TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 op twee punten.
In de bijlagen 1 tot en met 6 vervallen de rijen waarin het aantal vragen van het
theorie-examen waren bepaald. De bepaling daarvan is aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR) overgelaten in het kader van de uitvoering van de examinering. Van de gelegenheid
is gebruikgemaakt de geldigheidsduur van examens te verlengen in verband met de maatregelen
ter bestrijding van COVID-19.
2. Aanleiding en inhoud van de regeling
2.1 Aantal examenvragen
Het CBR heeft in de afgelopen jaren veel klantgerichte vernieuwingen in de vakbekwaamheidsexamens
voor beroepschauffeurs aangebracht, zowel inhoudelijk (zinsopbouw en woordkeuze op
B1 niveau, gebruik van afbeeldingen, andere vraagsoorten dan meerkeuze) als afnamevorm
(individueel afnamestation, met dagelijkse reserveermogelijkheden). Dit heeft echter
als ongewenst bijeffect gehad dat de examens relatief eenvoudig getraind konden worden
op de juiste antwoorden zonder de lesstof daadwerkelijk te beheersen. Dat leidde tot
verminderde kennis van de lesstof bij kandidaten. De examentraining is daarmee onwenselijk
vanuit het verkeersveiligheids- en vakbekwaamheidsoogpunt, omdat nieuwe chauffeurs
mogelijk niet goed getraind en voorbereid zijn op praktijksituaties die zij na het
behalen van het examen kunnen tegenkomen.
Externe signalen en intern onderzoek van het CBR wijzen uit dat de trainbaarheid van
deze examens een toenemend afbreukrisico vormt ten aanzien van de validiteit en betrouwbaarheid
van de examens. Het is daarom wenselijk dat veranderingen in de examenstructuur zo
snel mogelijk worden doorgevoerd. Daarvoor is gezocht is naar oplossingen die effectief
zijn, die op korte termijn kunnen worden ingevoerd en waarmee de kandidaten die wel
kennis hebben van de leerstof niet worden benadeeld. De maatregelen die binnen dit
kader het beste passen, zijn uitbreiding van bepaalde vraagsoorten (numeriek, open,
stellingen), verdeling van het examen in toetsdelen en het stellen van meer vragen
in een examen. Andere oplossingen voor de korte termijn die zijn overwogen, zijn invoeging
van een afleidingsmoment in het examen, toevoeging van mondelinge of open vragen,
invoering van verplichte tijd tussen het eerste examen en een herexamen en invoering
van verplichte tijd tussen examenvakken onderling. Deze laatstgenoemde oplossingen
zijn afgewezen vanwege het nadeel voor kandidaten die de lesstof wel beheersen.
De meeste van de hiervoor genoemde oplossingen kan het CBR zelf invoeren in de examinering.
Het aantal vragen dat wordt gesteld in het examen lag echter vast in de Regeling vakbekwaamheid
bestuurders 2012. Met de onderhavige wijziging is de vaststelling van een bepaald
aantal te stellen vragen in het theorie-examen uit de Regeling vakbekwaamheid bestuurders
2012 vervallen. Het aantal te stellen examenvragen wordt voortaan door het CBR bepaald.
Dit is al gebruikelijk bij diverse (andere) (beroeps)examens die het CBR afneemt.
Hiermee ontstaat flexibiliteit voor het wijzigen van het aantal vragen om zo een bijdrage
te leveren aan een hogere validiteit en betrouwbaarheid van de examens en daarmee
(indirect) aan de verkeersveiligheid en vakbekwaamheid.
2.2 Geldigheidsduur examenresultaten
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt bij deze regeling de in de Kamerbrief van 24 februari
20211 toegezegde coulance ten aanzien van de geldigheidsduur van examenresultaten voor
het behalen van het getuigschrift van vakbekwaamheid (code 95) vast te leggen.
3. Herstructurering examenstructuur
Het vervallen van het totaal aantal te stellen vragen in theorie-examens maakt onderdeel
uit van een voorgenomen bredere herstructurering van de examenstructuur ter uitvoering
van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende
de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor
goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening
(EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking
van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226). Bij de implementatie van
die richtlijn is gekozen voor de huidige structuur van de theorie-examens voor het
behalen van het rijbewijs en de vakbekwaamheid voor de categorieën C en D.
Deze structuur beperkt het CBR zowel in vorm als inhoudelijk om de theorie-examens
kwalitatief door te ontwikkelen. Het doel van de herstructurering is dan ook een nog
betere inhoudelijke aansluiting bij de markt te realiseren met examens die nog meer
voldoen aan de gewenste validiteit en betrouwbaarheid. Doordat de toetsmatrijzen zijn
opgenomen als bijlagen bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 heeft het CBR
zelf niet de bevoegdheid die aan te passen in het kader van de voornoemde ontwikkeling.
In het kader van de herstructurering wordt bekeken of en hoe de toetsmatrijzen uit
de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 kunnen worden gelaten en het opstellen
en wijzigen ervan aan het CBR kan worden overgelaten. Voor bijvoorbeeld de rijbewijscategorie
B is dit reeds gebeurd. Voor de herstructurering zijn overigens ook wijzigingen in
het Reglement rijbewijzen nodig.
De voorgenomen implementatiedatum van de herstructurering is 1 januari 2022. De onderhavige
wijzigingen hadden een hogere urgentie en zijn daarom in de onderhavige regeling afzonderlijk
opgepakt en treden eerder in werking.
4. Gevolgen
Deze regeling heeft geringe gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke
nalevingskosten. Zo moeten de sector en potentiële kandidaten kennis nemen van de
wijziging. Tevens zullen opleiders er, nog meer dan voorheen, voor moeten zorgen dat
in de opleiding de leerstof op de juiste manier wordt behandeld. Ook moeten kandidaten
zorgen dat zij over de noodzakelijke kennis beschikken. Anders is de slagingskans
kleiner.
Er zijn geen gevolgen voor de reserveringstermijnen. Het aantal extra vragen dat gesteld
wordt, valt binnen de beschikbare plantijden. Er is mede daardoor ook geen sprake
van tariefverhoging.
De verlenging van de geldigheidsduur van de examenresultaten heeft een positief effect.
De kandidaten van wie de geldigheid van de examenresultaten zou zijn verlopen hebben
nog langer de tijd om het getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen, zonder opnieuw
examen te hoeven doen.
5. Advies en consultatie
De wijzigingen zijn in afstemming met het CBR tot stand gekomen. Opleiders zijn via
een klankbordgroep op de hoogte gebracht van het feit dat er wijzigingen komen. Mede
doordat de sector de voornaamste betrokkene is, die van de wijzigingen kennis heeft
genomen en is geconsulteerd, zou internetconsultatie niet in betekenende mate tot
veranderingen hebben kunnen leiden. Bovendien brengen de wijzigingen, mede door de
betrokkenheid van de sector, geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en
plichten van burgers en bedrijven en hebben ze ook geen ingrijpende gevolgen voor
de uitvoeringspraktijk.
Het ontwerp van deze regeling is ook voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
6. Inwerkingtreding
Artikel 22a van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012, met de verlenging van
de geldigheid van examenresultaten, treedt in werking op de dag na publicatie van
de onderhavige regeling. Gelet op het belang voor de kandidaten die een examen hebben
behaald waarvan het resultaat is verlopen of binnenkort verloopt is geen rekening
gehouden met de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving als bedoeld
in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het niet regelen van deze
verlenging zou leiden tot meer nadelen voor de betrokkenen (zie aanwijzing 4.17, vijfde
lid, onderdeel b).
Het vervallen van het totaal aantal te stellen vragen treedt in werking met ingang
van 1 juli 2021, in overeenstemming met de systematiek van vaste verandermomenten
als bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Indien de
invoeringstermijn van twee maanden daardoor onverhoopt niet in acht zou worden genomen,
is de afwijking daarvan gerechtvaardigd door het feit dat die aanpassing aanmerkelijke
ongewenste publieke nadelen voorkomt. Uitstel van de inwerkingtreding zou betekenen
dat het hiervoor geschetste risico van kortdurende examentrainingen blijft bestaan
en zelfs tijdelijk wordt verergerd, doordat het aantrekkelijk wordt nog snel een examentraining
en aansluitend examen te doen voordat de onderhavige regeling in werking is getreden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga