Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid, 19 april 2021, nr. 3275676, houdende instelling van de tijdelijke onderzoekscommissie georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen (Instellingsbesluit commissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Justitie en Veiligheid;

b. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Tijdelijke Onderzoekscommissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen.

  • 2. De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 april 2021 en wordt opgeheven met ingang van 1 april 2022.

  • 3. De commissie heeft tot taak:

    • a. aan de minister te rapporteren over de beschikbare informatie omtrent het fenomeen van georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen in Nederland door gebruik te maken van zoveel mogelijk bronnen (inclusief slachtoffers, therapeuten, wetenschappelijke bronnen en deskundigen op dit specifieke terrein) en op basis van de bevindingen een advies te geven aan de opsporing.

    • b. de minister, naar aanleiding van de moties Van den Berge c.s. en Van Nispen c.s. te adviseren over het instellen van een meldpunt en de werking ervan;

    • c. voor aanvang van haar veldwerkzaamheden de minister te informeren over haar plan van aanpak.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en een ander lid.

  • 2. De voorzitter en het andere lid hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter wordt door de minister benoemd, het andere lid wordt op voordracht van de voorzitter door de minister benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de tijdelijke commissie.

  • 5. De voorzitter en het andere lid kunnen (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Leden

  • 1. Met ingang van 1 april 2021 worden voor de periode tot en met 1 april 2022 tot lid van de commissie benoemd:

    • a. prof.dr. J. Hendriks, tevens voorzitter;

    • b. dr. A.M. Slotboom.

Artikel 5. Instellingsduur

  • 1. De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 april 2021 en wordt opgeheven per 1 april 2022.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 4. Indien ambtenaren, in dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, tot secretaris of medewerker van het secretariaat worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet en op welke wijze de vertrouwelijkheid van informatie geborgd wordt.

  • 2. De commissie bepaalt in een protocol hoe zij, in het kader van hoor en wederhoor, bevindingen voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.

Artikel 8. Vertrouwelijkheid

Correspondentie met de commissie gaat via een functionele mailbox, waartoe alleen de leden en hun ondersteuning toegang hebben. De leden van de commissie en de medewerkers van het secretariaat van de commissie gaan strikt vertrouwelijk om met alle informatie waarvan zij in het kader van hun taken kennisnemen, alsmede met de identiteit van degene op wie het advies betrekking heeft en die van overige betrokkenen of belanghebbenden. Deze vertrouwelijkheid geldt voor alle vormen waarin deze informatie in het kader van de voorbereiding van het advies wordt uitgewisseld en opgeslagen: mondeling, schriftelijk en digitaal.

Artikel 9. Inwinnen van inlichtingen onderzoekscommissie

  • 1. De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2. het Ministerie van Justitie en Veiligheid verleent de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die zij nodig heeft met inachtneming van het in artikel 7 bedoelde protocol.

  • 3. Ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Politie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

  • 4. De commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in haar eindrapport.

Artikel 10. Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 8/36.

  • 2. Aan het andere lid wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 8/36.

  • 3. De gastdeskundigen ontvangen een vergoeding per vergadering van € 300,68.

Artikel 11. Kosten van de onderzoekscommissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een raming aan de minister aan.

Artikel 12. Archiefbescheiden

  • 1. Het archief van de onderzoekscommissie wordt na afloop van het onderzoek / bij opheffing van de commissie overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2. Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de onderzoekscommissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de onderzoekscommissie nadere afspraken met het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt.

Artikel 13. Verantwoording

De commissie biedt de minister uiterlijk 1 april 2022 een rapport aan waarin zij feitelijk verslag doet over de activiteiten van de periode waarin zij werkzaam is geweest.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2021.

  • 2. Dit besluit vervalt per 1 april 2022.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit commissie georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen.

Den Haag, 19 april 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, Namens deze M. Vogelzang Directeur-generaal Politie en Veiligheidsregio’s

Naar boven