Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 maart 2021, nr. MBO/26712362, houdende wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren in verband met het vaststellen van een aanvullende aanvraagperiode voor werkgevers die in 2020 niet in staat waren tijdig een subsidieaanvraag te doen, indien daarbij sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Subsidieregeling praktijkleren wordt na artikel 14 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a. Subsidie hardheidsclausule COVID-19

  • 1. Een werkgever die in 2020 niet in staat is geweest tijdig een subsidieaanvraag in te dienen voor het studiejaar 2019–2020 en zich om die reden uiterlijk binnen veertien dagen na 16 september 2020, 17:00 uur heeft gemeld bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, wordt, indien daarbij sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Verzamelregeling subsidies OCW COVID-19, alsnog in de gelegenheid gesteld om in de in het tweede lid bedoelde aanvraagperiode een aanvraag in te dienen voor een subsidie op grond van deze regeling voor dat studiejaar.

  • 2. In afwijking van artikel 17, eerste lid, wordt een subsidieaanvraag ingediend van 3 mei 2021, 9:00 uur, tot en met 21 mei 2021, 17:00 uur.

  • 3. Voor subsidieverstrekking op grond van het eerste lid is ten hoogste € 3.100.000,– beschikbaar. Van dat bedrag is beschikbaar:

    • a. voor subsidies op grond van artikel 4: € 2.828.000;

    • b. voor subsidies op grond van artikel 6: € 58.000;

    • c. voor subsidies op grond van artikel 8: € 41.000;

    • d. voor subsidies op grond van de artikelen 9a, 9c en 10: € 19.000; en

    • e. voor subsidies op grond van paragraaf 1a: € 154.000,–.

  • 4. In afwijking van artikel 15 en 15c, vierde lid, is het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats of leerwerkplaats voor een subsidie als bedoeld in de artikelen 4, 6, 8, 9a, 9c, 10 en paragraaf 1a, ten hoogste het subsidiebedrag per praktijkleerplaats of leerwerkplaats dat binnen de desbetreffende subsidiecategorie is verstrekt voor de subsidieaanvragen voor het studiejaar 2019–2020 die uiterlijk op 16 september 2020 zijn ingediend.

  • 5. In afwijking van artikel 18 wordt een subsidieaanvraag ingediend via door RVO beschikbaar gestelde formulieren, via het e-mailadres verzamelregeling_pl@rvo.nl.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Mogelijkheid om alsnog subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2019–2020

Tussen 1 juli 2020 en 16 september 2020 (tot uiterlijk 17.00 uur) konden werkgevers die in het studiejaar 2019–2020 een praktijk- of leerwerkplaats hebben aangeboden aan een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio), een aanvraag indienen voor subsidie in het kader van de Subsidieregeling praktijkleren. Na het sluiten van het loket heeft een aantal werkgevers de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) benaderd en aangegeven dat zij er niet in zijn geslaagd hun aanvraag tijdig in te dienen door oorzaken die samenhangen met de coronapandemie. Volgens de Subsidieregeling praktijkleren worden te laat ingediende aanvragen afgewezen (artikel 17, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren). Gelet daarop sloot het digitale aanvraagloket op 16 september 2020 om 17.00 uur.

Echter, in het kader van de coronapandemie is een noodregeling vastgesteld, de Verzamelregeling subsidies OCW COVID-19. In die regeling is in artikel 1 een hardheidsclausule opgenomen, die het mogelijk maakt af te wijken van bepalingen in subsidieregelingen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Afwijken is mogelijk wanneer de onverkorte toepassing van deze bepalingen, gelet op de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan, voor subsidieaanvragers zou leiden tot een 'onbillijkheid van overwegende aard'. Gelet op deze mogelijkheid worden werkgevers die zich binnen veertien dagen na sluiting van het aanvraagloket gemeld hebben bij RVO alsnog in de gelegenheid gesteld om een aanvraag in te dienen.

De werkgevers die in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw een aanvraag in te dienen, moeten hun beroep op de hardheidsclausule onderbouwen. De lat om een gegrond beroep op de hardheidsclausule te kunnen doen ligt hoog.

De werkgever moet in ieder geval kunnen aantonen dat:

  • 1. het niet tijdig indienen van de aanvraag direct het gevolg is van de corona-uitbraak of de coronamaatregelen én dat de corona-uitbraak of de coronamaatregelen zodanige gevolgen hadden dat de werkgever niet in staat was de aanvraag tijdig in te dienen. Een combinatie van factoren waardoor de aanvraag niet tijdig kon worden ingediend, waarvan de corona-uitbraak of de coronamaatregelen één van de factoren was, leidt niet tot een gegrond beroep. Ook het feit dat een medewerker die de aanvraag zou indienen vanwege corona is ziekgemeld, is onvoldoende. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat een andere collega dit werk had kunnen overnemen. De werkgever moet kortom kunnen aantonen hoe een corona-uitbraak of coronamaatregel het indienen van een aanvraag voor het sluiten van het loket op 16 september 2020 om 17:00 uur, heeft belet.

  • 2. er sprake zou zijn van een 'onbillijkheid van overwegende aard' indien niet alsnog subsidie zou worden verstrekt. De werkgever legt documenten over waaruit blijkt:

    • a. dat hij financiële schade lijdt indien hij niet voor subsidie in aanmerking komt, en

    • b. welke gevolgen dit heeft voor het bedrijf.

Een beroep op de hardheidsclausule kan alleen dan worden gehonoreerd wanneer de bovenstaande punten met schriftelijke bewijzen kunnen worden aangetoond. Als bewijzen kunnen bijvoorbeeld dienen interne of externe berichtgeving waaruit blijkt dat een bedrijf gesloten is vanwege een corona-uitbraak op het moment dat de aanvraag ingediend zou worden en financiële gegevens waaruit de schade blijkt.

Werkgevers die zich tussen 16 en 30 september 2020 om 17:00 uur hebben gemeld bij RVO, worden door RVO in de gelegenheid gesteld om tussen 3 mei 2021, 9:00 uur, en 21 mei 2021, 17:00 een aanvraag in te dienen bij RVO. De bepalingen uit de Subsidieregeling praktijkleren gelden voor de aanvraag. Dit betekent onder meer dat binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag inclusief alle benodigde stukken c.q. na sluiting van de indieningsmogelijkheid, door RVO een besluit wordt genomen.

Budget

Voor subsidieverstrekking voor de nieuwe aanvraagperiode zijn in de Subsidieregeling praktijkleren aparte subsidieplafonds vastgesteld. In totaal is € 3,1 miljoen beschikbaar voor de afhandeling van de aanvragen die uit deze wijziging voortkomen. Het budget wordt naar verhouding van de gebruikelijke budgetten verdeeld over de doelgroepen vo, mbo, hbo en promovendi/toio’s.

Hoogte subsidie

Het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats of gerealiseerde leerwerkplaats wordt berekend aan de hand van het beschikbare bedrag voor de desbetreffende categorie, gedeeld door het aantal gerealiseerde praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen dat in aanmerking komt voor subsidie voor die categorie. Daarbij gelden de bedragen die de subsidieaanvragers die hun aanvraag over het studiejaar 2019–2020 vóór 16 september om 17.00 hebben ingediend, als maximum.

Deze maximumbedragen per gerealiseerde praktijkleerplaats of werkleerplaats zijn:

VMBO/PRO/VSO

€ 2.700,00

MBO

€ 2.079,27

HBO

€ 654,75

Promovendi/toio’s

€ 2.700,00

Voor praktijkleerplaatsen in het mbo in de sectoren landbouw, horeca en recreatie geldt daarnaast een toeslag van maximaal € 1.567,20 per volledige praktijkleerplaats.

Uitvoeringstoets

RVO acht de regeling uitvoerbaar.

Regeldruk

De regeldruk die voortvloeit uit het alsnog indienen van een aanvraag voor de subsidie praktijkleren bestaat uit de aanvullende eisen ten opzichte van de oorspronkelijke eisen voor de (gehele) subsidieaanvraag. De aanvullende eisen bestaan uit het verzamelen van bewijzen om het beroep op de hardheidsclausule schriftelijk te onderbouwen.

Daarnaast zijn er de zogenoemde kennisnamekosten, oftewel de kosten van het kennis (kunnen) nemen van de aanvullende voorwaarden voor de subsidieaanvraag. Werkgevers die zich binnen veertien dagen na het sluiten van het aanvraagloket op 16 september 2020 om 17.00 uur hebben gemeld bij RVO, zullen door RVO worden benaderd, waardoor de kennisnamekosten niet substantieel zijn.

Omdat de lat om een gegrond beroep op de hardheidsclausule te kunnen doen hoog ligt, is de verwachting dat slechts een beperkt aantal werkgevers daadwerkelijk een beroep zal doen. Als indicatie wordt uitgegaan van 50 werkgevers die ongeveer een uur besteden aan het kennisnemen van de aanvullende voorwaarden en het verzamelen van bewijsmateriaal. Bij een uurtarief van € 50 komen de gevolgen voor de regeldruk dan in totaal uit op € 2.500.

Deze ministeriële regeling is met een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing van de gevolgen voor de regeldruk aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd. De regeling is niet geselecteerd voor formele advisering.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen om de voornoemde groep werkgevers zo snel mogelijk in de gelegenheid te stellen alsnog een aanvraag in te dienen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven