Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 17 mei, nr. PO28063790 tot wijziging van de Subsidieregeling lerarenbeurs in verband met het verhogen van het subsidieplafond voor het studiejaar 2021–2022 in verband met een loon- en prijsbijstelling en het aanpassen van de vergoeding voor studieverlof en reiskosten vanwege korting op het collegegeld

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, vijfde lid, wordt ‘€ 46.819.000’ vervangen door ‘€ 47.901.000’.

B

Artikel 6, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2021–2022 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 14.620.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 19.869.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 8.118.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 5.294.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

C

In artikel 15, onderdelen b en c, wordt ‘tien procent’ telkens vervangen door ‘twintig procent’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

In het Nationaal Programma Onderwijs (Kamerstukken 35 570-VIII-185) is opgenomen dat er een generieke korting komt van 50% op het wettelijke les-, cursus-, en collegegeld. Het is niet doenlijk om per student de opgelopen vertraging te bepalen en het zou ook tot onevenredig hoge uitvoeringskosten leiden. Daarom worden alle studenten (vooraf) gecompenseerd door hen een halvering van het volledig wettelijk collegegeld op het komend studiejaar (2021–2022) te verlenen. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde studieduurvertraging van een half jaar. De instellingen worden gecompenseerd voor het gederfde verlies aan inkomsten. Voor studenten die het instellingscollegegeld betalen is aan de instellingen gevraagd om de compensatie in mindering te brengen op het verschuldigde collegegeldbedrag voor deze studenten.

In de subsidieregeling Lerarenbeurs is de hoogte van het subsidiebedrag deels gekoppeld aan de hoogte van het verschuldigde collegegeldbedrag. Deze wijzigingsregeling regelt daarom een wijziging van de studiekosten en reiskostenvergoeding. Ook worden de budgetplafonds voor het schooljaar 2021–2022 naar boven bijgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

Het subsidieplafond voor de Lerarenbeurs voor schooljaar 2021–2022 wordt met € 1.082.000 naar boven bijgesteld. Dit is het gevolg van de loon- en prijsbijstelling over de subsidieregeling Lerarenbeurs.

Artikel I, onderdeel C

In de subsidieregeling Lerarenbeurs is de hoogte van het subsidiebedrag deels gekoppeld aan de hoogte van het verschuldigde collegegeldbedrag. Voor de kosten van studiemiddelen en de reiskosten is het subsidiebedrag beide tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350. Aangezien door de korting van het collegegeld het verschuldigde collegegeldbedrag voor veel leraren gehalveerd wordt, ondervinden zij daarom nadelige effecten van de korting op het collegegeld, namelijk waar het gaat om de tegemoetkoming voor studiemiddelen en reiskosten. Om dit te voorkomen wordt ervoor gekozen om voor het schooljaar 2021–2022 het percentage voor de tegemoetkoming in de kosten van studiemiddelen en reiskosten te verhogen naar twintig procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven