Regeling ter compensatie van de schade bij aanbieders van vrije podiumkunstproducties door de COVID-19-maatregelen

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement Fonds Podiumkunsten

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuur:

de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

investeringslasten:

uitgaven ter voorbereiding van een vrije productie, waaronder in elk geval voorbereidings-, opstart-, verzekerings- en promotiekosten en eventuele meerkosten die zijn gemaakt om een vrije productie aan te passen aan COVID-19-maatregelen;

Nederland:

het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland inclusief Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

vrije productie:

productie op het gebied van de professionele podiumkunst die gefinancierd wordt uit de opbrengsten van de commerciële exploitatie van deze productie en alle daarmee samenhangende uitingen.

Artikel 2. Doel

Het bestuur kent subsidies toe aan aanbieders van podiumkunstenaanbod als compensatie voor investeringen in vrije producties die niet kunnen worden terugverdiend omdat geplande uitvoeringen niet of niet geheel kunnen doorgaan als gevolg van de COVID-19-maatregelen. Hiermee beoogt het bestuur aanvullende ondersteuning te bieden aan de culturele en creatieve sector, die als gevolg van de COVID-19-crisis en de maatregelen ter bestrijding daarvan worden geconfronteerd met investeringsverliezen.

Artikel 3. Procedure

  • 1. Aanvragen dienen uiterlijk op 5 februari 2021 om 17.00 uur te zijn ontvangen.

  • 2. Het bestuur informeert de aanvrager uiterlijk binnen 8 weken na de datum uit het vorige lid schriftelijk over zijn besluit.

  • 3. Het bestuur kan een of meer extra subsidierondes vaststellen. In dat geval wordt ook een datum en tijdstip vastgesteld waarop aanvragen uiterlijk ontvangen dienen te zijn. Een dergelijk besluit wordt gepubliceerd op de website van het Fonds.

Artikel 4. Budget

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt 39.600.000 euro. Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld conform het bepaalde in deze regeling.

  • 2. Indien het subsidieplafond door toepassing van het bepaalde in de regeling wordt overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen per productie boven het bedrag van 1.000.000 euro verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut, maar maximaal met 20%.

  • 3. Indien het subsidieplafond na toepassing van het bepaalde in lid 2 nog steeds wordt overschreden, worden alle andere te verlenen subsidiebedragen per productie verlaagd met maximaal 20% tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

  • 4. Indien het subsidieplafond na toepassing van het bepaalde in lid 2 en 3 nog steeds wordt overschreden, worden alle te verlenen subsidiebedragen per productie vervolgens naar rato verder verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt digitaal ingediend.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier.

  • 3. Het bestuur kan als onderdeel van de beoordelingsprocedure nadere informatie opvragen die noodzakelijk is voor het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 6. Aanvrager

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend door een organisatie met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid die in het kader van de bedrijfsuitoefening:

    • zelf vrije producties tot stand brengt; of

    • optreedt als vertegenwoordiger voor een of meer derden die vrije producties tot stand brengen en deze aanbiedt ter verkoop aan podia of festivals.

  • 2. Het bestuur weigert het subsidie:

    • a. als de aanvraag wordt ingediend door een instelling die zich primair richt op het presenteren van podiumkunstenaanbod, zoals een podium of festival;

    • b. als de aanvrager meerjarig wordt gesubsidieerd door het Fonds Podiumkunsten of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • c. als de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat het subsidie direct of indirect zal worden gebruikt om een of meer nieuwe producties tot stand te brengen. Minimaal dient de aanvrager desgevraagd aan te kunnen tonen dat de financiële positie van de aanvrager voldoende solide is om aannemelijk te maken dat hij hiertoe in staat zal zijn.

Artikel 7. Productie

  • 1. Een aanvraag heeft betrekking op één of meer specifieke vrije producties.

  • 2. Er kan per vrije productie slechts aan één aanvrager subsidie worden verstrekt.

  • 3. Het subsidie is uitsluitend bedoeld ten behoeve van vrije producties, waarvoor geldt dat:

    • a. minimaal een uitvoering zou of zal plaatsvinden op of na 14 oktober 2020 en voor 1 juli 2021; en

    • b. in de periode van 14 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021 er minder of geen uitvoeringen hebben plaatsgevonden vanwege de COVID-19-maatregelen of dat de productie is aangepast in verband met de COVID-19-maatregelen, waardoor deze verliesgevend is; en

    • c. het aannemelijk is dat er sprake is van investeringslasten.

  • 2. Het subsidie wordt geweigerd indien:

    • a. voor het maken van de betreffende productie reeds subsidie is verstrekt door het Fonds Podiumkunsten of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • b. aannemelijk is dat de investering die is gedaan in de vrije productie reeds is terugverdiend;

    • c. het een productie betreft die niet in Nederland is geproduceerd;

    • d. met het verlenen van subsidie onvoldoende wordt bijgedragen aan de doelstelling van de regeling.

Artikel 8. Hoogte subsidie

  • 1. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van het capaciteitsverlies, dat wordt berekend als het verschil tussen het maximaal aantal te verkopen toegangsbewijzen zoals blijkt uit de oorspronkelijke speellijst en het aantal toegangsbewijzen dat werkelijk voor verkoop beschikbaar is gekomen als gevolg van de COVID-19-maatregelen voor voorstellingen die doorgang hebben gevonden.

  • 2. Om het subsidiebedrag te berekenen wordt het capaciteitsverlies achtereenvolgens:

    • a. vermenigvuldigd met de gemiddelde afrekenprijs voor het betreffende genre zoals opgenomen in bijlage A;

    • b. vermenigvuldigd met 0,8;

    • c. vermenigvuldigd met het investeringspercentage voor het betreffende genre zoals opgenomen in bijlage A.

    • d. vermenigvuldigd met de correctiefactor die afhankelijk is van de omvang van de tournee zoals opgenomen in bijlage A.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend als de uitkomst van de berekening als bedoeld in het tweede lid minder dan 1.000 euro bedraagt.

  • 4. Het te verlenen subsidiebedrag kan worden verlaagd:

    • als aannemelijk is dat het verlies dat als gevolg van COVID-19-maatregelen is geleden, voor zover dat toe te rekenen is aan investeringslasten die niet konden worden terugverdiend, aanzienlijk afwijkt van de uitkomst van de rekenregel als bedoeld in het tweede lid; of

    • als voor de productie waarvoor wordt aangevraagd reeds een bijdrage is verkregen vanuit het Kickstartcultuurfonds; of

    • als en voor zover de aanvrager anderszins al is gecompenseerd voor gemaakte kosten.

  • 5. Het bestuur kan de gemiddelde afrekenprijs, de investeringspercentages en de correctiefactor zoals vastgesteld in bijlage A verhogen of verlagen. Een besluit hiertoe wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 9. Voorschot

Het bestuur kan bij de beschikking tot subsidieverlening overgaan tot verstrekking van een voorschot.

Artikel 10. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De ontvanger van de subsidie meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a. niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • b. er aanzienlijke wijzigingen zijn ten opzichte van de aanvraag op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.

Artikel 11. Verantwoording

  • 1. Als bij het bepalen van de subsidiehoogte rekening is gehouden met voorstellingen of concerten die na het moment van indienen van de aanvraag liggen en die op het moment van indienen nog niet definitief afgezegd waren, verstrekt de ontvanger binnen zes weken na de in de beschikking opgenomen einddatum een definitief overzicht van de werkelijk gerealiseerde voorstellingen of concerten en het aantal toegangsbewijzen dat als gevolg van de COVID-19-maatregelen werkelijk voor verkoop beschikbaar is gekomen.

  • 2. Als het verstrekte subsidie 125.000 euro of meer bedraagt, stuurt de ontvanger van de subsidie naast de informatie zoals bepaald in het eerste lid tevens binnen drie maanden na het verstrijken van de in de beschikking opgenomen einddatum een rapport van feitelijke bevindingen in, opgesteld door een accountant. Het rapport van feitelijke bevindingen dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld model met inachtneming van een door het bestuur vastgesteld accountantsprotocol.

  • 3. Als op enig moment blijkt dat niet is voldaan aan een verplichting, kan het bestuur het subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 4. Binnen 22 weken na het verstrijken van de in de aanvraag opgenomen afrondingsdatum stelt het bestuur de subsidie ambtshalve vast, tenzij dit niet mogelijk is omdat het bestuur de ontvanger van het subsidie heeft verzocht de gegevens als bedoeld in het eerste lid in te sturen.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het bestuur kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, artikelen of onderdelen daarvan buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling ter compensatie van de schade bij aanbieders van vrije podiumkunstproducties door de COVID-19-maatregelen.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

H. Post directeur / bestuurder

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d. 18 januari 2021

TOELICHTING OP REGELING TER COMPENSATIE VAN DE SCHADE BIJ AANBIEDERS VAN VRIJE PODIUMKUNSTPRODUCTIES DOOR DE COVID-19-MAATREGELEN

Inleiding

De podiumkunstsector wordt hard geraakt door de COVID-19-crisis. Sinds het uitbreken van de crisis zijn diverse maatregelen genomen om getroffen partijen te compenseren. Naast de algemene steunmaatregelen, zoals de NOW en TVL is er ook een tweetal steunpakketten specifiek voor de cultuursector vastgesteld. In het tweede steunpakket is een bedrag van 40 miljoen euro gereserveerd om schade die in het niet-gesubsidieerde deel van de podiumkunstsector is ontstaan te compenseren. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in kosten die zijn gemaakt in de investeringsfase en die niet of slechts ten dele kunnen worden terugverdiend uit de opbrengsten uit kaartverkoop waarop de investering oorspronkelijk was berekend. Door op deze manier het investeringsverlies te compenseren komt ruimte vrij om opnieuw te investeren in producties.

Waarvoor

Centraal in deze regeling staan wat wel wordt aangeduid als vrije producties. Daarmee worden bedoeld producties op het terrein van theater, dans, muziek, muziektheater, cabaret, opera, musical et cetera die worden gefinancierd uit private middelen. De regeling is dus niet bedoeld voor producties waar al subsidie voor is toegekend door een overheid. Daar is het risico immers voor een deel al gedekt door een publieke bijdrage.

Onder de vrije producties waarop deze regeling zich richt gaat een breed spectrum van producties schuil. Deze producties hebben gemeen dat er is geïnvesteerd in het tot stand komen van de productie, maar dat die investering niet kan worden terugverdiend omdat uitvoeringen niet of maar gedeeltelijk volgens planning kunnen doorgaan. Er zijn grote verschillen tussen individuele gevallen, zowel qua voorbereidingen (voorbereidingstijd, soort investeringen dat wordt gedaan, omvang van de investeringslasten) als qua uitvoering (aantal uitvoeringen, omvang beoogd publiek, de termijn waarop uitvoeringen worden vastgelegd, verhouding investeringslasten en dagkosten).

Deze regeling biedt financiële compensatie voor vrije producties waarvoor uitvoeringen gepland stonden of staan in de periode 14 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021. De mate waarin producties al in voorbereiding waren verschilt enorm. Bij grootschalige producties zijn voorbereidingen al begonnen ver voor 12 maart 2020, de datum waarop de eerste COVID-19-maatregelen in werking traden, terwijl in andere gevallen die voorbereidingen een andere vorm hebben gekregen omdat er van meet af aan al rekening is gehouden met de geldende beperkingen. Omdat het niet goed mogelijk is met al deze verschillen rekening te houden, is gekozen voor een eenduidige afbakening op periode. Bij de uitwerking is gekozen voor een aanpak waarin de verschillen in voorbereiding op een andere manier een rol spelen.

Aanvrager

Een aanvraag kan worden ingediend door een organisatie met rechtspersoonlijkheid die in continuïteit podiumkunstuitvoeringen produceert en/of verkoopt en daarvoor geen gebruik maakt van subsidies van of door de rijksoverheid. Het gaat daarbij zowel om producenten /productiemaatschappijen, maar ook om bijvoorbeeld managementbureau’s en impresariaten die voor artiesten optreden. De middelen worden verstrekt om de continuïteit van de betreffende partij – en voor zover van toepassing ook betrokken derden – te garanderen.

In sommige gevallen is er sprake van verschillende partijen die in uiteenlopende constructies samen verantwoordelijkheid dragen voor de totstandkoming van een productie. Ook worden in de praktijk soms niet alle investeringen gedaan binnen een rechtspersoon. In dat geval kunnen de betrokken partijen dus zelf bepalen wie als aanvrager optreedt. Er kan maar aan een aanvrager subsidie worden toegekend voor een specifieke productie.

Er wordt niet getoetst in hoeverre de aanvrager zelf alle investeringen heeft gepleegd, of dat deze deels door een of meer derden zijn gedaan. Uitgangspunt is dat de aanvrager in een dergelijk geval adequate afspraken maakt waardoor de middelen ook ten gunste komen van degene(n) wiens investering wordt gecompenseerd. De partij die als aanvrager optreedt, is verantwoordelijk voor de verplichtingen die aan het subsidie verbonden zijn.

Podia en festivals zijn uitgesloten van deze regeling, zowel waar het gaat om het importeren van een productie als in het geval waarin zij verantwoordelijk zijn voor het tot stand komen van een productie. Ook andere partijen die buitenlands aanbod naar Nederland brengen komen niet in aanmerking, omdat de investering voor het tot stand komen van de productie daar niet door een Nederlandse partij wordt gedaan. Daarmee valt dit aanbod buiten de doelstelling van deze regeling. Verder zijn organisatie die meerjarig worden gesubsidieerd door het Fonds Podiumkunsten of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgesloten, evenals partijen die door een andere overheid structureel worden ondersteund.

Omdat deze regeling continuïteit in het produceren van vrije producties wil garanderen, geldt als vereiste verder dat aannemelijk moet zijn dat de op basis van deze regeling verkregen subsidie direct of indirect zal worden gebruikt om een of meer nieuwe producties tot stand te brengen. Op dit punt kan het Fonds nadere vragen stellen als daar twijfels over zijn. Minimaal dient de aanvrager desgevraagd aan te kunnen tonen dat de financiële positie van de aanvrager voldoende solide is om nieuwe investeringen in producties mogelijk te maken.

Subsidiehoogte

Het subsidie is gebaseerd op een rekenregel die uitgaat van de manier waarop de investeringslasten in de regel worden terugverdiend. Deze rekenregel is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat voor deze aanpak is gekozen heeft te maken met de wens te komen tot een snel uitvoerbare compensatieregeling die weinig administratieve lasten met zich meebrengt. Daarnaast is uit het overleg met veldpartijen ook gebleken dat voor een dergelijke aanpak meer draagvlak is.

Geen subsidie wordt verstrekt als de investeringslasten al geheel of grotendeels zijn terugverdiend. Te denken valt aan reprises of producties waarbij het grootste deel van de speelreeks al is gerealiseerd.

De keuze voor een rekenregel brengt met zich mee dat er deels met aannames moet worden gewerkt. Specifiek betreft het drie elementen: de gemiddelde afrekenprijs, het investeringspercentage en de breakevencorrectie. Hiervoor zijn standaarden vastgesteld, die zijn vastgelegd in een bijlage bij de regeling. Daarnaast geldt in gevallen waar sprake is van nog te realiseren uitvoeringen dat daar gerekend wordt met een inschatting van het aantal bezoekers dat kan worden toegelaten op basis van de COVID-19-maatregelen. Voor die gevallen zal achteraf bij de verantwoording de werkelijke beschikbare capaciteit moeten worden aangegeven.

De subsidieberekening is als volgt:

Stap 1

Op basis van de ingevoerde (oorspronkelijke) speellijst wordt eerst het capaciteitsverlies berekend. Daarmee wordt bedoeld het verschil tussen het maximaal aantal bezoekers waarvan in aanleg sprake was en het uiteindelijk gerealiseerde maximaal aantal bezoekers als gevolg van de COVID-19-maatregelen. Eenvoudiger gezegd gaat het om het verschil tussen het maximaal aantal bezoekers zoals dat met de oorspronkelijke reeks speelbeurten bereikt kon worden en het maximaal aantal bezoekers dat hoort bij de werkelijk gerealiseerde of nog te realiseren speelbeurten. In de situatie dat een voorstelling is geannuleerd is het werkelijk aantal bezoekers ‘nul’.

Stap 2

Het capaciteitsverlies wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde afrekenprijs per bezoeker. Er zijn verschillende afrekenprijzen vastgesteld afhankelijk van de aard van het aanbod. De gemiddelden zijn vastgesteld op basis van feitelijke informatie over gehanteerde afrekenprijzen in seizoen 2020-2021.

Stap 3

De uitkomst bij stap 2 wordt vermenigvuldigd met 0,8, als correctie voor het deel van de opbrengst dat in de regel aan de producent toekomt.

Stap 4

De uitkomst bij stap 3 wordt vermenigvuldigd met het investeringspercentage dat hoort bij het soort aanbod. Deze percentages zijn afgestemd met vertegenwoordigers uit de sector.

Stap 5

Tot slot vindt een correctie plaats die afhankelijk is van de lengte van de speelreeks. Voor grotere producties is sprake van een breakevenpoint, zijnde het punt waarop de investeringslasten zijn terugverdiend. Bij kortere speelreeksen speelt dit niet. Daarom is bij langere speelreeksen sprake van een breakevencorrectie op dit punt.

In een aantal gevallen zal worden bezien of er reden is het maximale subsidiebedrag dat de uitkomst van de rekenregel is, te verlagen. Dat geldt allereerst voor voorstellingen waarvan aannemelijk is dat de uitkomst van de rekenregel niet goed aansluit op de feitelijke situatie. Vergoedingen die zijn verkregen voor een productie vanuit het Kickstart Cultuurfonds of op basis van een afgesloten verzekering kunnen ook aanleiding zijn tot een correctie van het subsidiebedrag. Uitgangspunt is daarbij dat een toegekende vergoeding in zijn geheel wordt afgetrokken van het subsidiebedrag.

In de praktijk zal in een deel van de aanvragen ook sprake zijn van onzekere omstandigheden. Te denken valt aan uitvoeringen die nog moeten plaatsvinden maar waarbij sprake is van een naar verwachting lagere capaciteit. In dat geval wordt bij de verlening uitgegaan van de huidige prognose. Achteraf zal worden beoordeeld of er sprake is van een wijziging van omstandigheden die gevolgen heeft voor het subsidiebedrag. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als door een verruiming van de COVID-19-maatregelen meer bezoekers kunnen worden toegelaten dan was voorzien, waardoor het verlies op de investeringslasten lager uitvalt dan aanvankelijk gedacht.

Budget

Als het beschikbare subsidiebedrag onvoldoende is om alle aanvragen die in aanmerking komen te honoreren worden een aantal stappen gezet om het totaal aan te verlenen subsidie passend te maken. Startpunt zijn de te verlenen bedragen per productie op basis van artikel 8.

Allereerst worden de subsidiebedragen boven 1.000.000 euro verlaagd met maximaal met 20%. Een te verlenen subsidie van 1.500.000 euro wordt dus met maximaal 300.000 euro verlaagd (of minder als daarmee het doel bereikt wordt).

Als het beschikbare budget na deze stap nog steeds onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren worden vervolgens alle andere subsidiebedragen per productie (dus ook de bedragen van 1.000.000 euro en lager) eveneens verlaagd met maximaal 20%. De eerdere verlaging van hogere bedragen blijft gehandhaafd. Als met een verlaging van bijvoorbeeld 5% van alle andere bedragen het beschikbare budget voldoende is, wordt dat zo uitgevoerd.

In het geval dat na het verlagen van alle te verlenen subsidiebedragen met 20% nog steeds onvoldoende budget beschikbaar is, worden alle bedragen verder verlaagd. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt.

Omgang NOW, TVL

Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met reeds bestaande compensatieregeling, zoals NOW en TVL. Bij het opstellen van de rekenregel is uitgegaan van een beperkte definitie van investeringslasten. De rekenregel is vervolgens op die beperkte definitie gebaseerd. Bij het vaststellen van de uitgangspunten is dus al rekening gehouden met het feit dat deze andere overheidsmaatregelen bestaan. Verrekening met subsidies op basis van NOW en TVL is dus niet beoogd. Wel bevat de regeling een grondslag voor verrekening als aangenomen moet worden dat voor specifieke kosten reeds compensatie is verstrekt.

Procedure

Aanvragen moeten worden ingediend met behulp van het online aanvraagformulier dat te vinden is op de website van het Fonds Podiumkunsten. Er is een budget beschikbaar van 39.600.000 euro. In beginsel worden alle aanvragen behandeld in een ronde. De deadline voor het indienen van de aanvraag is 5 februari 2021 om 17.00 uur. Aanvragen die na dit tijdstip worden ontvangen, worden afgewezen.

De subsidieaanvraag zal worden behandeld door het bureau van het Fonds. De aanvraag is leidend voor de toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. In verband met het specifieke karakter van deze regeling kan tussentijds nadere informatie worden opgevraagd bij een aanvrager om vast te stellen of een bepaalde productie voor subsidie in aanmerking komt of om de hoogte van het subsidiebedrag te kunnen bepalen.

Als er budgettaire ruimte is, kan een tweede subsidieronde worden uitgeschreven op een later moment. Een dergelijk besluit wordt gepubliceerd op de website van het Fonds en gecommuniceerd via de diverse communicatiekanalen.

Verantwoording

Omdat de subsidie voor een deel betrekking kan hebben op uitvoeringen die zouden of zullen plaatsvinden na het moment van indienen moet na afloop een overzicht van werkelijk gerealiseerde uitvoeringen worden ingestuurd. Als het subsidiebedrag dat een aanvrager ontvangt hoger is dan 125.000 euro moet daarnaast een rapport van bevindingen worden ingestuurd. Hiervoor wordt een model opgesteld door het Fonds, dat moet worden gebruikt.

Op basis van de verantwoording wordt het definitieve subsidiebedrag bepaald. Daarbij wordt bekeken of het capaciteitsverlies in de periode waarop deze regeling betrekking heeft aansluit op de verwachting ten tijde van het verlenen van de subsidie. Als het capaciteitsverlies aanzienlijk lager is dan waar bij het indienen van de aanvraag van werd uitgegaan, wordt het subsidiebedrag lager vastgesteld.

BIJLAGE A

Naar boven