TOELICHTING
Mogelijkheid om alsnog subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren
voor het studiejaar 2019–2020
Tussen 1 juli 2020 en 16 september 2020 (tot uiterlijk 17.00 uur) konden werkgevers
die in het studiejaar 2019–2020 een praktijk- of leerwerkplaats hebben aangeboden
aan een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio),
een aanvraag indienen voor subsidie in het kader van de Subsidieregeling praktijkleren.
Na het sluiten van het loket heeft een aantal werkgevers de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) benaderd en aangegeven dat zij er niet in zijn geslaagd hun aanvraag
tijdig in te dienen door oorzaken die samenhangen met de coronapandemie. Volgens de
Subsidieregeling praktijkleren worden te laat ingediende aanvragen afgewezen (artikel
17, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren). Gelet daarop sloot het digitale
aanvraagloket op 16 september 2020 om 17.00 uur.
Echter, in het kader van de coronapandemie is een noodregeling vastgesteld, de Verzamelregeling
subsidies OCW COVID-19. In die regeling is in artikel 1 een hardheidsclausule opgenomen,
die het mogelijk maakt af te wijken van bepalingen in subsidieregelingen van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media. Afwijken is mogelijk wanneer de onverkorte toepassing van deze bepalingen,
gelet op de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding
ervan, voor subsidieaanvragers zou leiden tot een 'onbillijkheid van overwegende aard'. Gelet op deze mogelijkheid worden werkgevers die zich binnen veertien dagen na
sluiting van het aanvraagloket gemeld hebben bij RVO alsnog in de gelegenheid gesteld
om een aanvraag in te dienen.
De werkgevers die in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw een aanvraag in te dienen,
moeten hun beroep op de hardheidsclausule onderbouwen. De lat om een gegrond beroep
op de hardheidsclausule te kunnen doen ligt hoog.
De werkgever moet in ieder geval kunnen aantonen dat:
-
1. het niet tijdig indienen van de aanvraag direct het gevolg is van de corona-uitbraak of de coronamaatregelen én dat de corona-uitbraak
of de coronamaatregelen zodanige gevolgen hadden dat de werkgever niet in staat was
de aanvraag tijdig in te dienen. Een combinatie van factoren waardoor de aanvraag
niet tijdig kon worden ingediend, waarvan de corona-uitbraak of de coronamaatregelen
één van de factoren was, leidt niet tot een gegrond beroep. Ook het feit dat een medewerker
die de aanvraag zou indienen vanwege corona is ziekgemeld, is onvoldoende. In dat
geval wordt ervan uitgegaan dat een andere collega dit werk had kunnen overnemen.
De werkgever moet kortom kunnen aantonen hoe een corona-uitbraak of coronamaatregel
het indienen van een aanvraag voor het sluiten van het loket op 16 september 2020
om 17:00 uur, heeft belet.
-
2. er sprake zou zijn van een 'onbillijkheid van overwegende aard' indien niet alsnog
subsidie zou worden verstrekt. De werkgever legt documenten over waaruit blijkt:
-
a. dat hij financiële schade lijdt indien hij niet voor subsidie in aanmerking komt,
en
-
b. welke gevolgen dit heeft voor het bedrijf.
Een beroep op de hardheidsclausule kan alleen dan worden gehonoreerd wanneer de bovenstaande
punten met schriftelijke bewijzen kunnen worden aangetoond. Als bewijzen kunnen bijvoorbeeld
dienen interne of externe berichtgeving waaruit blijkt dat een bedrijf gesloten is
vanwege een corona-uitbraak op het moment dat de aanvraag ingediend zou worden en
financiële gegevens waaruit de schade blijkt.
Werkgevers die zich tussen 16 en 30 september 2020 om 17:00 uur hebben gemeld bij
RVO, worden door RVO in de gelegenheid gesteld om tussen 3 mei 2021, 9:00 uur, en
21 mei 2021, 17:00 een aanvraag in te dienen bij RVO. De bepalingen uit de Subsidieregeling
praktijkleren gelden voor de aanvraag. Dit betekent onder meer dat binnen 13 weken
na ontvangst van de aanvraag inclusief alle benodigde stukken c.q. na sluiting van
de indieningsmogelijkheid, door RVO een besluit wordt genomen.
Budget
Voor subsidieverstrekking voor de nieuwe aanvraagperiode zijn in de Subsidieregeling
praktijkleren aparte subsidieplafonds vastgesteld. In totaal is € 3,1 miljoen beschikbaar
voor de afhandeling van de aanvragen die uit deze wijziging voortkomen. Het budget
wordt naar verhouding van de gebruikelijke budgetten verdeeld over de doelgroepen
vo, mbo, hbo en promovendi/toio’s.
Hoogte subsidie
Het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats of gerealiseerde leerwerkplaats
wordt berekend aan de hand van het beschikbare bedrag voor de desbetreffende categorie,
gedeeld door het aantal gerealiseerde praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen dat
in aanmerking komt voor subsidie voor die categorie. Daarbij gelden de bedragen die
de subsidieaanvragers die hun aanvraag over het studiejaar 2019–2020 vóór 16 september
om 17.00 hebben ingediend, als maximum.
Deze maximumbedragen per gerealiseerde praktijkleerplaats of werkleerplaats zijn:
VMBO/PRO/VSO
|
€ 2.700,00
|
MBO
|
€ 2.079,27
|
HBO
|
€ 654,75
|
Promovendi/toio’s
|
€ 2.700,00
|
Voor praktijkleerplaatsen in het mbo in de sectoren landbouw, horeca en recreatie
geldt daarnaast een toeslag van maximaal € 1.567,20 per volledige praktijkleerplaats.
Uitvoeringstoets
RVO acht de regeling uitvoerbaar.
Regeldruk
De regeldruk die voortvloeit uit het alsnog indienen van een aanvraag voor de subsidie
praktijkleren bestaat uit de aanvullende eisen ten opzichte van de oorspronkelijke
eisen voor de (gehele) subsidieaanvraag. De aanvullende eisen bestaan uit het verzamelen
van bewijzen om het beroep op de hardheidsclausule schriftelijk te onderbouwen.
Daarnaast zijn er de zogenoemde kennisnamekosten, oftewel de kosten van het kennis
(kunnen) nemen van de aanvullende voorwaarden voor de subsidieaanvraag. Werkgevers
die zich binnen veertien dagen na het sluiten van het aanvraagloket op 16 september
2020 om 17.00 uur hebben gemeld bij RVO, zullen door RVO worden benaderd, waardoor
de kennisnamekosten niet substantieel zijn.
Omdat de lat om een gegrond beroep op de hardheidsclausule te kunnen doen hoog ligt,
is de verwachting dat slechts een beperkt aantal werkgevers daadwerkelijk een beroep
zal doen. Als indicatie wordt uitgegaan van 50 werkgevers die ongeveer een uur besteden
aan het kennisnemen van de aanvullende voorwaarden en het verzamelen van bewijsmateriaal.
Bij een uurtarief van € 50 komen de gevolgen voor de regeldruk dan in totaal uit op
€ 2.500.
Deze ministeriële regeling is met een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing van
de gevolgen voor de regeldruk aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd.
De regeling is niet geselecteerd voor formele advisering.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen om de voornoemde
groep werkgevers zo snel mogelijk in de gelegenheid te stellen alsnog een aanvraag
in te dienen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven