Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 mei 2021, nr. WJZ/ 21081523, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij in verband met een visserijverbod in de Oesterbank Voordelta

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Het is verboden te vissen in het gebied, bedoeld in bijlage 3b, met uitzondering van het vissen met de volgende vistuigen:

  • a. hengel;

  • b. zegen, mits deze niet aan de zeebodem is verankerd, de onderpees niet meer weegt dan 18 kg per 100 m, en het uitgezette net, vertrekkend vanaf één zijde, zodanig in een langs het net varende hulpboot weer wordt binnengehaald, dat het nog niet binnengehaalde deel zoveel mogelijk in de oorspronkelijk uitgezette positie blijft.

B

Bijlage 3b komt te luiden:

Bijlage 3b, behorend bij artikel 11a: aanduiding van het gebied Oesterbank Voordelta

Het gebied, bedoeld in artikel 11a, wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

51°47.7882' NB en 003°51.1200' OL

51°47.8638' NB en 003°51.4650' OL

51°47.3034' NB en 003°51.8190' OL

51°46.9518' NB en 003°51.9348' OL

51°46.8738' NB en 003°51.9066' OL

51°46.8318' NB en 003°51.8454' OL

51°46.8006' NB en 003°51.7692' OL

51°46.7652' NB en 003°51.7482' OL

51°46.7184' NB en 003°51.7176' OL

51°46.7082' NB en 003°51.7170' OL

51°46.5954' NB en 003°51.7494' OL

51°46.5762' NB en 003°51.5088' OL

51°46.7754' NB en 003°51.5004' OL

51°46.9176' NB en 003°51.4068' OL

51°47.0100' NB en 003°51.5706' OL

51°47.1300' NB en 003°51.5568' OL

51°47.7882' NB en 003°51.1200' OL.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 mei 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij wordt een gebied binnen het bodembeschermingsgebied van het Natura 2000-gebied Voordelta gesloten voor alle vormen van (potentieel) bodem- en/of substraatberoerende visserij, uitgezonderd de hengel en een specifieke vorm van zegenvisserij, mede ten behoeve van onderzoek naar de status en ontwikkeling van een wilde bank met platte oesters nabij de Brouwersdam.

2. Natura 2000-gebied Voordelta

Het Natura 2000-gebied Voordelta is aangewezen als Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied, onder meer voor de volgende habitattypen van bijlage I van de Habitatrichtlijn: ‘permanent overstroomde zandbanken’ (H1110) en ‘slik- en zandplaten’ (H1140)1. Deze habitattypen verkeerden in de periode 2013–2018 landelijk respectievelijk in een ‘zeer ongunstige’ en ‘matig ongunstige’ staat van instandhouding2. Habitattype H1110 is gedefinieerd op basis van onder meer geomorfologische en hydrologische kenmerken. Het betreft zandbanken in ondiepe delen van de zee die voortdurend onder water staan, waarbij plaatselijk ook harde substraten zoals schelpenbanken en andere biogene structuren voorkomen3. Biogene structuren zijn harde bodems van biogene oorsprong, zoals schelpenbanken van mosselen of oesters, ontstaan uit dode of levende dieren. De aanwezigheid en ontwikkeling in omvang van zulke structuren dragen daarmee bij aan de landelijke staat van instandhouding van onder meer habitattype H1110. Daarnaast zal mede naar aanleiding van de motie het lid Futselaar4 in de actualisatie van de Natura 2000-doelensystematiek worden verkend hoe platte oesters een explicietere plaats kunnen krijgen in de mariene habitattypen.

3. Voorkomen van platte oesters en platte-oesterbanken

Platte oesters (Ostrea edulis) hebben van oudsher een waarde voor de visserij. In Nederlandse wateren worden tegenwoordig alleen in de Grevelingen platte oesters geoogst. Daarnaast kunnen platte oesters worden gezien als een ecologische ‘sleutelsoort’ en hun banken kunnen een veelheid van andere soorten herbergen, waaronder soorten die eveneens in het belang zijn van de visserij.

In het verleden kwamen uitgebreide banken van platte oesters voor in het zuidelijke deel van de Noordzee, niet alleen op de Centrale Oestergronden, maar ook in de Duitse en Nederlandse Waddenzee, langs de Belgische kust, in het Kanaal en langs de kust van het Verenigd Koninkrijk. Platte-oesterbanken zijn in de loop der tijd onder meer uit Nederlandse deel van de Noordzee verdwenen5.

Sinds 2015 zijn er initiatieven vanuit natuurorganisaties en bedrijfsleven in voorbereiding en in uitvoering om met het oog op natuurherstel platte oesters in het wild uit te zetten in het Nederlandse deel van de Noordzee. Daarbij werd in 2015 in de Voordelta een natuurlijke bank ontdekt van platte oesters en Japanse oesters (Magallana gigas)6, voor zover bekend de enige bank met platte oesters in de Nederlandse Noordzee. Op basis van leeftijdsschattingen van exemplaren platte oesters uit deze specifieke bank wordt ingeschat dat de bank al in de periode 2001–2002 kan zijn ontstaan7. Daarnaast zijn recent kleine aantallen platte oesters ontdekt op een aantal locaties in de Waddenzee8.

4. Doelstellingen voor platte oesters en platte-oesterbanken

Zoals hierboven aangeven, kan een oesterbank worden beschouwd als een kenmerk voor structuur en functie van habitatsubtypen 1110A en 1140A in het kader van de huidige Nederlandse implementatie van de Habitatrichtlijn. Daarnaast staan platte oesters en hun banken op de lijst van bedreigde en/of achteruitgaande soorten en habitats van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR)9. Aanbeveling 2013/4 bij het Verdrag geeft, onder meer voor de regio van het OSPAR-zeegebied waaronder het Nederlandse deel van de Noordzee valt, aan dat verdragspartijen onder andere de mogelijkheid dienen te overwegen om regelgeving te introduceren om platte oesters en hun bedden te beschermen en ook om de aanwezigheid, verspreiding en populatieverloop van de soort te onderzoeken en de omvang en kwaliteit van platte-oesterbanken vast te stellen middels monitoring en habitatinventarisaties van de zeebodem10.

Verder zet de Nederlandse overheid in op een terugkeer en herstel van biogene riffen als schelpdierbanken in de Noordzee, waaronder die van platte oesters in het bijzonder. Hiervoor zijn verschillende beleidsvoornemens geformuleerd in de geactualiseerde Mariene Strategie (deel 1) 2018–2024 (2018), Mariene Strategie (deel 3) 2012–2020 (2015), Beleidsnota Noordzee 2016–2021 (2015), Noordzee 2050 Gebiedsagenda (2014), Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder (2014) en Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal (2013).

5. Onderzoek

Vanuit bovenstaande doelstellingen, is het onder meer gewenst de ontwikkelingen in omvang en kwaliteit van de oesterbank te volgen. Dat betreft zowel het volgen van individuen platte oesters als van soorten die met de oesterbank zijn geassocieerd. Voorwaarde is dat wordt uitgesloten dat de integriteit van de bank kan worden aangetast door het oogsten van schaal- en schelpdieren van de bank of door bodem- of substraatberoerende visserijvormen. De oesterbank ligt weliswaar in het zogeheten bodembeschermingsgebied van de Voordelta, maar daar is alleen boomkorvisserij met wekkerkettingen uitgesloten.

6. Visserij in de Voordelta

Van de ter hoogte van de oesterbank toegestane visserijvormen concludeert Wageningen Marine Research (WMR)11 dat alle vormen van bodemberoerende visserij (sleepnetvisserij, garnalenvisserij, bordenvisserij en schelpdiervisserij (Ensis)) verstorend zijn voor de oesterbank en onverenigbaar met bescherming en doeleinden van het daar geplande onderzoek. Dat geldt mogelijk ook voor mosselzaadinvanginstallaties. Als weinig verstorend en mogelijk wel verenigbaar zijn verschillende vormen van vastevistuigenvisserij (passieve visserij) ingeschat (onder andere korven en fuiken, ankerkuil, bepaalde vormen van staande netten), maar dat dient eerst nog te worden aangetoond. Als weinig tot niet verstorend wordt de daar gebruikte vorm van zegenvisserij ingeschat, maar ook daarvan is weinig bekend van de daadwerkelijke effecten.

Daarnaast adviseert WMR als begrenzing voor het gebied met te weren visserijvormen, behalve de contouren van de oesterbank zelf, ook een bufferzone van 100 meter te hanteren.

In voorliggende regeling worden, gezien de bovengenoemde uitkomst van het onderzoek door de WMR, derhalve alle vormen van visserij in het gebied ter hoogte van de oesterbank uitgesloten, behalve de hengel en gebruik van een zegen (kieuwnet (omringend)), mits deze niet aan de zeebodem is verankerd, de onderpees niet meer weegt dan 18 kg per 100 m, en het uitgezette net, vertrekkend vanaf één zijde, zodanig in een langs het net varende hulpboot weer wordt binnengehaald, dat het nog niet binnengehaalde deel zoveel mogelijk in de oorspronkelijk uitgezette positie blijft. Dat laatste betekent dat het net dus niet vanaf één centraal punt (bijvoorbeeld vanaf een moederschip) in een steeds kleiner wordende omtrek wordt aangetrokken en binnengehaald. Deze voorwaarden zijn feitelijk een verbijzondering van de definitie van de zegen (artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985).

De maatregel is proportioneel. Met de maatregel wordt een oesterbank met een zeer belangrijke natuurwaarde beschermd. De maatregel heeft slechts zeer beperkte negatieve gevolgen voor vissers.

In het te sluiten gebied wordt door slechts één visser actief gevist. Het gaat hier om de zegenvisser wiens visserij onder vastlegging van voorwaarden blijft toegestaan. Voor de overige vissers die in dit gebied kunnen vissen, geldt deze uitzondering niet. Voor hen is de sluiting van dit gebied echter van minimale betekenis doordat het gebied slechts een fractie (minder dan 1 procent) is van het totale visareaal dat hen tot beschikking staat.

Verder is het plaatsen van mosselzaadinvanginstallaties momenteel in een ander deel van het Brouwershavense gat toegestaan dan ter hoogte van de oesterbank en dat geldt ook voor de geplande periode 2021–2026.

7. Regeldrukeffecten

Middels de onderhavige regeling worden bepaalde visserijvormen in het betreffende gebied verboden en het bedrijfsleven dient daar kennis van te nemen en conform te handelen. De onderhavige regeling brengt daarmee echter geen verandering in de administratieve lasten bij bedrijven en burgers. Er is evenmin sprake van inhoudelijke nalevingskosten. Voor één vergunninghouder betekent de regeling dat deze zijn visserijpraktijk in het gebied kan voortzetten, op voorwaarde dat hij dat doet op de manier waarop de visserij nu al door hem plaatsvindt, daarbij geen anker gebruikt, en dat hij meewerkt aan een beperkt onderzoek door Wageningen Marine Research om eventuele effecten van zijn aldus voortgezette visserij vast te kunnen stellen.

8. Vaste verandermomenten

Met de bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het kabinetsstandpunt inzake de vaste verandermomenten (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en er minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling. Deze afwijking is gerechtvaardigd om een publiek nadeel te voorkomen. Met de onderhavige regeling wordt een dringend belang van de bescherming van de natuur gediend.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008); Aanwijzingsbesluit Habitatrichtlijngebied Voordelta.

X Noot
2

Report of the Netherlands on progress and implementation (Article 17, Habitats Directive): Annex D – Main results of the surveillance under Article 11 for Annex I habitat types.

X Noot
3

Ministerie van Economische Zaken (2014); Profieldocument habitattype H1110 en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008); Profieldocument habitattype H1140, versie 18 december 2008.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/21, 33 450, nr. 89.

X Noot
5

Smaal, A.C., Kamermans, P., Van der Have, T.M., Engelsma, M.Y. & Sas, H. (2015); Feasibility of Flat Oyster (Ostrea edulis L.) Restoration in the Dutch Part of the North Sea; Yerseke; Report IMARES Wageningen, UR C028/15.

X Noot
6

Kamermans, P., Lengkeek, W., Van der Have, T. & Smaal, A. (2015); Herstel platte oester op de Noordzee: vooronderzoek schelpdierlocaties Voordelta; Rapport IMARES; Bureau Waardenburg, Sas Consultancyen Sas, H., Kamermans, P., Van der Have, T.M., Christianen, M.J.A., Coolen, J.W.P., Lengkeek, W., Didderen, K., Driessen, F., Bergsma, J., Van Dalen, P., Van Gool, A., Van der Pool, J., & Van der Weide, B.E. (2018); Shellfish bed restoration pilots Voordelta The Netherlands; Annual report 2017; Sas Consultancy, Bureau Waardenburg, Wageningen University & Research.

X Noot
7

Witbaard, R., Kamermans, P., & Bos, O.G. (2020); ‘Age’ determination of European flat oysters from the Voordelta reef (NIOZ REPORT 2020-1); NIOZ; Texel, The Netherlands.

X Noot
8

Van der Have, T.M., Kamermans, P. & Van der Zee, E.M. (2017). Flat oysters in the Eijerlandse gat, Wadden Sea: results of a survey in September 2017; Rapportnr. 17-231; Bureau Waardenburg; Culemborg.

X Noot
9

OSPAR Commission (2008); OSPAR List of Threatened and/or Declining Species and Habitats. Reference Number: 2008-6.

X Noot
10

OSPAR Commission (2013); OSPAR Recommendation 2013/4 on furthering the protection and conservation of Ostrea edulis in Region II of the OSPAR maritime area and Ostrea edulis beds in Regions II, III and IV of the OSPAR maritime area; OSPAR(2) 13/4/1, Annex 7.

X Noot
11

Bos, O., Tamis, J. & Jongbloed, R. (2021); Quickscan impact van visserij en opties voor begrenzing van een oesterbank in de Voordelta; Wageningen University & Research rapport C040/21; Den Helder/IJmuiden; Wageningen Marine Research.

Naar boven