Besluit van de Minister voor Medische Zorg van 7 april 2021, kenmerk 1852100-220399-PG, houdende vaststelling van een beleidsregel inzake een tegemoetkoming voor abortusklinieken in verband met onvoorziene uitgaven en financiële gevolgen van COVID-19 (Beleidsregel tegemoetkoming abortusklinieken COVID-19)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

abortushulpverlening:

abortushulpverlening als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Subsidieregeling abortusklinieken;

accountant:

accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

jaarrekening:

jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

minister:

Minister voor Medische Zorg;

resultaat uit abortushulpverlening:

het verschil tussen baten uit en kosten van abortushulpverlening blijkend uit de jaarrekening over 2020;

resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening:

het resultaat uit abortushulpverlening vermenigvuldigd met de baten uit gesubsidieerde abortushulpverlening gedeeld door baten uit abortushulpverlening.

Paragraaf 2. Meerkostenvergoeding

Artikel 2. Hoogte vergoeding

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een eenmalige vergoeding voor meerkosten aan een abortuskliniek die als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van COVID-19 substantiële onvoorziene kosten heeft gemaakt ten behoeve van abortushulpverlening.

  • 2. De hoogte van de meerkostenvergoeding bedraagt 0,3% van het op grond van de Subsidieregeling abortusklinieken verleende subsidiebedrag in het jaar 2020.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. Voor een aanvraag tot verlening van de meerkostenvergoeding wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag tot verlening van de meerkostenvergoeding gaat vergezeld van een getekende de-minimisverklaring.

  • 3. Een aanvraag voor de meerkostenvergoeding kan tot en met 1 juli 2021 worden ingediend.

  • 4. De minister kan ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het derde lid.

  • 5. De minister geeft binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking tot verlening van de meerkostenvergoeding.

  • 6. De minister verleent bij de beschikking tot verlening van de meerkostenvergoeding een voorschot van 100%, en stelt in dezelfde beschikking de verleende meerkostenvergoeding direct vast.

Paragraaf 3. Continuïteitsbijdrage

Artikel 4. Hoogte bijdrage

  • 1. De minister kan op aanvraag een eenmalige continuïteitsbijdrage aan een abortuskliniek verstrekken indien:

    • a. het resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening in 2020 5% of meer negatief is; en

    • b. het totaal aantal uitgevoerde activiteiten genoemd in artikel 4 van de Subsidieregeling abortusklinieken meer dan 5% lager was dan het aantal activiteiten dat is opgenomen in het besluit tot verlening van de subsidie over 2020.

  • 2. De continuïteitsbijdrage is een vergoeding van het negatieve resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening dat boven de 5% ligt, tot een maximum van € 100.000.

  • 3. Kosten die worden veroorzaakt door toevoegingen aan voorzieningen zijn geen onderdeel van het resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Voor een aanvraag tot verlening en vaststelling van de continuïteitsbijdrage wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier vaststelling subsidieregeling abortusklinieken 2020.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de continuïteitsbijdrage gaat vergezeld van:

    • a. een jaarrekening over 2020; en

    • b. een controleverklaring bij de jaarrekening opgesteld door een accountant; en

    • c. een getekende de-minimisverklaring.

  • 3. De aanvraag voor een eenmalige continuïteitsbijdrage kan worden ingediend tot en met 1 juli 2021.

  • 4. De minister kan ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het derde lid.

  • 5. De minister besluit binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van 31 december 2021.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming abortusklinieken COVID-19.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

Het Ministerie van VWS vindt het belangrijk dat abortusklinieken zich kunnen richten op het leveren van noodzakelijke en veilige zorg, tijdens de COVID-19 epidemie en daarna. De uitbraak van COVID-19 en de genomen maatregelen ter bestrijding van de epidemie zorgden voor onzekerheid bij abortusklinieken over de wijze waarop de abortushulpverlening voortgang kon krijgen met de gebruikelijke kwaliteitswaarborgen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd stelde in haar sectorraportage medisch specialistische zorg (september 2020)1 dat de abortussector drastische maatregelen heeft genomen om zorg te kunnen (blijven) leveren. De haar toevertrouwde taken zijn op een goede manier ingevuld in deze lastige periode.

Enkele abortusklinieken hebben tijdens de uitbraak van COVID-19 contact opgenomen met het Ministerie van VWS vanwege de extra personele en materiële kosten die klinieken hebben gemaakt om de abortushulpverlening, ondanks de gevolgen en risico’s van het virus, toegankelijk en veilig te houden. Tevens hebben abortusklinieken in oktober 2020 aangegeven dat er ook een afname te zien lijkt in het aantal uitgevoerde behandelingen. De financiering van abortusklinieken, die geen winstoogmerk mogen hebben, geschiedt middels de Subsidieregeling abortusklinieken (hierna: de subsidieregeling). De extra en onvoorziene kosten van abortusklinieken kunnen niet binnen de subsidieregeling gecompenseerd worden omdat de tarieven voor 2020 reeds vastgesteld zijn. Daarnaast zijn Rijksbrede regelingen ter compensatie of verlichting van extra kosten of omzetverlies van ondernemingen, waaronder de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (de TOGS), niet van toepassing op de abortushulpverlening. Ook de regelingen vanuit de zorgverzekeraars zijn niet van toepassing op de abortusklinieken omdat zij geen zorg leveren op basis van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg of de aanvullende verzekering. Omdat de abortusklinieken niet op een andere manier tegemoet kunnen worden gekomen in de extra en onvoorziene kosten en in een eventuele afname van de baten uit gesubsidieerde abortushulpverlening, is gekozen voor onderhavige tegemoetkomingsregeling.

Met onderhavige tegemoetkomingsregeling worden gesubsidieerde abortusklinieken een mogelijkheid geboden om onder bepaalde voorwaarden een meerkostenvergoeding en een continuïteitsbijdrage aan te vragen. De meerkostenvergoeding kan worden aangevraagd als tegemoetkoming voor extra en onvoorziene kosten die gemaakt zijn als gevolg van (de maatregelen ter bestrijding van) de verspreiding van COVID-19, omdat hier geen andere vergoeding of (extra) baten voor de klinieken tegenover stonden. De continuïteitsbijdrage kan worden aangevraagd als de verkregen subsidiegelden substantieel onvoldoende zijn gebleken en tevens het aantal uitgevoerde activiteiten genoemd in artikel 4 van de subsidieregeling substantieel minder waren dan verwacht. Op deze manier wordt optimaal recht gedaan aan de onvoorziene kosten van klinieken en wordt tegelijkertijd voorkomen dat klinieken gecompenseerd worden voor een afname van hun inkomen uit activiteiten als dat niet tot een substantieel verlies heeft geleid. Zo wordt de mogelijkheid van zowel onder- als overfinanciering zo klein mogelijk gehouden.

Regeldruk

De extra administratieve lasten die het gevolg zijn van een aanvraag bestaande uit twee delen – eerst de aanvraag van de meerkostenvergoeding, en later mogelijk een aanvraag voor de continuïteitsbijdrage, zijn billijk daar ze een spoediger afhandeling mogelijk maken van de aanvraag voor de meerkostenvergoeding.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de vijf cumulatieve criteria van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is voldaan. Steun die in overeenstemming met de de-minimisverordening wordt verleend, wordt geacht het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Daarmee is niet aan alle criteria van artikel 107, eerste lid, voldaan en is er geen sprake van staatssteun. Om de steun in overeenstemming met de de-minimisverordening te brengen, dienen de abortusklinieken een getekende de-minimisverklaring over te leggen bij de aanvragen tot verlening van de meerkostenvergoeding en de continuïteitsbijdrage. Indien een abortuskliniek geen de-minimisverklaring heeft overgelegd of indien een abortuskliniek geen de-minimisruimte meer heeft, kan de aanvraag niet worden ingewilligd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De hoogte van de vergoeding voor meerkosten wordt per abortuskliniek berekend op basis van een percentage van het verleende subsidiebedrag over het jaar 2020 op grond van de subsidieregeling. Het percentage (0,3%) is bepaald op grond van dezelfde systematiek als door de zorgverzekeraars gebruikt wordt voor de compensatie van kosten als gevolg van COVID-19 in de zorg die uit de basisverzekering én de aanvullende verzekering is vergoed.

In die systematiek zijn de volgende kosten meegewogen:

  • extra inhuur van personeel voor coronazorg of voor het garanderen van beschikbaarheid;

  • persoonlijke beschermingsmiddelen waaronder mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddel;

  • tijdelijke aanpassingen om te voldoen aan de anderhalvemetersamenleving zoals stickers voor bewegwijzering en plexiglasschermen;

  • schoonmaak en afvalverwerking.

Artikel 4

Abortusklinieken hebben mogelijk in het jaar 2020 minder abortushulpverlening verleend dan redelijkerwijs was voorzien. Zij kunnen daardoor ook minder activiteiten via de subsidieregeling declareren, terwijl vaste kosten wel doorliepen. De continuïteitsbijdrage is bedoeld om abortusklinieken financiële continuïteit te bieden indien zij inderdaad minder activiteiten genoemd in artikel 4 van de subsidieregeling hebben uitgevoerd én de doorlopende kosten te veel uit de pas liepen met de baten uit de subsidieregeling. Alleen het verlies dat meer dan 5% bedraagt wordt vergoed, tot een maximum van € 100.000. Dit betekent dat als het resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening meer dan 5% negatief is, het verlies boven de 5% voor 100% wordt vergoed, tot een maximum van € 100.000. Bijvoorbeeld: als het negatieve resultaat 15% is, wordt 10% van het resultaat volledig vergoed, mits het te vergoeden bedrag niet boven het genoemde maximumbedrag van € 100.000 komt.

Er is voor deze drempelwaarde van 5% gekozen omdat abortusklinieken door de bijna volledige bekostiging via subsidie een laag financieel risicoprofiel hebben en omdat zij in het algemeen financieel gezond zijn en reserves hebben om aan te spreken.

Conform artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet afbreking zwangerschap mag een abortuskliniek geen winst nastreven. In de onderhavige regeling is daarom in artikel 4, eerste lid, bepaald dat een continuïteitsbijdrage slechts verleend wordt indien er daadwerkelijk sprake is van een verlies van 5% op de zorg die op grond van de subsidieregeling is verleend. Dat betekent dat deze bijdrage niet gericht is op een eventueel verlies op de abortushulpverlening aan (buitenlandse) vrouwen die niet verzekerd zijn op grond van de Wet langdurige zorg.

Daarnaast is in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, bepaald dat het negatieve bedrijfsresultaat ook daadwerkelijk het gevolg moet zijn van een afname van de abortushulpverlening. Daartoe is bepaald dat de continuïteitsbijdrage alleen wordt verleend indien het totaal aantal activiteiten genoemd in artikel 4 van de subsidieregeling met meer dan 5% is afgenomen. De drempelwaarde van 5% is hier gekozen omdat een kleinere afwijking op het geraamde aantal behandelingen gezien kan worden als een niet onvoorziene natuurlijke variatie.

Artikel 5

De vaststelling van de continuïteitsbijdrage zal samenlopen met de vaststelling van de subsidieaanvragen op grond van de subsidieregeling. Uitvoeringsdienst DUS-I zal beide vaststellingen tezamen afhandelen met één vaststellingsbeschikking. Dit besluit bevat dus zowel de vaststelling van de subsidie als de vaststelling van een vergoeding. Daarmee wordt het boekjaar 2020 voor de desbetreffende kliniek afgerond.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven