Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 16 juni 2021, nr. WJZ/ 21154365, houdende regels betreffende subsidie voor evenementen bij een evenementenverbod in verband met COVID-19 (Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 1a, eerste lid, 2, 4, onderdelen a, b, c, d, g en h, 5, eerste lid, 15, 16, 17, eerste en vierde lid, 19, tweede en derde lid, 25, 26, eerste lid, 34, eerste lid, 42, eerste en tweede lid, 44, 48, eerste lid en derde lid, onderdeel a, en 50, vierde, vijfde, zevende en negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

evenement:

professioneel en projectmatig georganiseerde, één- of meerdaagse fysieke en voor het publiek toegankelijke gebeurtenis bijgewoond door een verzameling personen, waarbij sprake is van toegang tegen betaling en die plaatsvindt binnen een periode van 15 dagen, op een andere plaats dan:

  • a. in een woning of op een daarbij behorend erf;

  • b. in een gebouw of op een plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; of

  • c. in een gebouw dat bestemd is voor de presentatie van podiumkunsten op basis van reguliere podiumprogrammering;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

organisator:

ondernemer die verantwoordelijk is voor het organiseren van een evenement en het financiële risico daarvan draagt;

evenementenverbod:

bij ministeriële regeling op grond van artikel 58i van de Wet publieke gezondheid vastgesteld verbod tot het organiseren van evenementen;

pandemiedekking:

dekking voor schade als gevolg van annulering door:

  • a. een pandemie; of

  • b. overmacht in algemene zin, waarbij epidemieën of pandemieën niet expliciet zijn uitgesloten.

projectkosten:

in redelijkheid daadwerkelijk gemaakte kosten en aangegane betalingsverplichtingen die verbonden zijn aan het organiseren van het evenement, inclusief kosten voor het opstellen van een controleverklaring of verklaring van een deskundige derde als bedoeld in artikel 10, vierde respectievelijk vijfde lid, en exclusief vaste lasten van de organisator en licentiekosten;

vaste lasten:
  • a. afschrijvingen op vaste activa; en

  • b. overige vaste bedrijfskosten, niet zijnde

    • 1°. kosten bestaande uit lonen van werknemers, inclusief direct loon en bijzondere beloningen; en

    • 2°. ten laste van de werkgever komende sociale premies.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze regeling is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling in een openbaar lichaam als bedoeld in het eerste lid, wordt onder ‘evenementenverbod’ mede verstaan een ingevolge artikel 58ca van de Wet publieke gezondheid door de in dat artikel bedoelde gezaghebber bij algemeen verbindend voorschrift vastgesteld verbod tot het organiseren van evenementen.

Artikel 3. Subsidieverstrekking

  • 1. De minister verstrekt aan de organisator van een evenement op aanvraag subsidie ter dekking van de kosten voor het organiseren van een evenement dat moet worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt:

    • a. ten behoeve van een evenement, waarvan de geplande startdatum in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 ligt, en dat geheel of gedeeltelijk in Nederland zou moeten plaatsvinden; en

    • b. indien ten minste twee eerdere edities van het evenement geheel of gedeeltelijk in Nederland hebben plaatsgevonden en voor de vorige geheel of gedeeltelijk in Nederland gehouden of te houden editie van dat evenement een annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, wordt subsidie voor internationale sportevenementen verstrekt indien ten minste twee eerdere edities van het evenement hebben plaatsgevonden en voor de vorige gehouden of te houden editie van dat evenement een annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten.

  • 4. Indien meerdere organisatoren tezamen verantwoordelijk zijn voor het organiseren van een evenement en het financiële risico daarvan dragen, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt indien zij samenwerken in een samenwerkingsverband.

Artikel 4. Aanvraag tot subsidieverlening

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend in de periode van het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt tot en met 30 september 2021, met dien verstande dat:

  • a. een aanvraag ten behoeve van een evenement dat voor 1 oktober 2021 zou moeten plaatsvinden uiterlijk op 30 juni 2021 wordt ingediend; en

  • b. een aanvraag voor subsidie ten behoeve van een evenement dat na 30 september 2021 zou moeten plaatsvinden wordt ingediend ten minste 3 maanden voor de geplande datum van het evenement.

Artikel 5. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt niet meer dan het in artikel 11, eerste lid, onderdeel e, bedoelde percentage van de subsidiabele kosten, met een maximum van 100%.

  • 2. Indien subsidie wordt verstrekt voor meer dan 80% van de subsidiabele kosten per aanvrager, geldt voor het deel van de subsidie dat dit percentage te boven gaat een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het Kaderbesluit.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten komen in aanmerking de projectkosten die toe te rekenen zijn aan het organiseren van het evenement, waarvan de geplande startdatum in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 ligt, dat moet worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod en voor zover dat evenement in Nederland zou plaatsvinden.

  • 2. De kosten van verplaatsing naar een andere datum van het evenement dat moet worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod zijn eenmalig subsidiabel, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de subsidiabele kosten zouden bedragen bij het als gevolg van het evenementenverbod annuleren van het evenement op het tijdstip waarop de kennisgeving van verplaatsing, bedoeld in onderdeel b, wordt gedaan, en indien:

    • a. zowel de datum waarop het evenement blijkens de subsidieaanvraag zou plaatsvinden, als de datum waarnaar het evenement verplaatst wordt, valt in de in het eerste lid bedoelde periode;

    • b. een kennisgeving van de verplaatsing wordt gedaan bij de minister voorafgaand aan de datum waarop het evenement blijkens de subsidieaanvraag zou plaatsvinden; en

    • c. voor de datum waarnaar het evenement verplaatst wordt geen evenementenverbod is vastgesteld of aangekondigd op het tijdstip waarop de kennisgeving, bedoeld in onderdeel b, wordt gedaan.

  • 3. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit, komen vóór indiening van de aanvraag gemaakte projectkosten voor subsidie in aanmerking indien deze kosten na 20 januari 2021 zijn gemaakt.

  • 4. In afwijking van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit, worden de subsidiabele kosten berekend op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

  • 5. De kosten van aanschaf van vaste activa komen niet in aanmerking als subsidiabele kosten.

  • 6. Projectkosten waarvoor de organisator in aanmerking komt voor vergoeding op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid komen niet in aanmerking als subsidiabele kosten.

  • 7. Indien een organisator voor dezelfde subsidiabele kosten een verzekeringsuitkering ontvangt, wordt deze in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 8. Door de organisator bij de organisatie van het evenement gerealiseerde opbrengsten die onafhankelijk zijn van het daadwerkelijk plaatsvinden van het evenement worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 9. De kosten verbonden aan het inhuren van artiesten, waaronder gages en bemiddelingskosten, komen niet in aanmerking als subsidiabele kosten indien deze kosten worden betaald aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen ingezetene is van, of niet gevestigd is in, een lidstaat van de Europese Unie, het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba of een tot de Europese Economische Ruimte behorend land.

Artikel 7. Verdeling subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 385 miljoen.

  • 2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8. Afwijzingsgronden

  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. in het geval van een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidieontvanger kan voldoen aan deze terugbetalingsverplichting;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat het evenement zal worden gehouden met inachtneming van de op het tijdstip waarop het evenement gehouden wordt geldende eisen met betrekking tot de veiligheid van evenementen in het kader van de bestrijding van COVID-19, of

    • c. op het tijdstip van het indienen van de aanvraag reeds een evenementenverbod is aangekondigd of vastgesteld waardoor het evenement geen doorgang kan vinden op de datum waarop het zou moeten plaatsvinden.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing indien een evenementenverbod als bedoeld in dat onderdeel, uiterlijk op het tijdstip voor indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, is aangekondigd of vastgesteld.

  • 3. De afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 23, onderdelen a en e, van het Kaderbesluit zijn van toepassing, met dien verstande dat daarbij het risico op annulering als gevolg van een evenementenverbod buiten beschouwing wordt gelaten.

Artikel 9. Subsidievoorwaarden

De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarden dat:

  • a. indien voor het evenement een evenementenvergunning is vereist: die vergunning voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van het evenementenverbod als gevolg waarvan het evenement moet worden geannuleerd, is verleend of uiterlijk op dat tijdstip door het voor de vergunningverlening bevoegde gezag schriftelijk het voornemen tot verlening van die vergunning is bevestigd;

  • b. indien sprake is van een terugbetalingsverplichting en de subsidieontvanger onderdeel uitmaakt van een groep, maar niet de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen die groep is:

    • 1°. bij de aanvraag tot subsidievaststelling een borgstellingsovereenkomst, overeenkomstig een door de minister beschikbaar gesteld middel, wordt overgelegd waarin de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen de groep zich borg stelt voor het door de subsidieontvanger terug te betalen bedrag; of

    • 2°. bij de aanvraag tot subsidievaststelling een verklaring als bedoeld in artikel 403, eerste lid, onderdeel f, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd die tenminste dezelfde mate van zekerheid ten aanzien van de terugbetalingsverplichting biedt als de borgstelling, bedoeld in subonderdeel 1°.

Artikel 10. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht het deel van de subsidie waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt binnen ten hoogste 5 jaar na vaststelling van de subsidie en volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terug te betalen aan de minister.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht over het uitstaande saldo van het deel van de subsidie waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt aan de minister jaarlijks 2% rente te betalen.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht alle redelijke maatregelen te nemen om de subsidiabele kosten te beperken.

  • 4. Indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt is de subsidieontvanger verplicht binnen 6 weken na indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling een controleverklaring als bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit te overleggen. De accountant of accountant-administratieconsulent controleert en stelt de controleverklaring vast met inachtneming van de voorschriften, gesteld in bijlage 1.

  • 5. Indien het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt en minder bedraagt dan € 125.000 is de subsidieontvanger verplicht binnen 6 weken na indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling een met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel afgegeven verklaring van een onafhankelijke deskundige derde, zijnde accountant, accountant-administratieconsulent of fiscaal adviseur, te overleggen waaruit blijkt dat de aanvraag uitsluitend subsidiabele kosten betreft en overeenkomstig de werkelijke kosten en opbrengsten is.

  • 6. Artikel 38, eerste lid, onderdelen b, c en d, van het Kaderbesluit is niet van toepassing.

  • 7. Uit de gegevens, bedoeld in artikel 38, derde lid, van het Kaderbesluit dienen de specifiek ten behoeve van het evenement gemaakte en betaalde kosten te allen tijde op duidelijke en eenvoudige wijze afgeleid te kunnen worden.

Artikel 11. Informatieverplichtingen

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres, het rekeningnummer van een bankrekening bij een Nederlandse bank of bij een Europese bank, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, en het bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, of indien van toepassing bij het samenwerkingsverband, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. indien de aanvrager onderdeel uitmaakt van een groep, maar niet de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen die groep is: informatie over de groepsstructuur, waaronder de naam van de hoogste Nederlandse entiteit binnen de groep;

    • d. kerngegevens over het evenement, waaronder de naam, geplande datum, het beoogde aantal bezoekers, soort evenement en de locatie van het evenement; en

    • e. het percentage van de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een begroting voor de in 2021 te houden editie van het evenement, voor zover dat evenement in Nederland zou plaatsvinden;

    • b. exploitatieoverzichten betreffende de twee meest recent in Nederland gehouden edities van het evenement, dan wel, in geval van een internationaal sportevenement, betreffende de twee meest recent gehouden edities van het evenement;

    • c. een offerte of verzekeringspolis van een annuleringsverzekering voor de in 2021 te houden editie van het evenement;

    • d. een verzekeringspolis van een annuleringsverzekering met pandemiedekking voor de vorige in Nederland gehouden of te houden editie van het evenement, dan wel, in geval van een internationaal sportevenement, voor de vorige gehouden of te houden editie van het evenement; en

    • e. een verklaring van de aanvrager dat zal worden voldaan aan de eisen met betrekking tot de veiligheid van het evenement in het kader van de bestrijding van COVID-19 zoals die gelden op het tijdstip waarop het evenement wordt gehouden.

Artikel 12. Voorschotten

  • 1. In afwijking van artikel 45, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit verstrekt de minister op aanvraag eenmalig een voorschot binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. De subsidieontvanger vraagt het voorschot met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel aan uiterlijk op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. In afwijking van de artikelen 45, tweede lid, en 46 van het Kaderbesluit bedraagt het voorschot 50% van de in de aanvraag tot subsidievaststelling opgevoerde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor behorend bij het percentage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel e, of indien dat percentage lager is, artikel 13, vierde lid.

Artikel 13. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in uiterlijk 13 weken na de datum waarop het evenementenverbod is vastgesteld waardoor het evenement moet worden geannuleerd.

  • 2. In afwijking van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit behoeft de aanvraag niet vergezeld te gaan van een controleverklaring.

  • 3. In afwijking van artikel 50, negende lid, van het Kaderbesluit, is het eerste lid mede van toepassing indien een subsidie is verleend van minder dan € 25.000.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat het percentage van de subsidiabele kosten waarvoor de subsidieontvanger subsidie wenst te ontvangen indien dit percentage lager is dan het percentage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel e.

  • 5. Indien een evenementenvergunning is vereist, gaat de aanvraag vergezeld van de beschikking tot verlening van de vergunning of de schriftelijke bevestiging van het voornemen daartoe, bedoeld in artikel 9, onderdeel a.

  • 6. Indien sprake is van een terugbetalingsverplichting en de subsidieontvanger onderdeel uitmaakt van een groep, maar niet de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen die groep is, gaat de aanvraag vergezeld van een borgstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 9, onderdeel b, subonderdeel 1°, of een verklaring als bedoeld in artikel 9, onderdeel b, subonderdeel 2°.

Artikel 14. Staatssteun

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 3, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Staatssteunmaatregel SA.62743 (2021/N).

  • 2. De minister maakt na de datum van vaststelling van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in Staatssteunmaatregel SA.62743 (2021/N).

  • 3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juni 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 10, VIERDE LID, VAN DE TIJDELIJKE REGELING SUBSIDIE EVENEMENTEN COVID-19

Controleprotocol

1. Uitgangspunten

1.1. Doelstelling

Dit protocol heeft als doel het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en de diepgang van de controle aan de accountant, belast met de controle van de door de subsidieontvanger bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in te dienen financieel verslag opgenomen in de aanvraag om subsidievaststelling. Financiële afrekening door EZK of LNV vindt plaats op basis van het in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen financieel verslag als bedoeld in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZK en LNV-subsidies, voorzien van een controleverklaring van de accountant.

1.2. Definities
Accountant:

een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de subsidieontvanger de opdracht heeft toegekend de aanvraag tot subsidievaststelling te controleren;

Subsidieontvanger:

een natuurlijke of rechtspersoon of diens gemachtigde aan wie namens de Minister van EZK een subsidie is verstrekt;

Controleverklaring:

een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel over de juistheid, de volledigheid en de financiële rechtmatigheid van een aanvraag tot subsidievaststelling.

1.3. Wet- en regelgeving

Voor de controle van het financieel verslag is de volgende wet- en regelgeving van toepassing:

  • de voorwaarden en verplichtingen die in (de bijlagen bij) de beschikking tot subsidieverlening (of wijzigingen daarin) tot toetsingskader voor de accountant worden benoemd, voor zover dit de door hem te controleren financiële rechtmatigheid van het verslag betreft;

  • indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is volgens artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012: de Aanbestedingswet 2012, het Aanbestedingsbesluit en de Gids Proportionaliteit.

Bij de uitvoering van de controle stelt de accountant vast dat:

  • a. in het financieel verslag:

    • 1°. geen kosten als subsidiabel zijn opgenomen die niet voor subsidie in aanmerking komen op grond van het toetsingskader in de beschikking tot subsidieverlening;

    • 2°. uitsluitend kosten als subsidiabel zijn opgenomen die zijn gemaakt binnen de subsidiabele periode en voor rekening komen van de subsidieontvanger;

  • b. de subsidieontvanger opgave doet van alle opbrengsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft, mede is gefinancierd;

  • c. kosten en opbrengsten aantoonbaar zijn gemaakt in het kader van de organisatie van het evenement in overeenstemming met de begroting waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft.

2. Controleaanpak

2.1. Eisen voor de controleaanpak

De controle moet voldoen aan de controlestandaarden die onderdeel zijn van de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld.

Voor de controle van aanbestedende diensten geldt dat bij aanbestedingen boven de Europese drempelbedragen voor de financiële rechtmatigheid van de in het financieel verlag opgenomen kosten de in dit protocol opgenomen goedkeuringstoleranties worden gehanteerd.

2.2. Materialiteit: goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, wordt een betrouwbaarheid van 95 procent gehanteerd.

Een controleverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de maximale afwijking niet groter is dan één procent en de maximale onzekerheid niet groter is dan drie procent van het totaalbedrag aan subsidiabele kosten dat in het financieel verslag wordt verantwoord. De hierna vermelde goedkeuringstoleranties zijn in dit kader van toepassing.

Aard van de aangelegenheid

Controleverklaring

 

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Afwijkingen in het financieel verslag (fouten)

< 1%

≥ 1% en < 3%

N.v.t.

≥ 3%

Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (onzekerheden in de controle)

< 3%

≥ 3% en < 10%

≥ 10%

N.v.t.

Voor de financiële rechtmatigheid worden alle geconstateerde fouten die van invloed zijn op de hoogte van de vaststelling van subsidie, voor zover mogelijk door de subsidieontvanger gecorrigeerd. Hierbij is het niet van belang of de tolerantiegrenzen worden overschreden.

Indien de accountant zowel fouten in de verantwoordingsinformatie als onzekerheden in de controle aantreft, dan weegt hij deze bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang.

3. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een controleverklaring. Hiervoor wordt de meest actuele NBA-voorbeeldtekst in de Handleiding Regelgeving Accountancy, deel 3, sectie II, hoofdstuk 10.3: ‘Controleverklaring bij een subsidiedeclaratie in de (semi)publieke sector’ als basis gehanteerd. In de verklaring dient te staan dat de accountant dit accountantsprotocol heeft gevolgd.

4. Reviewbeleid

De Auditdienst Rijk (ADR) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole op deze subsidie. De accountant, die de subsidiecontrole heeft uitgevoerd, verstrekt de ADR desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden.1

TOELICHTING

I. Algemeen

1.1 Inleiding

De evenementensector wordt hard geraakt door de COVID-19-crisis. Sinds het uitbreken van de crisis zijn diverse maatregelen genomen om getroffen partijen te compenseren, zoals de tijdelijke noodmaatregelen overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en de tegemoetkoming vaste lasten (TVL). Binnen de thans geldende TVL2 heeft het kabinet ook een zgn. evenementenmodule specifiek voor de evenementensector beschikbaar gesteld om tegemoet te komen aan het seizoensgebonden karakter van deze sector.

In aanvulling daarop heeft het kabinet bij brief aan de Tweede Kamer van 21 januari 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 217) minimaal € 300 miljoen (later verhoogd tot € 385 miljoen) gereserveerd voor specifieke ondersteuning van de sector bij annulering van evenementen in de tweede helft van 2021 als gevolg van een verbod van de rijksoverheid tot het organiseren van evenementen vanwege corona. Daarmee is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Jetten en Dijkhoff van 13 januari 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 878). Het kabinet wil hiermee de sector zekerheid bieden bij het maken van kosten die nodig zijn voor het organiseren van evenementen vanaf 1 juli 2021. Daarbij gaat het kabinet ervan uit dat de corona-situatie rond die tijd weer toestaat dat er evenementen plaatsvinden. Voorheen konden organisatoren het pandemierisico afdekken door een annuleringsverzekering, maar sinds verzekeraars deze dekking uit hun annuleringspolissen hebben geschrapt kunnen organisatoren het financiële risico van annulering door pandemie niet meer verzekeren. Om te stimuleren dat toch evenementen georganiseerd worden, is een andere vorm van zekerheid nodig. Het door het kabinet gereserveerde bedrag wordt hiervoor ingezet door middel van een subsidie die uitsluitend wordt uitgekeerd als een evenement daadwerkelijk geannuleerd moet worden vanwege een verbod. Voor een deel van de subsidie geldt een terugbetalingsverplichting.

1.2 Doelstelling van de regeling

Evenementen kennen vaak een lange aanlooptijd en verplichtingen worden relatief vroeg aangegaan. Wanneer bijvoorbeeld een locatie van de grond af aan moet worden opgebouwd, zoals bij festivals het geval kan zijn, moet het benodigde materieel ver van tevoren worden vastgelegd. Wanneer een organisator kosten maakt voor het organiseren van een evenement in de tweede helft van 2021 en dat evenement onverhoopt door de overheid wordt verboden vanwege de coronasituatie, kunnen reeds gemaakte kosten voor de organisatie van het evenement worden gesubsidieerd op grond van deze regeling. Door op deze manier het investeringsverlies te dekken staat de rijksoverheid als het ware garant voor de gemaakte kosten. Het kabinet beoogt op deze manier de levensvatbaarheid van de sector, inclusief de achterliggende keten van betrokken bedrijven, voor de nabije toekomst te bevorderen.

De regeling is erop gericht dat de organisator van een evenement zijn toeleveranciers kan betalen voor zover hij daartoe privaatrechtelijk verplicht is. Daarnaast is de regeling erop gericht dat ook de organisator zelf gecompenseerd wordt voor specifiek gemaakte kosten bij de organisatie van het betreffende evenement. De regeling is niet bedoeld voor het betalen van vaste lasten of overige kosten van de organisator die niet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het desbetreffende evenement. Bezoekers van en deelnemers aan een door de rijksoverheid verboden evenement kunnen geen aanspraak maken op deze regeling. Subsidie op grond van deze regeling kan niet worden gebruikt voor restitutie van ticketgelden. Het beoogde indirecte gevolg van deze regeling is wel dat de organisator in staat zal zijn de ticketgelden te restitueren, doordat de kosten van organisatie van het evenement uit de subsidie betaald kunnen worden. De financiële aanspraken die zowel leveranciers als consumenten/deelnemers hebben jegens de organisator, worden beheerst door het privaatrecht.

Naast deze op de sector gerichte doelstelling beoogt het kabinet met deze regeling ook perspectief aan de samenleving te bieden. Hoewel nog onzeker is of vanaf 1 juli 2021 daadwerkelijk evenementen kunnen plaatsvinden, kan het vooruitzicht van een zomer met evenementen burgers hoop geven en de blik van het publiek op de toekomst richten. Dit bleek eerder al uit de massale belangstelling voor de praktijktesten die de evenementensector in samenwerking met de overheid organiseerde.

Deze regeling geldt ook voor Caribisch Nederland. Op grond van de Wet publieke gezondheid kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij ministeriële regeling een evenementenverbod vaststellen dat specifiek op deze lichamen is toegesneden.

1.3 Voor wie/wat is de regeling bedoeld?

Deze regeling is gericht op evenementen. Daarmee worden bedoeld professioneel en projectmatig opgezette, één- of meerdaagse fysieke events binnen een periode van ten hoogste vijftien dagen, zowel culturele en sportevenementen als evenementen voor de zakelijke markt. Voorwaarde is dat het gaat om voor het publiek toegankelijke (in tegenstelling tot besloten) evenementen op basis van vrije kaartverkoop of deelnamegelden. De evenementen moeten gefinancierd zijn uit private middelen. Inkomsten uit subsidie of sponsoring worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Gratis evenementen vallen niet onder de regeling. Deze worden uitgesloten omdat zij op andere wijze gefinancierd worden dan betaalde evenementen, bijvoorbeeld doordat zij worden gesubsidieerd door de overheid of gesponsord door het bedrijfsleven (zij hebben niet te maken hebben met de restitutie van ticketgelden). Evenementen die worden georganiseerd door de overheid vallen evenmin onder de regeling.

De regeling richt zich op een breed spectrum van evenementen. Deze hebben met elkaar gemeen dat er is geïnvesteerd in de totstandkoming van het evenement, maar dat die investering niet kan worden terugverdiend wanneer het evenement niet kan doorgaan omdat de rijksoverheid dit heeft verboden vanwege de corona-situatie. Er zijn veel verschillen tussen individuele evenementen, zowel qua voorbereiding (voorbereidingstijd, soort kosten dat wordt gemaakt, omvang van de voorbereidingskosten) als qua uitvoering (aantal dagen, omvang beoogd publiek, termijn waarop evenementen worden vastgelegd, verhouding tussen investeringslasten en dagkosten).

Onder culturele evenementen worden onder meer festivals en projectmatig georganiseerde concerten verstaan. Voor concerten is niet vereist dat bij de voorgaande edities dezelfde artiest optrad. Een tournee langs poppodia daarentegen is in de regel geen evenement als bedoeld in deze regeling, net als reguliere podiumprogrammering en vrije producties. Daarom zijn events die plaatsvinden in een gebouw dat bestemd is voor de presentatie van podiumkunsten op basis van reguliere podiumprogrammering, zoals theaters en poppodia, uitgesloten. Dit in tegenstelling tot events op locaties die op basis van verhuur werken, zoals grote concertzalen, of op buitenlocaties. Dit type events past qua organisatiestructuur en financiële structuur binnen de doelstelling van deze regeling. Sportevenementen kunnen bijvoorbeeld events zijn waaraan het publiek naast bezoeker ook als deelnemer kan participeren, of toernooien. Zowel publieksbijdragen als deelnemersbijdragen (voor bijvoorbeeld hardloopwedstrijden) worden beschouwd als toegangsgeld. Reguliere sportcompetities hebben niet het karakter van een evenement. De zakelijke markt kan onder de regeling vallen, voor zover beurzen en congressen via open inschrijving toegankelijk zijn en de organisator risicodrager is voor het evenement als geheel. Zowel business- to-consumer als business-to-business evenementen kunnen hieronder vallen. Ook reizende circussen kunnen onder de regeling vallen. In alle gevallen moet voor subsidie op grond van de regeling ook worden voldaan aan de overige voorwaarden, die hieronder worden besproken.

Vrij toegankelijke parades/optochten en jaarmarkten/braderieën/kermissen vallen niet onder de regeling, omdat daarbij geen sprake is van toegang tegen betaling (betaling door bijvoorbeeld standhouders voor de huur van een stand wordt niet beschouwd als toegangsgeld). Kermissen hebben in de regel ook geen centrale financiële coördinatie en zijn meestal niet verzekerd, de ondernemers pachten een plek en dragen individueel risico. De overige genoemde gebeurtenissen hebben doorgaans een andere kostenopbouw en/of een kortere voorbereidingstijd dan de evenementen waarop de regeling zich richt, en zijn daarom niet onder de reikwijdte van de regeling gebracht. Langlopende producties zoals bloemententoonstellingen of musicals worden doorgaans niet projectmatig georganiseerd, waardoor zij evenmin onder de regeling vallen.

1.4 Wanneer is de regeling van toepassing?

De regeling dekt de projectkosten van evenementen die als gevolg van een door de rijksoverheid vastgesteld evenementenverbod in verband met de corona-situatie moeten worden geannuleerd. Daarbij gaat het om evenementen die zijn gepland in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021. De regeling ziet ook op evenementen die normaal gesproken vóór 1 juli zouden hebben plaatsgevonden, maar worden verplaatst naar de genoemde periode (en voor het verplaatste evenement ook een vergunning of een schriftelijke bevestiging van het voornemen tot vergunningverlening hebben gekregen). Binnen deze periode geplande evenementen mogen verschoven worden naar een latere datum binnen die periode, waarbij verplaatsingskosten eenmalig voor subsidie vanuit de regeling in aanmerking komen (verplaatsen is immers goedkoper dan annuleren) als het verschoven evenement later onverhoopt alsnog geannuleerd moet worden.

Op grond van de Wet publieke gezondheid bepaalt de rijksoverheid of het epidemiologische beeld van de COVID-19 crisis noopt tot maatregelen, zoals een verbod op evenementen. Een dergelijk verbod is een voorwaarde voor uitkering van subsidie op grond van deze regeling. Hoewel de Wet publieke gezondheid ook aan lokale autoriteiten bevoegdheden toedeelt, valt annulering vanwege maatregelen van lokale autoriteiten niet onder de regeling. Dergelijk lokaal ingrijpen zal naar verwachting vooral te maken hebben met de openbare orde. Een gemeentelijk verbod tot het houden van een evenement op grond van het besmettingsbeeld ligt minder in de rede. Dit neemt niet weg dat een evenement in het kader van handhaving door de lokale overheid kan worden stilgelegd als wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de verplichte veiligheidsmaatregelen. In dat geval bestaat echter geen aanspraak op subsidie op grond van deze regeling.

1.5 Veiligheidsmaatregelen

Op het moment van publicatie van deze regeling is nog niets te zeggen over het epidemiologische beeld vanaf 1 juli 2021. Naar verwachting zullen op grond van de uitkomsten van de praktijktesten van FieldLab Evenementen vóór die datum alternatieve veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld waarmee de verplichte 1,5 meter afstand bij evenementen kan worden losgelaten, maar slechts ‘in ruil voor’ genoemde alternatieve veiligheidsmaatregelen. Deze alternatieve maatregelen zullen worden vastgelegd in de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19. Deze veiligheidseisen, evenals mogelijke andere aanvullend door de overheid voorgeschreven maatregelen, kunnen beperkingen en kosten opleveren voor organisatoren. De kosten voor het treffen van de hiervoor genoemde alternatieve veiligheidsmaatregelen zijn subsidiabel in geval van annulering. Dit geldt niet voor eventuele gederfde opbrengsten uit lagere ticketverkopen als gevolg van veiligheidseisen.

Voor enig zicht op de kosten is het raadzaam dat organisatoren uitgaan van de maatregelen die onderzocht worden door Fieldlab Evenementen, aangezien het waarschijnlijk is dat de hierboven bedoelde alternatieve veiligheidsmaatregelen zullen worden gebaseerd op de in Fieldlab Evenementen onderzochte maatregelen.

1.6 Eisen aan de subsidieaanvrager

De regeling is bedoeld voor organisatoren van een evenement dat ten minste twee keer eerder in Nederland is gehouden. De vereiste eerdere edities zullen, net als de in 2021 te houden editie, moeten voldoen aan de definitie van evenement, zoals opgenomen in artikel 1 van de regeling. De eis van aantoonbare historie heeft te maken met de doelstelling van de regeling: het gaat om het voortbestaan van bestaande partijen. Deze regeling is niet bedoeld om nieuwe initiatieven te ondersteunen.

Een ander belangrijk criterium voor dekking onder deze regeling is het vereiste van een eerdere annuleringsverzekering met pandemiedekking. Daarbij gaat het erom dat voor de vorige geheel of gedeeltelijk in Nederland gehouden of te houden editie van het evenement een annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. Dit kan de laatste editie zijn die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, of een editie die was gepland, maar uiteindelijk niet is doorgegaan, bijvoorbeeld door de COVID-uitbraak in 2020. In de aanloop naar publicatie van deze regeling werd door verschillende partijen gerefereerd aan een minimaal vereist aantal bezoekers van drieduizend. Voor dit onderscheid is uitdrukkelijk niet gekozen omdat hierdoor kleinere evenementen potentieel geen toegang tot de regeling zouden hebben. Door eerdere verzekering als voorwaarde te stellen is het niet nodig een ondergrens te stellen aan het aantal bezoekers of aan de hoogte van de begroting van het festival. Ook kleinere evenementen kunnen bij de voorgaande geplande editie verzekerd zijn geweest tegen annulering en zodoende onder de regeling vallen. Dit criterium sluit bovendien aan bij de aanleiding voor de regeling, namelijk het wegvallen van de verzekeringsmogelijkheid. Om die reden is vereist dat de eerdere verzekering pandemiedekking had. Daaronder wordt verstaan expliciete dekking voor schade als gevolg van annulering door een pandemie of epidemie, of dekking voor schade als gevolg van overmacht, waarbij pandemieën of epidemieën niet zijn uitgesloten.

Voor internationale sportevenementen (zoals EK’s, WK’s of World Cups) die doorgaans worden georganiseerd door een binnenlandse organisator onder de vlag van een internationale federatie geldt de eis van eerdere edities eveneens, met dien verstande dat die edities niet in Nederland hoeven te zijn gehouden. De reden hiervoor is dat dit type evenementen slechts incidenteel (deels) in Nederland plaatsvindt. Om die reden ziet ook de eis van een annuleringsverzekering met pandemiedekking voor de vorige gehouden of geplande editie niet specifiek op een in Nederland gehouden of te houden editie. Tot slot wordt opgemerkt dat bij gedeeltelijk in Nederland gehouden evenementen slechts het in Nederland georganiseerde deel van het evenement onder de regeling valt.

De organisator moet verantwoordelijk zijn voor de organisatie van het evenement en moet het financiële risico daarvan dragen om aanspraak te kunnen maken op subsidie. Dit is niet het geval wanneer standhouders zelf het risico dragen, zoals bij beurzen wel gebeurt. Het criterium van organisatorische en financiële verantwoordelijkheid sluit aan bij de bestaande inrichting van de sector, waarbij de organisator doorgaans zorgt voor betaling van onderaannemers en leveranciers. Conform deze werkwijze dient de organisator ontvangen subsidie aan te wenden voor betaling van betrokken partijen.

1.7 Aanvraagprocedure

Een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend door de organiserende ondernemer. Er kan sprake zijn van verschillende partijen die in uiteenlopende constructies samen verantwoordelijkheid en/of risico dragen voor de totstandkoming van een evenement. Ook is het mogelijk dat niet alle investeringen worden gedaan door één (rechts-)persoon. In dat geval dienen de verschillende organisatoren samen te werken in een samenwerkingsverband, zodat de subsidie door de penvoerder van het samenwerkingsverband wordt aangevraagd namens de deelnemers aan het samenwerkingsverband.

De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Indiening van een aanvraag gebeurt via een aanvraagformulier dat door RVO.nl beschikbaar wordt gesteld. Indiening van de aanvraag moet minimaal drie maanden voor de datum van het evenement plaatsvinden. Omdat dit, gelet op de datum van inwerkingtreding van deze regeling, voor evenementen die kort na 1 juli gepland zijn niet altijd mogelijk zal zijn, is bepaald dat de aanvraag ten behoeve van een evenement dat voor 1 oktober 2021 zou moeten plaatsvinden uiterlijk op 30 juni 2021 wordt ingediend.

Bij de aanvraag moet de indiener voldoen aan diverse informatieverplichtingen. Onder meer moet een offerte of verzekeringspolis van een annuleringsverzekering voor de in 2021 te houden editie van het evenement worden meegestuurd. Het gaat hierbij om de ‘gewone’ annuleringsverzekering, voor andere zaken dan het pandemierisico. Dit document dient tevens als controledocument voor de begroting van het evenement, die ook moet worden meegestuurd.

Voor het doorgaan van een evenement is vaak een door de desbetreffende gemeente afgegeven evenementenvergunning nodig. In dat geval moet voor het ontvangen van subsidie een evenementenvergunning worden overgelegd waaruit de gemeentelijke toestemming tot het houden van het evenement blijkt. Het is echter mogelijk dat deze vergunning ten tijde van indiening van de subsidieaanvraag nog niet is verleend. Daarom behoeft de vergunning in het kader van deze regeling pas te worden overgelegd bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, nadat een annulering zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Indien ook op dat moment nog geen beschikking tot vergunningverlening is afgegeven, kan worden volstaan met een schriftelijke bevestiging door het bevoegd gezag van het voornemen de vergunning te verlenen. Deze bevestiging mag uitsluitend voorbehouden bevatten die verband houden met de situatie rond COVID-19. Het kabinet zal in gesprek gaan met lokale autoriteiten over de mogelijkheden tot tijdige vergunningverlening, om duidelijkheid voor zowel organisatoren als gemeenten te bevorderen.

Voor de regeling is € 385 miljoen beschikbaar. De minister verdeelt dit subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit houdt in dat het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ aangehouden wordt. Bij overtekening van de regeling worden nadien ontvangen aanvragen in overleg met de aanvrager aangehouden tot het moment dat eventueel financiële ruimte ontstaat ten behoeve van de aangehouden aanvragen.

Als een aanvraag wordt ontvangen waarbij de vereiste gegevens en bescheiden (zoals opgenomen in het aanvraagformulier) ontbreken, wordt voor deze aanvraag als datum van indiening aangemerkt de datum waarop de noodzakelijke gegevens en bescheiden alsnog zijn aangeleverd.

Hoewel de minister formeel beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening, streeft de minister ernaar dat binnen vier weken uitsluitsel wordt gegeven over de subsidieverlening.

Een aanvraag wordt afgewezen wanneer het kabinet op het tijdstip van indienen van de aanvraag reeds een evenementenverbod heeft vastgesteld of aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer, waardoor duidelijk is dat het evenement niet kan doorgaan op de geplande datum. Een uitzondering hierop geldt indien het desbetreffende evenementenverbod is aangekondigd of vastgesteld vóór 1 juli.

1.8 Subsidiabele kosten

De kosten die vergoed worden op grond van deze regeling zijn de projectkosten die voorafgaand aan de vaststelling van het evenementenverbod daadwerkelijk zijn gemaakt om het geannuleerde evenement te organiseren. Vaste lasten, zoals kosten voor de aanschaf van zaken die worden gebruikt voor de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld computers of software voor ticketsystemen), worden niet vergoed. Kosten waarvoor reeds uitkeringen (kunnen) worden ontvangen uit de NOW-regeling, zijn niet subsidiabel.

Management fees van de organisator of van een leverancier die niet kunnen worden aangemerkt als marktconform, of kennelijk slechts worden opgevoerd omdat een partij zijn naam heeft verbonden aan het evenement, zijn geen ‘redelijke kosten’ in de zin van deze regeling en komen als zodanig niet voor subsidie in aanmerking. Ook betalingen om in licentie of als franchisenemer een evenement te mogen organiseren (zoals bij sommige sportevenementen gebeurt) vallen buiten de regeling.

Tot de projectkosten behoren ook de gecommitteerde kosten voor zover daarvoor een betalingsverplichting geldt. De organisator en zijn leveranciers zijn verplicht de financiële schade die voortvloeit uit het niet doorgaan van het evenement te beperken en onnodige kosten te voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld een levering tot vier weken voor de datum van het evenement kan worden geannuleerd, en overheidsmaatregelen die er toe leiden dat het event niet doorgaat worden vijf weken van tevoren bekend, dan moet de leverancier voor het verstrijken van de vier wekentermijn op de hoogte worden gesteld. De subsidieontvanger mag alleen redelijke en noodzakelijke kosten maken bij het beperken van de schade.

Tot de subsidiabele kosten behoren ook eventuele verplaatsingskosten (zie hierboven). Deze moeten door de aanvrager becijferd en opgegeven worden bij de aanvraag tot subsidieverlening.

Voor kosten die vergoed worden door een verzekeraar wordt geen subsidie verleend. Onvoorwaardelijk ontvangen subsidies en sponsorgelden worden eveneens verrekend met de subsidie die wordt ontvangen op grond van deze regeling.

1.9 Subsidie en terugbetaling

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten in de begroting. Bij een verbod drie tot zes weken voor het evenement moet er een eindafrekening opgemaakt worden. Indien subsidie wordt aangevraagd voor 100% van de subsidiabele kosten, geldt voor 20% van de subsidie een terugbetalingsverplichting. Dit bedrag moet in maximaal vijf jaar terugbetaald worden. Het is ook mogelijk om voor minder dan 100% van de subsidiabele kosten subsidie aan te vragen. In dat geval geldt alleen een terugbetalingsverplichting voor zover de subsidie meer dan 80% van de subsidiabele kosten op de eindafrekening bedraagt. Het is dus ook mogelijk om alleen te kiezen voor subsidie zonder terugbetalingsverplichting, door subsidie aan te vragen voor maximaal 80% van de subsidiabele kosten. De keuze om voor minder dan 100% van de subsidiabele kosten subsidie aan te vragen laat onverlet de privaatrechtelijke verplichtingen tussen organisator en onderaannemer/leverancier.

Over het gedeelte van de subsidie waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt, moet jaarlijkse rente van 2% rente betaald worden. Als de overheid niet het vertrouwen heeft dat de ontvanger aan de terugbetalingsverplichting zal voldoen, wordt de aanvraag afgewezen. In geval van een subsidie met terugbetalingsverplichting waarbij de aanvrager onderdeel is van een groep en niet de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen die groep is, dient de hoogste in Nederland gevestigde onderneming binnen de groep borg te staan voor het terug te betalen bedrag.

2. Staatssteun

De subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen en bevat staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Om die reden is deze steunmaatregel conform artikel 108, derde lid, van het VWEU ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld. De Europese Commissie heeft de onderhavige subsidieregeling op 11 juni 2021 goedgekeurd, omdat deze past binnen de voorwaarden van artikel 107, tweede lid, onderdeel b, van het VWEU (SA.62743(2021/N)).

3. Regeldruk

Deze regeling is bedoeld om evenementenorganisatoren subsidie te verstrekken als evenementen verboden worden door de rijksoverheid vanwege een ongunstig epidemiologisch beeld met betrekking tot COVID-19. Bij de uitwerking van de regeling is een aantal kaders en uitgangspunten gesteld, waarbij voor de invulling veelvuldig overleg is gevoerd met betrokken partijen en schattingen vanuit de sectoren en ondernemers zijn benut. RVO voert de regeling uit. Het loket voor ondernemers wordt zo ingericht dat de ondernemer stap voor stap met behulp van een leeswijzer wordt meegenomen bij het invullen van de aanvraag.

Aanvraag subsidieverlening

De regeldruk voor de gedupeerde onderneming behelst het kennisnemen van de regeling, het invullen van de aanvraag en het verzamelen en uploaden van de in artikel 11 vereiste bewijsstukken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisneming een kwartier kost en de invulling van de complete aanvraag en het uploaden van bewijs door de organisator nogmaals een uur aan inzet kost, dus in totaal 5 kwartier per evenement. Uitgaande van 700 evenementenorganisatoren die, tegen een gemiddeld uurtarief van € 54,–, een aanvraag zullen doen, komen de totale regeldrukkosten voor de ondernemingen voor de aanvraag tot subsidieverlening op € 470.250.

Aanvraag subsidievaststelling

Indien een evenement daadwerkelijk wordt geannuleerd, zal de organisator een aanvraag tot subsidievaststelling moeten doen. Hiervoor wordt ervan uitgegaan dat het invullen van de aanvraag en het verzamelen en uploaden van de in artikel 13 vereiste bewijsstukken een half uur in beslag neemt. Dit komt neer op € 18.900,– (700 evenementen, € 54,– per uur). Hierbij is een controleverklaring van een accountant vereist als het subsidiebedrag meer dan € 125.000 bedraagt. Indien het subsidiebedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 bedraagt zal gewerkt worden met een derdenverklaring.

De maximale regeldrukkosten voor de organisatoren komen daarmee uit op € 489.150.

4. Uitvoeringsaspecten

De uitvoering van deze regeling ligt in handen van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). Op grond van de verrichte uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets oordeelt RVO dat deze regeling is uit te voeren en te handhaven. RVO signaleert twee aandachtpunten. Ten eerste is het niet mogelijk om ‘exact’ te bepalen wanneer sprake is van ‘in redelijkheid’ gemaakte kosten en of de aanvrager zich voldoende heeft ingespannen om de kosten beperkt te houden. Terecht gaat RVO ervan uit dat er ook belang bij de aanvrager van de subsidie is om de kosten te beperken en dat te verwachten is dat organisatoren maatregelen zullen nemen om de kosten te beperken. Niet alle kosten worden immers gesubsidieerd zonder terugbetalingsverplichting, en bovendien kan het achterwege laten van kostenbesparende maatregelen (in geval van een evenementenverbod) leiden tot minder of geen subsidie. De beoordeling van de vraag of de aanvrager zich voldoende heeft ingespannen is afhankelijk van het specifieke geval. Het tweede punt dat RVO signaleert is dat de controle ten aanzien van de subsidiabiliteit van kosten primair wordt belegd bij de accountant of derde die een controleverklaring dan wel derdenverklaring moet afgeven bij de subsidievaststelling. RVO ziet hierin een uitvoeringsrisico. De controle van de subsidiabele kosten is primair belegd bij de accountant of derde om de uitvoering door RVO te ontlasten. Deze controle zou veel inzet vragen van RVO, waardoor tijdige uitbetaling van subsidies mogelijk in gevaar zou komen, terwijl de regeling nu juist beoogt de sector financieel overeind te houden in geval van annulering van evenementen. Daarom is besloten een deel van de controle bij de accountancy te beleggen. Daarbij moet worden benadrukt dat op basis van de bevindingen van de accountant eventueel extra controle door RVO kan plaatsvinden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Bij de afbakening van het begrip ‘evenement’ is voor een belangrijk deel aangesloten bij de omschrijving van dit begrip in artikel 58a van de Wet publieke gezondheid. Op grond van die definitie is een gebeurtenis die plaatsvindt in een woning of op een daarbij behorend erf of in een gebouw of op een plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet, uitgezonderd van het begrip evenement. Een eventueel evenementenverbod dat wordt vastgesteld op grond van artikel 58i van de Wet publieke gezondheid geldt derhalve niet voor gebeurtenissen op deze besloten plaatsen. Dit soort gebeurtenissen vallen daarom ook buiten de reikwijdte van de onderhavige regeling. De begripsomschrijving van ‘evenement’ in deze regeling wijkt op een aantal punten af van de omschrijving in de Wet publieke gezondheid. Niet alle evenementen die op grond van artikel 58i van die wet verboden kunnen worden, komen dus in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling. Het kabinet heeft ervoor gekozen deze subsidieregeling open te stellen voor professioneel en projectmatig georganiseerde evenementen waarbij sprake is van toegang tegen betaling. Zie hierover paragraaf 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Evenementenverbod is gedefinieerd als een bij ministeriële regeling op grond van artikel 58i van de Wet publieke gezondheid vastgesteld verbod tot het organiseren van evenementen. Het gaat daarbij om in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verboden evenementen. Omdat een evenement volgens de definitie opgenomen in deze regeling hetzij een ééndaagse hetzij een meerdaagse gebeurtenis is, is er zowel sprake van een evenementenverbod als zowel één- en meerdaagse evenementen verboden zijn, als wanneer het verbod alleen geldt voor meerdaagse evenementen. Dat betekent dus dat een organisator van een meerdaags evenement eveneens aanspraak kan maken op deze regeling indien alleen meerdaagse evenementen verboden zijn, mits uiteraard ook aan alle overige voorwaarden van de regeling voldaan is.

Projectkosten zijn gedefinieerd als in redelijkheid gemaakte kosten en aangegane betalingsverplichtingen die verbonden zijn aan het evenement. Dit is in overeenstemming met het uitgangspunt van artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit) dat bepaalt dat alleen de in redelijkheid gemaakte kosten subsidiabel zijn, evenals met artikel 4:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Exorbitant hoge of niet-marktconforme kosten voor het voeren van directie ten behoeve van de uitvoering van het evenement (zogenaamde management fees) worden niet als redelijk beschouwd. Daarbij zal ook worden gekeken naar de kosten die hiervoor in eerdere jaren zijn gemaakt.

Onder de projectkosten vallen niet de vaste lasten van de organisator van het evenement. Voor de begripsomschrijving van vaste lasten is aangesloten bij de uitgangspunten die zijn gehanteerd voor de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL-regeling). Arbeidskosten (lonen van werknemers en ten laste van de werkgever komende sociale premies) worden niet beschouwd als vaste lasten.

Artikel 2

Met het van toepassing verklaren van de regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) wordt invulling gegeven aan artikel 1a, eerste lid, van het Kaderbesluit. Dit betekent dat op grond van deze regeling ook aan organisatoren van evenementen op de BES subsidie kan worden verstrekt. Wanneer in de regeling over “Nederland” wordt gesproken, valt daaronder zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland.

De Wet publieke gezondheid geldt eveneens op de BES. Op grond van artikel 58e, eerste lid, onderdeel a, van de Wet publieke gezondheid kan in een bij Hoofdstuk VA vastgestelde ministeriële regeling onder meer onderscheid worden gemaakt binnen en tussen gemeenten en met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Er kunnen immers verschillen zijn in de actuele stand en het verloop van de epidemie die vragen om het maken van onderscheid naar gebied. Differentiatie tussen Europees en Caribisch Nederland of tussen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan nodig zijn vanwege verschillen in de lokale omstandigheden op de eilanden of vanwege de situatie in de omringende regio’s. Voor die openbare lichamen en elk openbaar lichaam afzonderlijk kunnen op deze manier op maat toegesneden ministeriële regels worden vastgesteld. Deze bevoegdheid heeft geresulteerd in de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Saba, waarin ook specifieke regels over evenementen zijn opgenomen.

Indien zich in Bonaire, Sint Eustatius of Saba een omstandigheid voordoet waarin een ministeriële regeling niet tijdig tot stand kan komen, kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de gezaghebber opdragen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen ter bestrijding van de epidemie. Binnen twee weken na de vaststelling van die opdracht wordt een ministeriële regeling vastgesteld tot regeling van de in die voorschriften genoemde onderwerpen. Indien in een dergelijk door de gezaghebber vastgesteld algemeen verbindend voorschrift een verbod tot het organiseren van evenement is opgenomen, wordt dat voor de toepassing van deze regeling beschouwd als een evenementenverbod als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor subsidie is in de eerste plaats vereist dat een evenement wordt georganiseerd dat zou moeten plaatsvinden in de tweede helft van 2021 en dat het evenement uiteindelijk moet worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod. Dit evenement moet geheel of ten dele in Nederland plaatsvinden. Bovendien moeten twee eerdere edities van het evenement (die voldoen aan de definitie van ‘evenement’ zoals opgenomen in artikel 1 van de regeling) in Nederland hebben plaatsgevonden en moet voor de vorige in Nederland gehouden of te houden editie een annuleringsverzekering met pandemiedekking zijn afgesloten. Voor internationale evenementen hoeven de eerdere edities niet in Nederland te hebben plaatsgevonden, maar moet wel sprake zijn van twee eerdere edities en van een annuleringsverzekering met pandemiedekking voor de vorige gehouden of geplande editie van het evenement.

Het vierde lid bepaalt dat, indien sprake is van meerdere organisatoren die tezamen verantwoordelijkheid en risico dragen voor één evenement, alleen subsidie wordt verstrekt als deze organisatoren samenwerken in een samenwerkingsverband. Op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit dient de penvoerder de subsidieaanvraag in namens de deelnemers aan het samenwerkingsverband. Op deze manier wordt voorkomen dat verschillende, niet op elkaar afgestemde subsidieaanvragen worden ingediend voor hetzelfde evenement.

Artikel 4

Deze regeling beoogt organisatoren te stimuleren om, ondanks de onzekerheid als gevolg van de COVID-pandemie, evenementen te organiseren voor het tweede half jaar van 2021. In dat verband is het van belang dat de aanvraag om subsidie wordt gedaan op het moment dat enerzijds nog niet alle voorbereidingen zijn afgerond en anderzijds nog onzeker is of een evenement doorgang zal kunnen vinden. Daarom geldt als uitgangspunt dat de subsidieaanvraag ten minste 3 maanden voor de geplande evenementdatum moet worden ingediend. Gelet op de inwerkingtredingsdatum van deze regeling zal dat voor evenementen die in de zomer moeten plaatsvinden niet altijd mogelijk zijn. Daarom geldt voor evenementen die zouden moeten plaatsvinden tussen 1 juli 2021 en 1 oktober 2021, dat de subsidieaanvraag uiterlijk op 30 juni 2021 moet worden ingediend.

Artikel 5

Ingevolge artikel 5, derde lid, van het Kaderbesluit, bedraagt een subsidie niet meer dan is aangevraagd. Voor deze specifieke regeling geldt dat subsidie wordt verleend op basis van een begroting, op basis daarvan zal in de beschikking tot subsidieverlening het maximum bedrag worden bepaald waarop de subsidie kan worden vastgesteld. De daadwerkelijke kosten en opbrengsten zullen echter sterk afhangen van onder meer het moment waarop een evenement wordt geannuleerd. De subsidiabele kosten (inclusief eventuele subsidiabele verplaatsingskosten) zullen daardoor naar verwachting in werkelijkheid veel lager zijn dan begroot. Het is in dat geval niet mogelijk om – binnen het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag – een hoger percentage van de subsidiabele kosten gesubsidieerd te krijgen dan oorspronkelijk was aangevraagd. Daarom bepaalt artikel 5, eerste lid, van deze regeling dat de aanspraak op subsidie niet meer bedraagt dan het bij de verleningsaanvraag aangegeven percentage van de subsidiabele kosten (artikel 11, eerste lid, onderdeel e).

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat er een gedeeltelijke terugbetalingsverplichting geldt (met een rente van 2%) indien subsidie wordt verstrekt voor meer dan 80% van de subsidiabele kosten. Voor de omvang van de terugbetalingsverplichting wordt gekeken naar het vastgestelde subsidiebedrag, omdat de daadwerkelijke omvang van de subsidiabele kosten pas bekend is bij vaststelling van de subsidie. Indien slechts subsidie wordt gevraagd voor 80% of minder van de subsidiabele kosten, is geen sprake van een terugbetalingsverplichting. In dat geval dient de subsidieontvanger de resterende 20% op andere wijze te financieren. Artikel 42 van het Kaderbesluit bevat nadere regels voor subsidies met terugbetalingsverplichting. Zo wordt ingevolge dat artikel in de beschikking tot subsidieverlening het schema vastgelegd voor de terugbetaling aan de minister. Tevens moet in de ministeriële regeling worden geregeld wanneer en onder welke voorwaarden de subsidie wordt terugbetaald, inclusief eventuele rente. Dit is geregeld in artikel 10 van de onderhavige regeling.

Artikel 6

De kosten van verplaatsing van een evenement binnen de periode tussen 1 juli en 31 december 2021 zijn eenmalig subsidiabel. Dat wil zeggen dat, indien een evenement gepland was voor een datum in die periode en vervolgens verplaatst wordt naar een datum binnen die periode, de verplaatsingskosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit is alleen het geval indien het evenement op de datum waarnaar het verplaatst is alsnog geannuleerd moet worden als gevolg van een evenementenverbod. De annulering is immers een vereiste om voor subsidie in aanmerking te komen. Indien het evenement voor de tweede keer wordt verplaatst binnen deze periode, zijn de verplaatsingskosten niet opnieuw subsidiabel. De subsidieverlening vindt plaats op basis van een begroting. Indien de aanvrager in aanmerking wil komen voor vergoeding van eventuele verplaatsingskosten zullen ook deze kosten in de begroting moeten worden opgenomen, ondanks onzekerheid over óf verplaatsing naar een andere datum daadwerkelijk nodig zal zijn en op welk moment dit duidelijk wordt.

Artikel 10 van het Kaderbesluit geeft een algemene regeling voor de kosten die voor subsidie in aanmerking komen. Op grond van het vijfde lid van artikel 10 van het Kaderbesluit bijvoorbeeld worden winstopslagen bij transacties binnen een groep alleen in aanmerking genomen als subsidiabele kosten voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen. Alleen voor zover nodig is van het bepaalde in artikel 10 afgeweken. Zo wordt afgeweken van het in het tweede lid van artikel 10 neergelegde uitgangspunt dat vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De kosten die na 20 januari 2021 zijn gemaakt, zijn subsidiabel. Dit eerdere tijdstip ligt in de rede, omdat het kabinet de steunmaatregel voor de evenementensector reeds op 21 januari 2021 bij brief aan de Tweede Kamer heeft aangekondigd en evenementen in de regel een lange voorbereidingsperiode kennen.

Het zesde tot en met achtste lid is opgenomen om te voorkomen dat de organisator voor dezelfde kosten ook uit andere hoofde vergoeding krijgt, zoals op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-regeling). Deze noodmaatregel ziet op het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten van personeel in verband met omzetdalingen als gevolg van de coronacrisis. De Derde tijdelijke noodmaatregel geldt voor omzetdalingen tot en met 31 augustus 2021. Indien deze noodmaatregel wordt opgevolgd door een soortgelijke vierde noodmaatregel ligt het in de rede dat de onderhavige regeling in verband hiermee wordt gewijzigd. Overigens dient de organisator er rekening mee te houden, dat de subsidie die hij ontvangt op grond van deze regeling geldt als omzet voor de NOW-regeling.

Onder gerealiseerde opbrengsten in het achtste lid vallen bijvoorbeeld bijdragen van derden, waaronder subsidies van gemeenten en sponsorgelden, die aan de organisator zijn verstrekt, ongeacht het al of niet doorgaan van het desbetreffende evenement. Het gaat daarbij om opbrengsten die bij de organisatie van het evenement zijn gerealiseerd, dat wil zeggen opbrengsten die de organisator niet terug hoeft te betalen. Deze opbrengsten worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

Het negende lid beoogt te voorkomen dat Nederlandse subsidiegelden ten goede komen aan artiesten van buiten de Europese Economische Ruimte en Caribisch Nederland.

Artikel 7

Het eerste lid heeft betrekking op het subsidieplafond. Dit bedraagt € 385 miljoen.

Het tweede lid ziet op de wijze van verdeling van de beschikbare middelen. Mede met het oog op het beperken van de uitvoeringskosten, is gekozen voor de variant 'Wie het eerst komt, het eerst maalt'. Met betrekking tot het bepalen van de volgorde van de aanvragen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meerdere aanvragen worden ontvangen, stelt de minister ingevolge artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit de volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.

Indien een evenement niet geannuleerd hoeft te worden en dus doorgaat op de geplande datum, wordt geen subsidie verstrekt en zal de beschikking tot subsidieverlening worden ingetrokken. Dit biedt de minister de mogelijkheid het gereserveerde budget opnieuw in te zetten. Daartoe zal de beslissing op aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, maar niet gehonoreerd kunnen worden binnen het plafond, worden aangehouden indien de aanvrager dat wenst. Aangehouden aanvragen worden op volgorde van binnenkomst op een wachtlijst geplaatst. Een aanvraag die bovenaan de wachtlijst staat wordt alsnog gehonoreerd op het moment dat daarvoor voldoende budget is vrijgekomen, mits de geplande datum van het evenement nog niet is verstreken en de aanvrager de subsidie alsnog wil ontvangen.

Artikel 8

In aanvulling op de algemene afwijzingsgronden van de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit bevat het eerste lid enkele specifieke gronden voor het afwijzen van subsidie.

In de eerste plaats beslist de minister afwijzend op de aanvraag indien er, in het geval van een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidieontvanger aan zijn terugbetalingsverplichting kan voldoen. Deze grond ziet in het bijzonder, doch niet alleen, op subsidieaanvragers die geen onderdeel uitmaken van een groep. Voor subsidieaanvragers die wel deel uitmaken van een groep, is het risico dat een subsidieontvanger niet aan zijn terugbetalingsverplichting zou kunnen voldoen, al grotendeels afgedekt doordat de hoogste Nederlandse onderneming binnen de groep zich borg moet stellen voor het terug te betalen bedrag. In de tweede plaats beslist de minister afwijzend op de aanvraag indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat het evenement zal worden gehouden met inachtneming van de op het tijdstip waarop het evenement gehouden wordt geldende eisen met betrekking tot de veiligheid van evenementen in het kader van de bestrijding van COVID-19. Het spreekt voor zich dat evenementen wel verantwoord, dat wil zeggen met inachtneming van de geldende coronamaatregelen ten aanzien van de veiligheid, moeten plaatsvinden. Een derde grond voor afwijzing van de aanvraag heeft betrekking op de situatie dat op het tijdstip van het indienen van de aanvraag reeds een evenementenverbod is aangekondigd of vastgesteld waardoor het evenement geen doorgang kan vinden op de datum waarop het zou moeten plaatsvinden. Voor het tijdstip waarop een evenementenverbod is aangekondigd geldt de datum van de brief waarin het kabinet de Tweede Kamer informeert over een voorgenomen evenementverbod. Aanvragen die na deze datum worden ingediend worden afgewezen. Het tijdstip waarop een evenementenverbod is vastgesteld is het tijdstip waarop de ministeriële regeling op grond van artikel 58i van de Wet publieke gezondheid in werking is getreden.

Gelet op het verwachte tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling, wordt er rekening mee gehouden dat op dat tijdstip reeds een evenementenverbod kan zijn aangekondigd of vastgesteld voor de periode na 1 juli 2021. Organisatoren hebben dan geen gelegenheid gehad om een subsidieaanvraag in te dienen vóór de aankondiging of vaststelling van dat verbod, maar zullen al wel kosten hebben gemaakt voor de organisatie van het evenement. Daarom bepaalt het tweede lid dat indien uiterlijk op de datum voor het indienen van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, een evenementenverbod is aangekondigd of vastgesteld waardoor het evenement geen doorgang kan vinden op de datum waarop het zou moeten plaatsvinden, de afwijzingsgrond in het eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing is.

Het derde lid bepaalt dat de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 23, onderdelen a en e, van het Kaderbesluit, van toepassing zijn, met dien verstande dat daarbij het risico op annulering als gevolg van een evenementenverbod buiten beschouwing wordt gelaten. Artikel 23, onderdeel a, ziet op de situatie dat er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager de activiteiten kan financieren. Onderdeel e van artikel 23 betreft de situatie dat onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid van de activiteiten. Deze regeling, die er juist toe strekt het annuleringsrisico vanwege corona af te dekken, zou haar doel voorbij schieten, als de afwijzingsgronden van de artikelen 23, onderdelen a en e, onverkort van toepassing zouden zijn.

Artikel 9

De subsidie wordt verleend onder opschortende voorwaarden, dat wil zeggen dat de aanspraak op subsidie pas ontstaat indien deze opschortende voorwaarden zich voordoen. Het gaat bij opschortende voorwaarden om voorwaarden waarvan de vervulling niet uitsluitend afhankelijk is van het bestuursorgaan (in dit geval de minister) en evenmin uitsluitend afhankelijk van de subsidieontvanger. In onderdeel a is de opschortende voorwaarde opgenomen dat indien een evenementenvergunning is vereist, die vergunning – of een schriftelijke bevestiging van het bevoegd gezag van het voornemen tot vergunningverlening – voorafgaand aan de vaststelling van het evenementenverbod als gevolg waarvan het evenement moet worden geannuleerd, is afgegeven. Het kabinet beoogt in gesprek met lokale autoriteiten te komen tot afspraken om tijdige vergunningverlening te bevorderen, teneinde organisatoren voldoende zekerheid te geven. Onderdeel b bevat de voorwaarde dat de subsidieontvanger een borgstellingsovereenkomst overlegt dat de hoogste Nederlandse entiteit binnen de groep zich borg stelt voor het terug te betalen bedrag indien sprake is van een terugbetalingsverplichting. In plaats daarvan kan ook een verklaring als bedoeld in artikel 403, eerste lid, onderdeel f, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden overgelegd die tenminste dezelfde mate van zekerheid biedt ten aanzien van de terugbetalingsverplichting als de borgstelling.

Artikel 10

Artikel 10 heeft betrekking op de subsidieverplichtingen. De verplichtingen in het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing voor zover voor een deel van de subsidie een terugbetalingsverplichting geldt als bedoeld in artikel 42 van het Kaderbesluit. Op grond van het eerste lid is de subsidieontvanger verplicht het deel van de subsidie waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt binnen ten hoogste 5 jaar na vaststelling van de subsidie en volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terug te betalen aan de minister. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 42, eerste lid, van het Kaderbesluit. Het tweede lid regelt dat een rente moet worden betaald van jaarlijks 2% over het terug te betalen subsidiebedrag. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 42, tweede lid, van het Kaderbesluit.

Het derde lid bepaalt dat de subsidieontvanger verplicht is alle redelijke maatregelen te nemen om de subsidiabele kosten te beperken. Deze eis is in overeenstemming met het uitgangspunt van artikel 4:46, derde lid, Awb, dat kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking worden genomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het – in geval van annulering – tijdig contact opnemen met leveranciers.

Het vierde en vijfde lid betreffen de verantwoording van de gemaakte kosten. Indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt is het uitgangspunt van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling een controleverklaring van een accountant of accountant-administratieconsulent worden aangeleverd. Omdat snelle uitbetaling van de subsidie na annulering wenselijk kan zijn, maar wellicht niet altijd op korte termijn een accountant of accountant-administratieconsulent beschikbaar is, behoeft de controleverklaring niet te worden aangeleverd op het moment van indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling. Wel moet de controleverklaring binnen 6 weken na indiening van de vaststellingsaanvraag alsnog worden overgelegd. De vaststellingsaanvraag kan dan worden gebruikt om in de tussenliggende periode een voorschot te verstrekken (zie artikel 12). Na ontvangst van de controleverklaring zal de subsidie worden vastgesteld. Indien het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt en minder bedraagt dan € 125.000 gaat het om een verklaring van een onafhankelijke deskundige derde. Dit is een accountant, accountant-administratieconsulent of fiscaal adviseur die niet verbonden is aan de (moeder)organisatie en een onafhankelijk oordeel kan vellen. Deze derde dient te verklaren dat de aanvraag uitsluitend subsidiabele kosten betreft en overeenkomstig de werkelijke kosten en opbrengsten is.

In het zesde lid wordt artikel 38, eerste lid, onderdelen b, c en d, van het Kaderbesluit niet van toepassing verklaard. Artikel 38 ziet op eisen die aan de administratie worden gesteld. De onderdelen b, c en d zijn niet relevant voor de onderhavige regeling en worden om die reden buiten toepassing verklaard.

Het zevende lid heeft betrekking op subsidies onder de € 125.000. Voor deze subsidies gelden minder zware administratieve verplichtingen dan voor subsidies boven de € 125.000: de subsidieontvanger moet desgevraagd kunnen aantonen dat de specifiek ten behoeve van het evenement gemaakte en betaalde kosten te allen tijde op duidelijke en eenvoudige wijze afgeleid kunnen worden uit de gegevens waaruit blijkt dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht. Voor deze subsidies behoeft geen administratie te worden gevoerd als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Kaderbesluit.

Artikel 11

Artikel 11 heeft betrekking op de informatie die bij de aanvraag om subsidieverlening moet worden verstrekt. Het gaat daarbij om zowel het verstrekken van alle relevante gegevens (eerste lid) als om het overleggen van bepaalde documenten (tweede lid). Onder meer dient er een begroting voor de in 2021 te houden editie van het evenement te worden ingediend, voor zover dat evenement in Nederland zou plaatsvinden. Daarnaast exploitatieoverzichten betreffende de twee meest recent in Nederland gehouden edities van het evenement. In het geval van een internationaal sportevenement geldt dat exploitatieoverzichten van de twee meest recent gehouden edities van het evenement moeten worden overgelegd, ongeacht het land waar deze edities hebben plaatsgevonden. Voorts moet een offerte of verzekeringspolis van een annuleringsverzekering voor de in 2021 te houden editie van het evenement worden bijgevoegd, evenals de verzekeringspolis van de annuleringsverzekering met pandemiedekking voor de vorige in Nederland gehouden of te houden editie van het evenement (of bij een internationaal sportevenement, soortgelijke verzekeringspolissen voor de vorige gehouden of geplande editie van het evenement).

Tot slot moet de aanvrager verklaren dat zal worden voldaan aan de eisen met betrekking tot de veiligheid van het evenement in het kader van de bestrijding van COVID-19 zoals die gelden op het tijdstip waarop het evenement wordt gehouden.

Artikel 12

Om aan hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, kan het voor subsidieontvangers wenselijk zijn om op korte termijn na vaststelling van een evenementenverbod een voorschot op de subsidie te ontvangen. Omdat op het moment van subsidieverlening nog onvoldoende zekerheid is over de daadwerkelijke hoogte van de subsidiabele kosten, is de bevoorschotting gekoppeld aan de vaststellingaanvraag. Indien de subsidieontvanger een voorschot aanvraagt, verstrekt de minister dit voorschot binnen 2 weken na ontvangst van de vaststellingaanvraag. Het voorschot kan uiterlijk gelijktijdig met indiening van de vaststellingsaanvraag worden aangevraagd. Overeenkomstig artikel 4:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt bij de vaststellingsaanvraag rekening en verantwoording afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Op basis hiervan wordt het voorschot berekend.

Het voorschot bedraagt 50% van de in de aanvraag tot subsidievaststelling opgevoerde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor behorend bij het percentage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel e, of indien dat percentage lager is, artikel 13, vierde lid. Indien bijvoorbeeld subsidie wordt aangevraagd voor 80% van de subsidiabele kosten, is de bijbehorende vermenigvuldigingsfactor 0,8 en bedraagt het voorschot 50% van 0,8 * de subsidiabele kosten.

Artikel 13

Artikel 50, eerste lid, van het Kaderbesluit bepaalt dat de subsidieontvanger zijn aanvraag om subsidievaststelling indient uiterlijk 13 weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid. In artikel 13, eerste lid, van deze regeling wordt verduidelijkt dat deze termijn begint te lopen vanaf de datum waarop het evenementenverbod wordt vastgesteld waardoor het evenement moet worden geannuleerd. Uit artikel 13, derde lid, volgt dat, in afwijking van artikel 50, negende lid van het Kaderbesluit, ook bij subsidies die zijn verleend voor minder dan € 25.000 een aanvraag tot subsidievaststelling moet worden gedaan. Hiervoor geldt de termijn van 13 weken zoals beschreven in het eerste lid.

De aanvraag hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring. Omdat wellicht niet altijd op korte termijn een accountant beschikbaar is, mag de controleverklaring (of een verklaring van een deskundige derde, indien de subsidie meer dan € 25.000 en minder dan € 125.000 bedraagt) op een later moment nog worden overgelegd. De uiterste datum hiervoor is 6 weken na indiening van de vaststellingsaanvraag (zie artikel 10).

De maximale subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. Indien subsidie wordt verstrekt voor meer dan 80% van de subsidiabele kosten geldt een terugbetalingsverplichting voor het gedeelte van de subsidie dat dit percentage te boven gaat. In artikel 11, eerste lid, onderdeel e, is bepaald dat bij de aanvraag tot subsidieverlening moet worden aangegeven voor welk percentage van de subsidiabele kosten subsidie wordt gevraagd. Omdat bij de verlening nog onzeker is hoeveel kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden, en de omvang van de kosten in sterke mate afhankelijk is van onder meer het moment van annuleren, is er pas na annulering zicht op de werkelijke financieringsbehoefte. Indien de subsidieaanvrager na annulering constateert dat volstaan kan worden met een lager subsidiepercentage, kan op grond van artikel 13, vierde lid, het gewenste subsidiepercentage bij de aanvraag tot subsidievaststelling worden aangepast. Indien het bij vaststelling gehanteerde percentage minder dan 80% van de subsidiabele kosten bedraagt, zal aan de uiteindelijk verstrekte subsidie geen terugbetalingsverplichting zijn verbonden.

Indien wel sprake is van een terugbetalingsverplichting, en de subsidieontvanger onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 1 van het Kaderbesluit, dient de vaststellingsaanvraag vergezeld te gaan van een borgstellingsovereenkomst van de hoogste Nederlandse onderneming binnen de groep (de (groot)moederonderneming).

Artikel 15

Met de inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Krachtens artikel 6.3 van de Comptabiliteitswet 2016 hebben EZK en LNV bij rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt het recht kennis te nemen van (interne) jaarrekeningen, jaarverslagen en daaraan toegevoegde overige gegevens, verantwoordingen, gegevens en documenten nodig voor vaststelling van subsidies, leningen en garanties en verslagen van onderzoeken van accountants hiernaar en naar aanleiding hiervan nadere inlichtingen in te winnen en zijn EZK en LNV bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. EZK en LNV zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.

X Noot
2

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19.

Naar boven