TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Gelet op de aanhoudende gevolgen van de pandemie en de derde golf van het Coronavirus
COVID-19 wordt met deze regeling bewerkstelligd dat de jaarverantwoording en andere
gegevens over het jaar 2020 op een later tijdstip kunnen worden vastgesteld, ter inzage
gelegd, ingediend of verstrekt. Het kabinet heeft in het verslagjaar 2020 maatregelen
genomen om de uitbraak van COVID-19 onder controle te krijgen en de negatieve gevolgen
zo veel als mogelijk te beperken. Niettemin is ook de impact van de derde golf aanzienlijk
en worden diverse instellingen en organisaties op het terrein van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport nog steeds zwaar belast. In deze uitzonderlijke situatie achten de
betrokken ministers het wenselijk om, net als in het verslagjaar 2019, ook met betrekking
tot het verslagjaar 2020 uitstel van indiening van de jaarverantwoording en andere
te verstrekken informatie te verlenen. Deze regeling strekt ertoe zorgaanbieders –
waaronder Regionale ambulancevoorzieningen (hierna: RAV's) – alsmede jeugdhulpaanbieders,
gecertificeerde instellingen en Veilig Thuisorganisaties tijdens de door deze pandemie
veroorzaakte crisis niet te belasten met de wettelijke verplichting om vóór 1 juni/1
juli/15 juli 2021 een jaarverantwoording dan wel bepaalde andere gegevens over verslagjaar
2020 aan te leveren. Door de in deze regeling opgenomen wijzigingen wordt de datum
waarvóór aan bedoelde verantwoordingsverplichtingen moet zijn voldaan, vastgesteld
op 1 oktober 2021. Uiteraard blijft het mogelijk voor aanbieders om, indien de coronacrisis
voor hen geen reden is om op een later tijdstip aan de betrokken verplichtingen te
voldoen, binnen de reguliere termijnen (dus vóór 1 juni/1 juli/15 juli) aan die verplichtingen
te voldoen.
Ook de Regeling ambulancezorgvoorzieningen zal worden aangepast om te bewerkstelligen
dat voor aanbieders van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland een vergelijkbare
regeling wordt getroffen. Hiervoor geldt echter een verplichte voorhangprocedure die
de nodige tijd in beslag zal nemen. Vanwege de spoed die is geboden met het bieden
van duidelijkheid naar het veld is er voor gekozen om dit deel in een aparte regeling
te regelen.
2. Regeldruk
Bij deze regeling wordt rekening gehouden met totale eenmalige kosten voor kennisneming
van circa € 30.000. Hierbij wordt uitgegaan van circa 5 minuten, 3.000 zorginstellingen,
25 RAV’s, 6.000 jeugdhulpaanbieders, 16 gecertificeerde instellingen en 26 Veilig
Thuisorganisaties en een uurtarief van circa € 39,–. Het Adviescollege toetsing regeldruk
heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het – behoudens
de eenmalige kennisnemingskosten – geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en
bedrijven heeft.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De in dit onderdeel opgenomen wijziging heeft betrekking op het aanleveren van de
jaarstukken over 2020 door de RAV’s met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid.
Door deze wijziging behoeven deze jaarstukken niet vóór 1 juni 2021 bij het CIBG te
worden aangeleverd, maar pas vóór 1 oktober 2021.
Wat betreft de in onderdeel A opgenomen uitzondering met betrekking tot de in artikel
4.1, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens (WNT) bedoelde gegevens
over 2020 wordt het volgende opgemerkt.
Uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten vloeit voort dat
vorenbedoelde WNT-gegevens in de jaarstukken van de publiekrechtelijke RAV moeten
worden opgenomen. De jaarstukken van een zodanige RAV zijn een ‘financieel verslagleggingsdocument’
als bedoeld in de WNT. Nu in artikel 2a, tweede lid, van de Regeling verslaggeving
WTZi is geregeld dat de jaarstukken elektronisch moeten worden aangeleverd bij het
CIBG, zou artikel 4.1, vijfde lid, WNT, bij het ontbreken van de in onderdeel A opgenomen
wijziging, met zich meebrengen dat de jaarstukken over 2020 toch al op 1 juli 2021
bij het CIBG zouden moeten worden aangeleverd. Daarmee zou de beoogde verruiming (tot
1 oktober 2021) voor de aanlevering van de betrokken jaarstukken, niet worden bereikt.
Om dit te ondervangen wordt geregeld dat de in artikel 4.1, eerste en tweede lid,
WNT bedoelde gegevens niet elektronisch hoeven te worden aangeleverd bij het CIBG.
Door voor het jaar 2020 niet de verplichting van (elektronische) aanlevering van de
WNT-gegevens bij het CIBG op te nemen, is het bepaalde in artikel 4.1, vijfde lid,
WNT niet van toepassing.
In dit kader wordt voorts opgemerkt dat gezien artikel 4.1, vierde lid, WNT en artikel
5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT het financieel verslagleggingsdocument
altijd eveneens openbaar moet worden gemaakt via internet. Zonder nadere regelgeving
zouden WNT-gegevens over 2020 uiterlijk op 1 juli 2021 moeten worden gepubliceerd
via internet. Ook dit zou afbreuk doen aan het beoogde uitstel van de verantwoording
over 2020. In artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT is echter bepaald
dat, indien op grond van andere op de verantwoordelijke van toepassing zijnde regelgeving
een later tijdstip is geregeld waarop de betrokken gegevens openbaar moeten worden
gemaakt, die latere datum de uiterlijke datum van openbaarmaking via internet is.
Door de in onderdeel A opgenomen wijziging van artikel 2a van de Regeling verslaggeving
WTZi inhoudende dat de betrokken gegevens vóór 1 oktober 2021 via internet moeten
worden gepubliceerd, wordt bewerkstelligd dat voor openbaarmaking via internet niet
de in artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT genoemde datum van uiterlijk
1 juli 2021 geldt, maar dat openbaarmaking via internet – bijvoorbeeld op de eigen
website – plaats moet vinden vóór 1 oktober 2021.
Een en ander laat onverlet dat het uiteraard mogelijk blijft om de in artikel 4.1,
eerste en tweede lid, WNT bedoelde gegevens – die zijn opgenomen in de jaarstukken
– toch (onverplicht) zoals gebruikelijk aan te leveren bij het CIBG. Dit zal voor
de RAV vaak eenvoudiger zijn dan het verwijderen van deze gegevens uit de elektronisch
aan te leveren jaarstukken. Door de onderhavige regeling blijft ook in geval van het
– onverplicht – elektronisch aanleveren van de betrokken gegevens bij het CIBG, de
datum van 1 oktober 2021 gehandhaafd als datum waarvóór de betrokken gegevens over
2020 via internet openbaar moeten worden gemaakt.
Onderdeel B
De in dit onderdeel opgenomen wijziging strekt ertoe dat de Jaarverantwoording Zorg
over 2020 niet vóór 1 juni 2021 bij het CIBG hoeft te worden ingediend, maar pas vóór
1 oktober 2021. Gezien artikel 2a, eerste lid, geldt dit eveneens voor RAV’s met privaatrechtelijke
rechtspersoonlijkheid.
Wat betreft de in het subonderdeel 1 opgenomen wijzigingen met betrekking tot de in
artikel 4.1, eerste en tweede lid, WNT bedoelde gegevens (welke gegevens op grond
van artikel 3, onder h, van de Regeling verslaggeving WTZi deel uit moeten maken van
de jaarrekening, als onderdeel van de Jaarverantwoording Zorg) wordt verwezen naar
de toelichting op de vergelijkbare wijziging in onderdeel A.
De in subonderdeel 2 opgenomen wijziging betreft een wijziging van artikel 9, tweede
lid; dat artikellid maakt het mogelijk om in geval van overmacht een gemotiveerd verzoek
om uitstel van het indienen van de Jaarverantwoording Zorg in te dienen. De reguliere
termijn hiervoor is 1 april. Die termijn past voor een eventueel uitstel voor het
verslagjaar 2020 niet bij de indieningsdatum van 1 oktober 2021. Om die reden wordt
de uiterste datum voor het indienen van een gemotiveerd verzoek om uitstel vastgesteld
op 15 juli 2021. Ingevolge artikel 2a, eerste en tweede lid, geldt deze datum eveneens
voor een verzoek om uitstel door RAV’s.
Artikel II
Onderdeel A
De in dit onderdeel opgenomen wijzigingen zorgt ervoor dat de jaarverslaggeving en
het jaardocument van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen over het
verslagjaar 2020 uiterlijk vóór 1 oktober 2021 in plaats van uiterlijk 1 juni 2021
ter inzage dienen te worden gelegd en desgevraagd aan de Ministers van VWS en voor
Rechtsbescherming alsmede aan derden worden verstrekt.
Onderdeel B
De wijziging van artikel 4.4, derde lid, van de Regeling Jeugdwet brengt met zich
dat de Jaarverantwoording Jeugd over het verslagjaar 2020 vóór 1 oktober 2021 in plaats
van 1 juni 2021 bij het CIBG moet worden ingediend.
Hetgeen in de toelichting op artikel I, onderdeel A, ten aanzien van het aanleveren
van de WNT-gegevens is gesteld, geldt mutatis mutandis ook voor de jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen. Anders dan voor de RAV’s en zorginstellingen, is
echter geen bepaling als opgenomen in de laatste zinnen van artikel 2a, derde lid,
en artikel 9, eerste lid, van de Regeling verslaglegging WTZi nodig, omdat hetgeen
in die zin is geregeld, reeds in artikel 4.3, tweede lid, van de Regeling Jeugdwet
is opgenomen (zie ook artikel III, onderdeel A). Vervolgens zorgt de tweede volzin
van artikel 4.4, derde lid, ervoor dat uitstel hiervan vóór 15 juli 2021 in plaats
van 1 april 2021 moet worden aangevraagd.
Artikel III
Onderdeel A
In verband met de in onderdeel B voorgestelde uiterste indieningstermijn voor de jaarverslaggeving
en het jaardocument 2020 is in subonderdeel 1 ook de termijn voor het ter inzage leggen
en het op verzoek van de Ministers verstrekken van die documenten hierop aangepast.
Subonderdeel 2 bepaalt dat de gegevens, bedoeld in artikel 4.1, eerste en tweede lid,
van de WNT, die zonder nadere maatregelen op grond van artikel 4.1, vierde lid, van
die wet juncto artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT vóór 1 juli
2021 op het internet gepubliceerd moeten worden, voor het verslag 2020 pas uiterlijk
voor 1 oktober 2021 op het internet gepubliceerd hoeven te worden.
Onderdeel B
Deze wijziging strekt ertoe dat een Veilig Thuis-organisatie de jaarverslaggeving
en het jaardocument over 2020 niet vóór 1 juni, of indien de jaarverslaggeving en
het jaardocument betrekking hebben op een Veilig Thuis-organisatie die valt onder
een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
vóór 15 juli 2021 hoeft in te dienen, maar pas vóór 1 oktober 2021.
Artikel IV
De onderhavige regeling is een spoedregeling en treedt daarom, in afwijking van het
beleid op het gebied van vaste verandermomenten, in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis