ALGEMEEN
Op 21 april 2021 is verordening (EU) nr. 2016/429 van het Europees Parlement en de
Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking
van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”)
(PbEU 2016, L 84) van toepassing (hierna: diergezondheidsverordening). Vanaf die datum
vormt deze verordening, samen met verscheidene gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen
van de Europese Commissie, de rechtstreekse bron van regels in het belang van de diergezondheid.
Sommige onderdelen van de verordening worden bij nationale regelgeving uitgevoerd,
en bovendien staat de verordening het lidstaten toe om onder voorwaarden aanvullende
regels te stellen. De nieuwe Europese regelgeving, de uitvoerende en de aanvullende
nationale regelgeving over diergezondheid worden uitgevoerd op grond van de Wet dieren.
Dat betekent dat de wettelijke bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren op grond waarvan tot dusverre regels over diergezondheid waren gesteld, zijn
vervallen.
Vanwege de overgang van de diergezondheidsregelgeving van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren naar de Wet dieren is het nodig de regels over de retributies die op grond
van de eerstgenoemde wet in rekening worden gebracht voor activiteiten ter uitvoering
van diergezondheidsregels, hierop aan te passen. Dit voor zover die activiteiten ook
op grond van de diergezondheidsverordening of de nieuwe nationale regelgeving blijven
worden uitgevoerd.
De heffingen en retributies voor activiteiten die in de praktijk door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) worden uitgevoerd op het vlak van de identificatie
en registratie van dieren en de registratie van inrichtingen waar dieren worden gehouden,
waren tot dusverre geregeld in de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Mede op basis van het aantal gedane meldingen in een jaar ontvangt de houder van de
dieren jaarlijks een factuur van RVO. In de regels waren maximum tarieven per type
melding opgenomen. Indien de uitvoering van het systeem in een bepaald jaar minder
kostte, werd er niet meer doorbelast aan de houders dan de werkelijke kosten. Indien
de uitvoering meer kostte dan was het niet mogelijk om meer dan de maximale tarieven
in rekening te brengen. Daarnaast bestonden onder de oude regels ook tarieven voor
de erkenning van leveranciers van identificatiemiddelen en merken en tarieven voor
de goedkeuring van de verschillende modellen van identificatiemiddelen. Deze heffingen
en retributies zijn nu, alle onder de noemer van ‘retributie’, opgenomen in de onderhavige
nieuwe Regeling tarieven identificatie en registratie Wet dieren.
De retributies voor activiteiten die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in
de praktijk uitvoert, zijn opgenomen in de Regeling NVWA-tarieven. Gedacht kan worden
aan bijvoorbeeld het verlenen van gezondheidscertificaten voor dieren die naar een
andere lidstaat worden verplaatst, de registratie van inrichtingen waar dieren worden
gehouden, en erkenningen van inrichtingen of exploitanten. Onderhavige regeling voorziet
in een actualisering van de verwijzingen in die regeling naar de diergezondheidsregelgeving.
De hoogte van de retributies blijft ongewijzigd. Ook zijn er geen nieuwe retributies
ingevoerd. Om deze reden is ervan afgezien een ontwerp voor consultatie voor te leggen.
Opgemerkt wordt dat retributies die in rekening worden gebracht wanneer de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onjuiste of onvolledige gegevens in het geautomatiseerde
gegevensbestand corrigeert, of ontbrekende gegevens daarin aanvult, voortaan op een
andere wijze in rekening worden gebracht dan via een retributie als bedoeld in artikel
9.1 van de Wet dieren. Dit omdat deze handelingen in het vervolg via het opleggen
van een last onder bestuursdwang als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht worden
verricht. Bij een onvolledige, onjuiste of ontbrekende registratie krijgt de exploitant
deze last opgelegd. Wanneer hij niet binnen de gestelde termijn de voorgeschreven
handelingen verricht (aanvullen, corrigeren), dan verricht de minister deze handelingen,
op kosten van de exploitant (artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht). Anders
dan bij retributies is niet vereist dat het tarief hiervoor wordt vastgesteld bij
ministeriële regeling. De kosten hiervoor (€ 16,48, wanneer er geen aanvullend onderzoek
nodig is; € 27,91 wanneer er wel aanvullend onderzoek nodig is) blijven dus in rekening
worden gebracht. Wanneer deze in rekening te brengen kosten veranderen, zal dit door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op de website worden gemeld.
Omdat het hier gaat om retributies, is notificatie van het ontwerp van de regeling
bij de Europese Commissie als technisch voorschrift als bedoeld in richtlijn 2015/1535
van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241), niet aan de orde. Datzelfde
geldt voor notificatie ter uitvoering van de Dienstenrichtlijn (richtlijn 2006/123/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op
de interne markt, PB L 376).
Deze regeling treedt in werking met ingang van 21 april 2021. Hiermee wordt afgeweken
van de vaste verandermomenten, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste
verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten
indien nodig voor de implementatie van Europese regelgeving. Deze regeling is nodig
vanwege de diergezondheidsverordening.
ARTIKELSGEWIJS
Artikelen 2 tot en met 15
Vanwege het technische karakter zijn de artikelen 2 tot en met 15 in de onderstaande
omzettingstabel toegelicht.
|
Regeling tarieven identificatie en registratie Wet dieren
|
Oude regelgeving
|
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 43a, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 43a, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 2, derde lid
|
Artikel 43a, derde, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 2, vierde lid
|
Artikel 43b van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 3, eerste lid
|
Artikel 43e, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 3, tweede lid
|
Artikel 43f, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 3, derde lid
|
Artikel 43f, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
|
|
Artikel 3, vierde lid
|
Artikel 43f, derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
|
|
Artikel 4, eerste lid
|
Artikel 43i, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 4, tweede lid
|
Artikel 43i, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 4, derde lid
|
Artikel 43i, derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 4, vierde lid
|
Artikel 43i, vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 5, eerste lid
|
Artikel 43i, vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 5, tweede lid
|
Artikel 43i, zesde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 5, derde lid
|
Artikel 43i, zesde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 6
|
Artikel 43h, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 7, eerste lid
|
Artikel 43h, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 7, tweede lid
|
Artikel 43h, derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 8
|
Artikel 40o van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE’s
|
|
Artikel 9
|
Artikel 43jb van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 10
|
Artikel 7b.1 van de Regeling houders van dieren.
Deze retributiebepaling is gebaseerd op de Wet dieren. Uit het oogpunt van overzichtelijkheid
is de bepaling verplaatst naar de Regeling tarieven identificatie en registratie Wet
diere
|
|
Artikel 11
|
Artikel 8.2 van de Regeling houders van dieren.
Deze retributiebepaling is gebaseerd op de Wet dieren. Uit het oogpunt van overzichtelijkheid
is de bepaling verplaatst naar de Regeling tarieven identificatie en registratie Wet
dieren
|
|
Artikel 12
|
Artikelen 43c, eerste lid (runderen), 43j, eerste lid (schapen en geiten) en 43ha,
eerste lid (varkens) van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 13
|
Artikelen 43c, tweede lid (runderen), 43j, tweede lid (schapen en geiten) en 43ha,
tweede lid (varkens) van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 14
|
Artikel 43k, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
|
Artikel 15
|
Artikel 43l, eerste en tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van
dieren
|
Niet overgenomen bepalingen:
|
Artikelen 43e, tweede lid, 43f, derde lid, 43h, vierde lid, en 43i, zevende lid, van
de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
Deze bepalingen voorzagen in een retributie voor de ambtshalve aanvulling door de
minister van gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand wanneer de houder geen,
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Voortaan zal in deze situaties het
instrument van bestuursdwang worden toegepast. Op grond van artikel 5:25 van de Algemene
wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder.
Een afzonderlijke retributie is dus niet nodig.
|
|
Artikel 43f, tweede lid, in samenhang met artikel 39a, eerste lid, van de Regeling
identificatie en registratie van dieren
|
Dit artikellid voorzag in een retributie voor de verwerking van een kennisgeving dat
een rund, schaap of geit dat niet overeenkomstig de regels is geïdentificeerd of geregistreerd,
op een bedrijf aanwezig is (artikel 39a van die regeling). Onder voorwaarden was het
toegestaan dit dier toch te houden.
Aangezien artikel 124 van de diergezondheidsverordening het aan- en afvoeren van dieren
die niet voldoen aan de Europese identificatie- en registratievoorschriften verbiedt,
is deze oude voorziening niet gecontinueerd onder de Wet dieren.
|
|
Artikel 43k, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
Deze bepaling voorzag in de mogelijkheid om een papieren versie aan te vragen van
een zogeheten stallijst of bedrijfsregister. Dit gebeurt in de praktijk niet meer,
zodat deze bepaling is vervallen.
|
|
Artikel 43jba van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
Dit artikel voorzag in een retributie voor het uitvoeren van een melding bij een organisatie
op grond van het toenmalige artikel 38bba, tweede lid, van de Regeling identificatie
en registratie van dieren. Aan die bepaling werd in de praktijk geen uitvoering gegeven,
zodat zij is vervallen.
|
|
Artikel 43jc van de Regeling identificatie en registratie van dieren
|
Voor de goedkeuring van tarieven van het gebruik van voorportalen zijn de regels nu
opgenomen in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.
|
Artikel 16
Onderdeel A
De diergezondheidsverordening vervangt een groot aantal richtlijnen en verordeningen
van de Raad, dan wel van het Europees Parlement en de Raad. Artikel 270, tweede lid,
van de diergezondheidsverordening voorziet in de intrekking van die oude richtlijnen
en verordeningen. De in artikel 2 van de regeling opgenomen verwijzingen naar die
ingetrokken richtlijnen en verordeningen zijn daarom vervallen (artikel 2, onderdelen
b tot en met i oud). Datzelfde geldt voor artikel 2, onderdeel t (oud) van de regeling, dat een verwijzing bevatte naar een verordening van de Europese
Commissie die is ingetrokken bij artikel 183 van verordening (EU) nr. 2020/692.
In artikel 2 is een verwijzing naar de diergezondheidsverordening opgenomen. Verder
is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de lettering van de onderdelen te schrappen,
omdat voorzien is een alfabetische opsomming van de onderdelen en een lettering geen
toegevoegde waarde heeft.
Onderdelen B, J, onder 8 en 10, L, onder 2
Het oude artikel 5, derde lid, de oude onderdelen s en u van bijlage B, en het oude
onderdeel c van bijlage E, bevatten een verwijzing naar werkzaamheden die door de
NVWA werden uitgevoerd als dieren die niet voldoen aan de regels over identificatie
of registratie, worden gehouden op een bedrijf, en als de dieren uit het oogpunt van
de gezondheid en het welzijn met toestemming van de minister rechtstreeks worden vervoerd
naar een slachthuis. Aangezien artikel 124 van de diergezondheidsverordening het aan-
en afvoeren van dieren die niet voldoen aan de Europese identificatie- en registratievoorschriften
verbiedt, is alleen een voorziening gecreëerd voor het geval dieren niet voldoen aan
aanvullende nationale voorschriften (artikel 5b.74 van de Regeling houders van dieren).
Die voorziening behelst een afvoerverbod voor deze dieren, als ze zijn bestemd voor
een inrichting in Nederland. Een uitzondering geldt voor dieren die rechtstreeks naar
een slachthuis worden vervoerd. Ook dan is het mogelijk om ontheffing te verlenen
van het aanvullende nationale afvoerverbod. De artikelen 5, derde lid, en onderdeel
u van bijlage B, zijn hierop aangepast. De werkzaamheden, bedoeld in het oude onderdeel
s van bijlage B en het oude onderdeel c van bijlage E, zijn niet gecontinueerd in
de nieuwe regelgeving, zodat de verwijzingen daarnaar zijn geschrapt.
Onderdeel C
Abusievelijk begon de tekst van artikel 10 niet met een hoofdletter. Dat is hierbij
hersteld.
Onderdeel D
Artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de regeling heeft betrekking op het tarief
van de retributie voor de aanvraag van een vergunning voor een handelsmonster van
producten van dierlijke oorsprong. De vroegere richtlijn 92/118 bood lidstaten de
mogelijkheid om voor het binnen Nederland brengen van deze producten een vergunning
te vereisen. Onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren was deze vergunningplicht
opgenomen in de regeling veterinairrechtelijke voorschriften dierlijke producten.
Artikel 239, tweede lid, aanhef en onderdeel c, onder i, van de diergezondheidsverordening
geeft de Europese Commissie de opdracht om bij gedelegeerde handeling regels te stellen
over het binnen de Europese Unie brengen van deze handelsmonsters. Tot dusverre heeft
de Europese Commissie terzake nog geen regels gesteld. Wanneer deze regels worden
vastgesteld en deze voorzien in een plicht om een vergunning aan te vragen bij de
bevoegde autoriteit, dan voorziet het gewijzigde artikel 13, eerste lid, onderdeel
b, in het tarief van de retributie voor de aanvraag daarvan.
Onderdeel E
Onderdeel 1
Artikel 15, eerste lid, onderdeel b, verwees naar aanvragen tot registratie of tot
wijzigingen daarvan in het register van handelszaken die permanent of incidenteel
honden, katten, fretten of lagomorfen in zijn bezit heeft (toenmalige artikel 8.7,
eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten). Dit ter implementatie
van het toenmalige artikel 4, aanhef, van richtlijn nr. 92/65/EEG. Dergelijke handelszaken
zijn in de diergezondheidsverordening inrichtingen waar landdieren worden gehouden.
Daarvoor geldt een registratieverplichting op grond van artikel 84, eerste lid, van
voornoemde verordening. Dit onderdeel voorziet in een aanpassing van de verwijzing.
Onderdeel 2
Artikel 15, eerste lid, onderdeel c, verwees naar aanvragen tot registratie of tot
wijzigingen daarvan in het register van plaatsen waar vervoermiddelen kunnen worden
gereinigd en ontsmet met het oog op werking van aviaire Influenza, wanneer deze plaatsen
geen erkende reinigings- en ontsmettingsplaatsen zijn in de zin van artikel 26 van
de toenmalige Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten
en zoönosen en TSE’s. Deze registratie vond plaats op grond van artikel 2.6, vijfde
en zesde lid, van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten. Deze bepaling is
in de nieuwe diergezondheidsregelgeving niet gecontinueerd. Dit onderdeel is daarom
vervallen.
Onderdeel 3
Artikel 15, eerste lid, onderdeel f, verwees naar aanvragen tot registratie of tot
wijzigingen daarvan in het register van paardenspermawincentra die uitsluitend sperma
winnen voor de nationale markt ten behoeve van kunstmatige inseminatie, op grond van
het toenmalige artikel 21, onderdeel a, van de Regeling paardensperma 2015. De verplichting
tot registratie en tot het doorgeven van wijzigingen voor dergelijke wincentra is
nu opgenomen in artikel 84, eerste en tweede lid, van de diergezondheidsverordening.
Dit onderdeel voorziet in een aanpassing van de verwijzing.
Onderdelen F en G
De artikelen 17 en 18 van de regeling voorzien in tarieven voor aanvragen van erkenning
van veterinaire laboratoria, en voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding
van die erkenning, op grond van de toenmalige Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire
laboratoria. Die regeling is vervangen door de Regeling erkenning veterinaire laboratoria.
Deze onderdelen voorzien in een aanpassing van de verwijzing.
Onderdeel H
Het toenmalige artikel 19, onderdeel a, van de regeling voorzag in een retributie
verschuldigd voor voor de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot erkenning
van een kwaliteitssysteem als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van de toenmalige Regeling
preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en
TSE’s. De erkenning van dergelijke systemen is in de nieuwe diergezondheidsregelgeving
niet gecontinueerd. Dit onderdeel is daarom vervallen.
Onderdeel I
In artikel 28a, eerste lid, van de regeling werd verwezen naar de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren. De regelgeving over diergezondheid was gebaseerd op die wet.
De nieuwe diergezondheidsregelgeving is gebaseerd op de Wet dieren. De eerstgenoemde
wet is niet meer van toepassing. De verwijzing is daarom vervallen.
Onderdeel J
In bijlage B zijn de werkzaamheden opgenomen waarvoor op grond van artikel 5, eerste
en tweede lid, van de regeling een retributie is verschuldigd.
Onderdeel 1
In het oude onderdeel a van deze bijlage werd verwezen naar onderzoeken voor het afgeven
van bewijsstukken voor vee en pluimvee in de zin van de toenmalige Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren die anders dan in doorvoer buiten Nederland worden gebracht
(toenmalig artikel 77 van voornoemde wet). Op grond van artikel 243, eerste lid, van
de diergezondheidsverordening moeten dieren en producten die naar een derde land worden
uitgevoerd of wederuitgevoerd, voldoen aan de regels over verplaatsing van die dieren
of producten tussen lidstaten (deel IV van de verordening). Dit tenzij het derde land
zelf eisen stelt (artikel 243, tweede lid, van de verordening), of als de Unie met
een derde land bijzondere afspraken heeft gemaakt (artikel 243, derde lid, van de
verordening).
Dat betekent dat als hoofdregel geldt dat een diergezondheidscertificaat is vereist,
voor de uitreiking waarvan de bevoegde autoriteit eerst onderzoek uitvoert. Onderdeel
a is hierop aangepast.
Onderdelen 2 en 3
De oude onderdelen b tot en met h verwezen naar onderzoeken met het oog op de afgifte
van bewijsstukken die op grond van de toenmalige Europese regelgeving vereist waren
voor het verplaatsen van dieren of levende producten naar een andere lidstaat. Het
gaat hier met name om gezondheidscertificaten. In de artikelen 143, eerste lid, 155,
eerste lid, onderdeel c, 161, eerste lid, 167, eerste lid, 208, eerste lid, 209, eerste
lid, en 223, eerste lid, van de diergezondheidsverordening zijn nu de verplichtingen
ten aanzien van gezondheidscertificaten opgenomen. Andere bewijsstukken komen in de
verordening niet voor. In onderdeel b (nieuw) is naar alle desbetreffende bepalingen
van de verordening verwezen. De andere voornoemde onderdelen zijn daarom vervallen.
Onderdeel 4
In het oude onderdeel l werd verwezen naar controlewerkzaamheden als bedoeld in het
toenmalige artikel 18, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Die bepaling voorzag in een bevoegdheid van de minister om met het oog op de bestrijding
van besmettelijke dierziekten, beperkingen te stellen aan markten met dieren, diergaarden
en andere plaatsen waar dieren bijeen worden gebracht, en regels te stellen over controles,
waaronder verzegeling van vervoermiddelen en afgifte van bewijsstukken. Voornoemd
artikel is niet als zelfstandige bepaling overgenomen in de nieuwe diergezondheidsregelgeving.
De verwijzing hiernaar is daarom vervallen.
Onderdelen 5 en 6
Het oude onderdeel m bevatte de werkzaamheden voor de verlening van een groot aantal
erkenningen en voor de instandhouding daarvan. Het oude onderdeel n bevatte de werkzaamheden
voor de verlening van vergunningen voor aquacultuurproductiebedrijven.
In plaats daarvan is nu in onderdeel m verwezen naar de door de diergezondheidsverordening
vereiste erkenningen, en de op grond van de aanvullende nationale regelgeving over
diergezondheid vereiste erkenningen. Onderdeel n is vervallen, omdat voornoemde verordening
ook een erkenningsplicht bevat voor aquacultuurproductiebedrijven en de verwijzingen
in onderdeel m voldoende zijn.
Onderdeel 7
In onderdeel o werd verwezen naar een erkenning op grond van een verordening van de
Europese Commissie in samenhang met de toenmalige Regeling preventie, bestrijding
en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Deze regeling is
vervallen, dus de verwijzing naar die regeling is geschrapt. Een verwijzing naar de
verordening volstaat. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de terminologie aan
te passen, omdat de voornoemde verordening spreekt van ‘goedkeuring’ in plaats van
‘erkenning’.
Onderdeel 9
Onderdeel t heeft betrekking op werkzaamheden van de NVWA bij het hermerken van runderen.
Deze bepaling van de toenmalige Regeling identificatie en registratie van dieren is
nu opgenomen in de Regeling houders van dieren. De verwijzing is daarom aangepast.
Onderdeel K
In bijlage C, onderdeel II, onderdeel c, werd verwezen naar onderzoeken bij dieren
of levende producten die moeten worden uitgevoerd op grond van verordening (EU) 2017/625,
waarbij werd verwezen naar niet meer geldende Europese regelgeving. Aangezien de in
het oude onderdeel c opgenomen opsomming alle mogelijke diersoorten en levende producten
behelsde, is ervoor gekozen om nu alleen te verwijzen naar dieren en levende producten.
Onderdeel L, onderdeel 1
Onderdeel 1
De verwijzingen naar oude ingetrokken Europese regelgeving over diergezondheid is
vervangen door een verwijzing naar de diergezondheidsverordening.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten