TOELICHTING
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht
(hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese
verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid.
De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.
2. Vervroegde betaling GLB-inkomenssteun (artikel 4.2.a)
Voor het aanvraagjaar 2021 wordt net als in 2020 een uitzondering gecreëerd die vervroegde
betaling van directe GLB-inkomenssteun (de basis- en vergroeningsbetaling) mogelijk
maakt. Met deze uitzondering wordt voorkomen dat door de COVID-19 crisis liquiditeitsproblemen
bij landbouwers ontstaan. Artikel 4.2.a van de uitvoeringsregeling geeft invulling
aan de mogelijkheid om vervroegde betaling van inkomenssteun aan te vragen. Er is
een budget van ruim € 500 mln. hiervoor gereserveerd.
In 2021 kunnen landbouwers nationale voorschotbetalingen aanvragen. Daarmee kunnen
landbouwers vanaf 15 juli 2021 circa 80% van de basis- en vergroeningsbetaling als
nationaal voorschot ontvangen. Het is belangrijk om een marge aan te houden en niet
100% te betalen, omdat het voor 2021 beschikbare budget nog niet bekend is en omdat
de aanvragen ten tijde van de voorschotbetalingen nog niet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden
zijn getoetst.
Indien landbouwers tijdig met de verzamelaanvraag de uitbetaling van de basis- en
vergroeningsbetaling hebben aangevraagd, kunnen zij in de periode van 8 tot en met
30 juni 2021 een aanvraag indienen voor een voorschotbetaling. Deze aanvraag dient
vergezeld te worden van een zogenaamde de-minimis verklaring als bedoeld in Verordening
(EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van
de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352). Hierin verklaren de landbouwers
met het door de voorschotbetaling genoten rentevoordeel en eventueel andere de-minimis
steun binnen de maximale ruimte van de de-minimis van € 20.000 te zullen blijven,
gerekend over drie boekjaren.
Een verkorte de-minimis verklaring zal onderdeel zijn van het door de aanvrager in
te vullen aanvraagformulier. Zonder deze verklaring is indiening van een aanvraag
niet mogelijk. RVO kan aanvullend een volledige de-minimus verklaring opvragen, voorafgaand
aan de voorschotbetaling.
Voor het berekenen van het rentevoordeel moet worden uitgegaan van het verschil tussen
de marktconforme rente (zoals bij een lening van een bank) en de rente die werkelijk
is betaald (in dit geval nihil). Bij het bepalen van de marktconforme rente wordt
uitgegaan van de actuele rekenrente bij commerciële banken, die momenteel 4% bedraagt.
De doorlooptijd waarover de rente dient te worden berekend, is vanaf het moment van
verstrekken van het voorschot tot en met het definitief vaststellen van de basis-
en vergroeningsbetaling. De vaststelling vindt plaats in de periode van 1 december
2021 tot en met 30 juni 2022, de doorlooptijd waarover de rente moet worden berekend,
bedraagt circa 12 maanden.
De voorschotbetaling vindt plaats op basis van een forfaitair bedrag van € 300 per
voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare, en wordt gemaximeerd door het aantal
betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO op 15 mei 2021
beschikt. Betalingsrechten die in 2021 door de landbouwer zijn aangevraagd uit de
nationale reserve, blijven buiten beschouwing.
Er worden geen voorschotten betaald voor zover het voorschotbedrag lager is dan € 400.
Dit drempelbedrag wijkt af van artikel 2.4 en hangt samen met het feit dat het voorschot
slechts betrekking heeft op de basis- en vergroeningsbetaling. Vanaf 1 december 2021
betaalt RVO de resterende basis- en vergroeningsbetaling uit, en ook de eventuele
extra betaling voor jonge landbouwers en/of de graasdierpremie. Voor zover het uitbetaalde
voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria
recht heeft, vordert RVO het teveel betaalde bedrag terug, zodat de EU-conformiteit
gewaarborgd blijft.
Aan de voorschotbetaling kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van de subsidiabiliteit.
Zoals aangegeven, worden de voorschotten berekend enkel op basis van de door de landbouwer
in de verzamelaanvraag verstrekte gegevens, zonder dat enige toets is uitgevoerd ten
aanzien van alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan in het kader van de basis-
en vergroeningsbetaling.
3. Beheerseisen (bijlage 3)
In bijlage 3 zijn de beheerseisen (RBE) van de uitvoeringsregeling opgenomen, waarvan
een overtreding een randvoorwaardenkorting tot gevolg heeft.
In verband met de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening die vanaf 21 april 2021
in werking is getreden en die doorwerkt in de randvoorwaarden van het GLB wordt een
viertal beheerseisen aangepast.
De Diergezondheidsverordening bevat o.a. (nieuwe) regels voor de identificatie en
registratie van dieren. Om aan te sluiten bij deze nieuwe regelgeving worden de randvoorwaarden
RBE 6, 7 en 8 die gaan over I&R gewijzigd. Daarnaast wordt ook randvoorwaarde RBE
9 die gaat over dierziekten aangepast. De aanpassingen gaan met name over wetstechnische
verbeteringen en/of gewijzigde verwijzing naar nationale regelgeving zodat deze in
lijn gebracht wordt met de (nieuwe) Europese regelgeving.
RBE 6
De Europese termijn waarbinnen varkens moeten worden voorzien van identificatiemiddelen
wordt gewijzigd naar 9 maanden of zoveel eerder als het varken het bedrijf verlaat.
Beheerseis 6.2 wordt hier tevens op aangepast, waarbij aangesloten wordt bij de nieuwe
Europese geldende norm.
RBE 8
De Europese termijnen waarbinnen schapen en geiten moeten worden voorzien van identificatiemiddelen
worden gewijzigd van 6 maanden naar 9 maanden of zoveel eerder als het schaap of de
geit het bedrijf verlaat. Beheerseis 8.1 wordt hier tevens op aangepast, waarbij aangesloten
wordt bij de nieuwe Europese geldende norm.
Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en mede ter bevordering van de overzichtelijkheid
worden een tweetal inhoudelijk overeenkomende beheerseisen geclusterd. Het gaat hier
om de beheerseisen 9.4 en 9.5 in het kader van dierziekten. Bij een niet-naleving
van deze samengevoegde randvoorwaarde is sprake van herhaling indien één van de randvoorwaarden
die is opgegaan in de samenvoeging niet is nageleefd.
4. artikel II
In artikel II wordt in de definitie van het COKZ de nieuwe naam opgenomen in de Regeling
interventie 2017. Het COKZ is aangewezen als laboratorium voor keuring.
5. Regeldruk
Onderdeel A houdt voor landbouwers in dat zij een aanvraag voor voorschotbetalingen
in kunnen dienen en daarbij een zogenaamde de-minimisverklaring aanleveren. Landbouwers,
of hun adviseur, vragen in het RVO systeem vervroegde betaling van inkomenssteun aan
en ondertekenen een korte verklaring waarin zij verklaren met de aangevraagde steun
binnen de de-minimisruimte van maximaal € 20.000 te blijven. Dit betreft dus een extra
administratieve handeling bovenop de reguliere aanvraag voor inkomenssteun. De extra
handeling is echter niet significant. De onderhavige regelingswijziging brengt voor
onderdeel A beperkte en voor onderdeel B geen nieuwe wijzigingen in informatieverplichtingen
met zich, derhalve heeft de regelingswijziging minimale gevolgen voor de regeldruk
voor landbouwers.
6. Inwerkingtreding
Artikel I, onderdeel A, en artikel II van deze regeling treden in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt
gepubliceerd. Hiermee wordt niet aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen
in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten
indien nodig om ernstige nadelen voor de sector te voorkomen, hetgeen hier het geval
is omdat het in het belang van de sector is dat de voorschotbetalingen zo snel mogelijk
kunnen plaatsvinden.
De wijzigingen van de randvoorwaarden (artikel I, onderdeel B) vloeien voort uit de
gewijzigde Europese regelgeving, die met ingang van 21 april van kracht is. De vervangende
artikelen zijn qua normen ongewijzigd of soepeler dan de vervangen artikelen. Daarom
is terugwerkende kracht voor dit onderdeel tot 21 april 2021 opgenomen. Dit stuit
niet op bezwaren als er overtredingen van de gewijzigde randvoorwaarden in de periode
tussen 21 april 2021 en publicatie worden geconstateerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten