Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 mei 2021, nr. IENW/BSK-2021/110671, tot wijziging van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 in verband met het niet langer bij ministeriële regeling bepalen van het aantal vragen van theorie-examens en verlenging van de geldigheid van resultaten van theorie-examens en praktische toetsen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikel 156o van het Reglement rijbewijzen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na paragraaf 5 van hoofdstuk II wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. Verlenging geldigheid examenresultaten in verband met COVID-19

Artikel 22a

In afwijking van de bijlagen 1 tot en met 6 bij deze regeling zijn de resultaten van de in die bijlagen genoemde examens en toetsen geldig tot en met:

  • a. 30 september 2021, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 april 2019;

  • b. 30 november 2021, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2019;

  • c. 31 december 2021, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019;

  • d. 31 januari 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 juli 2019;

  • e. 28 februari 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 augustus 2019;

  • f. 31 maart 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 september 2019;

  • g. 30 april 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • h. 31 mei 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 november 2019 tot en met 30 november 2019;

  • i. 30 juni 2022, indien de resultaten zijn behaald in de periode van 1 december 2019 tot en met 31 december 2019.

B

In de bijlagen 1 tot en met 3 vervallen de rijen beginnend met ‘Totaal aantal vragen’.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdeel A, van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 op twee punten. In de bijlagen 1 tot en met 6 vervallen de rijen waarin het aantal vragen van het theorie-examen waren bepaald. De bepaling daarvan is aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) overgelaten in het kader van de uitvoering van de examinering. Van de gelegenheid is gebruikgemaakt de geldigheidsduur van examens te verlengen in verband met de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.

2. Aanleiding en inhoud van de regeling

2.1 Aantal examenvragen

Het CBR heeft in de afgelopen jaren veel klantgerichte vernieuwingen in de vakbekwaamheidsexamens voor beroepschauffeurs aangebracht, zowel inhoudelijk (zinsopbouw en woordkeuze op B1 niveau, gebruik van afbeeldingen, andere vraagsoorten dan meerkeuze) als afnamevorm (individueel afnamestation, met dagelijkse reserveermogelijkheden). Dit heeft echter als ongewenst bijeffect gehad dat de examens relatief eenvoudig getraind konden worden op de juiste antwoorden zonder de lesstof daadwerkelijk te beheersen. Dat leidde tot verminderde kennis van de lesstof bij kandidaten. De examentraining is daarmee onwenselijk vanuit het verkeersveiligheids- en vakbekwaamheidsoogpunt, omdat nieuwe chauffeurs mogelijk niet goed getraind en voorbereid zijn op praktijksituaties die zij na het behalen van het examen kunnen tegenkomen.

Externe signalen en intern onderzoek van het CBR wijzen uit dat de trainbaarheid van deze examens een toenemend afbreukrisico vormt ten aanzien van de validiteit en betrouwbaarheid van de examens. Het is daarom wenselijk dat veranderingen in de examenstructuur zo snel mogelijk worden doorgevoerd. Daarvoor is gezocht is naar oplossingen die effectief zijn, die op korte termijn kunnen worden ingevoerd en waarmee de kandidaten die wel kennis hebben van de leerstof niet worden benadeeld. De maatregelen die binnen dit kader het beste passen, zijn uitbreiding van bepaalde vraagsoorten (numeriek, open, stellingen), verdeling van het examen in toetsdelen en het stellen van meer vragen in een examen. Andere oplossingen voor de korte termijn die zijn overwogen, zijn invoeging van een afleidingsmoment in het examen, toevoeging van mondelinge of open vragen, invoering van verplichte tijd tussen het eerste examen en een herexamen en invoering van verplichte tijd tussen examenvakken onderling. Deze laatstgenoemde oplossingen zijn afgewezen vanwege het nadeel voor kandidaten die de lesstof wel beheersen.

De meeste van de hiervoor genoemde oplossingen kan het CBR zelf invoeren in de examinering. Het aantal vragen dat wordt gesteld in het examen lag echter vast in de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012. Met de onderhavige wijziging is de vaststelling van een bepaald aantal te stellen vragen in het theorie-examen uit de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 vervallen. Het aantal te stellen examenvragen wordt voortaan door het CBR bepaald. Dit is al gebruikelijk bij diverse (andere) (beroeps)examens die het CBR afneemt. Hiermee ontstaat flexibiliteit voor het wijzigen van het aantal vragen om zo een bijdrage te leveren aan een hogere validiteit en betrouwbaarheid van de examens en daarmee (indirect) aan de verkeersveiligheid en vakbekwaamheid.

2.2 Geldigheidsduur examenresultaten

Van de gelegenheid is gebruikgemaakt bij deze regeling de in de Kamerbrief van 24 februari 20211 toegezegde coulance ten aanzien van de geldigheidsduur van examenresultaten voor het behalen van het getuigschrift van vakbekwaamheid (code 95) vast te leggen.

3. Herstructurering examenstructuur

Het vervallen van het totaal aantal te stellen vragen in theorie-examens maakt onderdeel uit van een voorgenomen bredere herstructurering van de examenstructuur ter uitvoering van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226). Bij de implementatie van die richtlijn is gekozen voor de huidige structuur van de theorie-examens voor het behalen van het rijbewijs en de vakbekwaamheid voor de categorieën C en D.

Deze structuur beperkt het CBR zowel in vorm als inhoudelijk om de theorie-examens kwalitatief door te ontwikkelen. Het doel van de herstructurering is dan ook een nog betere inhoudelijke aansluiting bij de markt te realiseren met examens die nog meer voldoen aan de gewenste validiteit en betrouwbaarheid. Doordat de toetsmatrijzen zijn opgenomen als bijlagen bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 heeft het CBR zelf niet de bevoegdheid die aan te passen in het kader van de voornoemde ontwikkeling.

In het kader van de herstructurering wordt bekeken of en hoe de toetsmatrijzen uit de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 kunnen worden gelaten en het opstellen en wijzigen ervan aan het CBR kan worden overgelaten. Voor bijvoorbeeld de rijbewijscategorie B is dit reeds gebeurd. Voor de herstructurering zijn overigens ook wijzigingen in het Reglement rijbewijzen nodig.

De voorgenomen implementatiedatum van de herstructurering is 1 januari 2022. De onderhavige wijzigingen hadden een hogere urgentie en zijn daarom in de onderhavige regeling afzonderlijk opgepakt en treden eerder in werking.

4. Gevolgen

Deze regeling heeft geringe gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten. Zo moeten de sector en potentiële kandidaten kennis nemen van de wijziging. Tevens zullen opleiders er, nog meer dan voorheen, voor moeten zorgen dat in de opleiding de leerstof op de juiste manier wordt behandeld. Ook moeten kandidaten zorgen dat zij over de noodzakelijke kennis beschikken. Anders is de slagingskans kleiner.

Er zijn geen gevolgen voor de reserveringstermijnen. Het aantal extra vragen dat gesteld wordt, valt binnen de beschikbare plantijden. Er is mede daardoor ook geen sprake van tariefverhoging.

De verlenging van de geldigheidsduur van de examenresultaten heeft een positief effect. De kandidaten van wie de geldigheid van de examenresultaten zou zijn verlopen hebben nog langer de tijd om het getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen, zonder opnieuw examen te hoeven doen.

5. Advies en consultatie

De wijzigingen zijn in afstemming met het CBR tot stand gekomen. Opleiders zijn via een klankbordgroep op de hoogte gebracht van het feit dat er wijzigingen komen. Mede doordat de sector de voornaamste betrokkene is, die van de wijzigingen kennis heeft genomen en is geconsulteerd, zou internetconsultatie niet in betekenende mate tot veranderingen hebben kunnen leiden. Bovendien brengen de wijzigingen, mede door de betrokkenheid van de sector, geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en hebben ze ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.

Het ontwerp van deze regeling is ook voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Inwerkingtreding

Artikel 22a van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012, met de verlenging van de geldigheid van examenresultaten, treedt in werking op de dag na publicatie van de onderhavige regeling. Gelet op het belang voor de kandidaten die een examen hebben behaald waarvan het resultaat is verlopen of binnenkort verloopt is geen rekening gehouden met de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving als bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het niet regelen van deze verlenging zou leiden tot meer nadelen voor de betrokkenen (zie aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b).

Het vervallen van het totaal aantal te stellen vragen treedt in werking met ingang van 1 juli 2021, in overeenstemming met de systematiek van vaste verandermomenten als bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Indien de invoeringstermijn van twee maanden daardoor onverhoopt niet in acht zou worden genomen, is de afwijking daarvan gerechtvaardigd door het feit dat die aanpassing aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen voorkomt. Uitstel van de inwerkingtreding zou betekenen dat het hiervoor geschetste risico van kortdurende examentrainingen blijft bestaan en zelfs tijdelijk wordt verergerd, doordat het aantrekkelijk wordt nog snel een examentraining en aansluitend examen te doen voordat de onderhavige regeling in werking is getreden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 900.

Naar boven