Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 15565 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 15565 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 125b, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, eerste en vierde lid, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 85b, tweede lid, en 85d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28, eerste lid, 29a en 36a, tweede en derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31 en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
achterstandsscore als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO;
basisschool als bedoeld in artikel 1 WPO;
nummer waaronder een school staat geregistreerd in de Basisregistratie Instellingen;
basisregistratie personen;
leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
formatiebasisbedrag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
formatieleeftijdsbedrag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
instelling als bedoeld in artikel 1 WEC;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 WPO;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 WVO;
school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 WEC, niet zijnde een instelling;
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 WPO;
hoofd- of nevenvestiging van een basisschool;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het primair onderwijs;
Wet op het voortgezet onderwijs.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2020 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 39,51 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 72.574,27;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 88.540,08.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:
a. formatiebasisbedrag: € 35.124,96;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 947,84.
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, WPO bedraagt voor:
Bedrag per leerling |
Verhogingsbedrag |
|
---|---|---|
a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar |
€ 2.089,94 |
€ 56,40 |
b. leerlingen vanaf 8 jaar |
€ 1.454,17 |
€ 39,24 |
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%.
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, WPO.
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel |
Basisbedrag |
Leeftijdsbedrag |
---|---|---|
23, eerste lid, (zeer kleine scholen) |
€ 113.575,79 |
€ 2.552,25 |
24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet) |
€ 75.546,76 |
€ 2.038,61 |
24, tweede lid, onderdeel b, (kleine scholen verminderingsbedrag) |
€ 523,36 |
€ 14,12 |
1. Het bedrag per eenheid achterstandsscore bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, bedraagt € 584,52.
2. Het percentage ten behoeve van de overgangsbekostiging onderwijsachterstandenbestrijding in het geval de uitkomst van ‘A – B’ negatief is, bedoeld in artikel 36a, tweede lid, onder C, van het Besluit bekostiging WPO, bedraagt 13,99%.
3. Het percentage, bedoeld in artikel 36a, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO bedraagt 0,000%.
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel |
Bedrag |
---|---|
3a, vierde lid, (aanvang bekostiging) |
€ 14.756,68 |
29, zevende lid, (groei) |
€ 3.534,36 |
Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 18.994,81 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 34.960,62.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een basisbedrag en een bedrag per leerling:
a. basisbedrag = € 19.461,05;
b. bedrag per leerling = € 903,26.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 44.866,34 minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 309,46).
3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 6.288,00.
4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag per leerling, genoemd in het eerste lid.
5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 WPO.
1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in de artikelen B 16b en C 11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 72.574,27.
2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B 16g van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 18.994,81 per school.
3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B 16l van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 51.909,04 per school.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs is verbonden, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging voor personeel en voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen op 1 oktober 2020 op de afdeling, bedoeld in het eerste lid, de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.
Aantal leerlingen |
Bedrag personeel |
Bedrag materiële instandhouding |
---|---|---|
11 t/m 20 |
€ 15.690,41 |
€ 458,81 |
21 t/m 30 |
€ 23.535,60 |
€ 688,21 |
31 t/m 40 |
€ 31.381,20 |
€ 917,61 |
41 t/m 50 |
€ 39.233,47 |
€ 1.147,23 |
51 t/m 60 |
€ 47.078,68 |
€ 1.376,63 |
61 t/m 70 |
€ 54.924,28 |
€ 1.606,04 |
71 t/m 80 |
€ 62.769,48 |
€ 1.835,44 |
81 t/m 90 |
€ 70.614,69 |
€ 2.064,84 |
91 t/m 100 |
€ 78.459,88 |
€ 2.294,25 |
101 t/m 110 |
€ 86.305,09 |
€ 2.523,65 |
111 t/m 120 |
€ 94.150,29 |
€ 2.753,05 |
121 t/m 130 |
€ 101.995,50 |
€ 2.982,46 |
131 t/m 140 |
€ 109.841,10 |
€ 3.211,86 |
141 t/m 150 |
€ 117.693,37 |
€ 3.441,47 |
151 t/m 165 |
€ 125.538,57 |
€ 3.670,88 |
166 t/m 180 |
€ 133.384,16 |
€ 3.900,28 |
181 t/m 195 |
€ 141.229,37 |
€ 4.129,68 |
196 t/m 210 |
€ 149.074,57 |
€ 4.359,09 |
vervolgens per 15 leerlingen verhogen met |
€ 7.845,20 |
€ 229,40 |
3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2021 en een gelijkluidend exemplaar daarvan wordt ingediend gelijktijdig met de jaarstukken 2020. Aanvragen die op of na 1 juli 2021 bij DUO worden ontvangen worden in ieder geval afgewezen.
4. Voor de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl.
5. Het bevoegd gezag van een basisschool met een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien het aantal leerlingen in die afdeling ten opzichte van de datum waarop voor het laatst bekostiging op basis van dit artikel is toegekend zodanig is toegenomen dat het leerlingenaantal in een hogere categorie als bedoeld in de tabel in het tweede lid, is komen te vallen. Voor een basisschool met een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs waarvoor in het schooljaar 2021–2022 nog geen toekenning is afgegeven, wordt de toename van het aantal leerlingen vastgesteld door het aantal leerlingen in die afdeling af te zetten tegen nul.
6. Voor de aanvraag, bedoeld in het vijfde lid, wordt gebruik gemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl.
7. Het bevoegd gezag kan ten hoogste eenmaal per maand een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid indienen. Een aanvraag die wordt ontvangen op of na 1 juli 2022, wordt afgewezen.
8. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2021–2022 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2021. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
10. De bekostiging, bedoeld in het vijfde lid, is gebaseerd op de bedragen uit bovenstaande tabel. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2020 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,74 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 78.903,63;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 95.462,26.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:
a. formatiebasisbedrag: € 34.022,73;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 1.101,64.
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling: € 1.537,83;
b. verhogingsbedrag € 49,79.
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%.
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, WPO.
Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling € 2.197,87;
b. verhogingsbedrag € 71,17.
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:
a. basisbedrag € 1.364,31;
b. leeftijdsbedrag € 44,18.
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 15.910,38.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 19.371,63 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 35.930,26.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag = € 14.460,39;
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 1.288,27;
B = het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, vermenigvuldigd met € 202,62.
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a WPO, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 WPO.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2020 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,61 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 76.348,45;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten onderwijsondersteunend personeel: € 43.527,38;
d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 95.448,98.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:
a. formatiebasisbedrag: € 26.465,09;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 1.198,83.
3. Het bedrag per school en per leerling, respectievelijk de vermenigvuldigingsbedragen, bedoeld in artikel 117, achtste lid, WEC luiden conform onderstaande tabel.
Basisbedrag |
Leeftijdsbedrag |
|
---|---|---|
vast bedrag per school |
€ 31.054,14 |
€ 1.406,71 |
per leerling SO jonger dan 8 |
€ 1.495,28 |
€ 67,73 |
per leerling SO 8 jaar en ouder |
€ 1.040,08 |
€ 47,11 |
per leerling VSO |
€ 2.024,58 |
€ 91,71 |
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000% en de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2020–2021 bedraagt 0,000%.
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WEC gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, WEC.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 117, vierde lid, WEC, artikel 132, vierde lid, WPO en artikel 85b, derde lid, WVO, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.
Categorie 1/l |
Categorie 2/m |
Categorie 3/h |
|
---|---|---|---|
per leerling SO jonger dan 8 |
€ 10.578,45 |
€ 15.401,12 |
€ 23.574,24 |
per leerling SO 8 jaar en ouder |
€ 9.681,38 |
€ 16.714,31 |
€ 24.887,43 |
per leerling VSO |
€ 10.813,10 |
€ 18.985,90 |
€ 23.524,79 |
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC is:
a. basisbedrag: € 1.018,91;
b. leeftijdsbedrag: € 46,15.
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC, is € 15.908,16.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel.
aantal leerlingen |
SO of VSO |
SOVSO |
MG SO of VSO |
MG SOVSO |
---|---|---|---|---|
1 tot en met 49 |
€ 22.034,53 |
€ 22.034,53 |
€ 41.135,06 |
€ 41.135,06 |
50 of meer |
€ 41.135,06 |
€ 60.235,59 |
€ 41.135,06 |
€ 60.235,59 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 WEC, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B’, waarin:
A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met € 1.156,04;
B = het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, vermenigvuldigd met € 158,53.
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a WEC, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel.
Artikel |
Bedrag |
---|---|
31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen) |
€ 187,00 |
32, eerste lid, (overdracht bij toename) |
€ 3.566,44 |
32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv) |
€ 5.097,17 |
33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober) |
€ 8.663,62 |
Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som der achterstandsscores van de vestigingen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 13,45 per achterstandsscore toegekend.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 132, derde lid, WPO, is € 385,55.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 85b, tweede lid, WVO, is € 617,34.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 125b, eerste lid, onderdeel b, WPO en artikel 85d, eerste lid, onderdeel b, WVO, wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Basisbedrag |
|
---|---|
per leerling SO <8 |
€ 4.313,69 |
per leerling SO >=8 |
€ 3.000,49 |
per leerling VSO |
€ 5.840,66 |
De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.
Bedrag |
Verhogingsbedrag |
|
---|---|---|
per leerling SO <8 |
€ 1.495,28 |
€ 67,73 |
per leerling SO >=8 |
€ 1.040,08 |
€ 47,11 |
per leerling VSO |
€ 2.024,58 |
€ 91,71 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 WEC, is voor de instellingen in deze paragraaf € 1.156,04 per leerling.
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a WEC, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.
De bedragen, bedoeld in artikel 117, vijfde lid, WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.
BRIN-nr |
Naam instelling |
Ondersteuningsbedrag |
---|---|---|
25GP |
Visio Onderwijs Haren |
€ 3.510.685,28 |
25GR |
Bartimeus OVVGL |
€ 11.297.668,30 |
25HD |
Kon. Visio Onderwijs Huizen |
€ 6.392.028,99 |
25HE |
Kon. Visio Onderwijs Zuid |
€ 13.390.422,37 |
01JO |
Auris Prof. Groenschool |
€ 72.907.789,59 |
08ZP |
Taalbrug Junior |
€ 25.069.123,82 |
17GW |
Kentalis Compas |
€ 107.335.812,35 |
20WR |
Alexander Roozendaalschool |
€ 27.887.585,52 |
1. Artikel 1 van de Algemene termijnenwet is van toepassing op dit hoofdstuk.
2. Indien de peildatum, bedoeld in de artikelen 32 tot en met 34, valt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag wordt als peildatum de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is aangehouden.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2022 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Aantal schipperskinderen |
Bedrag personeel |
Bedrag MI |
---|---|---|
3 tot en met 6 |
€ 15.813,93 |
€ 426,76 |
7 tot en met 10 |
€ 23.514,06 |
€ 640,25 |
11 tot en met 14 |
€ 31.221,45 |
€ 853,52 |
15 tot en met 18 |
€ 38.921,58 |
€ 1.067,01 |
En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met |
€ 7.700,13 |
€ 213,49 |
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;
b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;
c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school bezoekt in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd.
4. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren, is opgenomen.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
7. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2022.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2022 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging voor zowel personeel als voor materiële instandhouding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 3.338,00 per ingeschreven leerling met een culturele achtergrond van de Roma of Sinti. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;
b. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en
c. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd.
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2022.
7. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen leerlingen een verklaring van de ouders over de culturele achtergrond van de Roma en Sinti van de leerling aanwezig is. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het op www.duo.nl beschikbaar gestelde formulier.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht; en
c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal één jaar als bedoeld in onderdeel b.
3. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie een overzicht is opgenomen van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving.
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000:
– die ingeschreven staat op een basisschool;
– die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000;
1°. deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, of;
2°. in het bezit is gesteld van een verklaring van het centraal orgaan asielzoekers, waaruit blijkt dat de vreemdeling, dan wel een of beide ouders of voogden in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h, j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en;
– aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker,
– die ingeschreven staat op een basisschool;
–
1°. die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000;
2°. van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000;
3°. die in het bezit is van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat hij of zij burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
4°. waarvan ten minste één van de ouders in het bezit is van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat hij of zij burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en;
– aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste 4 asielzoekers en/of overige vreemdelingen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. De bijzondere en de aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. de eerste schooldag voor de periode augustus tot en met oktober;
b. 1 november voor de periode november tot en met januari;
c. 1 februari voor de periode februari tot en met april;
d. 1 mei voor de periode mei tot en met juli.
4. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en de aanvullende bekostiging een aanvraag in, die indien de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2021 en indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft binnen, vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
5. Een basisschool die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 12.786,00.
6. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de basisschool;
b. indien de peildatum de eerste schooldag betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de eerste schooldag, en het aantal asielzoekers dat op 1 oktober van het voorgaande schooljaar aan de basisschool stond ingeschreven of indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de peildatum; en
c. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de basisschool niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk de eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen heeft verzorgd.
7. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen asielzoekers en overige vreemdelingen één of meerdere bewijsstukken aanwezig zijn waaruit blijkt dat de school in aanmerking komt voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel.
8. Van alle asielzoekers en overige vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. Als de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de basisschool aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de basisschool aanwezig zijn.
9. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
10. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend volgens de volgende formules:
Indien de peildatum de eerste schooldag betreft;
• indien Ap groter is dan At:
(Ap – At) x € 10.671,05 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor (Ap – At), een aftrek plaatsvindt van € 3.534,36 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met At x (€ 3.236,82 + € € 87,54) x 3/12 en verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € € 87,54) x 3/12
• indien Ap niet groter is dan At:
Ap x (€ 3.236,82 + € € 87,54) x 3/12 verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € € 87,54) x 3/12;
waarin:
Ap = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat asielzoeker zijn;
At = het aantal op 1 oktober van het voorgaande schooljaar ingeschreven leerlingen dat op de eerste schooldag asielzoeker is;
Vp = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.
Indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft:
Ap x € 10.671,05 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 of 30 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor Ap, een aftrek plaatsvindt van € 3.534,36 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € € 87,54) x 3/12;
waarin:
Ap = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;
Vp = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoeker: vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000,
– die ingeschreven staat op een basisschool, en;
– die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en;
–
1°. deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet; of
2°. van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet, en;
– die aantoonbaar langer dan één jaar maar korter dan twee jaar woonachtig is in Nederland.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar onderwijs wordt verzorgd voor asielzoekers ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. De bijzondere en de aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. de eerste schooldag, voor de periode augustus tot en met oktober;
b. 1 november, voor de periode november tot en met januari;
c. 1 februari, voor de periode februari tot en met april;
d. 1 mei, voor de periode mei tot en met juli.
4. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2021 en indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
5. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de basisschool; en
b. het aantal ingeschreven asielzoekers volgens dit artikel op de peildatum.
6. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen asielzoekers bewijsstukken worden opgenomen waarmee kan worden aangetoond dat de school in aanmerking komt voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel.
7. Van alle asielzoekers die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de basisschool aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de basisschool aanwezig zijn.
8. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per asielzoeker € 1.604,00 vermenigvuldigd met 3/12.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
bekostigde speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO;
1°. leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;
2°. die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en onderscheidenlijk van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; en
3°. aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan:
a. leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;
b. van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
c. die op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in Nederland verblijft; en
d. aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
4. De bijzondere en de aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. de eerste schooldag voor de periode augustus tot en met oktober;
b. 1 november voor de periode november tot en met januari;
c. 1 februari voor de periode februari tot en met april;
d. 1 mei voor de periode mei tot en met juli.
5. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien het de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2021 en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
6. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 12.786,00.
7. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal vreemdelingen dat op de peildatum korter dan 1 jaar in Nederland is;
c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd; en
d. in geval van toepassing van het zesde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.
8. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen vreemdelingen bewijsstukken aanwezig zijn waaruit blijkt dat de school in aanmerking komt voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel.
9. Van vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de school aanwezig is.
10. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
11. De bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 3.236,82 voor personeel en € 87,54 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden vermenigvuldigd met 3/12.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoeker:
a. een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst; of
b. een leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 oktober 2020 asielzoekers worden opgevangen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per asielzoeker € 971,00.
4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. het BRIN-nummer van de school waar de asielzoekers worden opgevangen;
b. het aantal asielzoekers op 1 oktober 2020 onder het BRIN-nummer zoals opgenomen in de aanvraag; en
c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekers zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan opvang asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.
5. De aanvraag moet door DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2021. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen op of na deze datum.
6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk in september 2021.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd wordt, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg
de capaciteit uitgedrukt in leerlingen
2. Het bevoegd gezag ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel. De bijzondere bekostiging bedraagt per vestiging € 39.151,49 en € 4.536,46 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Justitie en Veiligheid toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.
3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op 1 januari 2021 door de Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit aan de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestigingen bedoeld in het eerste lid op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald.
4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 17.809,80 voor personeel en € 1.933,11 voor materiële instandhouding.
5. Indien er op 1 januari 2022 van het lopende schooljaar door de Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en of door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer of minder capaciteit aan de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is toegekend dan de capaciteit op grond waarvan de bekostiging, bedoeld in het tweede en derde lid is bepaald, wordt bijzondere en aanvullende bekostiging bedoeld in het tweede en derde lid herzien voor de resterende maanden van het schooljaar, op basis van de toegekende capaciteit op 1 januari 2022.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige meervoudige beperking: een leerling met een combinatie van een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 oktober 2020 ingeschreven stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.
2. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar op 1 oktober 2020 leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel.
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school; en
b. het aantal op 1 oktober 2020 ingeschreven leerlingen met een ernstige meervoudige beperking als bedoeld in het eerste lid.
4. De aanvraag dient uiterlijk op 15 september 2021 ontvangen te zijn. Aanvragen die na die datum worden ontvangen, worden afgewezen.
5. De bekostiging bedraagt per ingeschreven leerling met een ernstige meervoudige beperking maximaal € 8.000,00.
6. Voor de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel is voor het schooljaar 2021–2022 een bedrag van maximaal € 10 miljoen beschikbaar.
7. Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden, wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, bedoeld in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
8. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beslist uiterlijk in november 2021 op de aanvraag.
1. Het bevoegd gezag van een instelling of een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, waar op 1 oktober 2020 ten minste 7 leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs waren ingeschreven en van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers uiterlijk op 1 december 2020 waren opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.
2. De bekostiging bedraagt per ingeschreven leerling met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs die voldoet aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid maximaal € 900,00.
3. Voor de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel is voor schooljaar 2021–2022 een bedrag van maximaal € 16,5 miljoen beschikbaar.
4. Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het derde lid, dreigt te worden overschreden, wordt het bedrag per leerling, bedoeld in het tweede lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
5. In de verantwoording over kalenderjaar 2021 en 2022 wordt aangegeven waar de bijzondere bekostiging voor de beloning van leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd aan besteed is, waarbij in ieder geval het aantal leraren dat een beloning heeft ontvangen wordt vermeld.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die per 1 augustus 2021 samengaat met een speciale school voor basisonderwijs, die wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2021 én waarvan blijkens de registratie in het register onderwijsdeelnemers ten minste de helft van de leerlingen op de eerste schooldag zijn ingeschreven op de basisschool, ontvangt op aanvraag de eerste zes schooljaren na samengaan bijzondere bekostiging voor personeel.
2. Een aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt per brief ingediend bij DUO en moet voor 30 september 2021 door DUO ontvangen zijn. Aanvragen die op of na deze datum worden ontvangen, worden afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam en BRIN-nummer van de basisschool;
b. naam en BRIN-nummer van de op te heffen speciale school voor basisonderwijs; en
c. het BRIN-mutatieformulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs wordt gemeld of een kopie van het BRIN-mutatie formulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs is gemeld.
3. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste schooljaar na de opheffing gelijk aan de som van de bekostiging op grond van artikel 120, tweede lid, onderdeel c, WPO en de aanvullende bekostiging op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing.
4. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het tweede tot en met zesde schooljaar na het samengaan gelijk aan de aanvullende bekostiging op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk op 30 januari 2022.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders is voor het schooljaar 2021–2022 € 92,06.
1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 jaar wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30 jaar. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.
2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 WPO of artikel 169 WEC bedoelde rechtspersoon.
3. In geval van een samenvoeging van scholen is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.
4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.
5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.
1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.
2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 6, 8, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, 13, tweede lid, 15, 16, 17, 18, tweede lid, 25 en 27 vindt plaats op grond van de volgende percentages:
Augustus |
6,91% |
September |
6,91% |
Oktober |
6,91% |
November |
6,91% |
December |
6,91% |
Januari |
10,25% |
Februari |
9,20% |
Maart |
9,20% |
April |
9,20% |
Mei |
9,20% |
Juni |
9,20% |
Juli |
9,20% |
3. De bekostigingsbedragen, bedoeld in de artikelen 32, 33 en 34 worden telkens in één termijn uitbetaald.
De bijzondere en de aanvullende bekostiging, verstrekt op grond van deze regeling, kunnen worden besteed aan alle activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt aan de basisschool, speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een instelling, een samenwerkingsverband PO, een samenwerkingsverband VO of een school als bedoeld in de WVO.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling worden voor het schooljaar 2021–2022 de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling ten opzichte van eerdere regelingen is dat het bedrag per leerling voor de prestatiebox vervangen wordt door een bedrag per leerling voor professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders. De middelen voor de prestatiebox zijn in schooljaar 2020–2021 voor het laatst onder de huidige voorwaarden beschikbaar gesteld. Met ingang van schooljaar 2021–2022 worden middelen verstrekt voor professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders. Deze doelen komen in de plaats van de doelen zoals opgenomen in het sectorakkoord. Dit sectorakkoord is geëindigd in 2020.
Daarnaast wijzigt de bijzondere bekostiging van justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4. Met de vereenvoudiging van de bekostiging in het primair onderwijs wordt van de schooljaarsystematiek overgestapt op een kalenderjaarsystematiek om de bekostiging te verstrekken. De bijzondere bekostiging voor GJI/JJI gaat daardoor beter aansluiten op de actualiteit, aangezien de capaciteit die wordt toegekend voor een kalenderjaar ook daadwerkelijk de grondslag vormt voor de bekostiging in dat kalenderjaar. In aanloop op de vereenvoudiging wordt middels het inbouwen van een herberekeningsmoment per 1 januari 2022 alvast een voorschot genomen op deze aansluiting op de actualiteit.
Met ingang van schooljaar 2021–2022 wordt de bijzondere bekostiging ten behoeve van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een instelling of school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd niet meer op aanvraag verstrekt, maar ambtshalve toegekend. Er hoeft voor het ontvangen van deze bijzondere bekostiging dus geen aanvraag meer te worden ingediend. Het bekostigingsbedrag wordt gebaseerd op het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs dat op 1 oktober 2020 op de school is ingeschreven en uiterlijk op 1 december 2020 in het register onderwijsdeelnemer is opgenomen.
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen worden vastgesteld. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe “opgespaard” tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsregelingen in deze regeling samengebracht. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader van de vereveningssystematiek “passend onderwijs” wordt in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de WPO en de WEC kan de minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan bijzondere bekostiging kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging in verband met samenvoeging. Deze is opgenomen in een aparte regeling: de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC.
De onderhavige regeling betreft de aanpassing van de bedragen aan het begin van het schooljaar 2021–2022.
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2021–2022.
• Verzoeken om bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum (artikel 32, 33 en 34) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen, omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.
• Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2022 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO.
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien.
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van scholen voor (v)so in verband met:
• Groei van het aantal leerlingen.
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, WPO voor de periode van 1 augustus 2021 tot 1 augustus 2022 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 2.122,14 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
• het BRIN-nummer van de school;
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking.
In de regeling wordt steeds verwezen naar het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. Een aanvraag kan elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk portaal. Ook kan een schriftelijk verzoek worden ingediend.
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
De wijzigingen betreffen alleen wijzigingen van prijzen en bedragen en leiden dus niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met eerdere regelingen. De wijzigingen in bijzondere bekostiging voor justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4 en bijzondere bekostiging ten behoeve van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd leiden niet tot een wijziging in administratieve lasten, gelet op het feit dat dit een beperkte groep is en het slechts een beperkte administratieve handeling is.
Er zijn geen prijsaanpassingen ten opzichte van de voorlopig vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2020–2021. Ten opzichte van de voorlopig vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2020–2021, is de aanpassing per 1 augustus 2021 voor de leraren, het onderwijsondersteunend personeel en de schoolleiding 0,000%. Ook de aanpassing van alle bedragen personeels- en arbeidsmarktbeleid bedraagt 0,000%.
Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is verhoogd doordat een deel van de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum is toegevoegd. Bij het sluiten van de sectorakkoorden is de afspraak gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit de sectorakkoorden voldoende voortgang zou zijn behaald, (een deel van) de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum konden worden toegevoegd (Kamerstukken II 2020/21, 31 293, nr. 549). Dit geldt voor het po bijvoorbeeld voor de inzet van digitale leermiddelen, onderzoekend leren, wetenschap en techniek en toptalenten. Er is ruim € 160 miljoen aan de lumpsum toegevoegd, met een verhoging van het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkbeleid van € 107,59 per leerling. De middelen bestemd voor cultuureducatie blijven specifiek inzichtelijk en betreffen € 16,48 per leerling. Daarnaast is in schooljaar 2021–2022, net als in schooljaar 2020–2021, het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkt verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Het bedrag per leerling voor werkdruk in voor het basisonderwijs bedraagt € 252,78 per leerling, het bedrag per leerling in het speciaal basisonderwijs bedraagt € 379,17 per leerling en het bedrag per leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs bedraagt € 505,56. Deze bedragen zijn onderdeel van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2021 ongewijzigd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is verhoogd met € 107,59 per leerling doordat een deel van de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum is toegevoegd. In het bedrag is per leerling een bedrag van € 16,48 opgenomen voor cultuureducatie.
Daarnaast is in schooljaar 2021–2022, net als in schooljaar 2020–2021, het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkt verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Het bedrag per leerling voor werkdruk bedraagt in voor het basisonderwijs € 252,78 per leerling, in het speciaal basisonderwijs € 379,17 per leerling en in het (voortgezet) speciaal onderwijs € 505,56 per leerling. Deze bedragen zijn onderdeel van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
In de voor schooljaar 2021–2022 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO en VO, is een bedrag van € 13,91 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen.
Dit artikel zorgt er voor dat in gevallen waarin een indieningstermijn eindigt in een weekend of een algemeen erkende feestdag ook de aanvragen die bij DUO bezorgd worden op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is nog als tijdig aangemerkt kunnen worden. Daarnaast is voor de peildata in de artikelen 32, 33 en 34 geregeld dat als deze in een weekend of op een feestdag vallen de eerstvolgende schooldag als peildatum gehanteerd kan worden.
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
De in de artikelen 32 tot en met 34 genoemde bewijsstukken zijn bedoeld om de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland aan te kunnen tonen indien er een controle wordt uitgevoerd. Als bewijsstuk kan gedacht worden aan een beschikking van de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, een rapportage van de Immigratie- en Naturalisatiedienst of een registratieformulier van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.
Voor de bijzondere bekostiging van aanwezigheid van leerlingen met een culturele achtergrond van Roma en Sinti is geregeld dat er in de leerlingenadministratie een ouderverklaring over de culturele achtergrond van het kind aanwezig moet zijn. Dit ouderverklaringsformulier is via www.duo.nl beschikbaar gesteld. Naast het ouderverklaringsformulier mag ook het aanmeldformulier van de school gebruikt worden als bewijsstuk voor een aanvraag voor bijzondere bekostiging voor aanwezigheid van kinderen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti. Via www.duo.nl is een formulier met een voorbeeld voor een op te nemen passage in het aanmeldformulier beschikbaar gesteld.
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Om als vestiging verbonden aan een GJI-instelling voor bijzondere bekostiging op basis van dit artikel in aanmerking te komen dienen op de vestiging alleen leerlingen van de betrokken GJI-instelling ingeschreven te zijn. Indien ook andere leerlingen op deze vestiging zijn ingeschreven, wordt de vestiging geacht niet te voldoen aan de voorwaarden in dit artikel.
De wijziging, beschreven in paragraaf 1.1 van het Algemene deel van deze toelichting, leidt tot de volgende aanpassingen in dit artikel. In het derde lid wordt geregeld dat, zoals gebruikelijk, de bekostiging voor het schooljaar 2021–2022 wordt vastgesteld op grond van de capaciteit die op 1 januari 2021 door de betreffende ministers aan de vestiging is toegekend. Deze bekostiging wordt berekend op schoolniveau op grond van de capaciteit van alle vestigingen van de school die zijn verbonden aan een JJI of GJI. Dit is conform de geldende uitvoeringswerkelijkheid en in de terminologie van dit artikel nu verduidelijkt.
In het vijfde lid wordt geregeld dat, op grond van de door de betreffende ministers toegekende capaciteit op 1 januari 2022, de bekostiging wordt aangepast aan deze actuele capaciteit voor de maanden januari tot en met juli 2022.
In de brief Voortgang onderwijs-zorg van 30 oktober 2019 is aangekondigd dat het beschikbare budget voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking in de jaren 2020, 2021 en 2022 tijdelijk wordt verhoogd met € 5 miljoen (Kamerstukken II, 2019/20, 31 497, nr. 334). Voor schooljaar 2021–2022 is er € 10 miljoen beschikbaar.
Artikel 38 dient zodat instellingen of scholen in het voortgezet speciaal onderwijs die het uitstroomprofiel vervolgonderwijs aanbieden een beroep kunnen doen op bijzondere bekostiging ten behoeve van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd. Met ingang van schooljaar 2021–2022 wordt deze bijzondere bekostiging niet meer op aanvraag verstrekt, maar ambtshalve toegekend. Er hoeft voor het ontvangen van deze bijzondere bekostiging dus geen aanvraag meer te worden ingediend. Het bekostigingsbedrag wordt gebaseerd op het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs dat op 1 oktober 2020 op de instelling of school is ingeschreven en uiterlijk op 1 december 2020 in het register onderwijsdeelnemers is opgenomen.
Met ingang van schooljaar 2021–2022 worden middelen verstrekt voor professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders. Scholen ontvangen een bedrag per leerling. Deze doelen komen in de plaats voor de doelen zoals opgenomen in het sectorakkoord. Dit sectorakkoord is geëindigd in 2020.
Gelet op artikel 9.1, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt in artikel 43 van deze regeling bepaald dat de op grond van deze regeling verstrekte bekostiging vrij besteedbaar is (binnen de doelen waarvoor bekostiging aan de school wordt verstrekt). Dit is in lijn met het lumpsum-principe. Verantwoording vindt plaats overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-15565.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.