De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op de artikelen 16b.3, derde lid, 16b.5, tweede lid, 16b.8, tweede lid en 16b.23,
tweede lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling CO2-heffing industrie wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 8, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan
het slot van onderdeel d, een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12. Berekening industriële jaarvracht broeikasgasinstallaties
De industriële jaarvracht voor broeikasgasinstallaties wordt berekend volgens de formule:
industriële jaarvracht = EMinstallatie – EMelektriciteit– EMstadsverwarming
Waarbij:
EMinstallatie staat voor: de totale emissie uitgedrukt in tCO2(e) per jaar als vermeld in het emissieverslag;
EMelektriciteit staat voor de som van (a), (b) en (c):
-
(a) de hoeveelheid brandstoffen ingezet voor de opwekking van elektriciteit in de installatie
in TJ per jaar als vermeld in het verslag over het activiteitsniveau vermenigvuldigd
met de gewogen gemiddelde emissiefactor voor brandstoffen ingezet voor de opwekking
van elektriciteit in t CO2
/TJ als vermeld in het verslag over het activiteitsniveau of het industrieel emissieverslag;
-
(b) de emissies van rookgasreiniging bij warmtekrachtkoppeling als vermeld in het verslag
over het activiteitsniveau of het industrieel emissieverslag vermenigvuldigd met de
relevante toekenningsfactor FCHP,El (vergelijking 12), bedoeld in bijlage VII, onderdeel 8, van de Verordening kosteloze
toewijzing van emissierechten;
-
(c) de emissies van rookgasreiniging in verband met elektriciteitsopwekking anders dan
met warmtekrachtkoppeling;
EMstadsverwarming staat voor: emissie uitgedrukt in tCO2(e) ten gevolge van de productie van warmte voor stadsverwarming als bedoeld in artikel
2, vierde lid, in samenhang met Bijlage IV, onderdeel 2.2 van de Verordening kosteloze
toewijzing emissierechten als vermeld in het verslag over het activiteitsniveau of
het industrieel emissieverslag. Indien driekwart of minder dan driekwart van de totaal
geproduceerde meetbare warmte in dat kalenderjaar is uitgevoerd ten behoeve van stadsverwarming
dan staat EMstadsverwarming gelijk aan nul.
C
In artikel 17, tweede lid, vervalt telkens ‘en activiteit 98’.
D
In artikel 29, derde lid, onderdeel b, wordt ‘veertig procent’ vervangen door ‘dertig
procent’.
E
Bijlage I, onderdeel I, onder 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel b wordt ‘uitgedrukt in T’ vervangen door ‘uitgedrukt in TJ’.
2. Subonderdeel c komt te luiden:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.
TOELICHTING
1. Algemeen
In de Regeling CO2-heffing industrie worden, ter uitvoering van de Wet CO2-heffing industrie, nadere regels gesteld aan: het industrieel monitoringsplan, de
berekening en verslaglegging van de industriële jaarvracht, het register dispensatierechten
industrie en de berekening van dispensatierechten. Bij de uitwerking van deze regels
is nauw aangesloten bij de regels van het EU ETS.
Met deze wijziging van de Regeling CO2-heffing industrie (hierna: de regeling) wordt een aantal technische aanpassingen
doorgevoerd.
2. Inhoud
De wijzigingen in de regeling zien op een verduidelijking in de kentallen die gebruikt
worden voor de monitoring van de emissies van afvalverbrandingsinstallaties, de toevoeging
van een correctie voor de emissies van rookgasreiniging bij de berekening van de te
belasten emissies, een aanpassing in de berekening van de correctie voor onderhoudstop
bij acrylonitrilproductie en tot slot een wijziging in de wijze van het opgeven van
emissies voor stadsverwarming in het industrieel emissieverslag. Deze wijzigingen
worden hierna per onderdeel toegelicht.
Oxidatiefactor voor verbranding van afvalstoffen (onderdeel A)
In artikel 8, tweede lid, van de regeling wordt in onderdeel e een oxidatiefactor
opgenomen voor het verbranden van afvalstoffen. In het Nederlandse model voor de monitoring
van emissies van afvalverbrandingsinstallaties (hierna: AVI’s) is geen aparte oxidatiefactor
opgenomen. De hoeveelheid koolstof die niet wordt omgezet en achterblijft in de assen
is, in afwijking van de methodiek die wordt gehanteerd in het EU-ETS, al meegenomen
in de kentallen die gebruikt worden in dit model. De standaard emissiefactoren die
door de Nederlandse Emissieautoriteit (hierna: NEa) zijn vastgesteld voor AVI’s zijn
afgeleid van deze kentallen. Dit betekent dat voor de verbranding van afvalstoffen
er bij gebruik van standaardfactoren altijd uitgegaan moet worden van een oxidatiefactor
van 1.
Correctie emissies van rookgasreiniging (onderdeel B)
In artikel 12, dat ziet op de berekening van de industriële jaarvracht, was geen rekening
gehouden met het feit dat naast emissies ten gevolge van de inzet van brandstoffen
er in enkele installaties ook emissies ontstaan als gevolg van rookgasreiniging. Deze
emissies zijn geheel, of in het geval van warmtekrachtkoppelingen (WKK’s), gedeeltelijk
toe te wijzen aan elektriciteitsopwekking en kunnen dus ook in mindering worden gebracht
op de totale emissie van de installatie om de industriële jaarvracht te bepalen. Deze
correctie wordt nu opgenomen in de formule.
Vervallen scope 98 (onderdeel C)
De verificatie-eis geldt alleen voor het (historisch) industrieel emissieverslag van
AVI’s en lachgasinstallaties. Deze installaties moeten emissies rapporteren die zijn
gemonitord conform het industrieel monitoringsplan dat moet voldoen aan Uitvoeringsverordening
(EU) nr. 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage
van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees
parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
(PbEU 2018, L334) (Verordening monitoring en rapportage emissiehandel). Scope 98 betreft
de accreditatie voor de verificatie van gegevens die relevant zijn voor de toewijzing
van gratis broeikasgasemissierechten. Deze accreditatie is niet relevant voor de verificatie
van emissiegegevens en kan daarom vervallen in de regeling.
Correctie onderhoudsstop bij acrylonitrilproductie (onderdeel D)
Voor lachgasinstallaties wordt het historisch activiteitenniveau bepaald op basis
van 2 referentiejaren in plaats van 5 jaar zoals voor de overige installaties geldt.
De vermindering van emissies door een onderhoudsstop in één van deze jaren telt bij
een referentieperiode van 2 jaar voor vijftig procent mee in het rekenkundig gemiddelde.
Bij een referentieperiode van 5 jaar telt de vermindering van de emissies voor een
onderhoudstop voor een vijfde deel (twintig procent) mee in het rekenkundig gemiddelde.
Om ongelijkheid te voorkomen wordt de invloed van de onderhoudsstop op het rekenkundig
gemiddelde voor lachgas gecompenseerd door dit te verhogen met het verschil van dertig
procent. Dit wordt bepaald door uit te gaan van dertig procent van het aantal dagen
en de gemiddelde emissie per dag van de resterende dagen. Abusievelijk stond in artikel
29, derde lid, onderdeel b, veertig procent vermeld in plaats van dertig procent.
Deze onjuistheid wordt hiermee gecorrigeerd.
Opgave emissies voor stadsverwarming in industrieel emissieverslag (onderdeel E)
Bijlage I, onderdeel I, beschrijft de minimale inhoud van het jaarlijkse industrieel
emissieverslag voor broeikasgasinstallaties. Onder 5 staan de gegevens opgenomen over
de emissies ten gevolge van de opwekking van warmte voor stadsverwarming. Hier wordt
een wijziging in aangebracht waardoor de eisen aan het industrieel emissieverslag
beter aansluiten op het verslag over het activiteitsniveau waarin de emissies voor
stadsverwarming worden opgegeven door de hoeveelheid warmte en de emissiefactor van
die warmte te vermenigvuldigen.
3. Regeldruk
Deze regeling bevat slechts technische wijzigingen en leidt niet tot extra regeldrukkosten
voor bedrijven.
4. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021. Daarmee wordt voor wat betreft
de inwerkingtredingsbepaling aangesloten bij het beleid van vaste verandermomenten
voor de regelgeving. Aan de minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie
en inwerkingtreding van de regeling wordt eveneens voldaan.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout