Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 10 juni 2021, WJZ/ 21142591, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de openstelling van de subsidiemodules TSE Industrie en Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+) en enkele aanpassingen hiervan

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, 16, 25 en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.2.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit twee jaar voor projecten die passen binnen het in bijlage 4.2.1, onderdeel B, opgenomen thema ‘Circulaire economie’.

B

Artikel 4.2.68 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit voor projecten die passen binnen het in paragraaf 4.5 van bijlage 4.2.9, onderdeel B, opgenomen thema ‘Circulaire economie’ en waarvoor een aanvraag om subsidie is gedaan op of na 15 juni 2021, de periode van de datum van aanvang van de activiteiten tot en met 30 juni 2023, in het geval de te verlenen subsidie voor deze projecten minder dan € 3.000.000 bedraagt.

C

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel g door een punt, vervalt in artikel 4.2.69 onderdeel h.

D

Bijlage 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven het kopje ‘Inleiding’ wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten

2. Aan het slot wordt het in de bijlage bij deze wijzigingsregeling opgenomen onderdeel B toegevoegd.

ARTIKEL II

De tabel in artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de vierde kolom van de eerste rij betreffende titel 4.2, artikel 4.2.9 (TSE Industrie), wordt boven de thema’s 1 tot en met 3 het opschrift ‘Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten’ ingevoegd.

2. In de vierde kolom van de laatste rij betreffende titel 4.2, artikel 4.2.9 (TSE Industrie), wordt boven thema 4 het opschrift ‘Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten’ ingevoegd.

3. Onder de laatste rij betreffende titel 4.2, artikel 4.2.9 (TSE Industrie), wordt een rij ingevoegd, luidende:

     

Onderdeel B: kortlopende TSE-industrieprojecten betreffende Circulaire Economie

06-07-2021 t/m 14-09-2021

€ 2.500.000

4. In de vierde kolom van de rij betreffende titel 4.2, artikel 4.2.65, (Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+)), 4.1 tot en met 4.6 en 4.8, wordt ‘4.5 Circulaire economie, voor projecten met een subsidie van € 3 miljoen of meer’ vervangen door ‘4.5 Circulaire economie, in het geval de te verlenen subsidie ten minste € 3.000.000 zou bedragen voor het desbetreffende DEI+-project’.

5. Boven de laatste rij betreffende titel 4.2, artikel 4.2.65, (Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+)) wordt een rij ingevoegd, luidende:

     

4.5 Circulaire economie, in het geval de te verlenen subsidie minder dan € 3.000.000 zou bedragen voor het desbetreffende DEI+-project

15-06-2021 t/m 07-01-2022

€ 19.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 juni 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL D

Onderdeel B: kortlopende TSE-industrieprojecten betreffende Circulaire Economie

Inleiding

Het subsidiabele thema ‘circulaire economie’ geeft invulling aan het Rijksbrede Programma Circulaire Economie ‘Nederland circulair in 2050’ van september 2016 waarin de ambitie is neergelegd om de (tussen) doelstelling in 2030 te realiseren van 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineralen, fossielen en metalen) op weg naar een volledig circulaire economie (CE) in 2050.1 In navolging van het Rijksbrede Programma is in 2019 het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie2 vastgesteld evenals de Kennis- en Innovatieagenda Circulaire Economie (KIA CE)3.

De KIA CE heeft 2 hoofddoelstellingen:

  • 1. het maximaliseren van de grondstoffenefficiëntie

  • 2. het minimaliseren van de ecologische footprint.

De KIA CE streeft naar een reductie van de behoefte aan primaire grondstoffen met 50% per 2030 en een volledig circulaire economie in 2050. Hierin is synergie met (onderdelen van) andere thematische KIA’s, bijvoorbeeld met MMIP-6 (sluiting van industriële ketens) van de IKIA Energie & Klimaat4, zij het dat in die agenda de focus uitdrukkelijk ligt op de reductie van emissie van broeikasgassen in de industrie.

De KIA CE bevat drie meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s)5:

  • MMIP1: ‘Ontwerp voor circulariteit’

  • MMIP2: ‘Circulaire grondstoffen en processen’

  • MMIP3: ‘Vertrouwen, gedrag en acceptatie’

Circulair ontwerpen, ketensamenwerking en sociaaleconomische innovatie zijn daarmee de drie hoofdthema’s en zorgen alleen in samenhang voor een succesvolle implementatie van de benodigde wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke kennis en inzichten voor de systeemtransitie naar een circulaire economie. Elk van de MMIP’s bedient alle ‘technology readiness levels’ (TRL’s), van fundamenteel onderzoek tot en met grootschalige toepassing van producten en diensten. Daarnaast zijn de MMIP’s niet product-, materiaal- of keten-gebonden, maar generiek van aard en daardoor ook verbindend naar andere innovatie-agenda’s.

Het thema ‘circulaire economie’ is gericht op het ontwikkelen van kennis, kunde en innovatie die nodig zijn om de hoofddoelen van de KIA CE en de doelen van een of meer MMIP’s te realiseren.

In de KIA CE wordt de circulaire economie gedefinieerd als een economie waarin het gebruik van alle grondstoffen is geminimaliseerd. Dat vermindert niet alleen de belasting van het milieu die met het gebruik van grondstoffen gepaard gaat, maar ook de afhankelijkheid van internationale grondstoffenleveranciers en daarmee het risico dat schaarse grondstoffen niet meer worden geleverd.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft een circulariteitsladder (R-ladder, figuur 16) uitgewerkt waarin verschillende strategieën (R-strategieën) worden beschreven die kunnen bijdragen aan het verminderen van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen (figuur 2). Deze R-ladder onderscheidt de volgende elementen in afnemende mate van circulariteit: 0 Refuse, 1 Rethink, 2 Reduce, 3 Reuse, 4 Repair, 5 Refurbish, 6 Remanufacture, 7 Repurpose, 8 Recycle en 9 Recover.

Figuur 1: Bron: Planbureau voor de Leefomgeving (2019)

Figuur 1: Bron: Planbureau voor de Leefomgeving (2019)

Als vuistregel zijn bij circulariteitsstrategieën die hoger op de ladder (lager nummer) staan minder materialen nodig, waardoor de belasting van het milieu door grondstoffengebruik lager wordt. Hiermee geeft de ladder een prioriteitsvolgorde aan van hoog naar laag. Met andere woorden: met strategieën die hoger op de ladder staan, worden in beginsel meer grondstoffen bespaard, waardoor de belasting van het milieu kleiner is. De overgang naar een circulaire economie is gebaat bij hogere R-strategieën zoals hergebruik en reparatie. Recyclen van het materiaal kan altijd nog in een later stadium als hogere R-strategieën niet meer mogelijk zijn. De R-ladder betekent niet dat innovaties altijd in de volgorde van laag naar hoog nummer doorlopen moeten worden. Bijvoorbeeld business of gedragsoverwegingen kunnen tijdelijk een andere volgorde noodzakelijk maken om noodzakelijke innovaties in gang te zetten.

Doelstelling

De doelstelling van het thema ‘circulaire economie’ wijkt af van de doelstelling van de andere vier subsidiabele thema’s binnen de TSE industrie. Doelstelling van het thema ‘circulaire economie’ is de ondersteuning van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten om te komen tot meer en goedkopere circulaire producten, processen en diensten, die uiterlijk in 2030 tot een eerste markttoepassing in een van de voor de missie CE relevante waardeketens7 in Nederland leiden.

De bedoeling van de door het kabinet ingezette publieke innovatiemiddelen is om voor een aantal van de in de MMIP’s beschreven innovatieopgaven te komen tot:

  • 1) nieuwe voor bedrijven, burgers en overheden toepasbare technische oplossingen die circulaire producten, processen en bedrijfsmodellen mogelijk maken;

  • 2) een forse kostprijsreductie voor circulaire oplossingen;

  • 3) technologische oplossingen die tot meer vertrouwen en acceptatie van circulaire strategieën leiden, of circulair gedrag voor producenten en consumenten mogelijk maken.

Het gaat hierbij om innovatieve ontwikkelingen van bedrijven en op toepassing gerichte onderzoeksinspanningen binnen de hierna genoemde subthema’s, die (nog) niet in een grootschalig consortium kunnen worden opgepakt.

Subsidiabele subthema’s

Het thema ‘circulaire economie’ ondersteunt de drie MMIP’s uit de KIA CE. Een projectvoorstel moet een combinatie bevatten van minimaal 1 circulaire strategie en minimaal 1 toepassingsgebied, zoals beschreven in onderstaande tabel. Daarbij moeten de werkzaamheden die worden verricht zien op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling. Dat betekent dat de ontwikkeling van nieuwe producten, processen en diensten centraal staat en dat de internationale stand van onderzoek en techniek de maatstaf is.

De tabel bevat nadrukkelijk niet een aantal toepassingsgebieden of strategieën waarvoor elders al voldoende financiering beschikbaar is, zoals plasticrecycling of biobased materialen.

Tabel 1: (onderdelen van) Circulaire strategieën en toepassingsgebieden. Elementen uit beide kolommen kunnen met elkaar gecombineerd worden (bijv. de strategie ‘Hergebruik en 2e kans gebruik’ hoort niet per definitie alleen bij het toepassingsgebied ‘E-waste’)

Circulaire strategieën

Toepassingsgebieden

Ontwerp voor modulariteit, refurbishment, recycling en ontmanteling

Gebouwen & bouwmaterialen (incl. hout en beton, installaties in gebouwen)

Voorspellend (realtime, risk-based) onderhoud & reparatie en renovatie

Composieten en laminaten

Hergebruik en 2e kans gebruik

E-waste1

Substitutie en/of terugwinning van zeldzame/schaarse materialen

Infrastructuur (beton, asfalt, composieten)

 

Non-ferro metalen

Als onderdeel van een technologisch project, komen tevens in aanmerking:

Persoonlijke bescherming en andere materialen in de gezondheidszorg

Gedragsinterventies

Grondstoffen uit water

Circulaire verdienmodellen

Textiel & mode

Normen & standaarden en tracering van gebruik en misbruik

 

Track and trace, chain of custody2 (incl. nieuwe monitoring en sensoriek voor routering)

 

Veilig gebruik van data (in de circulaire economie)

 

Systeembegrip voor de transitie (naar een circulaire economie)

 

Zeer zorgwekkende stoffen3

 
X Noot
1

Definitie E-waste: ‘E-waste is een andere benaming voor elektronisch afval (electronic waste). Dit zijn defecte en verouderde elektronische apparaten die worden weggegooid. Hierbij kunt u denken aan apparaten met een stekker of een plek voor een batterij. Andere namen voor e-waste zijn e-goed of heel officieel WEEE. Dat is de afkorting van ‘Waste Electrical and Electronic Equipment’ of in het Nederlands 'Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur' (AEEA). In Nederland wordt er per jaar ruim 100 miljoen kilo e-waste ingezameld.’ (https://www.weee.nl/nl/kennisbank/e-waste)

X Noot
2

Definitie van chain of custody: ‘the chronological documentation or paper trail that records the sequence of custody, control, transfer, analysis, and disposition of materials, including physical or electronic evidence’ (Wikipedia).

X Noot
3

Definitie van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS): ‘Stoffen met één of meer van de volgende zeer zorgwekkende eigenschappen: kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, (zeer) persistent, bioaccumulerend en giftig, en stoffen met een soortgelijke zorg voor gezondheid van mens of milieu. Deze stoffen worden bijgehouden op een lijst, die tweemaal per jaar wordt bijgewerkt.’ (PBL, Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021, pagina 240). De lijst met ZZS staat op https://rvszoeksysteem.rivm.nl/ZZSlijst/TotaleLijst.

Reikwijdte

Aanvragen om subsidie in de zin van het thema ‘circulaire economie’ omvatten niet projecten die primair pilot- en demonstratieprojecten zijn.

Deze vallen onder de reikwijdte van de subsidiemodule Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+), opgenomen in paragraaf 4.2.10 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.

Als onderdeel van een project in het kader van het thema ‘circulaire economie’ mogen echter wel enkele experimenten op pilotschaal worden uitgevoerd.

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES), en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met aanpassingen en openstelling ten behoeve van twee subsidiemodules voor de Topsector energieprojecten.

2. Topsector energieprojecten

Het subsidie-instrumentarium van de Topsector Energieprojecten (titel 4.2 van de RNES), voorziet in subsidiëring van projecten die bijdragen aan de innovatieopgave uit het klimaatakkoord. Onder meer de subsidiemodules TSE Industrie en Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (hierna: DEI+) maken onderdeel uit van het subsidie-instrumentarium van de Topsector Energieprojecten.

Met deze wijzigingsregeling worden de subsidiemodules TSE Industrie en DEI+ gewijzigd opengesteld voor zogenaamde kleine kortlopende TSE-industrieprojecten en DEI+-projecten die passen binnen het thema circulaire economie. Het betreffen hier projecten met een looptijd (hierna: realisatietermijn) van circa twee jaar.

2.1 Subsidiemodule TSE Industrie

De subsidiemodule TSE Industrie, opgenomen in paragraaf 4.2.2 van de RNES, is gericht op het onderwerp energie- en klimaatinnovatieprojecten binnen de industrie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de zogenaamde industrie MMIP’s. Deze subsidiemodule vormt onder meer een aanvulling op de subsidiemodule MOOI, opgenomen in paragraaf 4.2.7 van de RNES. De subsidiemodule MOOI heeft betrekking op innovatieprojecten met een looptijd van (maximaal) vier jaar die uitgevoerd worden door grootschalige samenwerkingsverbanden (grootschalige consortia). De subsidiemodule TSE Industrie heeft daarentegen betrekking op innovatieprojecten waarvoor (nog) geen grootschalige consortia gevormd kunnen worden (mede vanwege specifieke toepassing of doorlooptijd) en die niet goed passen in de subsidiemodule MOOI.

De subsidiemodule TSE Industrie is al eerder voor vier thema’s opengesteld vanaf 6 juli 2021 tot en met 14 september 2021. Deze openstelling, waarvoor twee subsidieplafonds beschikbaar zijn, heeft betrekking op de zogenaamde langlopende TSE-industrieprojecten met een realisatietermijn van vier jaar. Aanvullend wordt met deze wijzigingsregeling de subsidiemodule TSE Industrie ook opengesteld voor kleine kortlopende TSE-industrie projecten (met een realisatietermijn van twee jaar) die passen binnen het thema ‘circulaire economie’, met een openstellingsperiode vanaf wederom 6 juli 2021 tot en met 14 september 2021. Voor deze projecten is een separaat subsidieplafond vastgesteld op € 2.500.000 en zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd.

Allereerst is met artikel I, onderdeel D, van deze wijzigingsregeling de bij deze subsidiemodule behorende bijlage 4.2.1 aangevuld, zodat deze in het vervolg ook een omschrijving van (de subsidiabele activiteiten van) het thema ‘Circulaire Economie’ ten behoeve van de kleine kortlopende TSE-industrie projecten bevat.

Ten tweede is met artikel I, onderdeel A, van deze wijzigingsregeling in artikel 4.5.12, tweede lid (nieuw), voor kleine kortlopende TSE-industrieprojecten een realisatietermijn van twee jaar opgenomen, in plaats van de realisatietermijn van vier jaar die voor de grote langlopende TSE-industrieprojecten in artikel 4.5.12, eerste lid (nieuw), is opgenomen. De reden hiervoor is dat het budget, dat voor subsidiëring van deze projecten gebruikt wordt, alleen beschikbaar is voor projecten met een kortere looptijd.

De bestaande afwijzingsgronden en bepalingen betreffende de verdeling van het subsidieplafond van de subsidiemodule TSE-industrie worden ook op de kleine kortlopende TSE-industrieprojecten van toepassing. Op grond van artikel 4.2.11 van de RNES wordt het subsidieplafond voor kleine kortlopende TSE-industrieprojecten verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen door middel van de vier rangschikkingscriteria, opgenomen in artikel 4.2.14, eerste lid. Zo wordt een klein kortlopend TSE-industrieproject op grond van artikel 4.2.14, eerste lid, onderdeel d, hoger gerangschikt naar mate de kwaliteit van het project beter is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid en de deelnemende partijen. Wat betreft de deelnemende partijen wordt opgemerkt dat bij kleine kortlopende TSE-industrieprojecten een relevante bijdrage van een onderzoeksorganisatie als deelnemende partij aan het totale project een positieve bijdrage levert aan de (hogere) waardering op dit rangschikkingscriterium.

2.2 Subsidiemodule DEI+

De subsidiemodule DEI+, opgenomen in paragraaf 4.2.10 van de RNES, komt voort uit het Energieakkoord voor Groene Groei en is in 2019 in lijn met het klimaatakkoord verbreed met een aantal CO2-reducerende maatregelen. De DEI+ is gericht op de maatschappelijke bijdrage van projecten aan CO2-reductie, oplossingen voor de leveringszekerheid en ruimtelijke knelpunten. Onder de subsidiemodule DEI+ kan subsidie worden aangevraagd voor projecten binnen de thema’s Energie-efficiëntie, Hernieuwbare energie inclusief ruimtelijke inpassing, Flexibiliteit van het energiesysteem, Lokale infrastructuur, Circulaire economie, CC(U)S (Carbon Capture, Utilisation and Storage), Aardgasloze woningen, wijken en gebouwen, en Overige CO2-reducerende maatregelen. De subsidiemodule DEI+ wordt jaarlijks opengesteld.

In 2021 is de subsidiemodule DEI+ opengesteld voor DEI+-projecten met een realisatietermijn van vier jaar die passen binnen de thema’s, opgenomen in bijlage 4.9, onderdeel B, van de RNES. De openstellingsperiode voor deze projecten loopt vanaf 18 maart 2021 tot en met 7 januari 2022. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 126.600.000 (hierna: het eerste subsidieplafond). Van belang is dat uit het eerste subsidieplafond onder meer subsidie verleend wordt aan DEI+-projecten die passen binnen het in paragraaf 4.5 van bijlage 4.2.9, onderdeel B, opgenomen thema ‘Circulaire economie’ (hierna: DEI+-CE-Projecten). Voorwaarde hierbij is wel dat de te verlenen subsidie voor deze DEI+-CE-projecten € 3.000.000 of meer zou bedragen, met dus ook een realisatietermijn van vier jaar. Het eerste subsidieplafond is dan ook mede beschikbaar voor de zogenaamde grote langlopende DEI+-CE-projecten. Met artikel II, onderdeel 4, van deze wijzigingsregeling is dat nog extra verduidelijkt.

Met artikel II, onderdeel 5, van deze wijzigingsregeling wordt vanaf 15 juni 2021 tot en met 7 januari 2022 ook een tweede subsidieplafond van € 19.000.000 beschikbaar gesteld voor kleine kortlopende DEI+-CE-projecten. Het betreft hier DEI+-CE-projecten waarvoor de te verlenen subsidie minder dan € 3.000.000 zou bedragen. De realisatietermijn voor deze projecten loopt af op uiterlijk 30 juni 2023 (artikel I, onderdeel B).

Met artikel I, onderdelen B en C, van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de subsidiemodule DEI+ doorgevoerd om de openstelling van het tweede subsidieplafond voor uitsluitend kleine kortlopende DEI+-CE-projecten mogelijk te maken.

Allereerst is artikel 4.2.68 aangepast. Hierdoor is de (algemene) realisatietermijn van vier jaar, die op alle DEI+-projecten (waaronder ook de grote langlopende DEI+-CE-projecten) van toepassing is, thans in het eerste lid (nieuw) van dit artikel opgenomen. Voor de kleine kortlopende DEI+-CE-projecten is in het tweede lid (nieuw) van artikel 4.2.68 een afwijkende realisatietermijn toegevoegd. Deze loopt vanaf de periode van de datum van aanvang van de activiteiten tot en met 30 juni 2023.

Ten tweede is de afwijzingsgrond in artikel 4.5.69, onderdeel h, komen te vervallen. In dit onderdeel werd bepaald dat een subsidieaanvraag voor een DEI+-CE-project werd afgewezen indien de te verlenen subsidie minder dan € 3.000.000 zou bedragen. Met dit minimumbedrag werd beoogd dat met name de grotere langlopende DEI+-CE-projecten (met een subsidie van € 3.000.000 of meer), die een grotere bijdrage leveren aan de CO2-doelstellingen, ondersteund zouden worden. In het vervolg is het echter mogelijk om kleinere kortlopende DEI+-CE-projecten (met een subsidie van minder dan € 3.000.000) te subsidiëren onder het tweede subsidieplafond. Met de aanpassingen in de openstellingsregeling, die met artikel II, onderdelen 4 en 5, zijn aangebracht, wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het subsidieplafond voor grotere langlopende DEI+-CE-projecten en het subsidieplafond voor kleinere kortlopende DEI+-CE-projecten. Indien op grond van het toepasselijke subsidieplafond door budgetuitputting geen subsidie meer verleend kan worden, zal de subsidieaanvraag afgewezen worden.

Van belang is dat de voormelde aanpassingen zullen gelden vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, namelijk 15 juni 2021 en daarom betrekking hebben op subsidieaanvragen die zijn ingediend op of na 15 juni 2021. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft de afwijzingsgrond in artikel 4.2.69, onderdeel h, van toepassing zoals deze luidde voor het tijdstip van wijziging.

3. Staatssteun

De op grond van de subsidiemodules TSE Industrie en DEI+ verleende subsidie bevat staatssteun die voor de subsidiemodule TSE-industrie wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening8 en voor de subsidiemodule DEI+ door de artikelen 25 (experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudies), 36 (overige CO2-reducerende maatregelen), 38 (energie-efficiëntie), 41 (hernieuwbare energie), 46 (distributienetwerk), 47 (recycling en hergebruik van afval) en 56 (lokale infrastructuur) van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De subsidiemodules TSE-industrie en DEI+, en de wijziging en nieuwe openstelling hiervan, zijn verenigbaar met de maximale steunpercentages en voorwaarden van de voormelde artikelen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening. In voormelde subsidiemodules wordt verwezen naar de relevante basis in de algemene groepsvrijstellingsverordening. De steun is transparant en heeft een stimulerend effect. Voor de subsidiemodule TSE Industrie en DEI+ geldt aanvullend dat naast economische activiteiten waarvan de steun gerechtvaardigd wordt door de algemene groepsvrijstellingsverordening ook niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties gesubsidieerd worden, indien ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat daadwerkelijk als onafhankelijk onderzoek worden gekwalificeerd. Dit onafhankelijk onderzoek valt conform paragraaf 2.1.1 van het O&O&I-steunkader9 niet onder de kwalificatie staatssteun.

De nieuwe openstelling van de voormelde subsidiemodules zal ter kennisneming aan de Europese Commissie worden gemeld, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodules wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 RNES binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.

4. Regeldruk

De aanpassingen in de subsidiemodules TSE Industrie en DEI+ leiden niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen en hebben (naar verwachting) nagenoeg geen gevolgen voor het aantal aanvragen. De redenen hiervoor zijn de volgende:

  • De openstelling en aanpassing van de realisatietermijn in de subsidiemodule TSE Industrie heeft uitsluitend betrekking op het feit dat aan deze subsidiemodule het thema ‘circulaire economie’ is toegevoegd, waarvoor via een nieuwe openstelling in 2021 een afzonderlijk subsidieplafond beschikbaar komt. Door het toevoegen van een extra thema /subsidieplafond wordt wel verwacht dat er ten opzichte van de vorige (nog lopende) openstelling meer subsidieaanvragen ingediend zullen worden. Voor de openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie worden voor dit thema in totaal circa 20 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa 5 aanvragen subsidie verleend zal worden. De administratieve lasten worden geschat op € 77.568. Dat is 3,1% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 2.500.000.

  • De openstelling, alsook de aanpassing van de realisatietermijn en afwijzingsgrond in de subsidiemodule DEI+ heeft uitsluitend betrekking op het feit dat binnen deze subsidiemodule voortaan voor het thema ‘circulaire economie’ ook subsidie kan worden verleend die minder dan € 3.000.000 bedraagt. Door het toevoegen van een extra subsidieplafond voor deze projecten wordt wel verwacht dat er ten opzichte van de vorige (nog lopende) openstelling meer subsidieaanvragen ingediend zullen worden. Voor de openstelling van de subsidiemodule DEI+ worden voor dit thema in totaal circa 20 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa 10 aanvragen subsidie verleend zal worden. De administratieve lasten worden geschat op € 166.674. Dat is 0,88% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 19.000.000.

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2021. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de doelgroepen van de subsidiemodules TSE-industrie en DEI+ gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding. Door openstelling kunnen de gebruikers van deze subsidiemodules spoedig subsidieaanvragen indienen. Ook hebben de gebruikers van de subsidiemodules voldoende tijd om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat de subsidiemodules TSE Industrie en DEI+ worden opengesteld tot en met 14 september 2021 respectievelijk 7 januari 2022. Daarbij komt dat er reeds vooraankondigingen over de voormelde openstellingen en het verwachte budget gedaan zijn (onder voorbehoud van publicatie in de Staatscourant).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
5

Meer informatie over de 3 MMIP’s en voorbeeldprojecten zijn beschikbaar op https://kia-ce.nl.

X Noot
6

Planbureau voor de Leefomgeving (2019), Circulaire economie in kaart, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. https://www.pbl.nl/publicaties/circulaire-economie-in-kaart

X Noot
7

Deze waardeketens worden vertegenwoordigd door de 5 Transitieagenda’s Biomassa & Voedsel, Bouw, Consumentengoederen, Kunststoffen en Maakindustrie, die in 2018 zijn gelanceerd. Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/circulaire-economie/nederland-circulair-in-2050.

X Noot
8

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
9

Kaderregeling betreffende Staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2014/C 198/01 (PbEU 2014, C 198).

Naar boven