TOELICHTING
I Algemeen
1. Inleiding
De Uitvoeringsregeling zeevisserij bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor
de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de in dat kader vastgestelde
Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen
van de zee. Op grond van verschillende Europese verordeningen moeten lidstaten de
havens aanwijzen waar (een bepaalde hoeveelheid van) een vissoort moet worden aangeland,
waar vis afkomstig is uit bepaalde gebieden moet worden aangeland of waartoe vissersvaartuigen
uit derde landen toegang hebben. De ter uitvoering van deze verordeningen in Nederland
aangewezen havens zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling zeevisserij.
Door middel van deze wijzigingsregeling worden de havens van Amsterdam, Rotterdam
en Den Helder aan de aangewezen havens waar vis mag worden aangeland of overgeladen
toegevoegd. Daarnaast wordt een aantal havens aangewezen waartoe vissersvaartuigen
uit het Verenigd Koninkrijk (VK) toegang hebben om onderhoud te laten plegen.
In het vervolg van deze toelichting wordt nader ingegaan op de aanwijzing van een
aantal havens. Tot slot wordt de regeling artikelsgewijs toegelicht.
2. Aanwijzing havens
In de zogenoemde IOO-verordening1 zijn voorschriften opgenomen om illegale visserij te voorkomen en tegen te gaan.
In dit licht verplicht de IOO-verordening lidstaten onder meer adequate inspecties
uit te voeren bij vissersvaartuigen van derde landen die in de havens van de lidstaten
vis aanlanden of overladen. Op grond van de IOO-verordening hebben vissersvaartuigen
van derde landen uitsluitend toegang tot havens van een lidstaat die door deze lidstaat
zijn aangewezen en mogen zij uitsluitend in aangewezen havens vis aanlanden of overladen
of van havendiensten gebruik maken, zoals het laten verrichten van onderhoudswerkzaamheden.
Als gevolg van Brexit mogen vissersvaartuigen van het VK in de Europese Unie (EU)
alleen nog maar aangewezen havens voor derde landen binnenvaren, terwijl ze voordien
in principe toegang hadden tot alle in Bijlage 2 A bij de Uitvoeringsregeling zeevisserij
vermelde havens. Voor derde landen vaartuigen waren in Nederland zes havens aangewezen.
In februari 2021 bleek dat veel Nederlandse onderhoudswerven onderhoud pleegden te
verrichten aan vissersvaartuigen uit het VK en dat deze onderhoudswerven in een aantal
gevallen in niet voor derde landen aangewezen aanlandhavens liggen. Doordat vissersvaartuigen
uit het VK geen toegang meer kregen tot deze havens, dreigden deze onderhoudsbedrijven
omzet mis te lopen. Vaak was sprake van een jarenlange relatie tussen de Nederlandse
onderhoudsbedrijven en de visserijondernemingen uit het VK. Zonder oplossing, zou
de schade variëren tussen enkele tonnen tot enkele miljoenen euro per onderhoudsbedrijf
per jaar.
Nederland gaat restrictief om met het aanwijzen van derde landen aanlandhavens met
het oog op het optimaal tegengaan van illegale visserij. Op grond van de IOO-verordening
geldt voor vissersvaartuigen van derde landen die in aangewezen havens vis aanlanden
of overladen een stringent toezicht- en inspectieregiem, dat veel inzet van de NVWA
vergt. Alleen als de faciliteiten voor het uitvoeren van het vereiste toezicht in
voldoende mate aanwezig zijn, kunnen havens worden aangewezen voor het aanlanden van
vis.
Om de bestaande praktijk van onderhoudswerkzaamheden aan vissersvaartuigen uit het
VK te continueren, is gekozen voor een oplossing om havens waar geen of slechts beperkte
toezichtsfaciliteiten aanwezig zijn en waar ook geen bestaande praktijk van het aanlanden
van vis door Britse vaartuigen bestond, alleen aan te wijzen voor het plegen van onderhoud
en specifiek voor vissersvaartuigen uit het VK.
Met onderhavige wijziging op de Uitvoeringsregeling zeevisserij krijgen vissersvaartuigen
uit het VK daarom toegang tot de havens van Stellendam, Den Oever, Oudeschild, Urk,
Lauwersoog en Yerseke specifiek voor het laten uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden
en uitdrukkelijk niet voor het aanlanden van vis. Deze havens zijn overeenkomstig
artikel 5 van de IOO-verordening aan de Europese Commissie meegedeeld. Om te verzekeren
dat er daadwerkelijk geen vis in deze havens wordt aangeland moeten de vissersvaartuigen
voorafgaand aan het binnenvaren van een zogenaamde ‘onderhoudshaven’ eerst een controle
laten uitvoeren bij een controlepost van de NVWA in een voor derde landen aangewezen
haven voor het aanlanden van vis. Deze controles kunnen van maandag – vrijdag tussen
08.00 – 17.00 uur plaatsvinden. Wanneer het ruim gecontroleerd is en is vastgesteld
dat geen vis aan boord is, krijgt het vaartuig toestemming om rechtstreeks en via
de kortste route door te varen naar de onderhoudshaven. Voorafgaand aan het binnenvaren
van EU-havens geldt op grond van artikel 6 van de IOO-verordening een meldplicht.
Deze verplichting die ten minste 3 werkdagen voor de geschatte tijd van aankomst in
de haven moet worden gedaan, geldt voor beide havens die het vaartuig wil binnenvaren.
In de haven van Den Helder zijn de toezichtsfaciliteiten voor het aanlanden van vis
in voldoende mate aanwezig. Daarom wordt met deze wijzigingsregeling de haven van
Den Helder aangewezen als reguliere haven waar derde landen vaartuigen vis mogen aanlanden
en overladen en waar gebruik mag worden gemaakt van de havendiensten. De aanwijzing
van Den Helder strekt uitsluitend ter uitvoering van de IOO-verordening en de NEAFC-verordening2.
Ook wordt met deze wijziging op de uitvoeringsregeling Zeevisserij de haven van Amsterdam
(kade Westhaven aan de Capriweg) aangewezen voor derde-landen-vaartuigen voor vissersvaartuigen
groter dan 59 meter of met een brutotonnage van meer dan 1200BT. De haven was reeds
aangewezen voor aanlandingen van EU-vissersvaartuigen van 59 meter of meer of een
brutotonnage van 1200BT of meer. De haven van Rotterdam (Prins Johan Friso haven,
oevernummers: 2723, 2714, 2716 en Beatrixhaven, oevernummers: 2738, 2741, 2753), wordt
voorts aangewezen voor vissersvaartuigen groter dan 59 meter of met een brutotonnage
1200BT of meer uit zowel de EU als uit derde landen. Dit betreft in de regel vissersvaartuigen
die bevroren pelagische vis of kabeljauw aanlanden. Hiermee worden Nederlandse bedrijven
in de gelegenheid gesteld economische activiteiten in de handel van bevroren vis uit
te breiden.
3. Regeldruk
Het aanwijzen van de havens waartoe vaartuigen uit het VK toegang krijgen heeft alleen
gevolgen voor administratieve lasten van buitenlandse ondernemingen. Ook het aanwijzen
van de havens van Amsterdam en Rotterdam voor vaartuigen uit derde landen heeft alleen
gevolgen voor administratieve lasten van buitenlandse ondernemingen.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten
van het beleid inzake vaste verandermomenten. Dit beleid houdt in dat een ministeriële
regeling in werking treedt met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober
en dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt
gepubliceerd. Afwijking van de vaste verandermomenten is onder meer toegestaan indien
dit onevenredig nadeel voor het bedrijfsleven voorkomt of implementatie betreft van
bindende EU-rechtshandelingen. Omdat uitstel van aanwijzing van de havens waarin deze
wijzigingsregeling voorziet, onevenredige kosten oplevert voor het betrokken bedrijfsleven,
is het wenselijk van de vaste verandermomenten af te wijken.
II Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In artikel 6, in samenhang met bijlage 2 A en 3, is het basis regiem neergelegd waarbij
de havens zijn aangewezen waar vis mag worden aangeland, gelost of overgeladen. Dit
basis regiem onderscheidt in principe drie lengte categorieën van vissersvaartuigen.
De kleine vissersvaartuigen (met een lengte van maximaal tien meter) mogen vis aanlanden,
lossen en overladen in alle in bijlage 2 A genoemde havens met uitzondering van Velsen
en Amsterdam, en de in bijlage 3 vermelde plaatsen. Vaartuigen vanaf 10 meter tot
en met 59 meter, de lengtecategorie waartoe de zogenoemde kotters behoren, mogen alleen
aanlanden, lossen en overladen in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering
van Vlaardingen, Velsen en Amsterdam. De derde categorie heeft betrekking op vissersvaartuigen
de die groter zijn dan 59 meter of een hoger bruto tonnage hebben dan 1.200BT de zogenoemde
trawlers. Deze vissersvaartuigen mogen aanlanden, lossen en overladen in de in Bijlage
2 A genoemde havens met uitzondering van Vlaardingen.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting uiteen is gezet, voorziet deze wijzigingsregeling
erin Rotterdam aan te wijzen als haven waar uitsluitend vissersvaartuigen behorend
tot de derde categorie vis kunnen aanlanden, lossen en overladen. Rotterdam, dat door
middel van de in artikel I, onderdeel I, voorziene wijziging wordt opgenomen in Bijlage
2 A, wordt daartoe in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b, uitgezonderd als haven
voor de twee categorieën kleinere vissers vaartuigen.
Artikel I, onderdelen B tot en met G
Zoals in de inleiding van deze toelichting is aangestipt, moet lidstaten op grond
van verschillende Europese verordeningen de havens aanwijzen waar (een bepaalde hoeveelheid
van) een vissoort moet worden aangeland of waar vis afkomstig is uit bepaalde gebieden
moet worden aangeland of waartoe vissersvaartuigen uit derde landen toegang hebben.
Naast de IOO-verordening betreft dit onder meer:
-
– verordening 2016/23363, waarin de visserij op diepzee bestanden is geregeld,
-
– verordening 2019/8334, waarin instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in NAFO-gebied zijn opgenomen,
-
– verordening nr. 1236/20105, waarin de Controle- en handhavingregeling in NEAFC-gebied staat,
-
– verordening 2017/21076, die betrekking heeft op over grote afstand trekkende visbestanden in ICCAT-gebied,
-
– verordening 2018/9757 met de instandhoudings- en controlematregelen in SPRFMO-gebied en
-
– uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/20118, waarin het controle regiem voor het GVB is neergelegd.
Aan deze verordeningen wordt uitvoering gegeven in de artikelen 14, 75, 77, 78, 78a,
respectievelijk 124. De voor de toepassing van deze verordeningen aangewezen havens
zijn in principe opgenomen in Bijlage 2 B.
Zoals is aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting wordt de haven van Amsterdam
met deze wijzigingsregeling nu ook aangewezen als haven waar derde landen mogen binnen
varen. Dientengevolge wordt de uitzondering van de haven van Amsterdam in de artikelen
75, 77, 78 en 78a, geschrapt. Voorts wordt de haven van Den Helder aangewezen als
haven waar vissersvaartuigen uit derde landen vis mogen aanlanden, maar uitsluitend
ter uitvoering van de IOO-verordening en de NEAFC-verordening.
De in de met deze onderdelen door te voeren wijziging van de artikelen 14, 75, 77,
78, 78a, en 124 opgenomen, strekt ertoe de haven van Den Helder uit te zonderen voor
de toepassing van de desbetreffende verordeningen.
Artikel I, onderdeel H
Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden de havens van Stellendam,
Den Oever, Oudeschild, Urk, Lauwersoog en Yerseke aangewezen als haven waar vissersvaartuigen
uit het VK toegang hebben om onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren. Voor nadere
toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten