Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 28 maart 2021, nr. IENW/BSK-2021/86078, tot wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEG L 23), richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEG L 152), richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit PbEU L 226) en de artikelen 5.19, vijfde lid, 5.20, eerste lid, en 5.22 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

indicatieve meting:

meting die overeenkomstig deze regeling met een beperkte regelmaat wordt uitgevoerd;

richtlijn 2004/107/EG:

richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEG L 23), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;

richtlijn 2008/50/EG:

richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU L 152), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;

2. Het begrip 'Minister' met de daarbij behorende begripsomschrijving komt te luiden:

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;.

B

Artikel 2 komt te luiden:

  • 1. De Minister draagt er zorg voor dat de luchtkwaliteit wordt beoordeeld, de nodige metingen en berekeningen worden uitgevoerd en modelleringstechnieken worden toegepast om de luchtkwaliteit te bepalen, alle informatie daarover wordt gedocumenteerd en aan het publiek ter inzage of ter beschikking wordt gesteld, het publiek over de luchtkwaliteit wordt voorgelicht, aan de Europese Commissie informatie over de luchtkwaliteit wordt verstrekt en organisaties die in dit kader met uitvoeringstaken zijn belast op hun taak berekend zijn in overeenstemming met de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit richtlijn 2004/107/EG en richtlijn 2008/50/EG.

  • 2. De Minister draagt er zorg voor dat Nederland voldoet aan de verplichtingen die voor de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien uit bijlage I, onderdeel C, bij richtlijn 2008/50/EG teneinde de kwaliteit en betrouwbaarheid van het systeem voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, het goede functioneren van de instellingen die met de uitvoering daarvan zijn belast, en de nauwkeurigheid van de metingen van de luchtkwaliteit die worden verricht, te waarborgen.

C

Na artikel 2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2b

  • 1. Bij het verrichten van metingen van concentraties van stoffen in de buitenlucht overeenkomstig deze regeling wordt gebruik gemaakt van apparatuur die behoort tot:

    • a. een type apparatuur dat voldoet aan de prestatievereisten die zijn opgenomen in de methoden die voor het verrichten van zodanige metingen in deze regeling zijn voorgeschreven en dat is goedgekeurd door een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigd laboratorium dat overeenkomstig de toepasselijke geharmoniseerde norm is geaccrediteerd voor het verrichten van testen van apparatuur voor het verrichten van metingen van concentraties van stoffen in de buitenlucht ter uitvoering van metingen overeenkomstig richtlijn 2004/107/EG of richtlijn 2008/50/EG; of

    • b. een ander type apparatuur dan in het eerste lid bedoeld, dat is goedgekeurd door een laboratorium als bedoeld in onderdeel a, op voorwaarde dat ten genoegen van de Minister is aangetoond dat de uitkomsten van metingen die met gebruikmaking van die apparatuur zijn verkregen, gelijkwaardig zijn aan de resultaten die worden verkregen met de in het eerste lid bedoelde apparatuur, waarbij tevens rekening wordt gehouden met milieu- of plaatselijke omstandigheden die specifiek zijn voor Nederland en die niet overeenstemmen met de omstandigheden waarvoor het desbetreffende type apparatuur ten behoeve van de goedkeuring is getest.

  • 2. Ter uitvoering van deze regeling wordt alleen gebruik gemaakt van de uitkomsten van metingen die overeenkomstig deze regeling zijn verricht met gebruikmaking van de in het eerste lid voorgeschreven apparatuur.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot zevende en achtste lid.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

3. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Op het meetpunt voor de indicatieve meting van de achtergrondconcentraties van arseen, cadmium, nikkel, benzo(a)pyreen, andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen en totaal gasvormig kwik in de buitenlucht worden gedurende ten minste 14 procent van de tijd in een kalenderjaar de achtergrondconcentraties bepaald. De metingen vinden gelijkmatig over het kalenderjaar gespreid plaats.

4. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Op het meetpunt voor de indicatieve meting van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel, benzo(a)pyreen, andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen en totaal gasvormig kwik wordt gedurende ten minste 33 procent van de tijd in een kalenderjaar de totale depositie van die stoffen bepaald. De metingen vinden gelijkmatig over het kalenderjaar gespreid plaats.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘eerste, tweede, derde of vijfde lid’.

E

In paragraaf 3.1 wordt voor artikel 10 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Voor het meten van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht wordt voor elke agglomeratie of zone ten minste het aantal vaste meetpunten vastgesteld dat voldoet aan de criteria die voor het vaststellen van het minimumaantal meetpunten zijn opgenomen in bijlage IX, onder A, bij richtlijn 2008/50/EG, met inbegrip van de tabel en de bijbehorende noten, zoals dat aantal overeenkomstig deze criteria is vermeld in de artikelen 10 tot en met 18.

F

In artikel 11, onderdeel c, wordt ‘één vast meetpunten’ vervangen door ‘twee vaste meetpunten’.

G

In paragraaf 3.2 wordt na artikel 23 een artikel ingevoegd, luidende

Artikel 23a

  • 1. De Minister draagt zorg voor de volledige en actuele documentatie van informatie over het ontwerp van het netwerk van meetpunten en de keuze van alle meetpunten voor alle zones en agglomeraties, alsmede van alle andere relevante informatie daaromtrent, op de wijze die is voorgeschreven in bijlage III, deel D, bij richtlijn 2008/50/EG.

  • 2. De documentatie omvat gedetailleerde kaarten en foto's in verschillende windrichtingen van de meetpunten en hun omgeving.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot afwijkingen van de criteria die voor de keuze en inrichting van meetpunten zijn opgenomen in bijlage III, deel C, bij richtlijn 2008/50/EG.

  • 4. De Minister draagt zorg voor de bijwerking van de documentatie wanneer daartoe aanleiding bestaat teneinde de informatie volledig en actueel te houden.

  • 5. De Minister evalueert de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk van meetpunten en de locaties van de meetpunten om de vijf jaar teneinde het systeem van beoordeling van de luchtkwaliteit actueel te houden.

  • 6. De Minister verstrekt op verzoek van de Europese Commissie binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek de documentatie waarom is gevraagd.

H

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na ‘bemonsteringsapparaat’ ingevoegd ‘, met dien verstande dat voor zover uitvoerbaar, enkele meters afstand wordt gehouden tussen het meetpunt en het dichtstbijzijnde gebouw of enig ander obstakel, en in elk geval een afstand van ten minste 0,5 m wordt aangehouden tussen het meetpunt en het dichtstbijzijnde gebouw;’.

b. In onderdeel b wordt ‘tenzij een grotere hoogte nodig is’ vervangen door ‘tenzij een grotere hoogte nuttig is met het oog op de representativiteit van het meetpunt voor een groot gebied, welke afwijking op een deugdelijke wijze wordt toegelicht en gemotiveerd en gedocumenteerd;’.

I

In artikel 25 wordt na ‘concentraties van’ ingevoegd ‘zwaveldioxide,’.

J

In artikel 52, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’ vervangen door ‘EN 14902:2005 ‘Ambient air quality – Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter’.

K

In paragraaf 3.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53

Voor de meting van concentraties van totaal gasvormig kwik in de buitenlucht wordt, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 4, negende lid, tweede volzin, van richtlijn nr. 2004/107/EG, gebruik gemaakt van een gemeenschappelijk meetstation dat zich in België bevindt.

L

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 15549:2008 'Air quality – Standard method for the measurement of the concentration of benzo(a)pyrene in ambient air' vervangen door 'EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter'.

3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt 'EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter' vervangen door 'ISO 12884:2000 ‘Ambient air – Determination of total (gas and particle-phase) polycyclic aromatic hydrocarbons – Collection on sorbent-backed filters with gas chromatographic/mass spectrometric analyses'.

4. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In plaats van de methode die in het tweede lid is aangewezen, mag ook gebruik worden gemaakt van een methode waarvan de Minister vooraf heeft bevestigd dat is aangetoond dat deze gelijkwaardige resultaten oplevert als ISO 12884: 2000.

M

Artikel 64, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de meting van de totale depositie van arseen, cadmium en nikkel wordt gebruik gemaakt van de methode beschreven in EN 15841:2009 'Ambient air quality – ‘Standard method for the determination of arsenic, cadmium, lead and nickel in atmospheric deposition'.

N

Artikel 64a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de meting van de totale depositie van kwik wordt gebruik gemaakt van de methode beschreven in EN 15853:2010 'Ambient air quality – Standard method for the determination of mercury deposition'.

O

Artikel 64b, eerste lid, komt te luiden: :

  • 1. Voor de meting van de totale depositie van polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt gebruik gemaakt van de methode beschreven in EN 15980:2011 'Air quality – Determination of the deposition of benz[a]anthracene, benzo[b]fluoranthene, benzo[j]fluoranthene, benzo[k]fluoranthene, benzo[a]pyrene, dibenz[a,h]anthracene and indeno[1,2,3-cd]pyrene'.

P

Artikel 65a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij het door middel van berekening vaststellen van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel, benzo(a)pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt gebruik gemaakt van een methode met behulp waarvan concentraties op een zodanige wijze vastgesteld kunnen worden, dat deze niet meer dan 60 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Aanleiding voor deze wijziging is de ingebrekestelling van 12 februari 20201 die Nederland van de Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft ontvangen. Deze ingebrekestelling heeft betrekking op de omzetting in genoemde regeling van een richtlijn van de Commissie, te weten richtlijn (EU) 2015/1480. Deze richtlijn heeft betrekking op de beoordeling van de luchtkwaliteit2, waarbij twee eerdere Europese richtlijnen werden gewijzigd, te weten de richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG.

In de eerste plaats wijst de Commissie in haar ingebrekestelling op enkele kleine tekortkomingen die volgens haar aan de omzetting van richtlijn (EU) 2015/1480 in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 kleven. Met de onderhavige regeling wordt tegemoet gekomen aan de wensen van de Commissie. Vanwege het gedetailleerde karakter van de wijzigingen wordt hierop ingegaan in de artikelsgewijze toelichting.

In de tweede plaats is de Commissie van mening dat Nederland enkele bepalingen van richtlijn (EU) 2015/1480 ten onrechte niet in de nationale regelgeving heeft omgezet. De reden daarvan is dat het richtlijnbepalingen betreft die feitelijk worden uitgevoerd door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Volgens aanwijzing 9.6 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving worden feitelijke uitvoeringsverplichtingen van de centrale overheid niet in regelgeving omgezet, behoudens in gevallen waarin derden daarop aanspraak moeten kunnen maken. In de toelichting bij deze aanwijzing is aangegeven dat de reden hiervan is dat een feitelijke uitvoeringsverplichting rechtstreeks voortvloeit uit de desbetreffende EU-rechtshandeling die verbindend is voor de lidstaat.

De Commissie legt in de ingebrekestelling een verband met het belang dat burgers en bedrijven hebben bij de goede uitvoering van de desbetreffende richtlijnbepalingen.

Burgers moeten doeltreffend kunnen controleren of meetpunten overeenkomstig de richtlijn zijn gesitueerd. Het is dus volgens de Commissie niet voldoende dat de meetpunten daadwerkelijk overeenkomstig de richtlijn zijn aangewezen en dat daar metingen van de luchtkwaliteit plaatsvinden. De burgers moeten volgens haar ook kunnen nagaan welke overwegingen bij de keuze van de locatie van het meetpunt een rol hebben gespeeld. Zij moeten eventueel bezwaren kunnen inbrengen dat het meetpunt op een andere locatie gesitueerd had moeten worden of dat in een beroep bij de rechter bijvoorbeeld naar voren kunnen brengen. Daartoe moeten zij volgens de Commissie de beschikking kunnen krijgen over alle relevante informatie. De overwegingen die tot de keuze van een meetpunt hebben geleid, moeten worden gedocumenteerd, evenals alle andere relevante informatie over de beoordeling van de luchtkwaliteit.

Daarnaast moet volgens de Commissie in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 ook een uitdrukkelijke bepaling worden opgenomen waarmee een bepaling van de richtlijn wordt omgezet die bedrijven van meetapparatuur beoogt te beschermen tegen discriminerende behandeling van meetapparatuur die in de Nederlandse omstandigheden even goed presteert als de meetapparatuur welke in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 is voorgeschreven.

In het licht van aanwijzing 9.6 is het wenselijk dat de verplichtingen in de operationele sfeer die burgers en bedrijven kunnen raken, overeenkomstig de wens van de Commissie alsnog in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 worden omgezet. Vanwege het gedetailleerde karakter ervan wordt ook op deze wijzigingen nader ingegaan in de artikelsgewijze toelichting.

De wijzigingen in deze regeling hebben betrekking op de volgende richtlijnbepalingen (met dien verstande dat het gaat om de bepalingen van de richtlijnen 2004/107/EG3 en 2008/50/EG, zoals deze zijn gewijzigd bij richtlijn (EU) 2015/14804 van de Commissie):

  • artikel 4, twaalfde en dertiende lid, van richtlijn 2004/107/EG, gelezen in samenhang met Bijlage IV en de delen I en II van Bijlage V bij die richtlijn;

  • artikel 6, vijfde lid, onder d, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met Deel C van Bijlage I bij die richtlijn;

  • de artikelen 6, eerste lid, en 7, eerste lid, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met de Delen C en D van Bijlage III bij die richtlijn;

  • de artikelen 6, tweede tot en met vierde lid, en 7, tweede en derde lid, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met deel A van Bijlage V bij die richtlijn;

  • artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met Deel E van Bijlage IV bij die richtlijn; en

  • artikel 10, tweede lid, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met Deel A van Bijlage IX bij die richtlijn.

Om te voorkomen dat Nederland op het punt van de beoordeling van de luchtkwaliteit nogmaals in een ingebrekestelling door de Commissie wordt aangesproken op formele tekortkomingen bij de omzetting van richtlijn 2004/107/EG, richtlijn 2008/50/EG of richtlijn (EU) 2015/1480, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een algemene ‘vangnetbepaling’ in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 op te nemen. In het vernieuwde artikel 2 wordt aan de minister de zorg opgedragen voor de volledige nakoming van uit genoemde richtlijnen voortvloeiende verplichtingen die te maken hebben met de beoordeling van de luchtkwaliteit in brede zin.

De onderhavige regeling leidt in de praktijk niet tot wijzigingen van de wijze waarop de beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvindt, omdat deze nu ook al met inachtneming van alle uit genoemde richtlijnen voortvloeiende verplichtingen plaatsvindt. Zij leidt daarom niet tot extra uitvoeringslasten voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat die hiervoor verantwoordelijk is. Overigens worden veel van deze verplichtingen feitelijk uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

De onderhavige regeling leidt evenmin tot administratieve of andere lasten voor bedrijven en burgers.

Omdat sprake is van één-op-één implementatie waarbij geen beleidsvrijheid bestaat, en de praktijk van de beoordeling van de luchtkwaliteit niet zal veranderen en deze ook niet tot andere uitkomsten zal leiden, heeft over deze regeling geen internetconsultatie of raadpleging van andere overheden plaatsgevonden. Ook ATR is niet geraadpleegd omdat er uit deze regeling geen lasten voor burgers, bedrijven of overheden voortvloeien.

Artikelen

Alle artikelen van deze wijzigingsregeling zijn een uitvloeisel van de ingebrekestelling door de Europese Commissie en in lijn met de opmerkingen die de Europese Commissie daarin heeft gemaakt, tenzij voor een bepaling een andere aanleiding is vermeld. Het gaat bij de te wijzigen of in te voegen artikelen steeds om bepalingen van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Artikel I

A (wijziging artikel 1)

In artikel 1 is in de alfabetische volgorde alsnog een omschrijving van het begrip ‘indicatieve meting’ ingevoegd, met het oog op het opnemen van een bepaling ter implementatie van de voetnoot onder de tabel in bijlage IV bij richtlijn 2004/107/EG (zie onder D, wijziging artikel 3). Daarbij is aangesloten bij de omschrijving die van dat begrip in de richtlijn is opgenomen.

Voorts zijn de begrippen richtlijn 2004/107/EG en richtlijn 2008/50/EG met daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd. Voor deze begripsbepalingen is de ingebrekestelling niet de directe aanleiding. De reden is dat in de nieuwe bepalingen die via de onderhavige regeling in de Regeling bemonstering luchtkwaliteit 2007 zijn ingevoegd, enkele malen naar die richtlijnen (met inbegrip van de wijziging bij richtlijn (EU)2015/1480 is verwezen. Door het opnemen van de nieuwe begrippen kunnen de verwijzingen worden ingekort. Omdat richtlijn (EU) 2015/1480 een wijzigingsrichtlijn betreft en daaruit geen zelfstandige verplichtingen voortvloeien, is het niet nodig om daarvan eveneens een begripsomschrijving op te nemen.

B (Artikel 2)

Er is een nieuw artikel 2 opgenomen in plaats van het al eerder vervallen artikel 2.

In het eerste lid is de Minister opgedragen om alles te doen wat in verband met de beoordeling van de luchtkwaliteit volgens de richtlijnen nodig is. Deze zorgplichtbepaling fungeert als vangnet. Het merendeel van de bepalingen van de beide richtlijnen is in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 gedetailleerd uitgewerkt om deze in de Nederlandse situatie te operationaliseren. Deze vangnetbepaling is wenselijk om te voorkomen dat de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 nogmaals moet worden gewijzigd omdat er volgens de Commissie onvolkomenheden bij de omzetting van genoemde richtlijnen zijn opgetreden. Volgens de nieuwe bepaling kan de minister er te allen tijde op worden aangesproken dat de beoordeling van de luchtkwaliteit volledig in overeenstemming is met alle uit genoemde richtlijnen voortvloeiende verplichtingen.

In het nieuwe artikel 2, tweede lid, zijn twee onderdelen van bijlage III bij richtlijn 2008/50/EG alsnog in regelgeving omgezet. In de eerste plaats gaat het om verplichtingen die voortvloeien uit onderdeel D, inzake de documentatie en toetsing van gekozen locaties voor meetpunten. In de tweede plaats gaat het om verplichtingen die voortvloeien uit onderdeel C, inzake de documentatie van afwijkingen van de criteria voor de vormgeving van het beoordelingsnetwerk en de keuze van de meetpunten. De minister is met de uitvoering van de verplichtingen belast. In de praktijk worden deze verplichtingen uitgevoerd door het RIVM.

C (Artikel 2b)

In het nieuwe artikel 2b zijn enkele onderdelen van onderdeel E van bijlage VI bij richtlijn 2008/50/EG alsnog in regelgeving omgezet. Daarin is nu uitdrukkelijk aangegeven dat meetapparatuur van een ander type dan genoemd in de normdocumenten waarnaar in de regeling wordt verwezen, in Nederland eveneens moet kunnen worden gebruikt als hiermee gelijkwaardige resultaten kunnen worden behaald. Daarbij moet echter wel rekening worden gehouden met specifieke nationale omstandigheden waarmee bij de goedkeuring van het type geen rekening is gehouden. Ook typegoedkeuringen die door laboratoria in een andere lidstaat zijn afgegeven, moeten in Nederland als gelijkwaardig zonder bijkomende procedures worden aanvaard als de laboratoria aan alle toepasselijke eisen voor typegoedkeuringen van meetapparatuur voldoen, bijvoorbeeld daarvoor zijn geaccrediteerd.

Dit sluit aan bij de al gangbare praktijk in Nederland. Praktisch gesproken houdt dit met name in dat in aanbestedingsprocedures voor het verrichten van metingen andere typen apparatuur of in een andere lidstaat goedgekeurde apparatuur, dezelfde kansen moet krijgen als de in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voorgeschreven apparatuur als zij even goed is.

Voor de duidelijkheid is in het tweede lid geregeld dat bij de uitvoering van de regeling alleen meetresultaten mogen worden gebruikt die zijn verkregen met gebruikmaking van apparatuur die voldoet aan de vereisten die in het eerste lid zijn gesteld. Hiermee wordt beoogd te waarborgen dat de meetresultaten de gewenste kwaliteit en betrouwbaarheid bezitten.

D (wijziging artikel 3)

In artikel 3 zijn een nieuw vierde en zesde lid ingevoegd. In het nieuwe vierde lid is aangegeven dat de indicatieve metingen van de achtergrondconcentraties in de buitenlucht van arseen, cadmium, nikkel, benzo(a)pyreen, andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen en totaal gasvormig kwik moeten worden bepaald gedurende ten minste 14% van de tijd. In het zesde lid is bepaald dat dit voor de totale depositie gedurende ten minste 33% van de tijd moet gebeuren. Tevens is bepaald dat de metingen gelijkmatig over het kalenderjaar gespreid moeten plaatsvinden.

Hiermee zijn enkele onderdelen van bijlage IV van richtlijn 2004/107/EG alsnog in regelgeving omgezet.

De nieuwe leden maakten vernummering van enkele bestaande leden nodig.

E (nieuw artikel 9a)

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2009 is een algemene bepaling opgenomen dat het aantal meetpunten moet worden bepaald met toepassing van de toepasselijke criteria van bijlage IX, deel A, bij richtlijn 2008/50/EG, met inbegrip van de daarin opgenomen tabel en de in die tabel opgenomen verwijzing naar plattelandsgemeenten. Deze criteria zijn in het nieuwe artikel 9a alsnog genoemd.

Tevens is in het nieuwe artikel uitdrukkelijk aangegeven dat ook de voetnoten onder de tabel in acht moeten worden genomen. Deze verwijzing omvat allereerst voetnoot 1. Hierin is bepaald dat in agglomoraties ten minste 50% van de meetpunten zich in voorstedelijk gebied moet bevinden.

De meetpunten waren met toepassing van al het bepaalde in de richtlijn al per agglomeratie en per zone aangewezen in de artikelen 10 tot en met 18 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Hierin brengt de nieuwe bepaling geen verandering.

De verwijzing omvat voorts noot 2. Volgens deze noot moeten extra meetpunten worden aangewezen als er sprake is van gebieden met een complexe topografie. In Nederland komen dergelijke gebieden echter niet voor. Er zijn in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2009 daarom geen extra meetpunten voor gebieden met een complexe topografie aangewezen.

F (wijziging artikel 11)

Volgens de artikelen 6, tweede tot en met vierde lid, en 7, tweede en derde lid, van richtlijn 2008/50/EG, gelezen in samenhang met onderdeel A, punt 1, van bijlage V bij die richtlijn, moeten er, gelet op het aantal inwoners in de agglomeratie Den Haag/Leiden, in die regio ten minste twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5) in de buitenlucht zijn. In artikel 11, onderdeel c, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 was slechts één vast meetpunt voorgeschreven. Met de onderhavige wijziging wordt alsnog het vereiste aantal meetpunten voorgeschreven. De wijziging brengt mee dat er feitelijk ook een extra meetpunt zal moeten worden aangewezen.

G (nieuw artikel 23a)

Het nieuwe artikel 23a voorziet in de omzetting van bijlage I, deel C, bij richtlijn 2008/50/EG inzake kwaliteitsborging voor de beoordeling van luchtkwaliteit en validatie van gegevens. De Commissie benadrukt in haar ingebrekestelling dat de desbetreffende voorschriften van essentieel belang zijn voor de mogelijkheid voor bevoegde instanties, het publiek en belangenorganisaties om te controleren of beoordelingen correct zijn uitgevoerd.

Mede in het licht van aanwijzing 9.6 en gelet op de overwegingen van de Commissie is het wenselijk, in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 alsnog een bepaling op te nemen waarin de feitelijke uitvoeringsverplichtingen uitdrukkelijk worden benoemd. De minister is met de uitvoering van de verplichtingen belast. Feitelijk is echter het RIVM hiermee belast. Er worden in beperkte mate ook andere geaccrediteerde laboratoria ingeschakeld.

H (wijziging artikel 24)

Met de wijzigingen van artikel 24, onderdelen a en b, worden enkele specifieke uitvoeringsbepalingen van richtlijn (EU) 2015/1480 vollediger in regelgeving omgezet. Dit houdt in dat nu uitdrukkelijk is bepaald dat de monsternemingspunten zich op voldoende afstand van gebouwen moeten bevinden, in verband met de representativiteit voor de luchtkwaliteit die wordt bemonsterd. Bovendien is nu in artikel 24, onder b, bepaald dat de eventuele keuze van een alternatief meetpunt met het oog op de representativiteit voor de luchtkwaliteit moet worden gedocumenteerd.

I (wijziging artikel 25)

De onderhavige wijziging voorziet alsnog in de vermelding van zwaveldioxide in artikel 25, eerste lid, in de opsomming van verontreinigende stoffen die moeten worden gemonitord op plaatsen die sterk door het verkeer worden beïnvloed, overeenkomstig richtlijn (EU) 2015/1480.

J (wijziging artikel 52)

In artikel 52, eerste lid, onder a, is verwezen naar het verkeerde normdocument voor het meten van arseen, cadmium en nikkel in de lucht. De onderhavige wijziging voorziet alsnog in de juiste verwijzing.

K (nieuw artikel 53)

In het nieuwe artikel 53 is alsnog bijlage IV bij richtlijn 2004/107/EG (zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2015/1480) omgezet. Hierin is nu uitdrukkelijk geregeld dat Nederland gebruik maakt van de mogelijkheid die in artikel 4, negende lid, van richtlijn 2004/107/EG wordt geboden om onder bepaalde voorwaarden gebruik te maken van metingen die een andere lidstaat in aangrenzende gebieden verricht, namelijk een meetpunt in België.

L (wijziging artikel 61)

Deze wijziging omvat de correctie van twee verkeerde verwijzingen naar normdocumenten in artikel 61, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a. De desbetreffende normdocumenten hebben betrekking op de monsterneming en de meting van concentraties van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen in de lucht en de analyse van monsters van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen.

De richtlijn biedt de mogelijkheid om gebruik te maken van een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert als ISO 12884:2000. In het nieuwe derde lid wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, op voorwaarde dat de Minister voordat van de methode gebruik wordt gemaakt heeft bevestigd dat is aangetoond dat de alternatieve methode inderdaad gelijkwaardig is.

De wijzigingen hebben tevens geleid tot vernummeringen van enkele leden van het huidige artikel.

M (wijziging artikel 64)

Met deze wijziging van artikel 64, eerste lid, onder a, is de mogelijkheid om voor de meting van de totale depositie van arseen, cadmium en nikkel naast het in richtlijn 2004/107/EG voorgeschreven normdocument een andere methode te gebruiken die gelijkwaardige resultaten oplevert, geschrapt, omdat richtlijn niet in een dergelijke mogelijkheid voorziet.

N (wijziging artikel 64a)

In artikel 64a, eerste lid, onder a, is de mogelijkheid om voor de meting van de totale depositie van kwik naast het in richtlijn 2004/107/EG voorgeschreven normdocument een andere methode te gebruiken die gelijkwaardige resultaten oplevert, geschrapt, omdat de richtlijn niet in die mogelijkheid voorziet.

O (wijziging artikel 64b)

In artikel 64b, eerste lid, onder a, is de mogelijkheid om voor de meting van de totale depositie van polycyclische aromatische koolwaterstoffen naast het in de richtlijn 2004/107/EG voorgeschreven normdocument een andere methode te gebruiken die gelijkwaardige resultaten oplevert, geschrapt, omdat de richtlijn niet in die mogelijkheid voorziet.

P (wijziging artikel 65a)

In artikel 65a is, onder aanduiding van de huidige tekst als eerste lid, in een nieuwe tweede lid alsnog bepaald dat bij de berekening van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel, benzo(a)pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen ten hoogste 60 procent van de berekende totale depositie van de werkelijke jaargemiddelde concentraties mag worden afgeweken.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hierbij is afgeweken van de systematiek van de zogenoemde vaste verandermomenten (Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 4.17, tweede lid) en is ook niet de minimuminvoeringstermijn van twee maanden aangehouden (aanwijzing 4.17, vierde lid). Het betreft namelijk reparatiewetgeving (Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b) en daarnaast is dit nodig omdat het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft (Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder d), waarover Nederland een ingebrekestelling van de Commissie ontvangen heeft. De onmiddellijke inwerkingtreding levert geen problemen op voor de uitvoeringsorganisaties, in dit geval met name het RIVM dat feitelijk met de beoordeling van de luchtkwaliteit is belast. De wijzigingen van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 waarin de onderhavige regeling voorziet, sluiten aan bij wat in de praktijk al gebeurt. De reden van de bezwaren van de Commissie is dat de burgers er baat bij kunnen hebben dat tekortkomingen in de omzetting van de toepasselijke EU-regelgeving worden opgeheven, wat ook een reden is om gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden die aanwijzing 4.17 biedt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Ingebrekestelling – Inbreuk nr. 2019/ 2306.

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (PbEU L 226).

X Noot
3

Richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEG L 23).

X Noot
4

Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU L 152).

Naar boven