Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2021, 15906 | Ruimtelijke plannen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2021, 15906 | Ruimtelijke plannen |
Provinciale Staten van Utrecht;
Op voorstel van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 26 januari 2021 met als kenmerk 821F02453;
Met het oog op artikel 2.8 en van de Omgevingswet en artikel 152 van de Provinciewet;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Delegatiebesluit Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begripsbepalingen die van toepassing zijn op de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht zijn ook van toepassing op dit besluit.
Dit besluit gaat over het delegeren door provinciale staten aan gedeputeerde staten van de bevoegdheden tot het vaststellen van delen van de Interim Omgevingsverordening.
Hoofdstuk 2 Aanpassen en aanwijzen gebieden
Artikel 2.1 Aanpassen gebieden
Artikel 2.2 Aanwijzen gebied voor experimenten of innovatie
Wanneer gedeputeerde staten een ontheffing van de instructieregel 1.7 Experimenten of innovatie, Interim Omgevingsverordening verlenen, dan kunnen zij daarbij een geometrische begrenzing van een gebied ‘Ruimte voor experimenten’ aanwijzen waarbinnen afwijking van de Interim Omgevingsverordening mogelijk is, nadat door een gemeente of waterschap een gezamenlijk kader en daarbij behorende werkwijze is vastgesteld.
Artikel 3.1 Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen
Gedeputeerde staten stellen voorschriften vast voor de door het dagelijks bestuur van het waterschap te verrichten beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen, bedoeld in de artikelen 2.2 tot en met 2.2e van de Interim Omgevingsverordening
Artikel 3.2 Maatgevende waterstanden regionale keringen
Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van de beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen de maatgevende waterstanden vast, bedoeld in de artikelen 2.2 tot en met 2.2e van de Interim Omgevingsverordening
Artikel 3.3 Termijn omgevingswaarde Slaperdijk
Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap het tijdstip vast waarop de Slaperdijk moet voldoen aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder b, van de Interim Omgevingsverordening.
Artikel 3.4 Termijn omgevingswaarden wateroverlast
Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip vast waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de verschillende regionale wateren moeten voldoen aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.5 tot en met 2.6f van de Interim Omgevingsverordening.
Artikel 3.5 Uitzondering omgevingswaarde wateroverlast
Als het nemen van maatregelen om aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.5 tot en met 2.6f van de Interim Omgevingsverordening, te voldoen niet doelmatig is, kunnen gedeputeerde staten op basis van een gemotiveerd verzoek van het waterschap die omgevingswaarden wijzigen.
Artikel 3.6 Onttrekkingen voor menselijke consumptie
Gedeputeerde staten kunnen, na overleg met het waterschap, regels stellen over de wijze waarop, de parameters waarvoor en de frequentie waarmee op grond van artikel 3.3, tweede lid, van de Interim Omgevingsverordening gemonitord wordt.
Artikel 3.7 Grondwaterregister
Gedeputeerde staten houden een register bij waarin inrichtingen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water worden ingeschreven met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit aan hen dan wel aan de dagelijkse besturen van de waterschappen worden verstrekt. Daarin wordt vermeld de vergunningen op basis waarvan het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.
Artikel 3.8 Opslag van schadelijke stoffen in grondwaterbeschermingsgebieden
Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat het verbod, bedoeld in artikel 3.23, eerste lid, van de Interim Omgevingsverordening, niet geldt niet voor een door gedeputeerde staten aangewezen categorie van gevallen waarin de niet-toelaatbare voor het grondwater schadelijke stof vanwege specifieke gebruiksomstandigheden geen gevaar vormt voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.
Hoofdstuk 4 Wijzigingen bereikbaarheid en mobiliteit
Artikel 4.1 Aanpassen beperkingengebieden
Gedeputeerde staten kunnen de de geometrische begrenzing van beperkingengebieden provinciale wegen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Interim Omgevingsverordening, aanpassen voor zover het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen, zoals uitgevoerde reconstructies van provinciale wegen.
Artikel 4.2 Activiteiten ten aanzien van de provinciale weg
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede strekken tot:
a. aanwijzing van vergunningvrije gevallen;
b. het omzetten van vergunningplicht naar meldplicht met bijbehorende regels;
c. het opleggen van de verplichting opgave te doen van gegevens en bescheiden;
d. het stellen van voorschriften aan de activiteit; of
e. het toepassen of uitsluiten van gelijkwaardige maatregelen.
Artikel 4.3 Externe veiligheid provinciale wegen
Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen over externe veiligheid langs provinciale wegen.
Artikel 4.4 Vaarwegdiepte en doorvaarthoogte
Gedeputeerde staten kunnen de minimaal benodigde vaarwegdiepten en de minimaal benodigde doorvaarthoogten vaststellen voor de vaarwegen, bedoeld in artikel 4.43 van de Interim Omgevingsverordening.
Artikel 4.4a Bedieningstijden bruggen en sluizen
Artikel 4.5 Stoffen waarop het verbod ontgassen van toepassing is
Gedeputeerde staten kunnen stoffen met ernstige gezondheidsschadelijke eigenschappen toevoegen aan het verbod op ontgassen, bedoeld in artikel 4.49 van de Interim Omgevingsverordening.
Artikel 4.6 Minimumconcentratie restladingsdampen
Gedeputeerde staten kunnen het percentage van de onderste explosiegrens, bedoeld in artikel 4.50 van de Interim Omgevingsverordening, verlagen.
Hoofdstuk 5 Wijzigingen Natuur
Artikel 5.1 Wijziging gebied natuurnetwerk Nederland
Artikel 5.2 Wijziging gebied Groene contour
Gedeputeerde staten kunnen een de geometrische begrenzing van een gebied binnen of gelijk aan de Groene contour wijzigen in natuurnetwerk Nederland wanneer de nieuwe natuur is vastgelegd in een bestemmingsplan. Wanneer zij een gebied aanwijzen, wijzigen zij gelijktijdig waar nodig de samenvallende gebieden:
Artikel 5.3 Wijziging Bijlage 9 Wezenlijke kenmerken en waarden
Gedeputeerde staten kunnen Bijlage 9 Wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland, bedoeld in artikel 6.3, lid 1 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen als de actuele en potentiële waarden dit noodzakelijk maken.
Artikel 5.4 Wijziging Beschermde status klein landschapselement
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Beschermd klein landschapselementen, vanwege een groot openbaar belang, anders dan redenen, bedoeld in artikel 6.27, eerste lid van de Interim Omgevingsverordening wijzigen .
Artikel 5.5. Wijziging Waardevolle houtopstanden
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Waardevolle houtopstanden, bedoeld in artikel 6.17 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen gelijktijdig met wijzigingen van het houtopstandenbeleid.
Artikel 5.7. Wijziging Ganzenrustgebieden
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Ganzenrustgebieden, bedoeld in artikel 6.45 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen, nieuwe gebieden aanwijzen en gelijktijdig andere gebieden verwijderen als onderdeel van beleidsbijstellingen in het totaalpakket van het Utrechts ganzenakkoord.
Artikel 5.8. Wijziging weidevogelkerngebied
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Weidevogelgebieden, bedoeld in artikel 6.12 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen.
Artikel 5.9 Wijziging uitzondering vergunningplicht andere soorten
Gedeputeerde staten kunnen bijlage 8, Uitzondering vergunningplicht andere soorten, bedoeld in artikel 6.51 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen als de nieuwste inzichten over de gunstige staat van instandhouding uit de rode lijstsoorten en/of de soorten onder de Vogel- en Habitatrichtlijn daar aanleiding toe geven.
Artikel 5.10 Wijziging provinciale vrijstelling schadesoorten.
Gedeputeerde staten kunnen de artikelen 6.43 tot en 6.47 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen op de onderdelen: ganzensoorten, periode van kwetsbaar gewas, tijdvak van afschot, gewassoorten, uitzonderingen gewassoorten en afschot, groepsgrootte, aantal doden per verjaagactie, middelen, en wijze van gegevenslevering.
Hoofdstuk 6 Wijzigingen wonen, werken, recreëren
Artikel 6.1 Wijziging gebied Uitbreiding woningbouw
Gedeputeerde staten kunnen een geometrische begrenzing van Uitbreiding woningbouw onder voorwaarden mogelijk, bedoeld in artikel 9.13 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen in Stedelijk gebied wanneer de woningbouw is vastgelegd in een bestemmingsplan.
Artikel 6.2 Wijziging gebied Uitbreiding bedrijventerreinen
Gedeputeerde staten kunnen geometrische begrenzing van Uitbreiding woningbouw onder voorwaarden mogelijk, bedoeld in artikel 9.14 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen in Stedelijk gebied wanneer de bedrijventerreinen zijn vastgelegd in een bestemmingsplan.
Artikel 6.3 Werkingsgebieden Detailhandel
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Bestaand winkelgebied, bedoeld in artikel 9.18 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen.
Artikel 6.4 Werkingsgebieden Stiltegebieden
Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Stiltegebieden, stille kernen, bufferzones en aandachtsgebieden stiltegebieden, bedoeld in artikel 9.23 van de Interim Omgevingsverordening wijzigen, voor zover het een grenscorrectie betreft.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit van Provinciale Staten van Utrecht op voorstel van Gedeputeerde Staten van 26 januari 2021, met als kenmerk 821F0243, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht, 10 maart 2021) in werking treedt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 10 maart 2021
Provinciale Staten van Utrecht
Toelichting artikel 3.1 Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen
De veiligheidsnormen waaraan regionale waterkeringen moeten voldoen zijn in de Interim Omgevingsverordening als omgevingswaarde vastgelegd. Voor het toetsen of de waterkering aan de omgevingswaarde voldoet stellen Gedeputeerde Staten, in overleg met het waterschap, uitvoeringsvoorschriften vast. Dit zorgt ervoor dat de toetsing van de actuele veiligheidssituatie door de beheerders op uniforme wijze tot stand komt.
Toelichting artikel 3.2 Maatgevende waterstanden regionale keringen
Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van de te verrichten beoordeling van de veiligheid van de regionale waterkeringen de maatgevende hoogwaterstanden vast. Deze maatgevende hoogwaterstanden dienen om te toetsen of de betreffende regionale waterkeringen deze waterstanden veilig kunnen keren. De vastgestelde maatgevende hoogwaterstanden kunnen ook behulpzaam zijn voor gemeenten gelegen in het beheergebied van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden bij de inrichting van een gebied. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden.
Toelichting artikel 3.3 Termijn omgevingswaarde Slaperdijk
Voor de Slaperdijk geldt als omgevingswaarde het handhaven van het huidig profiel. Omdat dit een doorlopend proces is, geldt hiervoor einddatum. Over het afsluitbaar maken van de doorgangen in de Slaperdijk, zoals bedoeld in artikel 2.3 lid 1 onder b, en over het oplossen van nieuwe knelpunten, worden door gedeputeerde staten afspraken gemaakt met het dagelijks bestuur van het waterschap.
Toelichting artikel 3.4 Termijn omgevingswaarden wateroverlast
De omgevingswaarden wateroverlast zijn vastgelegd als inspanningsverplichting voor de waterschappen. Het op orde brengen en houden van de verschillende gebieden is een doorlopend proces dat niet op één moment afgerond is. Over het oplossen van specifieke knelpunten die al bekend zijn of nieuw ontstaan, door bijvoorbeeld bodemdaling of andere peilvakindeling, worden door gedeputeerde staten afspraken gemaakt met het dagelijks bestuur van het waterschap.
Toelichting artikel 3.5 Uitzondering omgevingswaarde wateroverlast
Het nemen van maatregelen om te voldoen aan de omgevingswaarden voor wateroverlast is in bepaalde situaties niet doelmatig, omdat de schade die voorkomen wordt in deze gevallen aanmerkelijk kleiner is dan de kosten van de te treffen maatregelen. In die situatie verdient het de voorkeur die maatregelen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten en aan belanghebbenden de schade te vergoeden die als gevolg daarvan ontstaat. Afwijking van de algemene norm moet echter aan strenge eisen voldoen. Daarom is bepaald is dat van die mogelijkheid alleen gebruik gemaakt kan worden op basis van een gemotiveerd verzoek van het dagelijks bestuur. Vereist is dat een dergelijk verzoek voor een door het waterschap te bepalen deelgebied een uitwerking van de overwogen maatregelen en van de te vermijden schade bevat alsmede een financiële onderbouwing daarvan. Ook zal moeten worden aangegeven op welke wijze belanghebbenden (financieel) worden gecompenseerd. Die compensatie is een vereiste uit een oogpunt van rechtsgelijkheid. Indien groenblauwe diensten onderdeel uitmaken van het maatregelenpakket worden die diensten meegenomen in het verzoek. Om dezelfde reden is het gewenst dat het dagelijks bestuur ook de mogelijkheid van tussenvarianten in de vorm van een beperkter maatregelenpakket en een beperktere financiële compensatie onderzoekt en daarop ingaat in zijn verzoek. Gedeputeerde staten kunnen bij het toepassing geven aan de hun toegekende bevoegdheid bepalen dat de afwijking voor een bepaalde periode geldt.
Toelichting artikel 3.6 Onttrekkingen voor menselijke consumptie
Ten behoeve van de bescherming van de winningen voor menselijke consumptie verplichten wij waterschappen om in vergunningen voor winningen voor menselijke consumptie, voorschriften op te nemen voor de monitoring van de kwaliteit van het opgepompte grondwater.
Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over de wijze waarop onttrekkingen voor menselijke consumptie worden gemonitord. Deze kunnen afwijken van de frequentie en parameters zoals opgenomen in artikel 3.3. van de Interim Omgevingsverordening. Het doel hiervan is het waarborgen van de bruikbaarheid van de gegevens met het oog op het nemen van maatregelen ter bescherming van de onttrekkingen.
Toelichting artikel 3.7 Grondwaterregister
Het grondwaterregister wordt bijgehouden in verband met de grondwaterheffing, een belasting die provinciale staten op grond van de Waterwet (artikel 7.7) mogen heffen op het onttrekken van grondwater. De heffing kan van toepassing zijn op onttrekkingen die onder het bevoegd gezag van de provincie en het waterschap vallen. Daarom is bepaald dat zowel de gegevens van de provincie als die van het waterschap in het register moeten worden opgenomen. Daarnaast is het nodig om inzicht te hebben in grondwater onttrekkingen en -infiltraties om optimaal en duurzaam gebruik van de ondergrond mogelijk te maken. Systemen kunnen immers van invloed zijn op elkaar en op de omgeving.
De mogelijkheid tot ambtshalve inschrijving met terugwerkende kracht tot de datum waarop de onttrekking begon, is nodig om de grondwaterheffing te kunnen opleggen.
Toelichting artikel 3.8 Opslag van schadelijke stoffen in grondwaterbeschermingsgebieden
In enkele gevallen kunnen stoffen bedoeld in artikel 3.23 geen risico vormen voor de kwaliteit van het grondwater. In deze gevallen heeft gedeputeerde staten de mogelijkheid om een uitzondering te maken op het verbod in artikel 3.23.
Toelichtingen hoofdstuk 4 Wijzigingen bereikbaarheid en mobiliteit
Toelichting artikel 4.4 Vaarwegdiepte en doorvaarthoogte
Voor het vaststellen van de minimaal benodigde doorvaarthoogte en vaarwegdiepte is het streven om aan te sluiten bij de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN). In specifieke gevallen kan worden besloten daarvan af te wijken, bijvoorbeeld in het geval van een bestaande brug die te laag is en waarvoor de kosten van vervanging onredelijk hoog zijn.
Toelichting artikel 4.4a Bedieningstijden bruggen en sluizen
Het belang van de beroepsvaart en de recreatievaart is gediend met een optimale afstemming van de bedieningsregime van de beweegbare bruggen en sluizen. Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden vast in overleg met de beheerders. Voor de vaststelling van de bedieningstijden voor vaarwegen die opgenomen zijn in de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) worden de BRTN-richtlijnen ten behoeve van de recreatievaart meegewogen.
Toelichting artikel 7.1 Inwerkingtreding
Naar verwachting treedt de Interim Omgevingsverordening op 1 april 2021 in werking. In artikel 7.1 is geregeld dat dit delegatiebesluit tegelijk met de Interim Omgevingsverordening in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-15906.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.