Contouren civielrechtelijke schikking ter vergoeding schade van weduwen van slachtoffers van massa-executies in het voormalige Nederlands-Indië, 1945–1949, Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie maken bekend dat de Staat de hierna volgende contouren zal hanteren bij het treffen van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi.

1 Inleiding

Na het uitroepen van de Republik Indonesia op 17 augustus 1945 brak in het toenmalige Nederlands-Indië een onafhankelijkheidsoorlog uit waarbij zowel aan Nederlandse als aan Indonesische zijde vele slachtoffers zijn gevallen. In deze periode zijn op een aantal plaatsen door Nederlandse militairen standrechtelijke executies uitgevoerd, waarbij in dorpen een deel van de mannelijke bevolking zonder vorm van proces is geëxecuteerd.

Eén van deze plaatsen was Rawagedeh, Java. Een aantal weduwen van mannen die aldaar bij een executie standrechtelijk zijn geëxecuteerd heeft een vordering uit onrechtmatige daad ingesteld tegen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat). Bij vonnis van 14 september 2011 heeft de rechtbank Den Haag de vordering van de weduwen toegewezen en de Staat aansprakelijk gehouden voor de door de weduwen geleden schade door het overlijden van hun echtgenoten.1 Na het vonnis van de rechtbank heeft de Staat met de weduwen van Rawagadeh een minnelijke regeling van hun schade getroffen.

De Staat heeft hierna besloten om aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalig Nederlands-Indië die zich aantoonbaar in een gelijke positie bevinden als de hiervoor aangeduide weduwen van Rawagadeh een aanbod te doen tot een regeling in der minne te treffen door het sluiten van een privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomst. De contouren die bepalen welke weduwen voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in aanmerking komen, zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 10 september 2013, nr. 25383. De indieningstermijn onder deze regeling voor de weduwen is enkele malen verlengd, laatstelijk tot 11 september 2021.2

Na weduwen hebben ook kinderen die stellen dat hun vaders zijn omgekomen bij standrechtelijke executies door Nederlandse militairen in Zuid-Sulawesi, vorderingen bij de Staat ingediend. Naar aanleiding van het tussenarrest van het Hof Den Haag van 2019 en het eindvonnis van de rechtbank Den Haag van 25 maart 2020, waarin aan enkele van deze kinderen een schadevergoeding is toegekend, heeft de Staat besloten om ook voor de kinderen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalig Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagadeh en Zuid-Sulawesi een regeling voor de civielrechtelijke afwikkeling van schade open te stellen. Deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van 19 oktober 2020, nr. 50507. Daarin is de indieningstermijn voor verzoeken tot schadevergoeding van kinderen gesteld op uiterlijk 19 oktober 2022.

In de totstandkoming van een regeling voor de kinderen zag de Staat aanleiding om de regeling voor de weduwen – waarvan de indieningstermijn zou hebben gelopen tot 11 september 2021 – op dat moment te verlengen tot dezelfde datum als in de regeling voor de kinderen is opgenomen.

Zoals reeds in de bekendmaking in de Staatscourant van 10 september 2013, nr. 25383 is aangekondigd, heeft de Staat ervoor gekozen om te bezien of met weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalig Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagadeh en Zuid-Sulawesi tot een minnelijke regeling kan worden gekomen.

Daarbij is (en blijft) uitgangspunt dat de vorderingen van deze claimanten jegens de Staat zijn verjaard op grond van de Verjaringswet 1924 dan wel op grond van artikel 2004 (oud) BW (derhalve 5 respectievelijk 30 jaar na het plaatsvinden van de strandrechtelijke executies) en dat het verzoek om schadevergoeding moet zijn ingediend binnen een redelijke termijn nadat de claimant op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid om de Staat aan te spreken.3

Op 12 november 2020 is de motie Sjoerdsma c.s. ten aanzien van de redelijke termijn in de regeling voor de kinderen aangenomen door een meerderheid van de Tweede Kamer. Ter uitvoering van deze motie zal onder de regeling voor de kinderen uitsluitend worden onderzocht of een claimant aan de inhoudelijke voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding. De Staat heeft besloten om dezelfde kaders te hanteren in deze Regeling.

Als een claimant aan de inhoudelijke voorwaarden zoals gesteld in deze Regeling voldoet en uit dien hoofde in aanmerking komt voor een schadevergoeding, wordt in het kader van deze Regeling niet getoetst of de claim binnen een redelijke termijn is ingediend. Gelet daarop is het vereiste van indiening binnen een redelijke termijn niet langer opgenomen als een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding onder deze Regeling.

In de gevallen waarin een claim voldoet aan de inhoudelijke voorwaarden gesteld in deze Regeling is de Staat bereid om de vordering uit onrechtmatige daad van de claimant in der minne te regelen door middel van het sluiten van een privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomst.

De hierna weergegeven contouren bepalen welke personen voor het sluiten van een dergelijke vaststellingsovereenkomst in aanmerking kunnen komen. De contouren die bepalen wie in aanmerking komen voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, hebben – gelet op het zuiver privaatrechtelijke karakter van de vordering van claimanten jegens de Staat en de gekozen oplossing voor afdoening daarvan via het sluiten van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht – geen publiekrechtelijke basis, noch wordt bedoeld hiervoor een publiekrechtelijke basis te vormen.

De tekst van een model-vaststellingsovereenkomst is als bijlage gevoegd.

2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor schadevergoeding

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van geleden schade dient een claimant aan de navolgende voorwaarden te voldoen. Zij moet:

  • Getrouwd zijn geweest met een persoon die tijdens een standrechtelijke executie is geëxecuteerd door Nederlandse militairen;

  • De standrechtelijke executie waarbij de echtgenoot van claimant om het leven is gekomen moet van vergelijkbare aard en ernst zijn geweest als de executies in Rawagedeh en Zuid Sulawesi;

  • De standrechtelijke executie waarbij de echtgenoot van claimant om het leven is gekomen moet zijn vermeld in reeds gepubliceerde openbare bronnen.

Of een claimant voldoet aan de bovengenoemde vereisten zal door haar aannemelijk moeten worden gemaakt. Hiervoor dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden verstrekt:

  • 1. Een geldig identiteitsbewijs van claimant met daarop (ten minste) haar volledige naam, woonplaats en geboortedatum;

  • 2. Een recent afschrift uit het plaatselijke bevolkingsregister (mag in de vorm van een familiekaart);

  • 3. Bewijs van het huwelijk van claimant met de overledene (mag in de vorm van ten minste twee verklaringen, waarvan één van claimant zelf mag zijn);

  • 4. Bewijs dat de overleden echtgenoot van claimant bij een standrechtelijke executie zoals hiervóór omschreven om het leven is gekomen (mag in de vorm van ten minste twee verklaringen, waarvan één van claimant zelf afkomstig mag zijn);

  • 5. Een Nederlandse of Engelse vertaling van de verklaringen genoemd onder 3 en 4.

3 Vergoeding

Indien naar de mening van de Staat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de claimant aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet, komt de claimant in aanmerking voor een vergoeding van door haar geleden schade door het overlijden van haar echtgenoot. Deze vergoeding bedraagt € 20.000, alles inbegrepen. Dit bedrag vergoedt daarmee alle mogelijke vorderingen van claimante op de Staat, ook eventueel gemaakte kosten voor het indienen van het verzoek.

4 Indieningstermijn

Om voor de voornoemde vergoeding in aanmerking te komen, dient een claimant het verzoek om schadevergoeding in te dienen binnen vijf jaar na bekendmaking van de onderhavige schikkingsmogelijkheid. Derhalve dient het complete verzoek vóór 28 april 2026 door de Staat te zijn ontvangen.

5 Wijze van indiening

Het verzoek met bijlagen moet worden ingediend door middel van verzending per post aan:

Kantoor Landsadvocaat

Claim Indonesische weduwen

Postbus 11756

2502 AT Den Haag

Nederland

BIJLAGE

Model-vaststellingsovereenkomst Partijen

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van Defensie), waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,

hierna te noemen: de Staat,

te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],

en

[naam claimant], wonende te [woonplaats claimant], hierna te noemen [x],

te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],

Overwegende

  • i) Op basis van hetgeen is gepubliceerd in de Staatscourant [XX], waarin de contouren voor een bredere schikkingsregeling zijn opgenomen, heeft [claimant] op [datum] bij de Staat een verzoek ingediend tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht, zoals bedoeld in de voornoemde publicatie.

  • ii) Op grond van de bewijsstukken waarmee [claimant] het verzoek heeft gestaafd, is het naar het oordeel van de Staat voldoende aannemelijk dat [claimant] voldoet aan de voorwaarden, neergelegd in de hiervóór onder (i) bedoelde publicatie in de Staatscourant, waaronder de Staat bereid is om ten aanzien van de vordering van [claimant] af te zien van een beroep op verjaring en vergoeding aan te bieden voor de schade die [claimant] heeft geleden als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot, [naam echtgenoot], bij een standrechtelijke executie op [datum executie] te [plaats].

  • iii) Deze vaststellingsovereenkomst, waarbij de schade die [claimant] als gevolg van het overlijden van [naam echtgenoot] heeft geleden en/of nog zal lijden in der minne wordt geregeld, heeft uitsluitend betrekking op de rechtsverhouding tussen [claimant] en de Staat. Andere (rechts)personen kunnen aan deze vaststellingsovereenkomst geen rechten ontlenen.

Zijn als volgt overeengekomen

Artikel 1 Betaling

De Staat betaalt aan [claimant] een bedrag van € 20.000 (zegge: twintigduizend euro) ter definitieve regeling van alle schade die [claimant] heeft geleden en/of zal lijden in verband met het overlijden van haar echtgenoot [naam echtgenoot], met inbegrip van eventuele kosten van juridische bijstand of andere kosten die [claimant] mocht hebben gemaakt ter indiening van het onder (i) van de considerans van deze overeenkomst genoemde verzoek en/of anderszins ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De betaling zal geschieden door overmaking op [PM] binnen [] dagen nadat deze vaststellingsovereenkomst namens partijen is getekend.

Artikel 2 Finale kwijting

Partijen verklaren hierbij dat zij, behoudens het in deze vaststellingsovereenkomst bepaalde, over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot het overlijden van de echtgenoot van [claimant] bij de onder (ii) van de considerans van deze overeenkomst genoemde standrechtelijke executie en alle daaruit voortgevloeide en nog voortvloeiende gevolgen, van welke aard dan ook. Partijen verlenen elkaar in verband daarmee volledige en finale kwijting.

Artikel 3 Aanvulling en/of wijziging

Deze vaststellingsovereenkomst kan slechts worden aangevuld en/of gewijzigd door een schriftelijk stuk dat door beide partijen is ondertekend.

Artikel 4 Ontbinding en vernietiging

Partijen doen afstand van het recht om ontbinding of vernietiging van deze vaststellingsovereenkomst te vorderen.

Artikel 5 Toepasselijk recht

Op deze vaststellingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze vaststellingsovereenkomst treedt in werking op de dag waarop zij namens beide partijen is getekend.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend.

De Staat der Nederlanden [claimant]

Ministerie van Buitenlandse Zaken en

Ministerie van Defensie

   

Voor deze: [x]

Voor deze: [x]

Datum: ......

Datum: ......

Plaats: ......

Plaats: ......

Handtekening: ......

Handtekening: ......


X Noot
1

ECLI:NL:RBSGR:2011:BS8793.

X Noot
2

Zie Stcrt. 17 juli 2019, nr. 39358.

X Noot
3

ECLI:NL:GHDHA:2019:2524; ECLI:NL:RBDHA:2019:500; ECLI:NL:RBDHA:2017:13556.

Naar boven