Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 22 april 2021, nr. PO/FenV/26712272, houdende regels voor het verstrekken van bijzondere en aanvullende bekostiging voor het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs in verband met de aanpak van jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis (Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging voor aanpak jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging praktijkonderwijs:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 85a, eerste lid, van de WVO of aanvullende middelen als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder a van de WEB;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WVO;

bijzondere bekostiging voortgezet speciaal onderwijs:

bijzondere bekostiging als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WEC;

school voor praktijkonderwijs:

een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f, van de WVO;

school voor voortgezet speciaal onderwijs:

school, dan wel instelling voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor zover dit de afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs betreft als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Bijzondere bekostiging voortgezet speciaal onderwijs

  • 1. Voor het schooljaar 2020–2021 ontvangt het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs bijzondere bekostiging.

  • 2. De bijzondere bekostiging bedraagt € 14,96 per leerling.

  • 3. Het leerlingenaantal wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van het Besluit bekostiging WEC, voor zover het leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs betreft.

  • 4. De bijzondere bekostiging die het bevoegd gezag voor een school als bedoeld in het eerste lid ontvangt, wordt bepaald door het in het derde lid bedoelde leerlingenaantal van die school te vermenigvuldigen met het in het tweede lid genoemde bedrag per leerling.

  • 5. Artikel 143 van de WEC is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging praktijkonderwijs

  • 1. Voor het jaar 2021 ontvangt het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs aanvullende bekostiging praktijkonderwijs.

  • 2. De aanvullende bekostiging bedraagt € 14,96 per leerling.

  • 3. Het leerlingenaantal wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 7 en 7a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WVO op teldatum 1 oktober 2019.

  • 4. De aanvullende bekostiging praktijkonderwijs die het bevoegd gezag voor een school als bedoeld in het eerste lid ontvangt, wordt bepaald door het in het derde lid bedoelde leerlingenaantal van die school te vermenigvuldigen met het in het tweede lid genoemde bedrag per leerling.

  • 5. Artikel 99 van de WVO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvullende bekostiging praktijkonderwijs zowel kan worden aangewend voor voorzieningen in de huisvesting, als voor personeels- of exploitatiekosten.

Artikel 4. Vaststelling en betaling

  • 1. De minister stelt de bekostiging, bedoeld in de artikelen 2 en 3, uiterlijk in juni 2021 ambtshalve vast.

  • 2. De minister betaalt het bedrag van bekostiging ineens uiterlijk in juni 2021.

Artikel 5. Verantwoording bijzondere en aanvullende bekostiging

De besteding van de bijzondere en aanvullende bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging voor aanpak jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

Aanleiding

In verband met de uitbraak van COVID-19 is er in augustus 2020 in totaal € 350 miljoen beschikbaar gekomen voor kwetsbare schoolverlaters.1 Voor leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en leerlingen op het praktijkonderwijs (pro) is er ook budget beschikbaar gesteld om de arbeidsmarktpositie van een deel van de leerlingen te versterken. Scholen ontvangen hiervoor per pro- of vso-leerling een bedrag.

Administratieve lasten

Omdat de bekostiging ambtshalve wordt bepaald op basis van reeds beschikbare gegevens en er ook geen extra verantwoordingsvoorschriften zijn, leidt deze regeling niet tot extra administratieve lasten.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

Voor het bepalen van de bijzondere bekostiging vso wordt uitgegaan van de leerlingaantallen op 1 oktober 2019. Deze teldatum wordt ook gehanteerd voor de bekostiging voor schooljaar 2020–2021 en sluit dus aan op de periode waar het budget voor bedoeld is. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 143 van de WEC is er sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3

Het betreft hier het aantal leerlingen op 1 oktober 2019, aangezien dit een door de accountant gevalideerde telling betreft en aansluit op de leerlingenaantallen die voor het vso worden gehanteerd. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 99 van de WVO is er sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Tevens kan aan de rijksbijdrage op grond van artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met bijzondere omstandigheden die in redelijkheid niet door de instelling binnen de rijksbijdrage voor het betreffende bekostigingsjaar of binnen de normale bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen, een bedrag voor aanvullende bekostiging praktijkonderwijs worden toegevoegd. Dit betreft een bedrag voor een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid onderdeel b van de WEB.

Artikel 5

De middelen worden toegevoegd aan de lumpsum van de scholen en vereisen geen aparte verantwoording.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II, 2020/21, 35 420, nr. 134

Naar boven