Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 24 juni 2021, nummer WBV 2021/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk B13 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

B13. Verblijfsrecht VK-onderdanen en hun familieleden

1. Inleiding

Vanwege de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) zijn onderdanen van het VK (hierna: VK-onderdanen) na 31 januari 2020 geen burgers van de Unie meer. De EU en het VK hebben een terugtrekkingsakkoord1 ) bereikt, dat is geratificeerd door het VK en goedgekeurd door het Europees parlement. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Nederland het terugtrekkingsakkoord uitvoert ten behoeve van de beoordeling van de verblijfsaanspraken en de daarmee verband houdende afgifte van verblijfsdocumenten.

Onderdeel van het terugtrekkingsakkoord is een overgangsperiode. De overgangsperiode ging in op 31 januari 2020 en is geëindigd op 31 december 2020. Tijdens deze overgangsperiode behielden VK-onderdanen en hun familieleden die vóór 31 januari 2020 in Nederland woonden, het recht om te verblijven, werken en studeren, binnen de kaders van de richtlijn 2004/38/EG.

Het terugtrekkingsakkoord biedt lidstaten op grond van artikel 19, eerste lid de mogelijkheid om een procedure in te stellen voor het aanvragen van een nieuwe verblijfsstatus en een document ter staving van deze status. Nederland maakt gebruik van deze mogelijkheid. De termijn waarbinnen de VK-onderdaan en zijn familielid een aanvraag voor een nieuwe verblijfstatus kan indienen is vermeld in paragraaf B13/2.3 Vc bij het onderdeel ‘aanvraagprocedure’.

Na indiening van de aanvraag beoordeelt de IND of de VK-onderdaan en zijn familielid op grond van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komt voor:

  • een verblijfsdocument in geval van verblijfsrecht korter dan 5 jaar als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc; of

  • duurzaam verblijfsrecht onder de voorwaarden als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc.

Familieleden van VK-onderdanen

De IND verstaat onder familieleden van de VK-onderdaan: familieleden als bedoeld en omschreven in artikel 9 en 10 van het terugtrekkingsakkoord en uitgewerkt in artikel 8.7 van het Vreemdelingenbesluit, ongeacht hun nationaliteit.

Inreis na de overgangsperiode

VK-onderdanen die na 31 december 2020 naar Nederland komen en hier willen verblijven kunnen geen aanspraak maken op een verblijfsstatus op grond van het terugtrekkingsakkoord. Zij zijn derdelanders op wie het algemene reguliere beleid van hoofdstuk B1 Vc van toepassing is.

Familieleden van VK-onderdanen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e ii, en artikel 10, derde en vierde lid van het terugtrekkingsakkoord hebben het recht om hun verblijf na 31 december 2020 aan te vangen. Voor de overige in artikel 10 van het terugtrekkingsakkoord vermelde familieleden geldt dat in het geval zij hun verblijf na 31 december 2020 aanvangen het algemene reguliere beleid van hoofdstuk B1 Vc van toepassing is.

Kinderen geboren of wettelijk geadopteerd na de overgangsperiode (artikel 10, eerste lid, onder e iii)

Kinderen van VK-onderdanen of familieleden die na de overgangsperiode zijn geboren of wettelijk geadopteerd komen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in aanmerking, mits één van de ouders in het bezit is van een verblijfsdocument op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord.

2. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord verblijfsrecht korter dan vijf jaar
2.1. Voorwaarden voor verlening van een verblijfsdocument

VK-onderdaan en familieleden

De IND verleent een verblijfsdocument op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord aan de VK-onderdaan en zijn familielid:

  • a. die voldoen aan de criteria van artikel 13, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord; en

  • b. die op grond van artikel 18, eerste lid onder i van het terugtrekkingsakkoord beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.

Ad a en b.

De IND verstrekt een verblijfsdocument indien de VK-onderdaan en zijn familielid voor verblijfsrecht op grond van artikel 13 van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komen en derhalve voldoen aan de artikelen 6, 7 en 14 van de richtlijn 2004/38/EG. Voornoemde artikelen zijn nader uitgewerkt in de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb (afgezien van de bepalingen die zien op duurzaam verblijfsrecht) en de beleidsregels die zien op het recht van de EU, als bedoeld in het deel van paragraaf B10/2 Vc dat ziet op de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb.

Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit met alle bewijsmiddelen aantonen.

2.2. Contra-indicaties

De IND verleent geen verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc als bij de VK-onderdaan of een familielid sprake is van een van de volgende contra-indicaties, genoemd in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord:

  • a. de VK-onderdaan of het familielid vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals beschreven in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan of het familielid maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals beschreven in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de openbare veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is.

Ten aanzien van na 31 december 2020 gepleegde misdrijven gelden op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepalingen. Afhankelijk van de voorafgaande verblijfssituatie, betekent dat:

  • toetsing aan de bepalingen inzake eerste toelating (artikel 3.77 en 3.78 Vb en paragraaf B1/4.4 Vc);

  • toetsing aan de bepalingen inzake de voortzetting van het eerdere verblijfsrecht (artikel 3.86 en 3.87 Vb en paragraaf B1/6.2 en B1/6.2.2 Vc).

De IND verleent evenmin een verblijfsdocument indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid (zie paragraaf B1/4.4 Vc). In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan, noch aan het familielid een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsdocument verleend.

De IND verleent voorts geen verblijfsdocument als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid, ongeacht de pleegdatum.

De IND voert op grond van artikel 18, eerste lid onder p van het terugtrekkingsakkoord systematisch controles ten aanzien van openbare orde uit bij de beoordeling van aanvragen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc om te bezien of de beperkingen van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn.

Ad b.

De bepalingen van B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van toepassing.

2.3. Procedurele bepalingen

Aanvraagprocedure

De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc, zodat zij na de overgangsperiode een bewijs van rechtmatig verblijf hebben.

Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, eerste alinea, van het terugtrekkingsakkoord kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid die vóór het einde van de overgangsperiode naar Nederland zijn gekomen ook daarna nog een aanvraag indienen. De VK-onderdaan en zijn familielid hebben in dat geval de gelegenheid om tot en met uiterlijk 30 september 2021 (negen maanden na het einde van de overgangsperiode) een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in te dienen.

Personen, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e ii en artikel 10, derde en vierde lid, van het terugtrekkingsakkoord die het recht hebben hun verblijf na 31 december 2020 aan te vangen hebben op grond van artikel 18, eerste lid onder b, tweede alinea, van het terugtrekkingsakkoord het recht een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in te dienen uiterlijk drie maanden na hun inreis maar in ieder geval tot en met 30 september 2021.

Termijnoverschrijding

Indien de VK-onderdaan en zijn familielid voor het einde van de overgangsperiode in Nederland verbleven en na 30 september 2021 een aanvraag indienen, toetst de IND op grond van artikel 18, eerste lid onder d van het terugtrekkingsakkoord of er verschoonbare redenen aanwezig zijn waarom de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend. De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding alle relevante feiten en omstandigheden. Pas als de IND concludeert dat de aanvraag verschoonbaar te laat is ingediend, wordt aan de voorwaarden van B13/2.1 Vc getoetst.

Voor de personen die het recht hebben om hun verblijf na 31 december 2020 aan te vangen en die hun aanvraag niet tijdig indienen geldt eveneens dat de IND op grond van artikel 18, eerste lid onder d van het terugtrekkingsakkoord toetst of er verschoonbare redenen zijn waarom de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend.

Beperking en arbeidsmarktaantekening

De IND verleent het verblijfsdocument onder verwijzing naar het terugtrekkingsakkoord. Op het verblijfsdocument wordt vermeld: ‘Residence document Withdrawal Agreement’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist. Een (meer dan aanvullend) beroep op algemene middelen kan gevolgen hebben voor uw verblijfsrecht’.

Ingangsdatum en geldigheidsduur van het verblijfsdocument

De IND verleent het verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc met ingang van de dag waarop op de aanvraag is beslist. De IND verleent het verblijfsdocument voor de duur van 5 jaar.

2.4. Intrekking van het verblijfsrecht

De IND trekt het verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc met terugwerkende kracht in, in geval van rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van het verblijfsdocument, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.

De IND trekt het verblijfsrecht van de VK-onderdaan en zijn familielid voorts in, indien de VK-onderdaan of het familielid een gevaar voor de openbare orde vormt als bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord.

Indien zich na de verlening, maar vóór het einde van de overgangsperiode, nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan het verblijfsrecht kan worden ingetrokken, zijn de bepalingen van hoofdstuk VI van richtlijn 2004/38/EG van toepassing. In geval van openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór of op 31 december 2020 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf ná 31 december 2020 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.

3. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord duurzaam verblijfsrecht
3.1. Voorwaarden voor verlening van een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf

VK-onderdaan en familieleden

De IND verleent een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord aan de VK-onderdaan en zijn familielid:

  • a. die voldoen aan de criteria van artikel 15, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord; en

  • b. die op grond van artikel 18, eerste lid onder i van het terugtrekkingsakkoord beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.

Ad a en b.

De IND verstrekt een verblijfsdocument indien de VK-onderdaan en zijn familielid voor duurzaam verblijfsrecht op grond van artikel 15 van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komen en derhalve voldoen aan de artikelen 16, 17 en 18 van de richtlijn 2004/38/EG, nader uitgewerkt in de artikelen 8.17 t/m 8.25 Vb en de beleidsregels als bedoeld in het deel van paragraaf B10/2 Vc dat ziet op de artikelen 8.17 t/m 8.25 Vb. Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit met alle bewijsmiddelen aantonen.

In het geval na toetsing blijkt dat de VK-onderdaan of het familielid niet voldoen aan de criteria van artikel 15, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord toetst de IND ambtshalve door aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc.

3.2. Contra-indicaties

De IND verleent geen verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc als er sprake is van een van de volgende contra-indicaties:

  • a. de VK-onderdaan of het familielid vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord en genoemd in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan of het familielid maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord en genoemd in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG;

  • c. de VK-onderdaan of zijn familielid zijn meer dan vijf achtereenvolgende jaren uit Nederland afwezig geweest zoals omschreven in artikel 11 van het terugtrekkingsakkoord.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is. Ten aanzien van na 31 december 2020 gepleegde misdrijven, gelden op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepalingen.

De IND verleent evenmin een verblijfsdocument indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid op grond van artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid als bedoeld in paragraaf B1/4.4 Vc. In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan, noch aan het familielid een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsdocument verleend.

De IND verleent voorts geen verblijfsdocument als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, ongeacht de pleegdatum.

De IND voert op grond van artikel 18, eerste lid onder p van het terugtrekkingsakkoord systematisch controles ten aanzien van openbare orde uit bij de beoordeling van aanvragen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc om te bezien of de beperkingen van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn.

Ad b.

De bepalingen van B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van toepassing.

3.3. Houders van een EU document duurzaam verblijf

De IND wisselt kosteloos het bestaande verblijfsdocument EU duurzaam als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG om voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc aan VK-onderdanen en hun familieleden die op 31 december 2020 in het bezit zijn van een EU-document duurzaam verblijf als bedoeld in artikel 18, eerste lid onder h van het terugtrekkingsakkoord na:

  • verificatie van de identiteit;

  • controle op openbare orde en nationale veiligheid; en

  • controle op het ononderbroken karakter van het verblijf.

3.4. Procedurele bepalingen

Aanvraagprocedure

De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc, zodat zij na de overgangsperiode een bewijs van rechtmatig verblijf hebben.

Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, eerste alinea, van het terugtrekkingsakkoord kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid die vóór het einde van de overgangsperiode naar Nederland zijn gekomen, ook daarna nog een aanvraag indienen. De VK-onderdaan en zijn familielid hebben in dat geval de gelegenheid om tot en met uiterlijk 30 september 2021 (negen maanden na het einde van de overgangsperiode) een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc in te dienen.

Termijnoverschrijding

Indien de VK-onderdaan en zijn familielid voor het einde van de overgangsperiode in Nederland verbleven en na 30 september 2021 een aanvraag indienen, toetst de IND op grond van artikel 18, eerste lid onder d van het terugtrekkingsakkoord of er verschoonbare redenen aanwezig zijn waarom de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend. De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding alle relevante feiten en omstandigheden. Pas als de IND concludeert dat de aanvraag verschoonbaar te laat is ingediend, wordt aan de voorwaarden van B13/3.1 Vc getoetst.

Beperking en arbeidsmarktaantekening

De IND verleent het verblijfsdocument onder verwijzing naar het terugtrekkingsakkoord. Op het verblijfsdocument wordt vermeld: ‘Permanent residence document Withdrawal Agreement’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

Ingangsdatum en geldigheidsduur van het verblijfsdocument

De IND verleent het verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met ingang van de dag waarop de aanvraag is beslist. De IND verleent het verblijfsdocument voor de duur van 10 jaar.

3.5. Intrekking van het verblijfsrecht

De IND trekt het verblijfsrecht van de VK-onderdaan en zijn familielid in, indien de intrekkingsgronden van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn. De IND trekt voorts op grond van artikel 15, lid 3 van het terugtrekkingsakkoord het verblijfsrecht in bij afwezigheid uit Nederland van een periode van meer dan vijf jaar. De IND trekt het verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met terugwerkende kracht in, in geval van rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van het verblijfsdocument, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.

Indien na de verlening zich tijdens de overgangsperiode nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan het verblijfsrecht kan worden ingetrokken, zijn de bepalingen van hoofdstuk VI van richtlijn 2004/38/EG van toepassing. In geval van openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór of op 31 december 2020 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf ná 31 december 2020 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.

4. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord Grensarbeiders
4.1. Definitie grensarbeider

De IND beschouwt een VK-onderdaan als grensarbeider als hij:

  • voor het eind van de overgangsperiode in Nederland een economische activiteit uitoefent niet zijnde op basis van detachering;

  • deze economische activiteit na de overgangsperiode voortzet; en

  • buiten Nederland woonachtig is.

4.2. Voorwaarden voor voortzetting van het recht om na de overgangsperiode op grond van het terugtrekkingsakkoord een economische activiteit als grensarbeider in Nederland uit te oefenen

Voor het aantonen van het recht op voortzetting van grensarbeid na 31 december 2020 is een document ‘Grensarbeider’ als bedoeld in artikel 26 van het terugtrekkingsakkoord vereist.

De IND beoordeelt, na ontvangst van de aanvraag, aan de hand van de voorwaarden genoemd in artikel 24, 25 en 26 van het terugtrekkingsakkoord of er aanspraak bestaat op een document ‘Grensarbeider’.

Om in aanmerking te komen voor een document ‘Grensarbeider’ moet de VK-onderdaan rechtmatig verblijf hebben in het land waar hij woonachtig is. Tevens moet er sprake van zijn dat de VK-onderdaan vóór 1 januari 2021 als grensarbeider in Nederland:

  • reële en daadwerkelijke arbeid verricht; of

  • reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en verkeert in een van de in artikel 7, lid 3, onder a, b, c of d, van richtlijn 2004/38/EG genoemde situaties; of

  • reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en verkeert in een situatie van vrijwillige werkloosheid. De status van werknemer of zelfstandige blijft tot uiterlijk zes maanden na de begindatum van de vrijwillige werkloosheid behouden.

De VK-onderdaan heeft in die gevallen het recht om Nederland in en uit te reizen overeenkomstig artikel 14 van het terugtrekkingsakkoord.

Reële en daadwerkelijke arbeid

Van reële en daadwerkelijke arbeid is sprake indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd en uitgewerkt in het onderdeel ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ van paragraaf B10/2.2 Vc.

4.3. Contra-indicaties

De IND verleent geen document ‘Grensarbeider’ als bedoeld in paragraaf B13/4.5 Vc als bij de VK-onderdaan sprake is van een van de volgende contra-indicaties, genoemd in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord:

  • a. de VK-onderdaan vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals beschreven in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals beschreven in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de openbare veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is.

Ten aanzien van na 31 december 2020 gepleegde misdrijven geldt op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepaling zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, onder d, Vw. De IND verleent evenmin een document ‘Grensarbeider’ indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

De IND verleent voorts geen document als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid, ongeacht de pleegdatum.

Ad b.

De bepalingen van B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van toepassing.

4.4. Aanvraagprocedure

De VK-onderdaan moet een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een document als bedoeld in deze paragraaf.

Het document ‘Grensarbeider’ wordt kosteloos verstrekt en kan via de website van de IND worden aangevraagd (zie www.ind.nl).

4.5. Document, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

De IND verstrekt aan de VK-onderdaan een document ‘Grensarbeider’ als aan de voorwaarden van paragraaf B13/4 Vc wordt voldaan. Op het document wordt vermeld: ‘Frontier worker, article 50 TEU’. De arbeidsmarktaantekening op het document luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

De IND verstrekt het document voor de duur van 5 jaar. Het document heeft een declaratoir karakter, er kunnen alleen rechten aan (blijven) worden ontleend als wordt voldaan aan de voorwaarden van paragraaf B13/4 Vc.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 juni 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Dit WBV heeft als doel een aantal actualiseringen in de tekst van hoofdstuk B13 Vc

aan te brengen. De actualiseringen hebben betrekking op het gedeelte van B13 Vc dat over het verblijfsrecht gaat (paragrafen 1, 2 en 3). De volgende actualiseringen zijn aangebracht:

Verwijdering informatie over de uitnodigingsprocedure

Gedurende de periode van februari 2020 tot en met augustus 2020 heeft de IND uitnodigingsbrieven verstuurd aan alle in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven VK-onderdanen en hun familieleden. Zij zijn op die wijze (gefaseerd) door de IND in de gelegenheid gesteld een verblijfsaanvraag op grond van het Brexit terugtrekkingsakkoord in te dienen.

Deze uitnodingsprocedure stelde de IND in die periode in staat om de afwikkeling van het terugtrekkingsakkoord ordentelijk te laten verlopen. Vanaf augustus 2020 bestond voor de IND organisatorisch geen noodzaak meer voor het versturen van uitnodigingsbrieven en is de IND om die reden hiermee gestopt. VK-onderdanen en hun familieleden konden (en kunnen) vanaf dat moment op eigen initiatief een aanvraag indienen. Daar waar in de tekst van B13 Vc informatie over de uitnodigingsbrief stond opgenomen is deze tekst om die reden verwijderd.

Overgangsperiode

Van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020 gold op basis van het terugtrekkingsakkoord een overgangsperiode waarbinnen VK-onderdanen en hun familieleden het recht behielden om in Nederland te verblijven, werken en studeren. Nu de overgangsperiode op 31 december 2020 is geëindigd is de tekst daarop redactioneel aangepast. Daar waar de tekst eerst in de tegenwoordige tijd stond vermeld is deze redactioneel nu in de verleden tijd weergegeven.

Verlenging van de aanvraagtermijn die geldt voor de indiening van een verblijfsaanvraag op grond van het terugtrekkingsakkoord.

De Nederlandse regering heeft besloten om de aanvraagperiode voor het indienen van een Brexit verblijfsaanvraag (de zogeheten grace period) met drie maanden te verlengen. Dit betekent dat VK-onderdanen en hun familieleden tot en met 30 september 2021 de tijd krijgen om een verblijfsaanvraag in te dienen, in plaats van tot en met 30 juni 2021. Daar waar in de tekst van B13 Vc de datum van 30 juni 2021 stond is deze datum om die reden gewijzigd in 30 september 2021.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie


X Noot
1

Agreement on the withdrawal of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland from the European Union and te European Energy Community, as agreed at negotiators’ level on 12 november 2019

Naar boven