BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL F
Bijlage 3.4.1, behorende bij artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
1. Energie en Duurzaamheid
Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energie- en grondstoffensysteem
in 2050 of aan een circulaire economie in hetzelfde jaar. Ze dragen daarmee automatisch
bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld. Combinaties
zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze missies elkaar overlappen. Vertaald naar
projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief
product, proces of de dienst gericht te zijn op:
-
1. Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.
-
2. Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het
energiesysteem.
-
3. Verlaging van het gebruik van primaire grondstoffen (rekening houdend met de ecologische
voetafdruk).
-
4. Vergroting van het hoogwaardig gebruik van circulaire materialen, onder meer door
gebruik van gerecycleerde grondstoffen of duurzaam geproduceerde en verkregen bio-based
componenten.
-
5. Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging
van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk
worden geacht.
-
6. Vergroten van de efficiency van het mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid,
cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder,
fijnstof en andere emissies, trillingen als gevolg van transportbewegingen of -systemen.
De energie-, klimaat- en grondstoffen- gerelateerde aspecten van mobiliteit zijn onderdeel
van de punten 1 t/m 5. Punt 6 verwijst naar de deel-KIA 'Toekomstbestendige Mobiliteitssystemen',
voor het brede thema mobiliteit, waaronder alle milieu- en hinderaspecten naast CO2 voor landgebonden transport, innovaties in luchtvaart en maritiem transport, alsmede
veiligheids- en bereikbaarheidsaspecten van alle verkeersmodaliteiten zijn opgenomen.
Dit programma past binnen de KIA Energie en Duurzaamheid. Hierover is meer informatie
te vinden op: https://www.topsectoren.nl/publicaties/publicaties/2019-publicaties/oktober/161019/kia-energietransitie-en-duurzaamheid
2. Gezondheid en Zorg
Projecten binnen dit programma dienen bij te dragen aan de missies van de KIA Gezondheid
en Zorg. De centrale missie daarin is dat in 2040 alle Nederlanders tenminste vijf
jaar langer in goede gezondheid leven, en dat de gezondheidsverschillen tussen de
laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Op basis van
de volgende missies uit de KIA Gezondheid en Zorg worden voor de MIT-regeling een
aantal onderwerpen uitgewerkt. Deze missies zijn gericht op i. leefstijl & leefomgeving,
ii. verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving, iii. verhoging van de participatiegraad
van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking en iv. verhoging van
de kwaliteit van leven van mensen met dementie. Vertaald naar projecten voor het MKB
binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst
gericht te zijn op:
-
1. Preventie van ziektes of aandoeningen.
-
2. Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer ziektes of aandoeningen.
-
3. Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het
herstel daarna.
-
4. Verlaging van de kosten van de zorg, bij zorgverzekering of verzekerde.
-
5. Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving
in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.
-
6. Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of
levenslange beperking, naar wens en vermogen.
-
7. Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.
Veel innovaties breken niet door op de markt, zeker ook binnen de KIA Gezondheid en
Zorg. Voordat wordt overgegaan op de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject onder
de KIA Zorg en Gezondheid worden ondernemers aangeraden het instituut 'Health Innovation
NL' (HI-NL) te betrekken. HI-NL weet in een vroeg stadium aan te geven of de kans
reëel is dat een project succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut
is te vinden op https://www.healthinnovation.nl/
Dit programma past binnen de KIA Gezondheid en Zorg. Hierover is meer informatie te
vinden op: https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/missiedocument-gezondheid-en-zorg.pdf
Tevens is een samenvatting van het missiethema, de beleidscontext en de landelijke
aanpak te vinden in deze uitgebreide flyer: https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/Toekomstbeelden%202030.pdf
3. Landbouw, Water en Voedsel
Projecten dienen bij te dragen aan de missies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel.
Dit programma is onderverdeeld in zes deelprogramma’s.
3.a. Kringlooplandbouw
Doel is dat in 2030 in de land- en tuinbouw het gebruik van grondstoffen en hulpstoffen
substantieel is verminderd en alle eind- en restproducten zo hoog mogelijk worden
verwaard. De emissies naar grond- en oppervlaktewater zijn dan tot nul gereduceerd.
Ecologische omstandigheden en processen vormen het vertrekpunt voor voedselproductie
waardoor biodiversiteit zich herstelt en de landbouw veerkrachtiger wordt. Opgemerkt
wordt dat het programma 3.a. kan worden gezien als een specifiek onderdeel van de
bredere circulariteitsagenda onder programma 1. Vertaald naar projecten voor het MKB
binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst
gericht te zijn op:
-
1. Vermindering van gebruik niet-organische meststoffen en de emissie van nutriënten
naar bodem, water en lucht. Via terugwinning en hergebruik van nutriënten en water,
betere benutting in de keten of bronmaatregelen.
-
2. Het bevorderen van een gezonde, weerbare bodem en dito teeltsystemen door uit te gaan
van ecologische processen en de beperking van emissies. Voorbeelden van manieren om
dit te bereiken zijn: weerbare plantaardige productiesystemen, precisieteelt en nieuwe
vormen van gewasbescherming in de plantaardige productie, of de vergroting van de
weerbaarheid van plantaardig materiaal in de keten, het ontwikkelen en verspreiding
van kennis over organismen in quarantaine en de vroege signalering van, en de bescherming
van plantten tegen, schadelijke organismen.
-
3. Optimaal hergebruik van zij- en reststromen voor voedsel, diervoeding of non-food
toepassingen, inclusief cascadering.
-
4. Duurzame productie van eiwitrijke grondstoffen en biomassa.
Over deze missies is meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/kringlooplandbouw.
3.b. Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie
Doel is een netto klimaatneutraal systeem van landbouw en natuur in 2050. Dit onderdeel
is de sectorspecifieke invulling van het klimaatakkoord uit bovengenoemd programma
1. Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor
het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces
of de dienst gericht te zijn op:
-
1. Het verminderen van de uitstoot van methaan en lachgas in de veehouderij, van het
dier of uit de stal en bij de mestopslag, inclusief het opwaarderen van mest.
-
2. Het realiseren van een energieneutraal landelijk gebied, door vermindering van naoogst
energiegebruik in transport en opslag, de beperking van energie- en kwaliteitsverlies
in de keten, kleinschalige eerste naoogst verwerkingstechnologie op veld of erf, en
energiebesparing in de verwerking.
-
3. Productie en gebruik van (aquatische) biomassa. Vaste biomassa als bouwmateriaal inzetten
of inzet van biobased koolstof als grondstof.
3.c. Klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied
Doel is dat in 2050, Nederland in zowel het landelijk als stedelijk gebied klimaatbestendig
en waterrobuust ingericht is. Het te ontwikkelen innovatief product, proces of de
dienst, dient dan ook gericht te zijn op:
-
1. Klimaatbestendig landelijk gebied. Het klimaatbestendig en waterrobuust maken van
het landelijk gebied, via (ondersteuning van) gebiedsgerichte maatregelen. Hierbij
geldt regionale zelfvoorzienendheid in de watervoorziening als uitdaging.
-
2. Klimaatadaptieve land- en (glas)tuinbouwproductiesystemen. Het klimaatbestendig en
duurzaam gebruik maken van water, waarbij productie, verwerking, organisatie en consumptie
in samenhang worden betrokken.
-
3. Waterrobuust en klimaatbestendig stedelijk gebied. Gericht op een systeemaanpak met
efficiënter gebruik van water en grondstoffen, vasthouden en hergebruik van water
en het maximaal benutten van het natuurlijk systeem in en rond de stad (natuurlijke
klimaatbuffers, natuurontwikkeling).
-
4. Verbeteren waterkwaliteit. Innovaties om de ecologische en chemische toestand van
het (integrale) watersysteem (waterkwaliteit, Kaderrichtlijn Water) beter te kunnen
meten. Daarnaast ‘zuivering van de toekomst’: veelal decentrale zuiveringstechnologieën
om emissies van nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, (dier)geneesmiddelen en opkomende
stoffen naar het watersysteem te beperken, nutriënten terug te winnen en benutten,
en het oplossend vermogen van het water- en bodemsysteem te stimuleren.
Over deze missies is meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/klimaatbestendige-inrichting.
3.d. Gewaardeerd, gezond en veilig voedsel
Het doel is in 2030 gezond, veilig en duurzaam voedsel te produceren. Het voedselproductiesysteem
is dan robuust en groene producten leveren een waardevolle bijdrage aan hun omgeving.
Consumenten waarderen de sector en zijn bereid eerlijke prijzen te betalen. Het te
ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst, dient daarvoor de volgende ontwikkelingen
te ondersteunen:
-
1. Het vergroten van de waardering voor voedsel en van het bewustzijn ten aanzien van
de verschillende maatschappelijke waarden die met de productie samenhangen, en het
verkleinen van de afstand tussen primaire producenten en andere ondernemers in het
voedselsysteem met burgers.
-
2. Faciliteren dat de Nederlandse bevolking in gezondheid opgroeit en ouder wordt, door
bij te dragen aan het produceren en consumeren van een gezonder en duurzamer voedselaanbod
en het creëren van een gezonde, groene woon-, werk- en leefomgeving.
-
3. Veilige productie via preventie en het wegnemen van risico's. Snelle(re) detectie
van pathogenen en contaminanten en ervoor zorgen dat het systeem zelf verstorende
invloeden van buiten kan opvangen. Het doorontwikkelen van nieuwe stalsystemen, verdere
emissiebeperkende toedieningsmethoden voor gewasbeschermingsmiddelen, en het stimuleren
en realiseren van best practices.
-
4. Een substantieel duurzamere en veilige voedselketen in 2030. Betere detectie en beheersing
van chemische en microbiële gevaren in de voedselketen en een transparante samenstelling
van producten in verband met allergenen. Ketengerichte aanpak, gericht op reductie
in zowel energie- als waterverbruik, en het vergroten van grondstofflexibiliteit waarbij
de voedselveiligheid en kwaliteit gewaarborgd blijft. Voedselverlies tegengaan door
energie- en waterreductie in voedselverwerking, het verbeteren van grondstofefficiëntie
en -flexibiliteit, ketenaspecten, verpakkingen, sensor- en detectietechnologie, circulaire
voedselsystemen en het gebruik van nieuwe grondstoffen. Verduurzaming en voedselveiligheid
dienen steeds samen op te gaan.
Over deze missies is meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/gewaardeerd-gezond-en-veilig.
3.e. Duurzame en veilige Noordzee en andere wateren
In 2030 zijn in Nederland de ecologische draagkracht, waterveiligheid, waterkwaliteit
en zoetwatervoorziening van mariene wateren in balans met de vraag naar hernieuwbare
energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten. In 2050 geldt dit ook
voor de rivieren, meren en intergetijdengebieden (estuaria en wadden). Het te ontwikkelen
innovatief product, proces of de dienst, dient daarvoor de volgende ontwikkelingen
te ondersteunen:
-
1. Naar een Duurzame Noordzee. Duurzaam en veilig menselijk medegebruik binnen een veerkrachtig
Noordzee ecosysteem en meer inzicht in de grenzen van de veerkracht van de Noordzee
-
2. Een natuur-inclusieve landbouw, visserij en waterbeheer in Caribisch Nederland. In
2030 moet visserij, landbouw, toerisme en waterbeheer in balans zijn met de unieke
Caribische natuur, en dragen ze structureler bij aan de lokale voedselvoorziening
en economie.
-
3. Voor duurzame rivieren, meren en intergetijdengebieden moet in 2050 een evenwichtige
balans zijn bereikt tussen enerzijds ecologische draagkracht en waterbeheer (waterveiligheid,
zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en scheepvaart) en anderzijds de opgaven voor
hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten.
-
4. De bronnen van de overige zeeën en oceanen duurzaam gebruiken. Innovaties die helpen
economie en ecologie in balans te brengen.
-
5. Ecologische én socio-economisch duurzame ontwikkeling van de kust- en zeevisserij
sector op de Noordzee.
Over deze missies is meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/duurzame-en-veilige-wateren.
3.f. LNV Duurzame visserij en aquacultuur
Aansluitend op missie 3e is er binnen de MIT-regeling tevens een LNV programma Duurzame
visserij en aquacultuur, waarin ondernemers in de visserij en aquacultuur ondersteuning
krijgen bij de verdere verduurzaming met behoud van een gezonde bedrijfsvoering. Bij
verduurzaming gaat het om gezonde visbestanden en het verlagen van de impact op het
ecosysteem door verspilling, ongewenste bijvangst en bodemberoering zoveel mogelijk
terug te dringen. Duurzame visserij vereist dat natuur en economie met elkaar in balans
komen en blijven. De scope is de primaire visserij, inclusief de mossel- en oestervisserij/-kweek.
Ook alternatieve vistechnieken en aquacultuur in windparken vallen binnen de scope.
Projecten moeten bijdragen aan:
-
1. Methoden of vistuigen om selectiever te vissen.
-
2. Vismethoden of -tuigen die minder bodemberoering tot gevolg hebben dan de huidige
boomkorvisserij.
-
3. Minder impact op klimaat of milieu door visserijactiviteiten.
-
4. Alternatieve duurzame vangst- of kweekmethoden van primaire visserij, inclusief de
mossel- en oestervisserij-kweek.
3.g. Nederland is en blijft de best beschermde en leefbare delta
Nederland is ook in de volgende eeuw de best beschermde en leefbare delta ter wereld.
De stijging van de zeespiegel en de sterke schommelingen in de afvoer van rivieren
vragen om een nieuwe aanpak. Het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst,
dient daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:
-
1. Het verduurzamen van en kostenbeheersing bij uitvoeringsprojecten waterbeheer. Het
doel is dat het grondverzet in 2030 energieneutraal is, de kosten per m3 tussen 2020 en 2030 aanzienlijk gedaald zijn en dat er in 2030 een gezonde slibeconomie
is.
-
2. Het aanpassen aan versnelde zeespiegelstijging en toenemende weersextremen. In 2030
moet er duidelijkheid zijn over maatregelen die hiervoor op langere termijn genomen
kunnen worden.
-
3. Nederland Digitaal Waterland. Voorop (blijven) lopen bij digitalisering ten bate van
het waterbeheer, en het daarmee exporteren van Nederlandse kennis en kunde van de
watersector.
-
4. In 2030 is Energie uit water integraal onderdeel van het energie- en klimaatbeleid
in Nederland. Oppervlaktewateren als bron van duurzame energie (alsook van warmte),
als opslagmedium en voor infrastructuur voor duurzame energie. Het waterbeheer is
energetisch efficiënt ingeregeld en levert met haar waterpeilbeheer een bijdrage aan
klimaatmitigatie door het tegengaan van de uitstoot van broeikasgassen.
Over deze missies is meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/best-beschermde-delta/
Het gehele programma 3 past binnen de KIA Landbouw, Water en Voedsel. Hierover is
meer informatie te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl.
4. Veiligheid
Projecten dienen bij te dragen aan het programma Veiligheid. De missies zijn in nauwe
samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld.
De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór blijven:
'always ahead of the threat’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij. Het te ontwikkelen
innovatief product, proces of de dienst, dient daarvoor de volgende ontwikkelingen
te ondersteunen:
Deelprogramma’s
-
1. Integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit
-
○ Interventies en organisatie
-
○ Real time digitale observatie en ondersteuning
-
○ Bruikbare data en handelingsperspectief
-
2. Maritieme hightech voor een veilige zee
-
○ Smart kill-chains – Radar en geïntegreerde sensorsuites
-
○ Smart operations
-
○ Smart manning & automation
-
○ Zero emission and survivable warships
-
○ Smart design and maintenance
-
○ Smart concepts
-
3. Veiligheid in en vanuit de ruimte
-
○ Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen
-
○ Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit
-
○ Grondgebonden situational awareness capaciteit
-
○ Laser voor veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit
-
○ (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang
-
4. Cyberveiligheid
-
○ Bestrijden cybercrime
-
○ Bevorderen ontwikkeling cybercompetenties
-
○ Defensieve cybertechnologie
-
○ Offensieve cybertechnologie
-
○ Ketenweerbaarheid en governance
-
5. Genetwerkt optreden op land en vanuit de lucht
-
○ Innovatie in ontwerp en aansturing van netwerken
-
○ Informatie als wapen
-
○ Aansturing van genetwerkte logistieke operaties
-
○ Counter DRAM (Drone, Rocket, Artillery & Mortar)
-
○ Smart service logistics
-
6. Samen sneller innoveren voor een adaptieve krijgsmacht
-
○ Toepassing van robots/autonome systemen/drones (RAS/RPAS)
-
○ 3D-printen voor onderdelen, lokale bouw en materiaalontwikkeling
-
○ Energiesystemen & circulariteit
-
7. Data en intelligence
-
8. De veiligheids-professional
-
○ Qualified-self, Digitaal wapenen middels nieuwe (leer)methodes
-
○ Quantified-self, Meetbare prestatie en vitaliteit van veiligheidsprofessionals
-
○ Digitaal uitgerust – Waarneming en communicatie
-
○ Reframing veiligheid
Dit programma past binnen de KIA Veiligheid. Hierover is meer informatie te vinden
op: https://www.hollandhightech.nl/sites/www.hollandhightech.nl/files/Documenten/KIAs/KIA%20Veiligheid%20-%2020191016%20definitief.pdf
5. Sleuteltechnologieën
Ook voor de aanpak van sleuteltechnologieën is een KIA geformuleerd. Sleuteltechnologieën
worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik
in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor de missies (in de programma’s
1 tot en met 4) worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of
meer van die sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor
de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor het programma Sleuteltechnologieën
worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer)
sleuteltechnologieën, door:
-
1. Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over
sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.
-
2. Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een
of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten,
processen of diensten te vergemakkelijken.
Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën
en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen
de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie. Gezocht wordt naar innovaties
die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën
verbeteren, en die als product verkoopbaar zijn.
De volgende groepen van sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële
bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen:
-
• Chemical Technologies
-
• Digital Technologies
-
• Engineering and Fabrication Technologies
-
• Photonics and Light Technologies
-
• Advanced Materials
-
• Quantum Technologies
-
• Life science technologies
-
• Nanotechnologies
Dit programma past binnen de KIA sleuteltechnologieën. Hierover is meer informatie
te vinden op: https://www.hollandhightech.nl/kia-sleuteltechnologieen.
6. Maatschappelijk verdienvermogen
Het maatschappelijk verdienvermogen wordt versterkt, wanneer de (beoogde) innovaties
bijdragen aan de doelstellingen van de maatschappelijke uitdagingen zoals beschreven
in de programma’s 1 t/m 5. Aansluiting bij dit programma 6 vereist dat deze oplossingen
aan drie voorwaarden voldoen, ze zijn i. maatschappelijk gewenst, ii. economisch rendabel
en iii. schaalbaar. De waarschijnlijkheid dat dit kan worden bereikt, dient in het
projectplan te worden onderbouwd. Projecten onder dit programma dienen derhalve altijd
te worden gekoppeld aan één van de programma’s uit 1 t/m 5.
Dit programma past binnen de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen. Hierover is meer
informatie te vinden op: https://www.clicknl.nl/kia-verdienvermogen-2020-2023.
TOELICHTING
1. Doel en aanleiding
Met het in kabinet Rutte III opgezette Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid
(MTIB) wordt ingezet op het succesvol aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.
Deze uitdagingen zijn ook potentiële aanjagers voor ons toekomstig duurzame verdienvermogen,
mondiale uitdagingen zijn immers ook mondiale markten. Voor een succesvolle aanpak
van de maatschappelijke uitdagingen zijn technologische doorbraken en sleuteltechnologieën
van groot belang. De economische kansen die maatschappelijke uitdagingen bieden en
de ambitie om een vooraanstaande rol te spelen op een aantal sleuteltechnologieën
zijn daarom de centrale uitgangspunten in de vernieuwde topsectorenaanpak. De innovatiekracht
van het midden- en kleinbedrijf (MKB) speelt daarbij een belangrijke rol. Over de
subsidiemodule MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) was in het regeerakkoord
opgenomen: 'Het MKB verdient een krachtiger rol in het innovatiebeleid. De MIT en
de innovatiekredieten voor het MKB worden uitgebreid.'( Regeerakkoord 2017 – 2021
'Vertrouwen in de toekomst', 2.4 Economie, innovatiebeleid en vestigingsklimaat, versterken
innovatiekracht, blz. 35.)
De MIT bestaat uit twee modules, te vinden in de titels 3.3 en 3.4 van de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES). Deze titels luiden respectievelijk 'TKI MKB-versterking'
en 'MKB innovatiestimulering topsectoren'. De TKI MKB-versterking verleent steun aan
het innovatief MKB door via de TKI’s netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars te
ondersteunen. De module MKB innovatiestimulering topsectoren geeft directe steun aan
het innovatief MKB, via een aantal instrumenten. Met de voorliggende wijziging van
de MIT in 2021 worden de volgende drie instrumenten opengesteld: haalbaarheidsprojecten,
kennisvouchers en R&D-samenwerkingsprojecten. Met deze aanpassing wordt ervoor gezorgd
dat subsidieverlening binnen de MIT zich richt op projecten die worden uitgevoerd
door ondernemingen uit het MKB en die passen binnen het hierboven beschreven Missiegedreven
Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). De Topsectoren, die gezamenlijk het MTIB vormgeven,
hebben per Kennis- en Innovatieagenda (KIA) een programma geschreven dat te vinden
is in de aangepaste bijlage bij titel 3.4 van de RNES. Aanvragen binnen de MIT zullen
getoetst worden op hun bijdrage aan die programma’s.
2. MIT
2.1 MIT algemeen
In 2013 is de MIT-subsidiemodule geïnitieerd door de toenmalige Minister van Economische
Zaken om innovatie te bevorderen bij het MKB en om het MKB beter aan te laten sluiten
bij de innovatie-agenda's van de topsectoren. De MIT biedt daarvoor een 'koffer' met
verschillende instrumenten, waarvoor een ondernemer subsidie kan aanvragen. Sinds
2015 wordt de MIT samen met de provincies uitgevoerd en is de opzet van de MIT fundamenteel
gewijzigd: de MIT richt zich sindsdien ook op aansluiting van het MKB op de
Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (RIS3) van de provincies. Dit jaar worden voor het eerst de KIA’s gebruikt als toetsingskader
voor aanvragen binnen de MIT. Dit heeft de provincies er toe doen besluiten niet meer,
zoals in het verleden het geval was, bepaalde inhoudelijke delen van de MIT niet te
ondersteunen. Zij kiezen er daarentegen voor in 2021 de gehele inhoudelijke reikwijdte
van de MIT te ondersteunen.
2.2 Wijzigingen MIT
2.2.1 Bijlage 3.4.1; van sectoren naar KIA’s
De voorliggende wijziging van de MIT sluit aan op de keuze van het kabinet om het
innovatiebeleid te richten op het MTIB. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet
en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of
de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de 25 missies en
de aanpak voor sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis-
en Innovatie-Agenda’s (KIA’s). In november 2019 zijn deze agenda’s geconcretiseerd
in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies.1
De bijlage 3.4.1 is aangepast en bevat nu een programma per KIA. Er is voor gekozen
de informatie in de bijlage 3.4.1 beperkt te houden. Nadere informatie over de achtergronden
en context van de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s
in de KIA’s is te vinden via de relevante URL’s. In de achterliggende documenten kunnen
ook voorbeelden van recente innovaties gevonden worden. De bijlage bij deze regeling
is echter bepalend voor de onderwerpen waar projecten zich op kunnen richten en voor
de impact waarop een R&D-Samenwerkingsproject (zie verderop in deze toelichting) mede
wordt gerangschikt.
Relevantie voor MKB en MKB-innovaties
De KIA’s omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks
leven en ons patroon van produceren en consumeren. De MIT is gericht op het stimuleren
van technologische innovaties. De opsommingen uit de bijlage bevatten deels concrete
vraagstukken binnen elk van de KIA’s waaraan technologische innovaties evident een
bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen,
een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal
een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat
alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie,
respectievelijk het ontwikkelen ervan, met het bijbehorende innovatierisico, en niet
voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld
het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.
De KIA’s zijn in de bijlage vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen
uit de missies, de sleuteltechnologieënagenda en het beoogde verdienvermogen.
Programma’s in de verschillende instrumenten binnen de MIT
Voor de haalbaarheidsprojecten en de vouchers binnen de MITvoor 2021 dient de aanvrager
in het aanvraagformulier aan te geven op welk programma het uiteindelijk te ontwikkelen
product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor het programma
sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld
of wordt ondersteund in de implementatie, voor het programma verdienvermogen dient
te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van
innovaties wordt bijgedragen en op welk programma het project van toepassing is.
Voor de R&D-samenwerkingsprojecten dient de aanvrager eveneens aan te geven binnen
welk programma of programma’s het project uitgevoerd zal worden. Het is mogelijk dat
het project zich op meerdere programma’s richt. In dat geval dient de aanvrager aan
te geven op welke programma’s het project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kan
de aanvrager eventueel andere programma’s aangeven.
Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s
Waar een innovatie is gericht op de programma’s 1 t/m 4 zijn er geen verplichtingen
ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische
potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in de innovatie
te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) zoeken bij verdere ontwikkeling van
die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis
te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk
van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.
Wanneer de innovatie van een project is gericht op de doorontwikkeling of ondersteuning
van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming
van sleuteltechnologieën in programma 5 en de nadere informatie daar.
2.2.2 Rankschikkingscriteria MIT-R&D-samenwerkingsprojecten
Voor de beoordeling van ingediende R&D-samenwerkingsprojecten is een uitgebreide toelichting
nodig. Beoordeling van de projecten vindt plaats op de aspecten economie, innovatie
en samenwerking en op de verwachte maatschappelijke baten. Om de projecten uit de
verschillende programma’s zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, en die baten met
punten te waarderen, wordt indieners gevraagd de verwachte baten van de innovatie
zoveel mogelijk te kwantificeren (in aantallen en/of getallen uit te drukken). Ook
de waarschijnlijkheid dat die baten kunnen worden bereikt, dient in het projectplan
te worden onderbouwd. Vervolgens worden er 100 punten verdeeld over 4 categorieën
van elk 25 punten: de economische haalbaarheid (ongewijzigd), de technologische haalbaarheid
(ongewijzigd), de kwaliteit van het samenwerkingsverband (ongewijzigd) en de impact
op de programma’s (nieuw).
Met de wijziging in het toetsingskader van topsectoren naar thematische programma’s
waren de punten die in het verleden werden toegekend aan het sectoroverstijgende karakter
van een project niet meer relevant. Dit criterium is daarom komen te vervallen.
Hier voor in de plaats is er een nieuwe categorie toegevoegd: die van impact op de
programma’s uit de bijlage. Deze nieuwe categorie is toegevoegd omdat het bij het
MTIB draait om de maatschappelijke uitdagingen, de bijbehorende missies en sleuteltechnologieën.
Het is dus van belang dat projecten bijdragen aan het oplossen van die maatschappelijke
uitdagingen, vandaar dat er nu ook expliciet op getoetst zal worden.
R&D-samenwerkingsprojecten kunnen op meerdere maatschappelijke gebieden impact hebben.
Dit is een gevolg van het feit dat de programma’s op zichzelf en onderling overlap
vertonen. Ook kan de oplossing bij het ene programma negatief uitwerken op een ander.
Bij de toedeling van punten op het onderdeel impact weegt de beoordelende commissie
het totaal aan maatschappelijke baten op de genoemde terreinen. Via artikel 3.4.25,
eerste lid, onder d, kunnen maximaal 25 punten worden toegekend aan positieve bijdrage
binnen een of meer van de genoemde programma’s die zijn opgenomen in bijlage 3.4.1.
Deze punten kunnen binnen één programma worden verdiend of verdeeld over meerdere
programma’s. Mocht een project negatieve gevolgen hebben voor een of meer van de programma’s
kunnen op grond van artikel 3.4.25, tweede lid, ook punten worden afgetrokken van
de punten die verdiend zijn onder 3.4.25, eerste lid, onderdeel d.
3. TKI MKB-versterking
In titel 3.3 van de RNES is de subsidiemodule TKI MKB-versterking opgenomen. Met deze
subsidiemodule wordt invulling gegeven aan het MTIB van het kabinet door MKB-ondernemers
te stimuleren aan te sluiten bij het MTIB. Op grond van deze subsidiemodule kunnen
Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten
en inhuur van innovatiemakelaars voor het MKB. De netwerkactiviteiten hebben onder
meer als doel ondernemers meer en beter te laten innoveren, alsook meer ondernemers
aan te zetten tot innoveren door hen samen te brengen (matchmaking- activiteiten).
Daarnaast is het doel ondernemers te laten delen in ontwikkelde kennis (kennisvalorisatie)
en hen mogelijk aan te zetten tot het ontwikkelen van nieuwe innovatieprojecten. Innovatiemakelaars
kunnen door TKI's ingeschakeld worden om MKB-ondernemers in contact te brengen met
andere (ook grote) bedrijven, kennisinstellingen en samenwerkingsverbanden en om MKB-
ondernemers te ondersteunen bij vraagarticulatie, het innovatieproces en het ontwikkelen
van een business case. TKI's selecteren op transparante en open wijze wie innovatiemakelaar
voor die specifieke topsector kunnen zijn.
Met de onderhavige regeling wordt de module voor 2021 opengesteld.
4. Budget
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), het Ministerie van Landbouw
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de provincies werken samen in de MIT-subsidiemodule:
zij stellen in 2021 in totaal € 66,05 miljoen beschikbaar voor innovatie (inclusief
€ 0,4 miljoen voor visserij van LNV) bij het MKB in Nederland. Hiervan wordt € 25,65
miljoen door de provincies gefinancierd. EZK vult deze provinciale middelen aan met
€ 32,74 miljoen. Subsidieaanvragen voor MIT-projecten worden in principe door de provinciale
besturen in behandeling genomen. Wanneer een R&D samenwerkingsproject bovenregionaal
van aard is (dat wil zeggen dat het niet in slechts één provincie plaatsvindt), wordt
de subsidieaanvraag doorgestuurd en door de Staatssecretaris van EZK in behandeling
genomen. Deze afspraak zorgt er voor dat MIT-subsidieaanvragen in elke regio een eerlijke
kans hebben op subsidie. Voor dit zogenoemde landelijke vangnet is in 2021 € 7,65
miljoen beschikbaar (inclusief € 0,4 miljoen voor visserij van LNV en € 2,2 miljoen
voor TKI-MKB versterking). Het budget voor het landelijke vangnet is lager dan in
voorgaande jaren. Dit is het gevolg van het besluit van de provincies om de totale
inhoudelijke reikwijdte van de MIT in behandeling te nemen. EZK heeft hierop meer
middelen gedecentraliseerd voor de MIT, waardoor het landelijk vangnet kleiner is
geworden.
5. Staatssteun
De MIT-subsidiemodules bevatten staatssteun die, behoudens paragraaf 3.4.3 (MIT- kennisvouchers),
wordt gerechtvaardigd door de artikelen 25 en 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening
(artikel 3.4.29, eerste lid, van de RNES). Subsidie die krachtens paragraaf 3.4.3
wordt verleend bevatten staatssteun en worden gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening
(artikel 3.4.29, tweede lid, van de RNES). De wijziging van de subsidiemodule MIT
brengt hierin geen verandering, omdat de voorwaarden van de MIT-subsidiemodule ongewijzigd
blijven.
De subsidiemodule TKI MKB-versterking bevat twee soorten categorieën waarvoor subsidie
wordt gegeven. Allereerst kan op grond van deze subsidiemodule subsidie worden verleend
voor netwerkactiviteiten. Deze subsidie is geen staatssteun (artikel 3.3.11, eerste
lid, van de RNES). Ten tweede kan op grond van deze subsidiemodule subsidie worden
verleend voor de ondersteuning door innovatiemakelaars. Deze subsidie is staatssteun
die wordt gerechtvaardigd door artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening
(artikel 3.3.11, tweede lid, van de RNES).
6. Regeldruk
De gevolgen voor de regeldruk zijn door de RVO.nl geactualiseerd onder andere omdat
het lagere budget in 2021 zal leiden tot minder aanvragen in het landelijk vangnet.
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
6.1 MIT
De totale administratieve lasten voor de landelijke MIT-subsidiemodule bedragen €
91.500. Dat is 1,81% van het totaal beschikbare subsidiebedrag. Op basis van de realisatie
van de instrumenten van vorig jaar is de inschatting van de administratieve lasten
voor MIT-haalbaarheidsprojecten € 6.000 (1,5%), de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten
€ 140.700 (1,55%) en de MIT-kennisvouchers € 31.800 (1,91%).
6.2 TKI-MKB versterking
In titel 3.3 van de RNES is de subsidiemodule TKI MKB-versterking opgenomen. Op grond
van deze subsidiemodule kunnen TKI's subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en
inhuur van innovatiemakelaars voor het MKB. Met de onderhavige regeling wordt de module
voor 2021 opengesteld wat niet leidt tot wijziging van informatieverplichtingen en
daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze
subsidiemodule.
Bij een verwacht aantal van 11 aanvragen bedragen de administratieve lasten € 67.210
(3,06%).
7. Vaste verandermomenten
De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding
wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee
maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd,
omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer