Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 28 maart 2021, nr. IENW/BSK-2021/69344, houdende tijdelijke regels inzake een specifieke uitkering ten behoeve van het oppakken van buitenproportionele opgaven inzake bodem en het afronden van oude afspraken ter overbrugging van te maken afspraken daarover onder de Omgevingswet (Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem overbruggingsjaar 2021)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet, en de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, 4, eerste lid, en 5, onderdelen a tot en met f en h, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    bevoegd gezag:

    provincie of gemeente als bedoeld in de Wet bodembescherming of gemeente als bedoeld in het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming;

    buitenproportionele opgave:

    buitenproportionele opgave als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    oude afspraken:

    aantoonbare financiële afspraken die in het verleden tussen een individueel bevoegd gezag en het Rijk zijn gemaakt over de sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

  • 2. De definities en begrippen van de Wet bodembescherming zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 2, eerste en derde lid, 4, eerste lid, 6, 8, 10, 11, 12, aanhef en onderdelen b, c, e, g, i en k, 14, eerste lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en e, en tweede lid, 18, 21, 23, eerste en vijfde lid, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op een specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 3 Doel

Het doel van deze regeling is om door middel van het verstrekken van specifieke uitkeringen bevoegde gezagen in staat te stellen een aantal taken op het gebied van bodemsanering goed af te ronden en nieuwe bodemkwaliteitsopgaven te signaleren en daarop te reageren met een passende aanpak.

Artikel 4 Budgetten

  • 1. Het plafond voor de specifieke uitkeringen op grond van deze regeling bedraagt:

    • a. voor buitenproportionele opgaven: maximaal € 40.000.000,–, exclusief btw; en

    • b. voor oude afspraken: maximaal € 23.000.000,–, exclusief btw.

  • 2. Specifieke uitkeringen voor oude afspraken die worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2 Buitenproportionele opgaven

Artikel 5 Verlening specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor het uitvoeren van een of meerdere buitenproportionele opgaven.

  • 2. Een buitenproportionele opgave is een bodem- of grondwaterkwaliteitsopgave voor het bevoegd gezag

    • a. met betrekking tot diffuus verspreid lood of tot PFAS of andere niet genormeerde stoffen waarbij sprake is van een dringende noodzaak om maatregelen te nemen vanwege risico’s voor mens, ecologie of van verspreiding van de verontreiniging of omdat stagnatie dreigt van noodzakelijke maatschappelijke ontwikkelingen;

    • b. waarvoor de aanpak vraagt om veel kennis, capaciteit en middelen van dat bevoegd gezag; en

    • c. die niet valt onder oude afspraken of onder afronding van historische spoedsaneringen.

Artikel 6 Aanvraag specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a. de naam van het bevoegd gezag;

    • b. de contactgegevens van de contactpersoon bij het bevoegd gezag;

    • c. de datum van de aanvraag;

    • d. een projectplan met daarin een beschrijving van het doel en de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd en waaruit blijkt dat er voor de aanpak door het desbetreffende bevoegd gezag een dringende noodzaak is om onaanvaardbare risico’s voor mens, ecologie of van verspreiding van de verontreiniging weg te nemen; en

    • e. in afwijking van artikel 10, vierde lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit subsidies I en M een korte toelichting op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de in het projectplan opgenomen activiteiten.

  • 2. Indien activiteiten als bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd tezamen met andere decentrale overheden, zijn in het projectplan hun rol en verantwoordelijkheden uitgewerkt waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de activiteiten uit het projectplan kan realiseren.

  • 3. Artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing indien activiteiten als bedoeld in het eerste lid worden uitgevoerd door meerdere decentrale overheden.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingediend in de periode van 1 tot en met 30 april 2021.

Artikel 7 Verdelingsregime

  • 1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, na het einde van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 6, vierde lid.

  • 2. Indien het totaal van de voor honorering in aanmerking komende aanvragen, bedoeld in het eerste lid, meer bedraagt dan het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, wordt dat bedrag evenredig verdeeld over de desbetreffende aanvragen.

  • 3. Indien het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, na de verdeling, bedoeld in het eerste lid, niet is uitgeput, kan de minister voor het resterende bedrag een tweede indieningstermijn openstellen. De minister maakt die indieningstermijn en het resterende beschikbare bedrag in de Staatscourant bekend.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een tweede indieningstermijn wordt opengesteld.

Artikel 8 Voorwaarden specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 5, besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan.

  • 2. Een project start in 2021 en heeft een looptijd van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering.

Artikel 9 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 5, verstrekt gedurende de looptijd van het project jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar informatie aan de minister over de voortgang van de activiteiten waarvoor de desbetreffende specifieke uitkering is verstrekt.

§ 3 Oude afspraken

Artikel 10 Verlening specifieke uitkering voor oude afspraken

De minister kan een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor de aanpak van een oude afspraak.

Artikel 11 Aanvraag specifieke uitkering voor oude afspraken

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 10, bevat in ieder geval:

    • a. de naam van het bevoegd gezag;

    • b. de contactgegevens van de contactpersoon bij het bevoegd gezag;

    • c. de datum van de aanvraag; en

    • d. een projectplan voor de uitwerking van de beoogde maatregelen voor de in artikel 10 bedoelde sanering. De sanering voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 en het doel van de sanering is concreet beschreven en is meetbaar.

  • 2. De aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 oktober tot en met 31 december 2021.

Artikel 12 Verdelingsregime specifieke uitkering voor oude afspraken

De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 13 Voorwaarden specifieke uitkering voor oude afspraken

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 10, besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan:

    • a. de instandhouding of voortzetting van een reeds tussen de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het desbetreffende bevoegd gezag overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige bodemverontreiniging;

    • b. het nemen van maatregelen die tot doel hebben om te komen tot afbouw van isoleren, beheer- en controlemaatregelen als bedoeld in het convenant bodem en ondergrond 2015–2020, zoals dat luidde op 31 december 2020; of

    • c. het wegnemen van onvoorziene milieu-hygiënische risico’s bij de reeds overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige verontreiniging.

  • 2. Een project als bedoeld in artikel 10 start in 2022 en heeft een looptijd van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering.

§ 4 Verstrekken specifieke uitkering

Artikel 14 Periode

Een specifieke uitkering kan worden verleend voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 die in 2021 zijn gestart mits deze zijn opgenomen in de aanvraag voor de desbetreffende specifieke uitkering en aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8 wordt voldaan.

§ 5 Bevoorschotting

Artikel 15 Voorschotverstrekking

Gelijktijdig met de beschikking tot verstrekking van een specifieke uitkering als bedoeld in deze regeling, verstrekt de minister een voorschot van 100%.

§ 6 Vaststelling specifieke uitkering

Artikel 16 Vaststelling specifieke uitkering

  • 1. De minister stelt de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de desbetreffende eindverantwoording, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is ontvangen vast op het bedrag dat is bepaald in de verlening indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend geheel zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, respectievelijk artikel 13, en aan de verplichting, bedoeld in artikel 9.

  • 2. De minister stelt de specifieke uitkering vast op een lager bedrag dan dat is bepaald in de verleningsbeschikking indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden conform de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, respectievelijk artikel 13, en de verplichting, bedoeld in artikel 9.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Wijziging regeling

Op de datum waarop de Aanvullingswet bodem Omgevingswet van kracht wordt, wordt artikel 1 van deze regeling als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt aan het slot van de begripsomschrijving van ‘bevoegd gezag’ toegevoegd ‘zoals die luidden op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet’.

2. In het tweede lid wordt aan het slot toegevoegd ‘zoals die luidde op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet’.

Artikel 18 Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd wordt uitgegeven na 31 maart 2021, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 april 2021.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van1 april 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend dan wel zijn aangevraagd.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem overbruggingsjaar 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

In het Convenant bodem en ondergrond 2016–2020 hebben de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de decentrale overheden bestuurlijke afspraken gemaakt over samenwerking en de inzet van rijksbodemmiddelen voor taken van decentrale overheden op het gebied van bodem- en grondwaterkwaliteit. Dit convenant is eind 2020 ten einde gekomen. Het beheer van bodem- en grondwaterkwaliteit gericht op een evenwicht tussen benutten en beschermen is daarmee echter niet afgerond.

In het Bestuurlijk Overleg (BO) Bodem is tussen de Staatssecretaris van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen afgesproken om nieuwe afspraken te maken voor de periode vanaf 2021. De overkoepelende ambitie van deze bestuurlijke afspraken is het realiseren van een passend beheer en goede kwaliteit van het bodem- en grondwatersysteem in relatie tot maatschappelijke opgaven, vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De beschikbare rijksmiddelen zijn – naar aanleiding van een gezamenlijke intentieverklaring van de genoemde vier instanties – voor bodemkwaliteit op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (verder: IenW) meerjarig gereserveerd.

Door vertraging bij het uitwerken van nieuwe gezamenlijke afspraken, dreigde er in 2021 een financieel gat te vallen bij de decentrale overheden bij de uitvoering van de bodemtaken waardoor de gewenste bodemaanpak zou stagneren.

In het BO Bodem van 10 februari 2021 is besloten om de afspraken voor het overbruggingsjaar 2021 te financieren via een combinatie van een Decentralisatie-Uitkering (DU) en een Specifieke uitkering (SPUK). De financiering van de apparaatskosten en de afronding van de spoedsaneringen worden geregeld met een DU via het Provinciefonds en het Gemeentefonds. Het oppakken van buitenproportionele opgaven en het invulling kunnen geven aan oude afspraken zijn in de onderhavige SPUK opgenomen. Over een subsidie voor de kosten van de kennisinfrastructuur zijn aparte afspraken gemaakt tussen IenW en de IPO en de VNG.

Specifieke uitkering (SPUK)

Een specifieke uitkering1 is een uitkering van financiële middelen aan provincies dan wel gemeenten waaraan voorwaarden ten behoeve van een algemeen belang verbonden zijn. Bij een SPUK houdt de bewindspersoon de verantwoordelijkheid over het doelmatig besteden van middelen. De verantwoording van de besteding van de middelen door de provincies en de gemeenten gebeurt éénmaal per jaar in het jaarverslag en de jaarrekening en een verslag van bevindingen en een accountantsverklaring via de SISA-systematiek, bedoeld in de Financiële-verhoudingswet (verder: Fvw).

Een provincie of gemeente die een bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet bodembescherming dan wel het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming (verder: bevoegd gezag) doet binnen de in deze regeling bepaalde periode een aanvraag voor benodigde middelen (conform de eisen die aan de aanvraag gesteld worden in de regeling). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (verder: minister) beslist of een aanvraag toegekend wordt waarna een beschikking tot subsidieverlening volgt waarin budget, beleidsdoel en uitbetaling van voorschotten worden opgenomen. Na ontvangst van die beschikking kan het desbetreffende bevoegde gezag starten met de activiteiten.

Jaarlijks verantwoordt de provincie dan wel de gemeente de bestede middelen via de SiSa-systematiek. De verantwoording wordt gecontroleerd door de accountant die de jaarrekening controleert en controleert of het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening, dit is dus de eigen accountant.

Buitenproportionele opgaven

De afgelopen jaren hebben aangetoond dat er in het bodem- en grondwaterbeheer buitenproportionele opgaven ontstaan. Dit zijn bodem- of grondwater(kwaliteit)opgaven die veel vragen op het gebied van kennis, capaciteit en middelen en waarvoor op dit moment nog niet voorzien is in voldoende financiële middelen en een adequate aanpak. De verwachting is dat er in de komende jaren nog diverse (nu nog onbekende) buitenproportionele opgaven zullen zijn. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt een verdergaande decentralisatie van taken plaats. Dit betekent dat nieuwe spelers aan de slag gaan met complexe bodemopgaven. Deze ontwikkelingen maken dat er behoefte is aan een adequate regionale of landelijke aanpak die ervoor zorgt dat beschikbare middelen efficiënt worden ingezet ten behoeve van de meest prioritaire opgaven.

Bij de afbakening of iets een buitenproportionele opgave is, spelen in ieder geval de volgende criteria een rol:

  • de opgave heeft betrekking op het beschermen en beheren en benutten van het bodem- en grondwatersysteem. Het gaat niet om opgaven (zoals de energietransitie) die al in andere programma’s of bestuurlijke samenwerkingen zijn belegd of opgaven gericht op bescherming van landschappelijke, archeologische en aardkundige waarden van de bodem;

  • de opgave maakt geen onderdeel uit van de ‘spoedlocaties’ of van de oude afspraken, bedoeld in deze regeling;

  • de opgave laat zich niet zonder meer oplossen binnen de reguliere taken en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde gezagen.

Voor het overbruggingsjaar 2021 is de scope beperkt tot diffuus verspreid lood en tot PFAS en andere niet genormeerde stoffen. Deze regeling heeft tot doel om al in 2021 een begin te maken met de aanpak van deze buitenproportionele opgaven en daarmee ervaring op te doen voor de jaren 2022 en volgende.

Oude afspraken

In het verleden zijn toezeggingen gedaan door het Rijk aan provincies en gemeenten vanuit hun taken in het kader van de Wet bodembescherming (verder: Wbb) die doorlopen in de toekomst. Hieronder vallen gereserveerde bedragen voortkomende uit in het verleden gemaakte afspraken en daaruit voortvloeiende toezeggingen. Deels zijn het omvangrijke gevallen van bodemverontreiniging (de zogenaamde 10 miljoen gulden plus gevallen) en deels overige projecten waarvan financiële consequenties doorlopen in de toekomst.2

De minister kan een SPUK verlenen aan een bevoegd gezag voor de aanpak van een geval van bodemverontreiniging waarover in het verleden een afspraak is gemaakt met het Rijk om financiële middelen beschikbaar te stellen. Tot nu toe werd een uitkering op basis van oude afspraken via een individuele SPUK geregeld. Het gebruik van individuele SPUK’s is echter aan grenzen gebonden. De lijn is dat een SPUK wordt opgesteld om een uitkering aan meerdere projecten per jaar mogelijk te maken. Deze regeling voorziet daarin.

Overleg en consultatie

Over de in deze regeling geregelde onderwerpen is regelmatig overleg geweest met de IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau.

Uitvoeringslasten

Het indienen van een aanvraag brengt uitvoeringslasten voor decentrale overheden (bevoegd gezag) met zich mee. Die lasten zijn zo laag mogelijk gehouden. Voor de aanpak van een buitenproportionele opgave of van een oude afspraak, zal beleidsmatige en bestuurlijke besluitvorming binnen de provincie dan wel de gemeente hebben plaatsgevonden. Die informatie kan worden gebruikt voor het doen van de aanvraag voor een SPUK. De over te leggen gegevens zijn derhalve zo beperkt mogelijk gehouden.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2021. De regeling vervalt met ingang van 1 april 2025. De regeling blijft van toepassing op aanvragen voor een SPUK die voor de van toepassing zijnde vervaldatum zijn verleend dan wel zijn aangevraagd. Er wordt afgeweken van de vaste publicatietermijnen, dit wordt niet bezwaarlijk geacht omdat de desbetreffende decentrale overheden, via IPO en VNG, betrokken zijn bij de voorbereiding van deze regeling en ze er belang bij hebben zo snel als mogelijk in 2021 te kunnen starten met saneringsactiviteiten voor buitenproportionele opgaven.

Indien de regeling na 31 maart in de Staatscourant wordt gepubliceerd, werkt deze regeling terug tot en met 1 april 2021.

Artikelsgewijs

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Een buitenproportionele opgave als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 is een opgave in het bodem- en grondwaterbeheer die zich niet zonder meer laat oplossen binnen de reguliere taken en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde gezagen. In de afgelopen jaren is gebleken dat er zich met betrekking tot het beschermen/beheren en benutten van het bodem- en grondwatersysteem opgaven kunnen voordoen die op korte termijn moeten worden opgepakt, die veel vragen op het gebied van kennis, capaciteit en middelen maar waarvoor op dit moment nog niet is voorzien in een adequate aanpak.

Een buitenproportionele opgave voor het bevoegd gezag houdt in dat er sprake moet zijn van een noodzaak dat de overheid deze opgave oppakt en niet een terreineigenaar, initiatiefnemer, drinkwaterbedrijf of een andere maatschappelijke partij. De noodzaak voor een bijdrage van de overheid in de aanpak kan voortvloeien uit het feit dat:

  • er door de bodemverontreiniging bij het huidige gebruik sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens of ecologie of voor verspreiding van de verontreiniging;

  • er redelijkerwijs van maatschappelijke partijen niet kan worden gevraagd dat zij zelf deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau terugdringen;

  • er zich risico’s voordoen door het voorgenomen gebruik van een locatie waardoor een noodzakelijke woningbouw niet tot stand kan komen.

Dringende noodzaak houdt ook in dat uitstel van concrete stappen ongewenst is.

De aanpak van buitenproportionele opgaven wordt ingericht via maatwerk per opgave en daarvoor is het nodig dat er al voldoende duidelijkheid is over de beleidsdoelen die met de aanpak worden nagestreefd. Die duidelijkheid is naar verwachting binnen de looptijd van deze SPUK alleen te geven voor de opgave met betrekking tot diffuus verspreid lood en tot niet genormeerde stoffen waaronder PFAS. Voor dit overgangsjaar is het begrip buitenproportioneel daarom beperkt tot deze opgaven.

De grote vraag naar kennis, capaciteit en middelen hangt onder meer samen met de omvang van de opgave, het schaalniveau waarop de opgave zich afspeelt, de potentieel grote directe effecten voor het bodem- en grondwatersysteem of de consequenties (economisch, sociaal-maatschappelijk, financieel).

Dat de opgave nog niet ergens is belegd, vloeit voort uit het feit dat de opgave geen onderdeel uit maakt van de afspraken rondom de aanpak ‘spoedlocaties’ of vloeit voort uit zogeheten ‘oude afspraken’ zoals bedoeld in artikel 1. Ook zijn deze opgaven niet meegenomen in andere programma’s of bestuurlijke samenwerkingen.

Voor een aantal belangrijke begrippen in het bodem- en grondwaterbeheer wordt verwezen naar de definities die worden gehanteerd in de Wbb. Als belangrijke definities en begrippen vanuit de Wbb kunnen worden genoemd:

bodem:

het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;

belang van de bescherming van de bodem:

het belang van het voorkomen, beperken of ongedaan maken van veranderingen van hoedanigheden van de bodem, die een vermindering of bedreiging betekenen van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft;

geval van verontreiniging:

geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van de bodem dat betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen;

saneren:

het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem;

geval van ernstige verontreiniging:

geval van verontreiniging waarbij de bodem zodanig is of dreigt te worden verontreinigd, dat de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd;

gebiedsgerichte aanpak:

aanpak die is gericht op de sanering van meerdere verontreinigingen van het diepere grondwater in een daartoe aangewezen gebied.

Op de datum waarop de Omgevingswet c.q. de Aanvullingswet bodem Omgevingswet van kracht wordt, komt de Wbb te vervallen.3 De genoemde definities en begrippen worden in deze regeling echter ook gehanteerd nadat de Wbb is vervallen. Dat is geregeld in artikel 17.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

In dit artikel is geregeld welke artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M (verder: Kaderbesluit) van overeenkomstige toepassing zijn. Het betreft de artikelen met betrekking tot de subsidiabele kosten, het subsidieplafond en de verdelingswijze, de afwijzingsgronden, de subsidieverstrekking, de verplichtingen van de subsidieontvanger, de bevoorschotting en de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 3 Doel

De afronding van buitenproportionele opgaven vergt veel van het bevoegd gezag; die kan de lasten daarvan niet alleen dragen. Dit geldt ook voor de aanpak van de oude afspraken. Het is wenselijk dat deze activiteiten nog dit jaar worden opgepakt en dat daar niet mee wordt gewacht totdat er nieuwe afspraken zijn gemaakt tussen IenW en het IPO en de VNG. Deze regeling heeft tot doel dit te stimuleren.

Artikel 4 Plafonds

De budgetten die beschikbaar zijn voor deze regeling, zijn vastgelegd in artikel 4.

Het plafond voor de aanpak van de buitenproportionele opgaven is maximaal € 40.000.000,– en voor de aanpak van de oude afspraken is het plafond maximaal € 23.000.000,–, zij het dat daar een begrotingsvoorbehoud voor geldt. Dat voorbehoud wordt ook in de beschikking tot verlening van de SPUK opgenomen. De verdelingswijzen zijn geregeld in artikel 7 respectievelijk artikel 12.

§ 2 Buitenproportionele opgaven

Artikel 5 Verlening specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Een bevoegd gezag mag voor een of meerdere buitenproportionele opgaven een aanvraag doen. De beschikbare kennis, capaciteit en middelen moeten efficiënt worden ingezet ten behoeve van de meest prioritaire opgaven. Voor 2021 is de problematiek van bodem- en grondwaterverontreiniging met diffuus verspreid lood en de problematiek van PFAS en andere niet genormeerde stoffen benoemd.

Artikel 6 Aanvraag specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven
Eerste lid

In het projectplan is een beschrijving opgenomen van het beoogde resultaat en van de activiteiten waarmee dit doel wordt bereikt. Voor de activiteiten moet kort toegelicht worden in welke mate daarmee het beoogde doel wordt bereikt (doeltreffendheid) en is toegelicht waarom deze aanpak de meest efficiënte manier is om het doel te realiseren (doelmatigheid).

Daarbij is van belang dat zowel de dringende noodzaak van ingrijpen door de overheid als de proportionaliteit van de voorgestelde aanpak wordt onderbouwd. Het moet duidelijk worden gemaakt dat de voorgestelde aanpak een realistische maar ook kosteneffectieve oplossing is voor de problematiek. Voor de problematiek van diffuus verspreid lood kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de adviezen van het RIVM en de GGD om te onderbouwen boven welk gehalte lood een bodemsanering de enige realistische oplossing is. Voor de problematiek van PFAS kan gebruik worden gemaakt van de gezondheidskundige en ecologische risicogrenzen die door het RIVM zijn afgeleid en kan worden voortgebouwd op de eerste analyse van potentiële aandachtlocaties voor PFAS die in 2020 en 2021 in het kader van of als vervolg op het Uitvoeringsprogramma bodemconvenant wordt uitgevoerd.

De eis dat de doelmatigheid en doeltreffendheid moet worden toegelicht, komt grotendeels overeen met artikel 10, vierde lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit. Het gaat hier echter om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de aanpak van in concreto de desbetreffende buitenproportionele opgave. Daarom wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 10, vierde lid, aanhef, van het Kaderbesluit om van – i.c. – dat vierde lid, onderdeel b af te wijken.

Om de beschikbare kennis, capaciteit en middelen efficiënt in te zetten, kan het wenselijk zijn dat de aanvraag is gebaseerd op een landelijk afgestemde aanpak. De aanpak van buitenproportionele opgaven moet echter wel kunnen worden ingericht via maatwerk per opgave en per regio. Dat betekent dat in de praktijk per aanvraag zowel de inhoudelijke werkwijze als de rollen en taken in de aanpak kunnen verschillen.

Tweede lid

Een aanvraag moet door één bevoegd gezag in de zin van de Wbb worden ingediend. Het is wel mogelijk (en vanuit een gezamenlijke aanpak misschien wel wenselijk) dat een aantal overheden samenwerken aan de aanpak van een buitenproportionele aanvraag. In dat geval is het de bedoeling dat één bevoegd gezag in de zin van de Wbb optreedt als coördinerende overheid die de aanvraag indient en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de aanpak en de SISA-verantwoording aan IenW. Veelal zullen de betrokken overheden afspraken hebben gemaakt over de aanpak, de taken en verantwoordelijkheden en de financiën. In dat geval zijn in het projectplan de rol en verantwoordelijkheden van de betrokken overheden uitgewerkt. Hieruit moet blijken dat het bevoegd gezag de activiteiten uit het projectplan kan realiseren binnen de maximale looptijd van drie jaar.

Derde lid

Indien de activiteiten door verschillende decentrale overheden tezamen worden uitgevoerd, geschiedt de verantwoording tussen hen via de SiSa-systematiek.

Vierde lid

Hierin is de aanvraagperiode vastgelegd. De aanvraag voor een SPUK voor buitenproportionele opgaven kan in de maand april 2021 worden ingediend. Zo wordt bewerkstelligd dat dit jaar een start gemaakt kan worden met de aanpak van de buitenproportionele opgaven. De aanvraag wordt ingediend bij het volgende e-mailadres: aanvraagbodem2021@minienw.nl.

Artikel 7 Verdelingsregime buitenproportionele opgaven

De beslissing over de toekenning van een SPUK voor de aanpak van buitenproportionele opgaven wordt genomen na de sluiting van de aanvraagperiode. Indien het totaal van die aanvragen het beschikbare plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over de aanvragen verdeeld, uiteraard voor zover ze voor toewijzing in aanmerking komen De verdelingssystematiek van artikel 7 wordt ook toegepast indien de minister een tweede indieningstermijn heeft opengesteld. Een tweede indieningstermijn is alleen mogelijk indien er na de verdeling in de eerste aanvraagperiode middelen over zijn.

Artikel 8 Voorwaarden specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Dit artikel geeft aan waaraan de SPUK kan worden besteed, te weten de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan.

Artikel 9 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Dit artikel biedt de grondslag voor het jaarlijks verstrekken van informatie op basis waarvan de minister zicht kan houden op de voortgang van de aanpak van de opgaven en op basis waarvan de regeling kan worden geëvalueerd. Het gaat hier niet om financiële informatie of een beoordeling.

Jaarlijkse informatie over de voortgang is alleen aan de orde bij een looptijd van meer dan een jaar. Dit is van belang in verband met mogelijke risico’s voor mens, ecologie of verspreiding of van dreigende stagnatie van belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die samenhangen met de opgaven. De minister moet in staat zijn de Tweede Kamer te informeren over de aanpak.

§ 3 Oude afspraken

Artikel 10 Verlening specifieke uitkering voor oude afspraken

Dit artikel heeft betrekking op de aanpak van een geval van bodemverontreiniging waarvoor in het verleden tussen een individueel bevoegd gezag en de (toenmalige) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een afspraak is gemaakt over de mogelijkheid om in latere jaren een bijdrage in de kosten te verlenen in de vorm van een projectfinanciering. Bepalend voor een dergelijke afspraak zijn in de meeste gevallen de risico’s in financiële en technische zin die voor het geval worden geconstateerd. Voorbeelden van projecten waarvoor dergelijke afspraken zijn gemaakt, zijn de aanpak van het griftpark in Utrecht en het gasfabrieksterrein Rotterdam.

Artikel 11 Aanvraag specifieke uitkering voor oude afspraken

In het projectplan is een beschrijving opgenomen van het beoogde resultaat en van de activiteiten waarmee dit doel wordt bereikt. Voor de activiteiten is kort toegelicht in welke mate daarmee het beoogde doel wordt bereikt (doeltreffendheid) en is toegelicht waarom deze aanpak de meest efficiënte manier is om het doel te realiseren (doelmatigheid).

Artikel 12 Verdelingsregime oude afspraken

De toekenning van de aanvragen voor een SPUK voor de aanpak van oude afspraken geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Indien het plafond voor het einde van de aanvraagperiode bereikt is, zal de minister dat in de Staatscourant bekend maken.

Artikel 13 Voorwaarden specifieke uitkering voor oude afspraken

Dit artikel geeft aan waaraan de SPUK kan worden besteed. Dat betreft:

  • a. de instandhouding of voortzetting van een reeds tussen de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het desbetreffende bevoegd gezag overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige bodemverontreiniging;

  • b. het nemen van maatregelen die tot doel hebben om te komen tot afbouw van isoleren, beheer- en controlemaatregelen als bedoeld in het convenant bodem en ondergrond 2015–2020, zoals dat luidde op 31 december 2020; of

  • c. het wegnemen van onvoorziene milieu-hygiënische risico’s bij de reeds overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige verontreiniging.

§ 4 Verstrekken specifieke uitkering

Artikel 14 Periode

Een SPUK kan worden verleend voor de aanpak van een buitenproportionele opgave die voor 1 april 2021 is gestart. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit biedt. Het moet dan wel om werkzaamheden voor de aanpak van buitenproportionele opgaven gaan als bedoeld in deze regeling. In de aanvraag moet worden opgenomen dat een SPUK voor die werkzaamheden wordt gedaan en de uitkering moet worden besteed conform de voorwaarden van artikel 13. Tevens moet worden voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 9.

§ 5 Bevoorschotting

Artikel 15 Voorschotverstrekking

Ingevolge dit artikel verstrekt de minister een voorschot van 100%. In de beschikking tot verlening van de desbetreffende SPUK wordt opgenomen wanneer het voorschot wordt betaald.

§ 6 Vaststelling specifieke uitkering

Artikel 16 Vaststelling specifieke uitkering

De verantwoording over de SPUK loopt via de SISA-systematiek. Dit is geregeld in artikel 2 van de regeling waarin artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing is verklaard. Daarin is – kort samengevat – bepaald dat de vaststelling op basis van de SISA-verantwoording plaatsvindt. De verantwoording via SISA vindt op grond van artikel 17a van de Fvw uiterlijk plaats op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar. De eindverantwoording voor buitenproportionele opgaven zal in 2025 plaatsvinden. Het kan echter zijn dat de eindverantwoording in geval van buitenproportionele opgaven daarna plaatsvindt. Dat is aan de orde indien bij project twee of meer decentrale overheden zijn betrokken. In dat geval zal het bevoegd gezag dat de SPUK heeft aangevraagd een doorbeschikking nemen. De verantwoording, via SiSa, door de andere overheden is dan een jaar later beschikbaar voor het bevoegd gezag en weer een jaar daarna voor de minister (ook via SiSa). Of er sprake zal zijn van een doorbeschikking is niet bekend. Daarom is in artikel 16 geregeld dat de minister de SPUK uiterlijk vaststelt op 31 december van het jaar waarin de desbetreffende eindverantwoording, via SiSa, is ontvangen. De hoogte van de SPUK wordt vastgesteld op het bedrag dat is toegekend in de verlening van die desbetreffende uitkering indien aan de voorwaarden en verplichtingen is voldaan. Indien daaraan geheel of gedeeltelijk niet is voldaan, kan het bedrag lager worden vastgesteld. Indien de SPUK op een lager bedrag wordt vastgesteld, kan het te veel betaalde op basis van artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) worden teruggevorderd. Dit geldt ook als de beschikking tot verlening wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de uitkering wordt gewijzigd (artikel 4:48 van de Awb). Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de SPUK (artikel 4:57, vierde lid, van de Awb).

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Wijziging regeling

Na de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet gaan de bodemregels op in de Omgevingswet. Voor de toepassing van deze regeling zijn het begrip ‘bevoegd gezag’ en de definities en begrippen van de Wbb nog steeds relevant. Dat is geborgd in artikel 17.

Artikel 18 Inwerkingtreding en horizonbepalingen

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de paragraaf ‘Inwerkingtreding’ van het algemeen deel.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Elke bijdrage uit ’s Rijks kas die door of vanwege Onze Minister wie het aangaat onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten wordt verstrekt, is een specifieke uitkering (artikel 15a, eerste lid, Fvw).

X Noot
2

Circulaire bijdrageverlening bodemsanering (Stcrt. 1996, 249, geldend van 01-01-1997 t/m 01-12-2014).

X Noot
3

De Wbb blijft van toepassing op de situaties, bedoeld in het overgangsrecht van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.

Naar boven