Compensatieregeling Coronacrisis Meerjarige Kunstpodia Tweede Steunmaatregel

Het bestuur van het Mondriaan Fonds,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en op de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Besluit:

Artikel 1. Definities

In de regeling wordt verstaan onder:

1. het fonds:

het Mondriaan Fonds,

2. het bestuur:

de directeur-bestuurder van het fonds,

3. Nederland:

het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de bijzondere gemeentes Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

4. eigen inkomsten:

de volgende baten, welke terug te vinden zijn in de jaarrekening aan de batenkant van de exploitatierekening:

  • a. publieksinkomsten; en

  • b. overige inkomsten, zijnde:

    • 1. directe opbrengsten in de vorm van sponsorinkomsten en overige inkomsten;

    • 2. indirecte opbrengsten; en

    • 3. overige bijdragen.

Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten:

  • a. subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan;

  • b. overige bijdragen uit publieke middelen;

  • c. rentebaten;

  • d. bijdragen in natura;

  • e. kapitalisatie van vrijwilligers;

  • f. waardering vrijkaarten; en

  • g. overige baten die geen relatie hebben met cultureel ondernemerschap.

5. reserves:
  • vrij besteedbaar vermogen, behorende tot:

  • a. de algemene reserve; en

  • b. het stichtingskapitaal.

Artikel 2. Doel

Het fonds kan subsidie verstrekken in de vorm van een bijdrage aan instellingen die tot primair doel hebben hedendaagse beeldende kunst te presenteren en die als gevolg van COVID-19-maatregelen worden geconfronteerd met inkomstenderving als een gedeeltelijke tegemoetkoming in deze gederfde inkomsten.

Artikel 3. Doelgroepen

  • 1. Subsidie voor instellingen waaraan in de jaren 2021–2024, waaronder in elk geval in 2021, voor tenminste twee aaneengesloten jaren op basis van een positief advies van de adviescommissie een subsidie van het fonds wordt verstrekt op grond van de Deelregeling Kunstpodia 2020–2024. En voor instellingen waaraan in de jaren 2019–2021, waaronder in ieder geval in 2021, voor tenminste twee aaneengesloten jaren subsidie wordt verstrekt op grond van de Deelregeling Meerjarenprogramma’s Presentatie- en Erfgoedinstellingen 2017, zoals die luidde op 8 juni 2020, voor zover het subsidies betreft aan instellingen die primair tot doel hebben hedendaagse beeldende kunst te presenteren; of

  • 2. Overbruggingssubsidie voor instellingen die voor een periode van minimaal twee aangesloten jaren subsidie hebben aangevraagd op grond van de Deelregeling Kunstpodia 2020–2021 en waarvan de aanvraag is geweigerd op basis van een negatief subsidieadvies van de adviescommissie met een positieve beoordeling.

Artikel 4. Voorwaarden voor instellingen bedoeld in artikel 3 eerste lid

  • 1. Onverminderd art 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt uitsluitend subsidie verstrekt voor zover de eigen inkomsten over het jaar 2018, blijkend uit de jaarrekening die betrekking heeft op dat jaar, ten minste 15 procent bedragen van de totale baten van die instelling.

  • 2. Indien de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, niet een geheel getal is, wordt dat getal naar beneden afgerond, indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, en naar boven afgerond, indien dat cijfer een 5 of hoger is.

  • 3. Het bestuur kan bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing laten, indien deze door de instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die tot oneigenlijk gebruik van deze regeling zou leiden.

Artikel 5. Hoogte subsidiebedrag voor instellingen bedoeld in artikel 3 eerste lid

  • 1. De subsidie bedraagt 22,3 procent van de gemiddeld over de jaren 2018 en 2019 verworven eigen inkomsten van de instelling, blijkend uit de jaarrekeningen die betrekking hebben op die jaren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie, voor zover het instellingen betreft waarvan de hoofdpublieksactiviteit ten hoogste een keer in de twee jaar plaatsvindt, 22,3 procent van de eigen inkomsten van de instelling, verworven over het jaar in de periode 2017–2019 waarin de recentste editie van die hoofdpublieksactiviteit heeft plaatsgevonden, blijkend uit de jaarrekening die betrekking heeft op dat jaar.

  • 3. De uitkomst van de berekeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt:

    • a. gemaximeerd op een bedrag dat gelijk is aan 200 procent van het totaal aan structurele subsidies van bestuursorganen die aan de instelling zijn verstrekt ten behoeve van haar exploitatie in 2018; en

    • b. naar boven afgerond op honderd euro’s.

  • 4. Artikel 5 lid 3 sub a is niet van toepassing in het geval een instelling geen structurele subsidie heeft ontvangen van bestuursorganen ten behoeve van de exploitatie in 2018.

Artikel 6. Hoogte subsidiebedrag voor aanvragers als bedoeld in artikel 3 tweede lid

  • 1. De subsidie bedraagt 50 procent van het jaarlijkse subsidiebedrag dat de instelling voor de periode 2021–2024 voor een periode van minimaal twee aaneengesloten jaren heeft aangevraagd op grond van de Deelregeling Kunstpodia 2020–2024.

  • 2. Voor zover door het bestuur aan een afgewezen aanvrager met een positieve beoordeling met het oog op subsidieterugval na 2020 bij wijze van tegemoetkoming coulancehalve een subsidie is of wordt verstrekt, wordt het bedrag daarvan in mindering gebracht op de subsidie die de instelling ontvangt op grond van deze regeling.

  • 3. Aan de aanvrager wordt ten hoogste eenmaal subsidie verstrekt ten laste van het budget dat op grond van deze regeling ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 7. Ambtshalve verstrekking

Het bestuur verleent de subsidie zonder voorafgaande aanvraag.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt 3.125.300 euro.

  • 2. Indien het subsidieplafond door toepassing van het bepaalde in artikel 5 en artikel 6 zou worden overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen naar rato verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

  • 3. Aan een aanvrager zoals bedoeld in artikel 3 tweede lid wordt ten hoogste eenmaal subsidie verstrekt ten laste van het budget dat op grond van hoofdstuk 4 paragraaf 2a of 4e van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Artikel 9. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 10 Overig

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het bestuur kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, artikelen of onderdelen daarvan buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Compensatieregeling Coronacrisis Meerjarige Kunstpodia Tweede Steunmaatregel.

Deze regeling zal na goedkeuring door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap in de Staatscourant worden geplaatst.

De stichting Mondriaan Fonds, E. van der Lingen directeur-bestuurder

TOELICHTING BIJ COMPENSATIEREGELING CORONACRISIS MEERJARIGE KUNSTPODIA TWEEDE STEUNMAATREGEL

Inleiding

Deze compensatieregeling maakt onderdeel uit van het tweede steunpakket voor cultuur dat het kabinet ter beschikking heeft gesteld. Een van de instrumenten is het verhogen van de bijdrage aan instellingen die in de periode 2021–2024 onderdeel uitmaken van de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS) en de instellingen en festivals die in dezelfde periode meerjarige subsidie ontvangen van de zes rijkscultuurfondsen.

Een ander instrument is de zogeheten de overbruggingssubsidie; een bijdrage voor aanvragers van de Deelregeling Kunstpodia 2020–2024 die vanwege ontoereikend budget van de regeling een negatief subsidieadvies kregen, ondanks een positieve beoordeling van de adviescommissie.

Bij het opstellen van de regeling en de toelichting is zoveel als mogelijk aangesloten bij de tekst van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Voor wie

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan kunstpodia waaraan in de jaren 2020–2024 voor tenminste twee aaneengesloten jaren op basis van een positief advies van de adviescommissie een bijdrage van het fonds is verleend op grond van Deelregeling Kunstpodia 2020–2024. En aan instellingen waaraan in de jaren 2019–2021, waaronder in ieder geval 2021 voor tenminste twee aaneengesloten jaren subsidie is verstrekt op grond van de Deelregeling Meerjarenprogramma’s Presentatie- en Erfgoedinstellingen 2017.

Ook aanvragers van een meerjarige subsidie die, ondanks een positieve beoordeling een negatief subsidieadvies kregen op basis van de regeling Kunstpodia 2020–2024 (omdat het budget van de regeling niet toereikend was) komen in aanmerking voor een subsidie.

Voorwaarden voor instellingen die wél een bijdrage ontvingen

Naarmate een kunstpodium minder afhankelijk is van eigen inkomsten, zal deze naar verwachting ook minder hard worden geraakt door de COVID-19-crisis. Daarom is ook in het kader van deze regeling voor gekozen om te werken met een minimum aan eigen inkomsten dat een instelling in de subsidieperiode 2017–2020 onder normale omstandigheden zou hebben behaald: het aandeel in de totale baten van de instelling moet in het jaar 2018 ten minste 15 procent zijn geweest. De gedachte is dat een instelling die onder dat percentage zit, de in dat geval relatief beperkte terugval in eigen inkomsten zelf zal kunnen dekken, bijvoorbeeld uit de eigen reserves.

Procedure

Het subsidie wordt ambtshalve toegekend. Er hoeft dus geen aanvraag te worden ingediend door meerjarige instellingen. Het gaat om een eenmalige subsidie.

Hoogte bijdrage

Het subsidie wordt verdeeld volgens de rekenregel, zoals die is vastgelegd in de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Er is voor gekozen om niet de gehele terugval van eigen inkomsten op grond van deze regeling te compenseren. Om het ter beschikking staande budget effectief in te kunnen zetten, ontvangt elke instelling een tegemoetkoming van 22,33 procent van het gemiddelde bedrag aan eigen inkomsten in de jaren 2018 en 2019. Omdat de instellingen die binnen de doelgroep vallen geen winstoogmerk hebben, zullen hun reserves doorgaans lager zijn dan die van commerciële bedrijven in dezelfde sector. Niettemin is het redelijk de culturele instellingen te vragen in elk geval een deel van hun algemene reserve in te zetten voor kosten die verband houden met de COVID-19-crisis.

De regeling voorziet in een maximering van het te verlenen bedrag: de aanvullende steun bedraagt nooit meer dan 200 procent van de som van structurele overheidssubsidies die aan de instelling zijn verstrekt ten behoeve van haar exploitatie in 2018. Omdat het daarbij nadrukkelijk gaat om structurele subsidies, tellen subsidies van incidentele aard niet mee bij die berekening. Er is geen sprake van maximering in het geval een instelling geen structurele overheidssubsidie ontvangt.

Als het subsidieplafond door het toepassen van de rekenregel wordt overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen naar rato verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

Verantwoording

De verantwoording van het subsidie is onderdeel van de verantwoording van de het meerjarige activiteitensubsidie 2021–2024.

Naar boven