.

Met deze wijziging worden het strategische onderzoeksprogramma en het activiteitenprogramma gepubliceerd op het website van het KNMI (www.knmi.nl) in plaats van op www.rijksoverheid.nl. Gezien de huidige, digitale publicatiewijzen is het niet noodzakelijk om het strategische onderzoeksprogramma als bijlage bij het activiteitenprogramma in één document op te nemen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven