TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
De Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES
(hierna: de regeling) biedt ondernemingen gevestigd op Caribisch Nederland een subsidie
voor de vaste lasten. Doel is dat getroffen ondernemingen, die 30 procent of meer
omzetverlies hebben, hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om de vaste
lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende te houden. De subsidie
wordt berekend aan de hand van het omzetverlies van de onderneming. De subsidie die
op grond van de regeling wordt verleend wordt bovendien vrijgesteld van belastingheffing.
De regeling is reeds driemaal opengesteld, voor de maanden juni tot en met september
2020, de maanden oktober tot en met december 2020 en de maanden januari tot en met
maart 2021.
Onderhavige wijzigingsregeling voorziet in een vierde openstelling van de regeling,
zoals reeds aangekondigd in de Kamerbrief ‘Steun en herstelpakket Caribisch Nederland’
van 16 oktober 2020.1 Vanwege de aanhoudende negatieve gevolgen van de coronapandemie op de economische
situatie in Caribisch Nederland, met name door wegblijvende toeristen, is besloten
om de regeling voor een nieuwe periode open te stellen. De vierde openstelling loopt
van 3 mei 2021 tot en met 31 juli 2021 en ziet op de maanden april, mei en juni van
2021. Deze wijzigingsregeling bevat geen subsidieplafond, waarmee de Minister van
Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies
heeft ingestemd. Bij deze vierde openstelling van de regeling wordt het subsidiepercentage
verhoogd (zie paragraaf 2).
2. Verhoging subsidiepercentage en vierde openstelling van de regeling
De belangrijkste wijziging is dat het subsidiepercentage wordt verhoogd. Voor de derde
openstelling bedroeg dit percentage 85 procent. Voor de vierde openstelling is besloten
dit subsidiepercentage, in lijn met de voor het tweede kwartaal aangekondigde verhoging
van het subsidiepercentage van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-192, die geldt voor ondernemingen in het Europees deel van Nederland, te verhogen naar
100 procent (artikel 3 van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel C,
van deze wijzigingsregeling). Het minimale subsidiebedrag om in aanmerking te komen
voor subsidie, is daarbij verhoogd van USD 425 naar USD 500 (zie artikel 4, onderdeel
c, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel D, van deze wijzigingsregeling).
Omdat het subsidiepercentage eveneens verhoogd wordt, blijft de drempel aan omzetverlies
om in aanmerking te komen voor de regeling, zijnde afgerond USD 1725 per kwartaal,
gelijk aan het drempelbedrag aan omzetverlies voor de derde openstelling van deze
regeling.
De vierde openstelling van de regeling ziet op de maanden april, mei en juni van 2021
(artikel 2, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel B,
van deze wijzigingsregeling).
De periode aan de hand waarvan het omzetverlies wordt bepaald, is in lijn daarmee
aangepast. De omzet in de periode januari, februari en maart van 2021 vormt de basis
voor de berekening van het percentage omzetverlies (artikel 1, tweede lid, van de
regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 1, van deze wijzigingsregeling).
Bij de aanvraag moet deze omzet worden opgegeven (artikel 5, tweede lid, onderdeel f,
van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel E, van deze wijzigingsregeling).
Ook de referentieperiode is anders, namelijk januari, februari en maart van 2019 (artikel 1,
derde lid, onderdeel a, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A,
onder 2, subonderdeel a van deze wijzigingsregeling). Net als in de oorspronkelijke
regeling bevat de gewijzigde regeling een voorziening voor ondernemingen die na aanvang
van de referentieperiode zijn gestart, dus na 1 januari 2019 (maar uiterlijk 13 maart
2020). Voor deze groep gelden alternatieve referentieperiodes (artikel 1, derde lid,
onderdelen b en c, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 2,
subonderdelen b en c, van deze wijzigingsregeling).
De derde openstelling zal plaatsvinden van 3 mei 2021 tot en met 31 juli 2021 (artikel 6,
eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel F, van deze wijzigingsregeling).
3. Regeldruk
De regeldruk voor de aanvrager behelst het kennisnemen van de subsidieregeling en
het invullen van de aanvraag. Doordat de aanvrager mogelijk eerder al een aanvraag
heeft gedaan voor een of meerdere van de eerdere openstellingen, wordt ervan uitgegaan
dat het kennisnemen van de regeling en het invullen van de aanvraag in totaal een
half uur tijd per onderneming kost. Uitgaande van 650 ondernemingen die, tegen een
gemiddeld uurtarief van USD 21,50, een aanvraag zullen doen, komen de regeldrukkosten
voor de ondernemingen uit op circa USD 7.000.
Tevens dient voor aanvragen met een subsidiebedrag boven de USD 6000 een verklaring
overlegd te worden van een onafhankelijk en ter zake deskundig persoon over de getrouwheid
van de opgaven. Ervan uitgaande dat 50 procent van de aanvragen een subsidie van boven
de USD 6.000 betreft, betekent dat dat er voor 325 ondernemingen aanvullende regeldrukkosten
zijn van 0,75 uur. De totale regeldrukkosten komen daarmee uit op USD 12.240.
4. Staatssteun
Caribisch Nederland wordt, evenals de Caribische landen binnen het Koninkrijk, vanuit
Europeesrechtelijk perspectief, gekwalificeerd als landen en gebieden overzee (LGO).
Voor de LGO geldt op grond van het LGO-besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad van
25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de
Europese Unie (PbEU 2013, L 344)) een bijzonder regime. De LGO maken geen deel uit
van de interne markt van de Europese Unie. Dit brengt onder meer met zich dat voor
de LGO de staatssteunregels niet gelden. Dat betekent dat de staatssteunregels dus
ook niet voor Caribisch Nederland gelden. Dit is alleen anders wanneer er subsidie
vanuit Nederland wordt verstrekt voor ondernemingen in Caribisch Nederland, voor zover
dit gevolgen kan hebben op de interne markt.
Enkel ondernemingen die gevestigd zijn op Bonaire, Saba en Sint Eustatius komen in
aanmerking voor de subsidie. Of een onderneming gevestigd is op Bonaire, Saba of Sint
Eustatius of buiten de BES-eilanden, wordt beoordeeld naar de omstandigheden van het
geval (zie ook artikel 1.5 van de Belastingwet BES). Daarbij wordt onder meer gekeken
naar de plaats van het hoofdkantoor, de plaats waar de leiding is gevestigd en de
plaats waar de kern van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. De regeling is namelijk
alleen bedoeld voor ondernemers die daadwerkelijk gevestigd zijn op de BES-eilanden,
en dus ook voornamelijk daar deelnemen aan het economisch verkeer. Dit zijn allen
mkb-ondernemingen, die over het algemeen geen activiteiten verrichten op de interne
markt van de Europese Unie. Gelet op het soort ondernemingen dat in aanmerking komt
voor subsidie en de hoogte van de subsidie, leidt de subsidie, voor zover er al sprake
zou zijn van enige activiteit op de interne markt, niet tot een ongunstige beïnvloeding
van het handelsverkeer en vervalst deze niet de mededinging binnen de interne markt.
Derhalve is er geen sprake van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid,
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
5. Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij is geplaatst (artikel II van deze wijzigingsregeling).
Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit
wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding aanmerkelijke
nadelen voor de doelgroep voorkomt.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer