Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 16 maart 2021, nr. PO/27327547, houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van de pilot doorlopende begeleiding startende leraren in het primair onderwijs (Subsidieregeling pilot doorlopende begeleiding startende leraren 2021)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1.1.1, onder w, sub 1 en 2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onder y, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

lerarenopleiding:

op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde bachelor- of masteropleiding tot leraar primair onderwijs, leraar voortgezet onderwijs, of leraar beroepsonderwijs en volwasseneducatie;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

opleidingsschool:

partnerschap tussen één of meer scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, of beroepsonderwijs en volwasseneducatie en één of meer lerarenopleidingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren op de werkplek opleiden;

penvoerder:

penvoerder als bedoeld in artikel 4;

po:

primair onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra;

school:

uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

schooljaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend;

startende leraar:

degene die voldoet aan de bevoegdheidseisen gesteld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra, dan wel kan worden benoemd of tewerk kan worden gesteld zonder benoeming als bedoeld in artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs en minder dan drie aaneengesloten jaren werkervaring als leerkracht heeft in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of in het praktijkonderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan aan een opleidingsschool subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten voor het ontwikkelen en aanbieden van een doorlopende lijn van vraaggerichte begeleiding voor startende leraren in het primair onderwijs in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2024.

Artikel 4. Penvoerder

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een instelling die namens een opleidingsschool als penvoerder optreedt.

  • 2. Per opleidingsschool treedt één partner binnen het partnerschap Samen Opleiden en Professionaliseren op als penvoerder. De penvoerder is gelijk aan de penvoerder die namens de opleidingsschool als subsidieontvanger optreedt voor de subsidie op grond van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019.

  • 3. De penvoerder is de subsidieontvanger. Subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 4. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partner binnen het partnerschap in de opleidingsschool feitelijk met de uitvoering van de activiteiten is belast.

Artikel 5. Subsidieplafond en subsidiebedrag

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal € 768.000 beschikbaar voor de volledige looptijd van de pilot (2021-2024).

  • 2. Het subsidiebedrag is een vast bedrag van€ 192.000 per opleidingsschool.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan ingediend worden van 1 mei 2021 tot en met 1 juni 2021.

  • 2. Aanvragen die worden ingediend na 1 juni 2021, worden niet in behandeling genomen.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daarvoor op de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 7. Voorwaarden aanvraag subsidie

  • 1. De aanvraag voor de subsidie wordt gedaan door een penvoerder van een erkende opleidingsschool op grond van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van subsidie bevat:

    • a. een beschrijving van de afspraken over de doorlopende begeleiding van de startende leraren binnen de opleidingsschool;

    • b. een activiteitenplan.

  • 3. De artikelen 3.4 en 3.5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Uit de beschrijving van de afspraken over de doorlopende begeleiding van de startende leraren blijkt in ieder geval:

    • a. welke competenties worden ontwikkeld in de eerste drie jaar van het loopbaanpad en hoe deze ontwikkeling inzichtelijk wordt gemaakt;

    • b. welke begeleidings- en professionaliseringsactiviteiten hiervoor worden georganiseerd en wat daarbij de rolverdeling is tussen het schoolbestuur en de lerarenopleiding;

    • c. hoe de betrokken medewerkers en de startende leraren gefaciliteerd worden om deze activiteiten te organiseren en hieraan deel te nemen.

  • 5. Het activiteitenplan bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van hoe frequent en in welke vorm de startende leraren in de huidige situatie begeleiding wordt geboden en, indien van toepassing, hoe de startende leraren al betrokken zijn bij de invulling van deze begeleiding;

    • b. een beschrijving van de beoogde begeleidingsstructuur en hoe daarmee een doorlopende begeleidingslijn wordt ontwikkeld. Hieruit blijkt in ieder geval:

      • 1°. wat onder goede doorlopende begeleiding wordt verstaan;

      • 2°. over welke competenties opleiders en begeleiders moeten beschikken;

      • 3°. hoe de startende leraren betrokken worden bij de inrichting van de begeleiding in de nieuwe situatie;

      • 4°. welke kwaliteitseisen aan de startende leraren en hun begeleiders worden gesteld;

      • 5°. hoe betrokkenheid bij de coaching en begeleiding, gescheiden wordt van de betrokkenheid bij het beoordelen van het functioneren van de startende leraren;

      • 6°. op welke manier de monitoring van de kwaliteit van de begeleiding georganiseerd gaat worden, en hoe aan de verdere professionalisering van de begeleiding wordt gewerkt.

    • c. een beschrijving en planning van de activiteiten die door de opleidingsschool georganiseerd gaan worden. Uit deze beschrijving blijkt in elk geval:

      • 1°. hoe frequent en in welke vorm de startende leraren begeleid gaan worden;

      • 2°. hoe de begeleiding door de mentor- en de intervisiebijeenkomsten vormgegeven gaan worden en wat daarbij de rolverdeling is tussen de school en de lerarenopleiding;

      • 3°. dat de intervisiebijeenkomsten erop gericht zijn de startende leraren de mogelijkheid te bieden hun werkervaring en de daaraan gerelateerde problemen te delen met andere startende leraren, en dat de bijeenkomsten plaatsvinden onder begeleiding van een intervisiecoach;

      • 4°. hoe de thema’s kennis van zorgconstructen, omgang met ouders, klassenmanagement en werkdruk terugkomen in de begeleiding;

      • 5°. hoe de begeleiding past in het strategisch HR-beleid van de partners van het partnerschap.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. De minister besluit over de subsidieverstrekking op basis van of de subsidieaanvrager voldoet aan de voorwaarden voor de subsidie, bedoeld in artikel 7.

  • 2. Op grond van deze regeling wordt aan ten hoogste vier opleidingsscholen subsidie verstrekt. Indien er meer dan vier aanvragen voor verstrekking van subsidie in aanmerking komen op basis van het voldoen aan de subsidievoorwaarden, bedoeld in artikel 7, bepaalt de minister de volgorde waarin de aanvragen voor subsidie in aanmerking komen op basis van loting.

Artikel 9. Vaststelling subsidie en betaling

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na het einde van de in artikel 6, eerste lid, genoemde aanvraagperiode.

  • 2. De minister betaalt het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, in drie gelijke delen in de schooljaren 2021-2022, 2022-2023, en 2023-2024.

  • 3. De minister betaalt de subsidie voor het desbetreffende schooljaar in de maand augustus van dat schooljaar.

Artikel 10. Te subsidiëren activiteiten en subsidieverplichtingen

  • 1. Een opleidingsschool ontwikkelt en organiseert een doorlopende lijn van vraaggerichte begeleiding voor startende leraren die goed aansluit op de opleiding of route die de startende leraren hebben gevolgd.

  • 2. De penvoerder draagt er zorg voor dat het bevoegd gezag van de school waar de startende leraren werkzaam zijn tijd vrij maakt binnen de aanstelling van de startende leraren om deel te kunnen nemen aan de begeleidingsactiviteiten en deze voor te kunnen bereiden.

  • 3. De penvoerder stelt een mentor en intervisiecoach beschikbaar om de startende leraren te begeleiden en deze begeleiding voor te kunnen bereiden.

  • 4. De penvoerder draagt er zorg voor dat er tenminste 30 startende leraren, waaronder zowel voormalige zij-instromers in het beroep als voormalig (academische) studenten, deelnemen aan de begeleidingsactiviteiten. Deze startende leraren dienen gedurende de eerste drie jaar begeleiding te ontvangen.

  • 5. De opleidingsschool werkt samen met de klankbordgroep en werkt mee aan het evaluatieonderzoek dat wordt uitgevoerd naar de pilot, zodat de opgedane kennis breed gedeeld kan worden in het scholenveld.

  • 6. In aanvulling op artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS houdt de subsidieontvanger een administratie bij:

    • a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal startende leraren dat deelneemt aan de pilot in een schooljaar wordt geregistreerd;

    • b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages.

Artikel 11. Besteding subsidie

Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 12. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd indien de opleidingsschool niet langer voldoet aan de voorschriften van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 of voor zover voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds op grond van een andere regeling subsidie is verstrekt.

Artikel 13. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan via een activiteitenverslag dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen waaronder het meewerken aan een evaluatie en het borgen van kennisdeling.

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2021 en vervalt met ingang van 1 september 2024.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling pilot doorlopende begeleiding startende leraren 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Met de Subsidieregeling pilot doorlopende begeleiding startende leraren 2021 (hierna: subsidieregeling) wordt uitvoering gegeven aan een voorstel van het Lerarencollectief en tevens aan één van de aanbevelingen uit het advies van Merel van Vroonhoven.1De pilot was een voorstel van het Lerarencollectief en tevens één van de aanbevelingen van Merel van Vroonhoven. De pilot was een voorstel van het Lerarencollectief en tevens één van de aanbevelingen van Merel van Vroonhoven. De aanleiding De aanleiding voor het voorstel voor een pilot in het primair onderwijs is dat er onder startende leraren een harde knip wordt ervaren tussen de begeleiding tijdens de lerarenopleiding en de begeleiding voor startende leraren. Tevens is het gewenst om de begeleiding beter af te stemmen op de behoefte van de startende leraren (beroepsgroep) zelf. Het Lerarencollectief en Merel van Vroonhoven hebben daarom geadviseerd om een pilot te starten in het primair onderwijs. Door middel van deze subsidieregeling worden partnerschappen van Samen Opleiden en Professionaliseren (SO&P) gestimuleerd om een vraaggerichte en doorlopende begeleidingsstructuur te ontwikkelen. Binnen partnerschappen van SO&P wordt reeds samengewerkt tussen scholen en de lerarenopleiding. Deze samenwerking vormt een mooie basis om uit te breiden naar de begeleiding van startende leraren. De pilot was een voorstel van het Lerarencollectief en tevens één van de aanbevelingen van Merel van Vroonhoven. Er is een impuls nodig om een meer doorlopende lijn te creëren voor de begeleiding van startende leraren, waarbij de leraar meer centraal komt te staan en er een werkelijke ‘employee journey’ ontstaat.

Al langer bestaat de wens om binnen de infrastructuur van SO&P een doorlopende lijn van begeleiding en professionalisering te creëren die zich niet beperkt tot het opleiden van leraren, maar doorloopt naar de begeleiding van startende leraren en uiteindelijk doorlopende professionalisering. Daarom hebben verschillende partnerschappen van SO&P al initiatieven lopen op het gebied van begeleiding van startende leraren. Deze subsidieregeling wordt opengesteld voor partnerschappen van SO&P, om zo de opgedane expertise te kunnen benutten voor de beoogde doorontwikkeling.

Over de uitwerking van de pilot hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden met partijen uit het onderwijs, zoals de Primair Onderwijs Raad (PO-Raad), de Vereniging Hogescholen (VH), de Vereniging van Universiteiten (VSNU), het Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs (LOBO), het Lerarencollectief (LC), de Beroepsvereniging Academici Basisonderwijs (BAB) en het platform SO&P. Om de pilot meer vraaggericht vorm te geven, heeft daarnaast een enquête plaatsgevonden onder leraren in het primair onderwijs. Deze enquête is uitgezet in samenwerking met het Lerarencollectief en is door meer dan 1.000 leraren ingevuld. In deze enquête geeft de meerderheid van de leraren aan behoefte te hebben aan begeleiding door een mentor (behoefte van gemiddeld 8 sessies per jaar) en intervisiebijeenkomsten (behoefte van gemiddeld 4 sessies per jaar) in de startfase. Daarnaast geven leraren aan dat zij het belangrijk vinden dat aandacht wordt besteed aan de volgende thema’s: kennis van zorgconstructen, omgang met ouders, werkdruk en klassenmanagement. Door betrokkenheid van ervaringsdeskundigen is het mogelijk de pilot vraaggericht vorm te geven met het doel dat de tevredenheid over de begeleiding toeneemt.

Met de pilot wordt beoogd bij te dragen aan het realiseren van een structurele en doorlopende begeleiding in de eerste drie jaar als startende leraar, die aansluit op de lerarenopleiding. Tevens dient de pilot bij te dragen aan een grotere betrokkenheid van de doelgroep van startende leraren om zo de begeleiding meer vraaggericht in te richten en af te stemmen op de behoefte van de startende leraren zelf.

Deze subsidieregeling beoogt uitwerking te geven aan de pilot doorlopende begeleiding startende leraren met de volgende doelstellingen:

  • 1. Het ontwikkelen/ontwerpen van een methode waarbij de startfase (eerste drie jaar als startende leraar) in een doorlopende begeleidingslijn aansluit op de opleiding en waarbij de startende leraren centraal staan.

  • 2. Het voortbouwen op bestaande begeleidingsstructuren van SO&P waarbij startende leraren intervisie hebben met peers en een mentor krijgen toegewezen.

  • 3. Het breed ophalen van onderbouwde methodes over hoe deze doorlopende begeleidingslijn het beste vraaggericht vormgegeven kan worden, zodat deze verspreid en gebruikt kunnen worden door andere SO&P partnerschappen en niet iedereen het wiel zelf opnieuw uit hoeft te vinden.

Kortom, het doel van de pilot is om inzichten op te doen die bruikbaar zijn om toe te werken naar een doorlopende en vraaggerichte begeleidingsstructuur voor startende leraren die landelijk bruikbaar is. De pilot start voor partnerschappen van SO&P in het primair onderwijs, maar zal mogelijk in een latere fase worden uitgebreid naar vo en mbo partnerschappen van SO&P. Daarnaast wordt de pilot geëvalueerd door een onderzoeksbureau dat de onderbouwde methodes verzamelt in een handreiking.

Caribisch Nederland

De subsidieregeling richt zich in eerste instantie niet op Caribisch Nederland, omdat aspirant- opleidingsscholen uitgesloten zijn van de pilot.

Regeldruk

Om een indruk te geven van de verwachte regeldrukkosten is in onderstaande tabel een schatting weergegeven. Daarbij is uitgegaan van een aanvraaglast van gemiddeld 40 uur per opleidingsschool. Voor de invulling van het aanvraagformulier is immers afstemming nodig binnen de opleidingsschool. Daarnaast is tijd gerekend voor de afstemming met de klankbordgroep en deelname aan het onderzoek. Hierbij is tijd gerekend voor alle betrokkenen van de opleidingsschool (startende leraar, lerarenopleiding, school). Daarnaast is heldere communicatie gewenst vanuit de opleidingsschool over de pilot naar de startende leraren toe. Voor de verantwoording, die administratief vrij licht is, wordt uitgegaan van een gemiddelde van 16 uur per opleidingsschool. Tot slot is uitgegaan van gemiddeld 16 uur per opleidingsschool om te besteden aan de inhoudelijke naleving van de subsidieverplichtingen. Daarbij kan gedacht worden aan het bijhouden van een overzichtelijke, controleerbare, doelmatige administratie of het meewerken aan de evaluatie van de subsidieregeling. Bij de berekening is uitgegaan van een uurtarief van € 50,-.

Type administratieve handeling

Aantal uur

Kosten (aantal uur *€ 50)

Invullen aanvraagformulier conform vereisten

1.400 (35 opleidingsscholen * 40 uur)

€ 70.000

Afstemming met klankbordgroep en deelname onderzoek

384 (4 opleidingsscholen * 96 uur)

€ 19.200

Communicatie naar startende leraren binnen partnerschap

160 (4 opleidingsscholen * 40 uur)

€ 8.000

Verantwoording

64 (4 opleidingsscholen * 16 uur)

€ 3.200

Inhoudelijke nalevingskosten

64 (4 opleidingsscholen * 16 uur)

€ 3.200

Totaal

840 uur

€ 103.600

De impact m.b.t. de regeldruk op de uitvoering van de pilot is afhankelijk van de afspraken die gemaakt worden binnen de opleidingsschool en de uitwerking daarvan. Om hier zich op te krijgen wordt in de evaluatie meegenomen hoe de regie is georganiseerd en wat de uitvoering van de pilot vraagt van de partnerschappen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de sectorwetten.

Artikel 2

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing, voor zover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken.

Artikel 4

De penvoerder is de subsidieontvanger. Op grond van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 treedt vanuit de opleidingsschool één partner van het partnerschap op als penvoerder. Diezelfde partner dient als penvoerder op grond van deze regeling op te treden. De penvoerders op grond van deze regeling en de regeling tegemoetkoming kosten opleidingsschool is dus gelijk.

Artikel 5

De pilot heeft een looptijd van drie schooljaren. Voor deelname aan de pilot is plek voor vier opleidingsscholen. Voor de duur van de pilot zal de opleidingsschool per schooljaar een vast bedrag ontvangen.

Artikel 6 en 7

Artikelen 6 en 7 beschrijven de procedure en de voorwaarden voor het indienen van een subsidieaanvraag. Het benodigde aanvraagformulier zal beschikbaar worden gesteld op de website van DUS-I. Voor het opstellen van deze voorwaarden is gebruik gemaakt van de door de betrokken leraren ingevulde vragenlijst.

Artikel 8

Dit artikel gaat over de wijze waarop het beschikbare bedrag wordt verdeeld over de opleidingsscholen. Er is een bedrag beschikbaar voor vier opleidingsscholen. Indien meer dan vier aanvragen worden ingediend die aan de subsidievoorwaarden voldoen, zal er loting plaatsvinden.

Artikel 10

In het eerste lid wordt geregeld hoe de opleidingsschool de begeleiding van startende leraren minimaal moet organiseren. De begeleiding moet vraaggericht zijn en dus passen bij de begeleidingsbehoefte van de startende leraren. Ten aanzien van de frequentie van begeleiding door een mentor kan gedacht worden aan ongeveer acht mentorsessies per jaar, omdat dit is aangegeven in de vragenlijst die door leraren is ingevuld. Uit de vragenlijst kwam daarnaast naar voren dat startende leraren behoefte hebben aan ongeveer vier intervisiebijeenkomsten per jaar. Een mentor/coach is een meer ervaren leraar die op basis van eigen kennis en ervaring de startende leraren dagelijks kan adviseren en begeleiden (niet zijnde de direct leidinggevende). Deze begeleiding bestaat bijvoorbeeld uit lesobservaties en adviesgesprekken, waarbij gebruik gemaakt kan worden van bewezen methodes. De intervisie dient de starters in staat te stellen om hun werkervaringen te delen en de daaraan gerelateerde problemen te bespreken met andere startende leraren. Deze intervisie dient altijd plaats te vinden onder begeleiding van een intervisiecoach en heeft tot doel om de deskundigheid van de startende leraren te vergroten zodat daarmee de kwaliteit van hun werk verbetert. In het vierde lid is als subsidieverplichting opgenomen dat minimaal 30 startende leraren deelnemen aan de pilot, waaronder verschillende groepen startende leraren. Hiermee worden startende leraren met verschillende routes naar het leraarschap bedoeld, zoals voormalig zij-instromers in het beroep of voormalige studenten afkomstig uit de (academische) pabo.

Artikel 11

Het subsidiebedrag is een tegemoetkoming in de kosten voor de begeleiding van startende leraren. Er wordt verwacht dat tevens inzet van eigen middelen noodzakelijk zal zijn.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven