Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 mei 2021, nr. WJZ/ 21094095, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met de Diergezondheidsverordening en voorschotbetaling

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (Pb EU 2016, L 84) en de artikelen 13, eerste lid, onderdeel b, 15 en 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 4.2.a komt te luiden:

Artikel 4.2.a

  • 1. De minister kan in 2021 op aanvraag een voorschot verlenen op de rechtstreekse betalingen van € 300 per in de verzamelaanvraag voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare tot maximaal het aantal betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO op 15 mei 2021 beschikt.

  • 2. Betalingsrechten die in 2021 zijn aangevraagd uit de nationale reserve worden bij de bepaling van het voorschotbedrag niet in aanmerking genomen.

  • 3. Het voorschot wordt slechts verleend voor zover de landbouwer bij de aanvraag op het voorschot een ingevulde verkorte de-minimisverklaring of een de-minimisverklaring als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352) overlegt waaruit blijkt dat het totale bedrag van de-minimissteun dat wordt verleend niet hoger is dan € 20.000,– over een periode van drie belastingjaren.

  • 4. Geen voorschot wordt verleend indien het op het eerste lid gebaseerde voorschotbedrag lager is dan € 400.

  • 5. Op het voorschotbedrag worden openstaande vorderingen die met de rechtstreekse betalingen in 2021 moeten worden verrekend, in mindering gebracht.

  • 6. Indien het uitbetaalde voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria recht heeft, wordt het teveel betaalde bedrag teruggevorderd.

  • 7. De aanvraag kan slechts worden ingediend na indiening van de verzamelaanvraag, in de periode van 8 tot en met 30 juni 2021, met een daartoe door de minister ter beschikking gesteld middel.

B

Bijlage 3 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

1. RBE 6, RBE 7 en RBE 8 komen als volgt te luiden:

RBE 6. I&R varken

De artikelen 102, 107, 115, onder a, 118, lid 2, 119 en 120 van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (Pb EU 2016, L 84)

6.1

artikel 84, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 5a.3 van de Regeling houders van dieren

Registratie houder

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van varkens en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

6.2

artikel 52, eerste lid, onderdeel a, onder i, en tweede lid, onderdeel b, van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 9, eerste en derde lid, 15 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 en artikel 81 van Verordening (EU) 2019/2035 jo artikelen 5b.6, eerste lid, en 5b.38 van de Regeling houders van dieren

Merken/ hermerken

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor varkens te gebruiken, deze te verkrijgen zoals toegestaan en varkens binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

De verplichting om een onleesbaar of verloren merkteken te vervangen.

Verwijderen/ vernietigen/ beschadigen/ onleesbaar maken

Het verbod op het verwijderen, vernietigen, beschadigen of onleesbaar maken (verwijderen, wijzigen of vervangen) van oormerken bij varkens.

Het verbod op het merken of hermerken van varkens, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

6.3

artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid, en 115, onderdeel b, van Verordening (EU) 2016/429, artikelen 22, 23 en 57 van Verordening (EU) 2019/2035 en artikel 5b.4, tweede lid, van de Regeling houders van dieren

Bedrijfsregister en vervoersdocument

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister volgens de voorschriften.

Varkens gaan bij afvoer van een bedrijf, tijdens het vervoer en bij aanvoer op een bedrijf vergezeld van een vervoersdocument.

RBE 7. I&R rund

De artikelen 102, 106, 107, 112, onder a en d, 118, 119 en 120 van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (Pb EU 2016, L 84)

7.1

artikelen 38 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 9, eerste en derde lid, 13 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.17 en 5b.22 van de Regeling houders van dieren

Merken/ hermerken

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken, deze te verkrijgen zoals toegestaan en runderen binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

De verplichting om een onleesbaar of verloren merkteken te vervangen.

Verwijderen/ vernietigen/ beschadigen/ onleesbaar maken

Het verbod op het verwijderen, vernietigen, beschadigen of onleesbaar maken (verwijderen, wijzigen of vervangen) van oormerken bij runderen.

Het verbod op het merken of hermerken van runderen, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

7.2

artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid en artikel 112, onder d van Verordening (EU) 2016/429, artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 22 en 23, eerste lid, van Verordening 2019/2035

Melden mutaties en bedrijfsregister

De verplichting tot het melden van mutaties in het veebestand aan de centrale database en het hebben van een bedrijfsregister volgens de voorschriften.

RBE 8. I&R schaap/geit

Artikelen 102, 106, 107, 113, onder a), 118, 119 en 120 van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (Pb EU 2016, L 84)

8.1

artikelen 45, 46 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 14 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 en artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.28 en 5b.29 van de Regeling houders van dieren

Merken/ hermerken

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor schapen en geiten te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan en de schapen en geiten binnen een bepaalde termijn te voorzien van deze identificatiemiddelen.

De verplichting om een onleesbaar of verloren merkteken te vervangen.

Verwijderen/ vernietigen/ beschadigen/ onleesbaar maken

Het verbod op het verwijderen, vernietigen, beschadigen of onleesbaar maken (verwijderen, wijzigen of vervangen) van oormerken bij schapen en geiten.

Het verbod op het merken of hermerken van schapen en geiten tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

2. In RBE 9 komen RBE 9.2, 9.4 en 9.5 als volgt te luiden:

9.2

artikelen 2.2, tiende lid, onderdeel i,2.12, derde lid, 5.4, eerste, derde en vierde lid, en 8.4 van de Wet dieren

Meldings-, medewerkingsplicht en verplaatsingsverbod bij dierziekte TSE

De verplichting bij (het vermoeden van) de aanwezigheid van de besmettelijke dierziekte TSE dit te melden, te handelen en medewerking te verlenen conform genomen maatregelen. De houder van een ziek of verdacht dier is verplicht ervoor zorg te dragen, dat dit dier zijn verblijfplaats niet verlaat.

9.4

artikel 15 van Verordening 999/2001

In- en uitvoer dieren/levende producten

Het verbod op het zonder geldig gezondheidscertificaat binnen of buiten Nederland brengen van TSE gevoelige dieren of levende producten (sperma, embryo's en eicellen) hiervan.

9.5

Opgenomen in 9.4

 

ARTIKEL II

In artikel 1, onderdeel g, van de Regeling interventie 2017 wordt ‘Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel’ vervangen door ‘Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken’.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I, onderdeel A, en artikel II treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 21 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 mei 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2. Vervroegde betaling GLB-inkomenssteun (artikel 4.2.a)

Voor het aanvraagjaar 2021 wordt net als in 2020 een uitzondering gecreëerd die vervroegde betaling van directe GLB-inkomenssteun (de basis- en vergroeningsbetaling) mogelijk maakt. Met deze uitzondering wordt voorkomen dat door de COVID-19 crisis liquiditeitsproblemen bij landbouwers ontstaan. Artikel 4.2.a van de uitvoeringsregeling geeft invulling aan de mogelijkheid om vervroegde betaling van inkomenssteun aan te vragen. Er is een budget van ruim € 500 mln. hiervoor gereserveerd.

In 2021 kunnen landbouwers nationale voorschotbetalingen aanvragen. Daarmee kunnen landbouwers vanaf 15 juli 2021 circa 80% van de basis- en vergroeningsbetaling als nationaal voorschot ontvangen. Het is belangrijk om een marge aan te houden en niet 100% te betalen, omdat het voor 2021 beschikbare budget nog niet bekend is en omdat de aanvragen ten tijde van de voorschotbetalingen nog niet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn getoetst.

Indien landbouwers tijdig met de verzamelaanvraag de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling hebben aangevraagd, kunnen zij in de periode van 8 tot en met 30 juni 2021 een aanvraag indienen voor een voorschotbetaling. Deze aanvraag dient vergezeld te worden van een zogenaamde de-minimis verklaring als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352). Hierin verklaren de landbouwers met het door de voorschotbetaling genoten rentevoordeel en eventueel andere de-minimis steun binnen de maximale ruimte van de de-minimis van € 20.000 te zullen blijven, gerekend over drie boekjaren.

Een verkorte de-minimis verklaring zal onderdeel zijn van het door de aanvrager in te vullen aanvraagformulier. Zonder deze verklaring is indiening van een aanvraag niet mogelijk. RVO kan aanvullend een volledige de-minimus verklaring opvragen, voorafgaand aan de voorschotbetaling.

Voor het berekenen van het rentevoordeel moet worden uitgegaan van het verschil tussen de marktconforme rente (zoals bij een lening van een bank) en de rente die werkelijk is betaald (in dit geval nihil). Bij het bepalen van de marktconforme rente wordt uitgegaan van de actuele rekenrente bij commerciële banken, die momenteel 4% bedraagt. De doorlooptijd waarover de rente dient te worden berekend, is vanaf het moment van verstrekken van het voorschot tot en met het definitief vaststellen van de basis- en vergroeningsbetaling. De vaststelling vindt plaats in de periode van 1 december 2021 tot en met 30 juni 2022, de doorlooptijd waarover de rente moet worden berekend, bedraagt circa 12 maanden.

De voorschotbetaling vindt plaats op basis van een forfaitair bedrag van € 300 per voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare, en wordt gemaximeerd door het aantal betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO op 15 mei 2021 beschikt. Betalingsrechten die in 2021 door de landbouwer zijn aangevraagd uit de nationale reserve, blijven buiten beschouwing.

Er worden geen voorschotten betaald voor zover het voorschotbedrag lager is dan € 400. Dit drempelbedrag wijkt af van artikel 2.4 en hangt samen met het feit dat het voorschot slechts betrekking heeft op de basis- en vergroeningsbetaling. Vanaf 1 december 2021 betaalt RVO de resterende basis- en vergroeningsbetaling uit, en ook de eventuele extra betaling voor jonge landbouwers en/of de graasdierpremie. Voor zover het uitbetaalde voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria recht heeft, vordert RVO het teveel betaalde bedrag terug, zodat de EU-conformiteit gewaarborgd blijft.

Aan de voorschotbetaling kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van de subsidiabiliteit. Zoals aangegeven, worden de voorschotten berekend enkel op basis van de door de landbouwer in de verzamelaanvraag verstrekte gegevens, zonder dat enige toets is uitgevoerd ten aanzien van alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan in het kader van de basis- en vergroeningsbetaling.

3. Beheerseisen (bijlage 3)

In bijlage 3 zijn de beheerseisen (RBE) van de uitvoeringsregeling opgenomen, waarvan een overtreding een randvoorwaardenkorting tot gevolg heeft.

In verband met de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening die vanaf 21 april 2021 in werking is getreden en die doorwerkt in de randvoorwaarden van het GLB wordt een viertal beheerseisen aangepast.

De Diergezondheidsverordening bevat o.a. (nieuwe) regels voor de identificatie en registratie van dieren. Om aan te sluiten bij deze nieuwe regelgeving worden de randvoorwaarden RBE 6, 7 en 8 die gaan over I&R gewijzigd. Daarnaast wordt ook randvoorwaarde RBE 9 die gaat over dierziekten aangepast. De aanpassingen gaan met name over wetstechnische verbeteringen en/of gewijzigde verwijzing naar nationale regelgeving zodat deze in lijn gebracht wordt met de (nieuwe) Europese regelgeving.

RBE 6

De Europese termijn waarbinnen varkens moeten worden voorzien van identificatiemiddelen wordt gewijzigd naar 9 maanden of zoveel eerder als het varken het bedrijf verlaat. Beheerseis 6.2 wordt hier tevens op aangepast, waarbij aangesloten wordt bij de nieuwe Europese geldende norm.

RBE 8

De Europese termijnen waarbinnen schapen en geiten moeten worden voorzien van identificatiemiddelen worden gewijzigd van 6 maanden naar 9 maanden of zoveel eerder als het schaap of de geit het bedrijf verlaat. Beheerseis 8.1 wordt hier tevens op aangepast, waarbij aangesloten wordt bij de nieuwe Europese geldende norm.

Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en mede ter bevordering van de overzichtelijkheid worden een tweetal inhoudelijk overeenkomende beheerseisen geclusterd. Het gaat hier om de beheerseisen 9.4 en 9.5 in het kader van dierziekten. Bij een niet-naleving van deze samengevoegde randvoorwaarde is sprake van herhaling indien één van de randvoorwaarden die is opgegaan in de samenvoeging niet is nageleefd.

4. artikel II

In artikel II wordt in de definitie van het COKZ de nieuwe naam opgenomen in de Regeling interventie 2017. Het COKZ is aangewezen als laboratorium voor keuring.

5. Regeldruk

Onderdeel A houdt voor landbouwers in dat zij een aanvraag voor voorschotbetalingen in kunnen dienen en daarbij een zogenaamde de-minimisverklaring aanleveren. Landbouwers, of hun adviseur, vragen in het RVO systeem vervroegde betaling van inkomenssteun aan en ondertekenen een korte verklaring waarin zij verklaren met de aangevraagde steun binnen de de-minimisruimte van maximaal € 20.000 te blijven. Dit betreft dus een extra administratieve handeling bovenop de reguliere aanvraag voor inkomenssteun. De extra handeling is echter niet significant. De onderhavige regelingswijziging brengt voor onderdeel A beperkte en voor onderdeel B geen nieuwe wijzigingen in informatieverplichtingen met zich, derhalve heeft de regelingswijziging minimale gevolgen voor de regeldruk voor landbouwers.

6. Inwerkingtreding

Artikel I, onderdeel A, en artikel II van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd. Hiermee wordt niet aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig om ernstige nadelen voor de sector te voorkomen, hetgeen hier het geval is omdat het in het belang van de sector is dat de voorschotbetalingen zo snel mogelijk kunnen plaatsvinden.

De wijzigingen van de randvoorwaarden (artikel I, onderdeel B) vloeien voort uit de gewijzigde Europese regelgeving, die met ingang van 21 april van kracht is. De vervangende artikelen zijn qua normen ongewijzigd of soepeler dan de vervangen artikelen. Daarom is terugwerkende kracht voor dit onderdeel tot 21 april 2021 opgenomen. Dit stuit niet op bezwaren als er overtredingen van de gewijzigde randvoorwaarden in de periode tussen 21 april 2021 en publicatie worden geconstateerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven