Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 maart 2021, kenmerk 1841816-219543-J, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering voor de instandhouding en doorontwikkeling van de bovenregionale expertisecentra jeugdhulp

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bovenregionaal gebied:

een cluster van jeugdregio’s in een bepaald gebied zoals opgenomen in bijlage 1;

bestuurlijk overleg expertisecentra jeugdhulp:

overleg tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de VNG en acht wethouders van de coördinerende gemeenten die verantwoordelijk zijn voor het jeugddomein;

coördinerende gemeente:

de gemeente, genoemd in bijlage 1, die verantwoordelijk is voor de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum jeugdhulp voor het bovenregionale gebied;

expertisecentrum jeugdhulp:

centrum in een bovenregionaal gebied dat ten doel heeft om te zorgen voor een passende oplossing voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek die vastlopen in de zorg of niet de juiste hulp krijgen en te voorkomen dat de zorgvraag van jongeren steeds complexer wordt;

jeugdregio:

een regionaal samenwerkingsverband waarin gemeenten bovenlokaal samenwerken voor uitvoering van jeugdhulptaken;

landelijk projectleider:

de persoon die door de VNG en de minister is aangesteld om het lerend netwerk expertisecentra te faciliteren en de projectleider verantwoordelijk voor de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum hierbij te ondersteunen;

lerend netwerk expertisecentra:

een landelijk lerend netwerk van de projectleiders expertisecentrum jeugdhulp onder leiding van en georganiseerd door de landelijk projectleider;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

projectleider expertisecentrum jeugdhulp:

de persoon die door de coördinerende gemeente is aangesteld en de opdracht heeft om het expertisecentrum jeugdhulp binnen het desbetreffende bovenregionale gebied in stand te houden en door te ontwikkelen;

SiSa:

Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen (hierna: medeoverheden) zich per jaar verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen en/of provinciale middelen;

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

  • 1. De minister kan een specifieke uitkering aan een coördinerende gemeente verstrekken voor activiteiten die nodig zijn in verband met de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum jeugdhulp voor het bovenregionale gebied conform de uitgangspunten als bedoeld in de Kamerbrief ‘Stand van zaken expertisecentra jeugdhulp’ d.d. 17 juni 2020.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten of zijn ondersteunend aan de volgende doelstellingen:

    • a) het zorgen voor passende oplossingen voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek die nu vastlopen in de zorg en niet de juiste hulp krijgen;

    • b) het bijdragen aan een lerend stelsel en de ontwikkeling van kennis;

    • c) de organisatie en het beheer van een expertisecentrum jeugdhulp.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

De specifieke uitkering per coördinerende gemeente bedraagt in 2021 maximaal:

a.

Amsterdam

€ 3.650.298,–

b.

Rotterdam

€ 4.680.380,–

c.

Eindhoven

€ 3.699.046,–

d.

Roermond

€ 1.741.998,–

e.

Groningen

€ 2.529.330,–

f.

Utrecht

€ 2.633.019,–

g.

Nijmegen

€ 3.046.796,–

h.

Enschede

€ 2.019.132,–

Artikel 5. Verlening

  • 1. De minister geeft uiterlijk 12 weken na inwerkingtreding van deze regeling een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3 voor het bedrag genoemd in artikel 4.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval het doel waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1. De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de stand van zaken rond het expertisecentrum, de activiteiten die ondernomen worden en over de besteding van de middelen uit de specifieke uitkering.

  • 2. De coördinerende gemeente draagt de projectleider expertisecentrum jeugdhulp op om de landelijke projectleider via het lerend netwerk expertisecentra te informeren over de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum.

  • 3. De coördinerende gemeente draagt er zorg voor dat het expertisecentrum jeugdhulp de basisset indicatoren, zoals opgenomen in bijlage 2, gebruikt om te leren van de casuïstiek.

  • 4. De coördinerende gemeente draagt er zorg voor dat de projectleider expertisecentrum jeugdhulp participeert in het landelijk lerend netwerk expertisecentra.

  • 5. De coördinerende gemeente draagt er zorg voor dat de wethouder die verantwoordelijk is voor het jeugddomein deelneemt aan het bestuurlijk overleg expertisecentra jeugdhulp.

Artikel 7. Verantwoording

  • 1. De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.

  • 3. Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3 niet of niet geheel in het jaar 2021 is besteed aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan het overschot in het jaar 2022 worden besteed aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 8. Vaststelling

  • 1. De minister besluit uiterlijk 38 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021 en vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra jeugdhulp.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

BIJLAGE 1 REGIO-INDELING

Bovenregionaal gebied Noord-Holland

Coördinerende gemeente: Amsterdam

Bovenregionaal gebied Zuid-Holland

Coördinerende gemeente: Rotterdam

Aangesloten jeugdregio’s:

Aangesloten jeugdregio’s:

Kop van Noord-Holland

Holland Rijnland

Noord-Kennemerland

Haaglanden

Midden Kennemerland

Rijnmond

Zuid- Kennemerland

Zuid-Holland-Zuid

Haarlemmermeer

Midden-Holland

West-Friesland

 

Zaanstreek-Waterland

 

Amsterdam-Amstelland

 

Gooi- en Vechtstreek

 

Bovenregionaal gebied Brabant en Zeeland

Coördinerende gemeente: Eindhoven

Bovenregionaal gebied Limburg

Coördinerende gemeente: Roermond

Aangesloten jeugdregio’s:

Aangesloten jeugdregio’s:

Zeeland

Noord-Limburg

West-Brabant-West

Midden-Limburg West

West-Brabant-Oost

Midden-Limburg Oost

Midden Brabant

Zuid-Limburg

Zuidoost Brabant

 

Noordoost Brabant

 

Bovenregionaal gebied Utrecht en Flevoland

Coördinerende gemeente: Utrecht

Bovenregionaal gebied Overijssel

Coördinerende gemeente: Enschede

Aangesloten jeugdregio’s:

Aangesloten jeugdregio’s:

Utrecht

IJsselland

Utrecht West

Twente

Flevoland

 

Lekstroom

 

Zuidoost-Utrecht

 

Eemland

 

Bovenregionaal gebied Gelderland

Coördinerende gemeente: Nijmegen

Bovenregionaal gebied Noord Nederland

Coördinerende gemeente: Groningen

Aangesloten jeugdregio’s:

Aangesloten jeugdregio’s:

Rijk van Nijmegen

Friesland

Centraal Gelderland

Groningen

Achterhoek

Drenthe

Rivierenland

 

Food Valley

 

Noord Veluwe

 

Middel IJssel – Oost Veluwe

 

BIJLAGE 2 BASISSET INDICATOREN

Casusnummer

Aanmelddatum bij expertteam

 

Datum bespreking in expertteam

 

Is jongere en/of ouder aanwezig

Zo niet: is er een geldige toestemmingsverklaring?

Jongere

Geslacht

 

Geboortejaar

 

Woonplek

 

Jeugdregio

 

Gemeente woonplaatsbeginsel

 

Herkomst gemeente

 

Kader hulpverlening

 

Is er sprake van gesloten machtiging

 

Onderwijs

 

Zijn er problemen op school geweest

 

Is er sprake van een fysieke beperking

 

Is er een verklarende analyse gemaakt

 

Welke classificatie is diagnostisch vastgesteld (Ja/Nee/Onbekend)

AD(H)D, angststoornis, Autisme spectrum stoornis, Disharmonisch intelligentieprofiel, dissociatieve stoornis, eetstoornis, hechtingsstoornis, hoogbegaafdheid, LVB (50-85), middelenafhankelijkheid, persoonlijkheidsstoornis, (complexe) PTSS, stemmingsstoornis, verstandelijke handicap (<50), anders

Gezinsfactoren

Broer(s) en/of zus(sen)

 

Hebben ouder(s) problemen op 1 of meerdere leefgebieden

Zo ja, geef per leefgebied aan: ja/nee/onbekend

Psychische gezondheid, wonen, werk, financiën, lichamelijke gezondheid, pedagogisch functioneren, sociale contacten, levensbeschouwing, veiligheid, ingrijpende gebeurtenissen, relationele problemen

Aanvraaggegevens

 

Vragensteller aan expertteam

 

Binnen gekomen via

 

Is er sprake van doorbraak casus GI

 

GI-organisatie

 

Coördinerende gemeente

 

Is er sprake van heraanmelding

 

Wat is de vraag van de aanvrager (ja/nee)

Advies en consultatie, procesregie, introom verblijf, doorstroom verblijf, uitstroom verblijf, financieringsvraagstuk, wachtlijsten ambulante zorg, visieverschil

Proces

Wat heeft expertteam gedaan (ja/nee)

Bij elkaar brengen van partijen, opstellen van verklarende analyse met betrokkenen, vinden van een plek, bemiddeling, financiering creeëren, creeëren maatwerk

Korte toelichting antwoord op zorgvraag

 

Welk knelpunt is meest bepalend geweest

Procesregie is niet of onvoldoende ingevuld, verklarende analyse (onvoldoende) samen tot stand gebracht, visieverschil betrokken partijen, gevraagd aanbod ontbreekt, aanmeldvraag is niet de vraag van jongere, overgang 18-/18+

Als knelpunt is: ‘gevraagd aanbod ontbreekt’ is

Wachtlijstproblematiek, onvoldoende samenwerking partijen, terughoudendheid aanbieders i.v.m. complexe zorgvraag.

Is expertisenetwerk ingeschakeld

 

Wat heeft expertisenetwerk gedaan (ja/nee)

Advies en consultatie, organiseren van zorg, anders

Is er antwoord gekomen op de zorgvraag

 

Datum van afronding

 

Aantal uren besteed door expertteam

 

Follow-up 6-8 weken én 6-9 maanden na afronding

Jongere

 

Ben je blij met de hulp die je nu krijgt

 

Wat heeft jou het meest geholpen

 

Is er iets wat je moeilijk vindt

 

Heb je nog een tip voor ons

 

Ouder(s)

 

Bent u tevreden over de zorg die nu geboden wordt aan uw kind

 

Wat heeft het meest geholpen

 

Wat heeft u gemist

 

Heeft u nog een tip voor ons

 

TOELICHTING

Aanleiding

Op 19 september 2019 is een amendement ingediend door de Leden Westerveld en Klaver. Met dit amendement zijn vanaf 2020 middelen vrijgemaakt voor bovenregionale expertisecentra jeugdhulp voor jongeren met meervoudige problemen. Hiertoe is in 2020 de Regeling specifieke uitkering opzet expertisecentra jeugdhulp gepubliceerd. Deze regeling had als doel om de opzet van acht bovenregionale expertisecentra door acht coördinerende gemeenten te realiseren. Het is de bedoeling dat de expertisecentra in stand worden gehouden en zich verder gaan ontwikkelen. Hiervoor zijn structureel middelen gereserveerd. De onderhavige regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra jeugdhulp 2021 (hierna: deze regeling) is opgesteld voor de uitkering van deze middelen in 2021. Voor de daaropvolgende jaren wordt een structurele juridische basis uitgewerkt.

Op grond van de Jeugdwet draagt het college van burgemeesters en wethouders zorg voor het bieden van passende jeugdhulp aan kinderen en jongeren in de gemeente. In de meeste gevallen lukt dat. Vanaf 2017 is ingezet op de vorming van expertteams in de regio om passende zorg- en ondersteuning mogelijk te maken. Er blijft echter (een relatief kleine) groep waarvoor het niet lukt die passende hulp te organiseren. Dit kan verschillende oorzaken hebben, waaronder:

  • 1. Gebrekkige ontwikkeling en implementatie van kennis: bij triage is het belangrijk snel te weten of sprake is van meervoudige problematiek en/of urgentie, zodat de juiste zorg verleend kan worden. Voor het verlenen van integrale zorg is kennisontwikkeling nodig. Vervolgens is tijd en ondersteuning nodig voor professionals om deze kennis in de praktijk toe te passen.

  • 2. Gebrekkige aansluiting van aanbod op behoefte: het huidige aanbod is nog te veel gericht op enkelvoudige specialistische jeugdhulp. Meervoudige problematiek vraagt om een integrale benadering, behandeling van meerdere aspecten en onderliggende problematiek. Hiervoor is ook vaak samenwerking over de domeinen heen (somatische zorg, gehandicaptensector en geestelijke gezondheidszorg) nodig. Deze integrale aanpak komt nu onvoldoende tot stand.

  • 3. Gebrekkige schaal en sturing: sommige vormen van specialistische hulp zijn niet goed te organiseren op gemeentelijk (of in sommige gevallen regionaal) niveau, omdat de problematiek weinig voorkomt en/of complex is. Door schaalniveau is de kennis om zorg te kunnen beoordelen en overzicht over beschikbaar aanbod, niet altijd voorhanden.

Met het verstrekken van een specifieke uitkering in 2020 konden acht bovenregionale expertisecentra opgezet worden. Deze expertisecentra zijn opgezet door acht coördinerende gemeenten ten behoeve van de gehele regio. De expertisecentra hebben tot doel te zorgen dat jongeren met complexe en meervoudige problematiek op tijd, de juiste hulp, op de juiste plek ontvangen. Daarnaast draagt het expertisecentrum bij aan het steeds beter worden op langere termijn, het doorontwikkelen van het vak en vakmanschap, zodat met tijdige en betere interventies complexe problematiek zo veel mogelijk voorkomen wordt.

De transformatie in het jeugdveld is nog gaande. Voor de opzet en voor de instandhouding en doorontwikkeling van de bovenregionale expertisecentra jeugdhulp wordt daarom gekozen voor een lerende aanpak. Coördinerende gemeenten krijgen hiermee de ruimte om het expertisecentrum in het bovenregionale gebied aan te laten sluiten op de ontwikkelingen in de regio en in een lerend netwerk van de acht expertisecentra. Deze lerende aanpak stelt de coördinerende gemeenten in staat om in nauwe samenwerking met relevante partijen (zoals andere regio’s, regionaal expertteams, jeugdhulpaanbieders, jeugdhulpprofessionals en cliënten zelf) de expertisecentra door te ontwikkelen, zodat een bijdrage geleverd blijft worden aan het huidige zorglandschap en daarmee passende hulp voor jongeren.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf rekening te houden met de staatssteunregels.

Administratieve lasten

Getracht is de administratieve lasten vorm te geven passend bij de omvang en het beoogde doel van de uitkering. De specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten bekende methodiek van de SiSa verantwoording.

Voor 15 juli T+1 dienen de gemeenten op basis van de afrekening de genomen stappen en de werkelijke kosten in kaart te brengen. De verwachting is dat zij hier 60 uur voor nodig hebben. Dit brengt de bestuurlijke lasten op 60 uur (á € 60 per uur), dus € 3600,– per aanvraag wat resulteert in een geschat bedrag van in totaal € 28.800,– (uitgaande van acht coördinerende gemeenten).

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In artikel 1 worden verschillende definities gegeven van de begrippen die worden gebruikt in de onderhavige regeling.

Het bieden van passende hulp als genoemd in de definitie van een expertisecentrum, ziet op hulp aan jongeren met complexe en meervoudige problematiek die aanvullend is op het huidige zorgaanbod. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het tijdelijk invliegen van professionals om te ondersteunen en specifieke hulp te bieden of het bijdragen aan de ontwikkeling van een nieuwe voorziening. Het betreft iets extra’s op de jeugdhulp die reeds door gemeenten verleend en bekostigd wordt. Op het moment dat een jongere in de zorg komt, blijft de reguliere financiering lopen via de gemeente. Het expertisecentrum gebruikt een lerende aanpak en leert van casuïstiek en doorbraken die zijn gerealiseerd. Het expertisecentrum agendeert gewenste structurele oplossingen en knelpunten in het zorglandschap bij betrokken partijen en binnen de bovenregionale samenwerking.

Complexe en meervoudige problematiek als genoemd in de definitie van een expertisecentrum gaat om jongeren met weinig voorkomende ernstige psychiatrische of anderszins complexe problematiek. Kern van de problematiek is het vaak tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon (comorbiditeit). Het uitgangspunt is dat alle jongeren geholpen worden waarbij 1) de zorg is vastgelopen of 2) het niet lukt om een passende oplossing te vinden via de reguliere zorg of door het regionale expertteam.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

In artikel 2 wordt de toepasselijkheid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en de Algemene wet bestuursrecht beschreven.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

In artikel 3 wordt omschreven dat de coördinerende gemeenten genoemd in bijlage 1 een specifieke uitkering ontvangen voor de instandhouding en doorontwikkeling van een expertisecentrum jeugd voor het bovenregionale gebied. Deze activiteiten zullen worden uitgevoerd vanaf 1 april 2021.

De coördinerende gemeenten zijn in 2020 ingegaan op het verzoek van de minister om een bovenregionaal expertisecentrum te realiseren met drie functies: 1) consultatie en advies, 2) organiseren van zorg en 3) kennisontwikkeling, aansluitend op de bestaande bovenregionale infrastructuur. Vanaf 2021 draagt voor elk bovenregionaal gebied één coördinerende gemeente zorg voor de instandhouding en doorontwikkeling van een expertisecentrum.

De instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum, en daarmee het verbeteren van de zorg voor kinderen en jongeren, is een doorlopend proces. In de bovenregionale gebieden moeten samenwerkingsverbanden ontstaan met de opgave om via een expertisecentrum passende hulp te realiseren voor kinderen en jongeren met complexe, meervoudige problematiek. Hiervoor wordt samengewerkt met partijen in de regio (zoals gemeenten, zorgaanbieders, professionals en ervaringsdeskundigen) en wordt voortgebouwd op beschikbare kennis over wat werkt. Het is de bedoeling dat de expertisecentra aansluiten bij de bestaande (regionale) structuren, zoals regionale expertteams, en deze aanvullen en versterken.

Het tweede lid bevat een opsomming van doelstellingen voor de instandhouding en doorontwikkeling van de expertisecentra. Uitgevoerde activiteiten moeten hieraan bijdragen. Dit geeft coördinerende gemeenten ruimte om aan te sluiten bij de ontwikkelingen in het bovenregionale gebied. Het expertisecentrum kan per bovenregionaal gebied andere accenten of werkwijzen hebben, afhankelijk van de vraagstukken en knelpunten in het bovenregionale gebied.

De activiteiten omvatten of zijn ondersteunend aan:

  • a) het zorgen voor passende oplossingen voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek die nu vastlopen in de zorg en niet de juiste hulp krijgen. Hierbij kan gedacht worden aan:

    • 1) een samenwerkingsstructuur (betrokkenheid en inzet) van professionals voor advies en consultatie. Deze samenwerkingsstructuur kan bijvoorbeeld bestaan uit regionale expertteams of zorgprofessionals. Advies en consultatie kan éénmalig zijn of frequent voor langere termijn.

    • 2) het stimuleren van nieuw aanbod of zorginnovaties doordat een expertisecentrum zicht heeft op het bovenregionale zorglandschap.

    • 3) het inzetten van middelen op vastgelopen casuïstiek om een doorbraak te realiseren voor kinderen en jongeren waarbij de zorg is vastgelopen en/of tussen wal en schip (dreigen te) vallen.

  • b) Het bijdragen aan een lerend stelsel waaronder leren van casuïstiek en het doorontwikkelen van het vakmanschap, zodat complexe en meervoudige problematiek bij jongeren zo veel mogelijk voorkomen wordt. Op lange termijn is het de bedoeling dat kinderen en jongeren eerder passende hulp ontvangen. Het expertisecentrum stimuleert en faciliteert dit. Bijvoorbeeld door kennis te ontwikkelen, kennis voor professionals toegankelijk te maken, leren van casuïstiek te faciliteren/organiseren, geleerde lessen en knelpunten te agenderen bij betreffende partijen en kennis te ontwikkelen.

  • c) De organisatie en het beheer van een bovenregionaal expertisecentrum. Activiteiten hierbij kunnen bijvoorbeeld zijn: de inzet van een projectleider en ondersteunend personeel, een projectgroep of een ervaringsdeskundige voor advisering. Ook kan gedacht worden aan de kosten die de coördinerende gemeente draagt voor het expertisecentrum, zoals het verkrijgen van de accountantsverklaring of organisatorische kosten van het beheer van het expertisecentrum. Voor de organisatiekosten geldt dat deze in redelijke verhouding moeten staan tot de inhoudelijk beoogde doelstellingen.

Voor alle hierboven beschreven voorbeelden geldt dat het géén uitputtende lijst is. Het is aan de coördinerende gemeente om te bepalen welke concrete activiteiten moeten worden uitgevoerd om bij te kunnen dragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 3, tweede lid.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

Per coördinerende gemeente is een vastgesteld bedrag beschikbaar voor de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum voor het bovenregionale gebied in 2021. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een verdeling van het totaalbedrag à € 24.000.000,–. 75% van dit bedrag wordt verdeeld over de acht bovenregionale gebieden op basis van het gewogen aantal jongeren tot 23 jaar in het betreffende gebied op 1 januari 2021. Hiervoor is de databank gebruikt van de bevolkingsaantallen per gemeente van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) van begin 2020. 25% van de middelen wordt evenredig verdeeld over de acht bovenregionale gebieden. De middelen worden uitgekeerd aan de coördinerende gemeenten ten behoeve van het bovenregionale gebied, genoemd in bijlage 1.

Artikel 5. Verlening

Deze specifieke uitkering wordt binnen 12 weken na inwerkingtreding van deze regeling verstrekt aan de coördinerende gemeenten, genoemd in artikel 5, eerste lid. Zij hoeven hier geen schriftelijke aanvraag voor te doen.

Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

Bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering verleent de minister een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 6. Verplichtingen

De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de instandhouding en doorontwikkeling van het expertisecentrum, de activiteiten die ondernomen worden en over de besteding van de middelen uit de specifieke uitkering. Ook dragen zij er zorg voor dat de landelijk projectleider hier, op verzoek, over geïnformeerd wordt.

De coördinerende gemeenten zorgen dat informatie verzameld wordt zoals vastgesteld in de basisset indicatoren, opgenomen in bijlage 2. In overleg tussen VWS, VNG en de coördinerende gemeenten kan er, op basis van geleerde lessen, besloten worden om de basisset indicatoren aan te passen. De informatie wordt in ieder geval verzameld voor de casuïstiek waarvoor een beroep wordt gedaan op (de ondersteuning van) het expertisecentrum. Binnen de regio’s kan ervoor gekozen worden om deze informatie breder te verzamelen, bijvoorbeeld door expertteams voor alle casuïstiek waar zij bij betrokken zijn. Het betreft informatie ten behoeve van het expertisecentrum zelf, niet voor externe verantwoording, maar voor kwaliteitsverbetering en monitoring. De informatie wordt conform privacywetgeving verzameld en opgeslagen.

De coördinerende gemeenten dragen er zorg voor dat de projectleider expertisecentrum jeugdhulp participeert in het landelijk lerend netwerk expertisecentra. Ook draagt de coördinerende gemeente er zorg voor dat de wethouder die verantwoordelijk is voor het jeugddomein deelneemt aan het bestuurlijk overleg expertisecentra jeugdhulp. Binnen het bestuurlijk overleg wordt de voortgang van de instandhouding en doorontwikkeling van de expertisecentra besproken.

Artikel 7. Verantwoording

De ontvanger van een specifieke uitkering verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering en wordt herhaald tot in het jaar na afloop van het jaar waarin de regeling vervalt.

Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet. Zoals aangegeven zijn de expertisecentra opgezet voor een bovenregionaal gebied, waarbij is aangesloten bij de regionale ontwikkelingen. Het is denkbaar dat er zich een situatie voordoet waarbij het wenselijk is dat een deel van de beschikbare middelen vanuit de coördinerende gemeente beschikbaar wordt gesteld aan een andere gemeente voor het uitvoeren van activiteiten voor het expertisecentrum. Het tweede lid biedt deze mogelijkheid. Jaarlijks wordt geïnformeerd door het ministerie van VWS bij coördinerende gemeenten of gebruik wordt gemaakt van SiSa tussen medeoverheden.

Indien de specifieke uitkering in het jaar 2021 niet of niet geheel is besteed aan activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan het overschot worden besteed in het jaar 2022 aan activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid. Zoals eerder opgemerkt kunnen verschillen bestaan tussen de expertisecentra, omdat deze opgezet worden in aanvulling op bestaande regionale infrastructuren en afhankelijk van verschillende regionale ontwikkelingen.

Artikel 8. Vaststelling

De minister besluit uiterlijk 38 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021 en vervalt met ingang van 1 juli 2025 met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Uitgangspunten voor de invulling van de Expertisecentra gespecialiseerde jeugdhulp

‘Onze jongeren verdienen het om gezond, veilig en kansrijk te kunnen opgroeien. Onze jongeren – zeker jongeren die het lastig hebben – verdienen de beste hulp, de beste kennis, daar moeten we samen voor zorgen’

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Bij de bespreking van de miljoenennota heeft het Kabinet een amendement van GroenLinks aangenomen bij de begroting van VWS. Hierdoor is extra structureel geld beschikbaar gekomen voor Expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp. In 2020 is er 11,5 miljoen euro beschikbaar om de Expertisecentra te realiseren en vanaf 2021 is er structureel 26 miljoen euro beschikbaar.

Introductie

Dit stuk is bedoeld om duidelijkheid te scheppen over de uitgangspunten bij de inrichting van de expertisecentra. In de verschillende hoofdstukken wordt ingegaan op de doelgroep, de functies en inrichting, de regio-indeling, de verdeling van middelen en verantwoording, monitoring en evaluatie en communicatie over de expertisecentra. In de tabel staan per onderwerp de uitgangspunten geformuleerd, onder de tabel staat een uitleg bij deze uitgangspunten. Soms wordt ook verwezen naar een bijlage voor een verdere uitwerking en verduidelijking van de uitgangspunten.

Veel functies in de uitgangspunten zullen voor de regio herkenbaar zijn en/of worden door de regio al toegepast door bijvoorbeeld het regionaal expertteam of het CCE. Uiteraard blijven de betrokken partijen dan deze taak dan uitvoeren. De expertisecentra zoeken dan de verbinding met de betrokken partijen.

In opdracht van VWS en de VNG heeft onderzoeksbureau AEF een veldscan uitgevoerd onder aanbieders, expertteams en gemeenten ten behoeve van de verdere uitwerking van de functies van de expertisecentra. Ook is AEF gevraagd om inzicht te geven in de doelgroep van de expertisecentra. Beide rapporten zijn als aanvulling op dit stuk toegevoegd.

Analyse

In de Jeugdwet is de opdracht aan de colleges van B en W om passende jeugdhulp te bieden aan kinderen en jongeren in de gemeente. In de meeste gevallen lukt dat. Vanaf 2017 is ingezet op de vorming van expertteams in de regio om passende zorg- en ondersteuning mogelijk te maken, als die er op het eerste gezicht niet blijken te zijn. Er blijft echter (een relatief kleine) groep waarvoor het niet lukt die passende hulp te organiseren. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • 1. Gebrekkige ontwikkeling en implementatie van kennis

    • De eerste diagnose wordt te vaak niet op tijd gesteld. Ook is het bij de triage belangrijk om snel te weten of er sprake is van meervoudige problematiek en/of urgentie, waardoor vervolgens de juiste zorg kan worden verleend.

    • Er wordt niet altijd evidence-based en volgens de laatste richtlijnen gewerkt. Voor het verlenen van integrale zorg is kennisontwikkeling nodig en het kost tijd, training en ondersteuning voor verschillende hulpverleners om deze kennis in de praktijk te benutten.

    • Er wordt te weinig ontwikkelingsgericht gewerkt, gericht op het verbeteren van het vak en vakmanschap, gericht op het steeds verbeteren van de hulp voor de meest complexe vraagstukken.

  • 2. Gebrekkige aansluiting van aanbod op de behoefte

    • Het huidig aanbod is nog te veel op enkelvoudige specialistische jeugdhulp ingericht/toegerust. Behandeling is vaak gericht op één deelaspect.

    • Meervoudige problematiek vraagt echter om een integrale benadering, behandeling van meerdere aspecten en onderliggende problematiek.

    • Ook is er vaak onvoldoende zicht in de keten op de mogelijkheden voor het op- en afschalen van jeugdhulp. Evenals het zicht op de beschikbaarheid van specialistisch ambulante hulp.

    • De samenwerking over de domeinen heen, dus tussen somatische zorg, de gehandicaptensector en geestelijke gezondheidszorg komt niet automatisch tot stand. Zorg aan kinderen wordt bijvoorbeeld na elkaar gegeven, in plaats van naast en met elkaar.

  • 3. Gebrekkige schaal en sturing

    • Sommige vormen van specialistische hulp zijn niet goed te organiseren op gemeentelijk (of in sommige gevallen regionaal) niveau, omdat de problematiek daar te weinig voorkomt of te complex is. Door het schaalniveau is de kennis om zorg te kunnen beoordelen, het overzicht over het beschikbaar aanbod of goed opdrachtgever te zijn, niet altijd voorhanden.

    • De bestaande contracten bieden aanbieders onvoldoende ruimte om tijd te maken voor ontwikkeling en implementatie kennis.

Ook hebben we aan ervaringsdeskundigen gevraagd waar de expertisecentra een oplossing voor zouden moeten zijn en waar ervaringsdeskundigen behoefte aan hebben. Deze bijlage (Bijlage 1) volgt nog.

Gezien deze knelpunten is het initiatief ontstaan om op bovenregionaal niveau te komen tot expertisecentra.

Hoofdstuk 2 Doelgroep, functies en inrichting

Doelstelling

Jongeren met complexe en meervoudige problematiek ontvangen op tijd, de juiste hulp, op de juiste plek.

Er wordt naast de jongeren gestaan en jongeren worden net zolang bijgestaan totdat een passende oplossing is gevonden.

Jongeren worden zorgvuldig getrieerd naar de meest passende plek. Jongeren kunnen daar blijven en de hulp die nodig is wordt ingebracht.

Op korte termijn moeten de expertisecentra zorgen voor een passende oplossing voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek die nu vastlopen in de zorg en niet de juiste hulp krijgen.

Op de lange termijn moeten de expertisecentra bijdragen aan ketenbreed leren, de behandelingen te verbeteren en te voorkomen dat een zorgvraag van jongeren steeds complexer wordt, door jongeren op tijd de passende hulp te geven.

De professional kan door de expertisecentra zijn werk beter doen doordat meer aandacht is voor de ontwikkeling van kennis en vakmanschap, doordat samenwerken actief wordt ondersteund en professionals op een laagdrempelige manier terecht kunnen met vragen en dilemma’s.

Het is de taak van de expertisecentra om gesignaleerde verbeterpunten terug te brengen op lokaal en regionaal niveau, opdat regio’s samen met het veld de hulp en ondersteuning in de jeugdhulpketen verbeteren en de juiste hulp beschikbaar hebben.

De middelen zijn bedoeld voor domeinoverstijgende oplossingen. Het gaat om jongeren met meervoudige problematiek, dit overstijgt één specialisme.

De besteedbare middelen zijn bedoeld voor het verbeteren van de kwaliteit en de passendheid

Te vaak krijgen jongeren met complexe, weinig voorkomende, problematiek niet op tijd de juiste hulp op de juiste plek, waardoor ze onvoldoende worden geholpen, vaak worden doorverwezen, hun problematiek onnodig verergert en de belasting voor hun naaste omgeving onnodig groot is. De expertisecentra moeten er samen met de andere betrokken partijen voor zorgen dat jongeren niet meer tussen wal en schip vallen. Totdat een passende oplossing wordt gevonden, worden jongeren bijgestaan. Niet door over jongeren te beslissen, maar door naast hen te staan. Ook moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat jongeren moeten verhuizen en ervoor gezorgd dat zorg om de jongeren heen georganiseerd wordt. De professionals worden door de expertisecentra geholpen en ondersteund in hun belangrijke werk, zodat zij er niet alleen voor staan en ook steeds beter kunnen worden in wat ze doen.

Uiteraard moet ingezet worden op preventie en het op tijd helpen van jongeren om te zorgen dat problematiek niet verergert en complex wordt. Tegelijkertijd moet voor jongeren die nu te maken hebben met meervoudige en complexe problematiek een oplossing worden gevonden en moeten deze jongeren kunnen rekenen op de beste hulp. De expertisecentra dragen zowel bij aan een passende oplossing voor jongeren op de korte termijn als aan het leren van casuïstiek en het steeds beter worden op langere termijn, het doorontwikkelen van het vak en vakmanschap, zodat met tijdige en betere interventies complexe problematiek zo veel mogelijk voorkomen wordt. Daarom krijgen de expertisecentra ook de taak om gesignaleerde verbeterpunten terug te brengen op lokaal en regionaal niveau.

Inzet middelen

Eén van de veelgehoorde knelpunten is dat het huidige aanbod nog te veel op enkelvoudige specialistische jeugdhulp is ingericht en toegerust. De behandeling is vaak gericht op één deelaspect. Meervoudige problematiek vraagt echter om een integrale benadering, behandeling van meerdere aspecten en onderliggende problematiek. Daarom moeten de middelen bijdragen aan domeinoverstijgende oplossingen. Voor zorgaanbieders betekent dit het goed samenwerken en het bieden van een breed/samenhangend hulpaanbod. De middelen zijn bedoeld voor het verbeteren van de kwaliteit en de passendheid van zorg, zoals het beschikbaar houden van zorg en het toevoegen van kennis en expertise om te zorgen voor een passende oplossing. Er is behoefte aan het beschikbaar hebben van (ambulante) hulpverlening en doekracht bij het zorgen voor een passende oplossing. Niet alleen extra overlegtafels en/of meer coördinatie. Op het moment dat een jongeren in zorg komt, blijft de reguliere financiering ten koste van de gemeente.

Doelgroep

De expertisecentra krijgen de taak om de vraag van en het aanbod voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek in de jeugdregio’s in het werkingsgebied van het centrum inzichtelijk te maken. En vervolgens te zorgen voor een passend aanbod voor een jongere met complexe problematiek in de regio.

Het gaat om het bieden van gespecialiseerde hulp voor jongeren met weinig voorkomende ernstige psychiatrische of anderszins complexe problematiek.

Kern van de problematiek is het vaak tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon (comorbiditeit).

Het is lastig om de doelgroep van de expertisecentra precies te omschrijven. Bij elk inkadering vallen jongeren voor wie het lastig is om een passende oplossing te vinden buiten de boot. Dit willen we in de expertisecentra juist voorkomen. Daarnaast is er geen landelijk beeld over het vraag en het aanbod voor jongeren met complexe en meervoudige problematiek. Daarom krijgen de expertisecentra de taak om dit inzichtelijk te maken in de jeugdregio’s in hun werkingsgebied. Per regio kunnen er immers verschillende accenten liggen. Bij het is beeld brengen van vraag en aanbod is het van belang om ook de ervaringen van ervaringsdeskundigen te betrekken.

Hieronder staan wel een aantal rode draden ten aanzien van de doelgroep genoemd die voortkomen uit onderzoek van de landelijke ambassadeur oppakken en leren van casuïstiek (hierna: landelijke ambassadeur), verschillende experts en het onderzoek van AEF.

  • Elke jongere is uniek en voor elke jongere is maatwerk nodig. Tegelijkertijd zie je dat het voor jongeren met het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen het extra lastig is om een passende oplossing te vinden.

  • Ook gaat het om jongeren met weinig voorkomende psychiatrische of anderszins complexe problematiek. Er is bijvoorbeeld weinig ervaring met deze doelgroep of weinig aanbieders bieden voor deze problematiek zorg aan.

In 2019 is voor ruim 100 jongeren die vastliepen in de zorgvraag door de landelijke ambassadeur gezocht naar een passende oplossing.1 Bij deze groep jongeren met meervoudige en complexe casuïstiek zijn op hoofdlijnen, op basis van de analyse van de landelijke ambassadeur, een aantal groepen te onderscheiden:

  • Meisjes vanaf de middelbare schoolleeftijd met een combinatie van suïcidaliteit, depressie, zelfbeschadiging, trauma, eetproblemen, autisme en/of een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.

  • Jongens van 8 tot 14 jaar met autisme, trauma, agressiviteit en vaker een lagere intelligentie.

  • Jongens en meisjes vanaf 17 jaar, vaak in JZ+, met Autisme Spectrum Stoornis, agressiviteit, verslaving en een disharmonisch intelligentieprofiel.

Dit gaat om het topje van de ijsberg, er zit een brede laag onder van jongeren, die vaak wel in zorg zijn, maar waarbij het niet lukt om een passende oplossing te vinden. De 42 regionale expertteams zijn hiervoor verantwoordelijk in de regio.

Het uitgangspunt is dat alle jongeren waarbij het niet lukt om bij reguliere zorg of door het regionale expertteam een passende oplossing te vinden, worden geholpen door het expertisecentrum.

Leeftijd

Meervoudige en complexe problematiek stopt niet bij 18 jaar. Uit de analyse van de landelijke ambassadeur blijkt dat het juist vanaf 17 jaar lastig is om een passende oplossing voor de jongeren te vinden. Daarom is de leeftijdsgrens voor de doelgroep van de expertisecentra op het moment van aanmelding van de casus tot en met 21 jaar. Betrokkenheid bij de casus kan duren tot maximaal 23 jaar, zodat de overgang naar de volwassenenzorg goed gerealiseerd kan worden.

Een nadere inventarisatie over de doelgroep komt later beschikbaar (Bijlage 2).

Drie functies

De toegevoegde waarde van de expertisecentra zit in het organiseren van drie functies bij elkaar:

1) Consultatie en advies

2) Organiseren van hulp

3) Kennisfunctie

Het bieden van een passende oplossing voor jongeren met meervoudige en complexe problematiek vraagt om goed georganiseerde integrale hulp. Vaak is expertise en hulp aanwezig/beschikbaar maar los van elkaar georganiseerd. Zo geven expertteams advies maar kan dit advies niet worden opgevolgd omdat er geen beschikbaarheid van hulp is. Of wordt een casus opgelost maar vervolgens niet op gereflecteerd en van geleerd. Daarom is het van toegevoegde waarde om de expertisecentra de drie functies bij elkaar te laten organiseren.

1. Consultatie en advies

De expertisecentra ondersteunen professionals van de regionaal expertteams. Ook kunnen expertisecentra professionals ondersteunen als een situatie (dreigt) vast te lopen of de hulp niet het gewenste effect heeft.

In de expertisecentra zijn de meest deskundige professionals beschikbaar vanuit verschillende specialisme.

Deze professionals verbonden aan het expertisecentrum kunnen bij een vastgelopen situatie ingezet worden voor het geven van een advies en/of een moreel beraad houden.

Jongeren met meervoudige en de meest complexe problematiek krijgen niet altijd op tijd de juiste hulp. Terwijl juist deze jongeren dit het hardst nodig hebben en de betrokken hulpverleners ontzettend hun best doen voor deze jongeren. Voor deze groep jongeren moeten de meest deskundige professionals beschikbaar zijn en zoveel mogelijk expertise gebundeld worden. We moeten ervoor te zorgen dat deze jongeren de best passende hulp krijgen en betrokken professionals een beroep kunnen doen op een breed expertisenetwerk om die passende hulp te organiseren. Professionals in het lokale veld, maar ook informele hulpverleners en familie zijn vaak betrokken en verlenen hulp aan deze jongeren. Deze betrokkenheid staat niet ter discussie. Professionals vanuit het expertisecentrum kunnen advies en consultatie geven aan de betrokkenen als een situatie (dreigt) vast te lopen of de hulp niet het gewenste effect heeft. Advies kan gaan over de diagnose, het maken en uitvoeren van een plan, het bieden van de juiste hulp etc. Hierin is een belangrijke kernrol weggelegd voor regionale expertteams en het CCE. Afhankelijk van de casuïstiek kunnen extra partijen en (andersoortige) professionals vanuit het expertisecentrum uitgenodigd worden.

Het geven van advies en moreel beraad

Als ouders, jongeren en/of professionals vastlopen en/of hulp heeft niet het gewenste effect kunnen de professionals die betrokken zijn bij het expertisecentrum een advies geven. Ook kan vanuit het expertisecentrum ondersteund worden bij een situaties met een ethische dilemma via een moreel beraad. Het geven van een advies of het houden van een moreel beraad is niet vrijblijvend.

2. Organiseren van hulp

De professionals verbonden aan het expertisecentrum hebben mandaat en pakken door om ervoor te zorgen dat een passende oplossing voor jongeren wordt geboden.

Vanuit het expertisecentrum kan zorg en hulp worden geboden door middel van:

2.1 Het tijdelijk invliegen van professionals om te ondersteunen en bieden van ambulante hulp.

2.2 Vanuit het expertisecentrum zijn plekken beschikbaar, zodat deze jongeren niet hoeven te wachten op de juiste plek.

2.3 Vanuit het expertisecentrum kan bijdragen worden aan de ontwikkeling van een vervolgvoorziening.

De professionals verbonden aan de centra maken met de regio afspraken over het krijgen van mandaat om te doen wat nodig is voor een passende oplossing. Doen wat nodig is kan gaan over; het inhoudelijk beslissen wat de beste oplossing is en vervolgens mandaat om dit te organiseren, het beslissen over inzet van financiën en bemiddelende/beslissende stem bij organisatorische verstoringen in de samenwerking. Het expertisecentrum kan in overleg met professionals en het expertteam de regie over een casus overnemen. Belangrijk dat het hier ook gaat om doekracht van de professionals. Een inhoudelijk plan slaagt pas als het door alle partijen wordt uitgevoerd zoals afgesproken.

Het uitgangspunt is dat zorg naar de jongeren toekomt, kennis en expertise moet aan de plek waar de jongeren zich bevinden toegevoegd worden. We willen doorplaatsingen zoveel mogelijk voorkomen. Soms is het toch nodig om voor een jongere een (ander) aanbod te zoeken, dan moet die wel beschikbaar zijn. Onderstaand staat beschreven op welke wijze de centra hieraan kunnen bijdragen, afhankelijk van de vraagstukken in de regio.

2.1 Tijdelijk invliegen van professionals en bieden van ambulante hulp

Jongeren kunnen op een plek zitten waar extra hulp en ondersteuning nodig is vanuit andere domeinen omdat op de plek niet de volledige expertise beschikbaar is. Professionals met aanvullende/andersoortige expertise kunnen dan tijdelijk invliegen om de jongeren en professionals op deze plek te ondersteunen. De zorg komt daarmee naar jongeren toe. Ook moet dit flexibel worden ingericht. De inzet van professionals kan zowel zijn op de huidige verblijfplek, als intensief ambulant. Dit kan ook binnen JeugdzorgPlus. Het expertisecentrum kan het tijdelijk invliegen en toevoegen van expertise van professionals financieren. Als het gaat om de inzet van intensieve ambulante hulp voor langere tijd blijft dit voor financiering van de gemeente.

2.2 Passend en voldoende aanbod

Vanuit de regionale expertteams komt het signaal dat het voorkomt dat een passende plek voor jongeren gevonden is maar niet op korte termijn beschikbaar is, terwijl dit wel noodzakelijk is. Ook de landelijke ambassadeur geeft aan dat voor bepaalde doelgroepen te weinig verblijfsplekken lijken te zijn. De expertisecentra krijgen de taak om de vraag en het aanbod voor deze jongeren bovenregionaal inzichtelijk te maken. Voor deze beperkte doelgroep (jongeren met complexe en meervoudige problematiek) willen we het expertisecentrum de opdracht geven om, op basis van bovenregionale vraag en aanbod, onder regie van de coördinerende gemeente gezamenlijk met de gemeenten in de regio te realiseren dat een aantal plekken in het gebied beschikbaar worden gehouden en indien nodig nieuwe plekken voor deze doelgroep worden gecreëerd. Op het moment dat een jongeren in zorg is of komt blijft de financiering voor de gemeente. De financiering gaat dus over het beschikbaar houden van een plek of het creëren van een nieuwe plek.

Uitgangspunten beschikbaarheid en het creëren van nieuwe aanbod

  • Het aanbod is bestemd voor jongeren voor wie het zeer moeilijk is een passende plek te vinden en waarbij het ook niet lukt om zorg en expertise aan de bestaande zorg van de jongeren toe te voegen. Dit is door de gemeente, zorgaanbieder en regionaal expertteam niet gelukt ondanks intensieve inzet. Dit gaat om jongeren die al in zorg zijn op een niet passende plaats én jongeren die nog geen zorg hebben.

  • Een ‘plek’ is een plaats waar de intensieve zorgvraag van de jongere niet hoeft te leiden tot een verhuizing. Het is een plaats waar de benodigde expertise aanwezig is, dan wel wordt ontwikkeld, dan wel waar deze expertise op afroep beschikbaar is. Gedurende het gehele verblijf van de jongere op deze plek blijft maatwerk uitgangspunt en wordt de zorg om de jongere heen georganiseerd. Bijvoorbeeld, bij een behandeling van een eetstoornis kan indien nodig ook traumabehandeling plaatsvinden.

  • Het gaat om het bieden van een duurzaam plek met zeer specialistische zorg, voor een groep jongeren met een zeer complexe, meervoudige zorgvraag. Alleen zorgaanbieders met een specifieke ervaring en expertise kunnen deze zorg uitvoeren, waar nodig in samenwerking met andere (specialistische) zorgaanbieders.

  • Het gaat zowel om een nieuw type aanbod dat beter aansluit bij deze meervoudige zorgvraag van deze jongeren als om uitbreiding van bestaand aanbod met een zorgconcept dat passend is voor deze doelgroep.

  • Als het expertisecentrum een beroep doet op de zorgaanbieder die deze plekken heeft ontwikkeld/beschikbaar houdt, mag de zorgaanbieder deze jongeren niet weigeren. Indien nodig kan samen met het expertisecentrum worden bekeken welke deskundigheid ingezet moet worden om de zorg voor de jongere op die plek passend te maken

  • Expertisecentra streven naar een evenredige verdeling over het land, waarbij uitgegaan wordt van de geïnventariseerde zorgvraag, knelpunten en lopende projecten in de betreffende regio.

  • De nieuwe plekken hebben een bovenregionale functie en bieden wanneer dit nodig is ook zorg aan jongeren die niet uit de betreffende regio komen maar via een ander bovenregionaal expertisecentrum.2

Nadrukkelijk gaat bovenstaande niet alleen om behandelplekken, maar ook om verblijfplekken, voor kinderen die op en af behandeling nodig hebben en kinderen die na de behandeling een vervolgplek met continuïteit nodig hebben. Het gaat hierbij niet altijd om specialistische hulp, maar om een duurzame vorm van verblijf waar (specialistische) hulp kan worden ingevlogen.

2.3 Het ontwikkelen van een vervolgvoorziening.

Een ander knelpunt is dat er niet altijd een passende verblijfsvorm met perspectief voorhanden is, waardoor het voor jongeren lastig is om ergens uit te stromen.3 Hierdoor ontstaan wachttijden voor andere jongeren. Bovendien kan het onnodig verblijven op een plek negatieve effecten hebben voor een jongeren. Door de bundeling van kennis en expertise kunnen de expertisecentra bijdragen aan de ontwikkeling van een passende vervolgvoorziening of verblijfsvorm waar de jongere langdurig kan verblijven. Afhankelijk van het beschikbare zorgaanbod in de regio, kan er besloten worden in samenwerking met de gemeenten om nieuwe vervolgplekken te realiseren. Het expertisecentrum kan, voor een afgebakende periode, voorzien in de opstartkosten of projectkosten van een dergelijk project. De financiering van de zorg blijft de verantwoordelijkheid van de gemeenten.

De expertisecentra stellen bij het organiseren van zorg en ondersteuning eisen aan de kwaliteit van zorgaanbieders. De expertisecentra maken met elkaar afspraken over de beschikbaarheid van zorg en plekken. Het kan niet zo zijn dat in het ene expertisecentrum plekken of zorg beschikbaar is, waar in het andere expertisecentrum behoefte aan is.

3. Kennisfunctie

Het expertisecentrum organiseert en faciliteert het bundelen van kennis van professionals uit diverse domeinen.

Kennis voor professionals moet makkelijk toepasbaar en beschikbaar zijn.

Expertisecentra zorgen ervoor dat in de regio (structureel) geleerd wordt van casuïstiek voor oplossingen op de lange termijn.

De expertisecentra hebben onderling een lerend netwerk, die ondersteund wordt door een landelijke kennisfunctie.

Het gaat om jongeren met meervoudige problematiek, die vraagt om een oplossing die één specialisme overstijgt. Door professionals uit verschillende domeinen te verbinden en van elkaar te leren worden we steeds beter in wat we doen. Het gaat hier niet alleen om kennis en expertise maar ook om reflectie op cultuur en samenwerking. De academische centra kunnen de expertisecentra hierbij ondersteunen.

Veel kennis en expertise is al beschikbaar. We weten dit nog niet altijd even goed te benutten. Ook is niet alle kennis even makkelijk toegankelijk en toepasbaar. De expertisecentra dragen hieraan bij.

De expertisecentra moeten niet alleen bijdragen aan een oplossing voor jongeren op korte termijn, maar ook hepen voorkomen dat een zorgvraag van jongeren complex en meervoudig wordt. Het leren om op de lange termijn beter te worden zit op verschillende vlakken:

  • Het eerder signaleren, het ontdekken van patronen en versterken van handelingsperspectief voor professionals.

  • De emancipering van ouders en kinderen door kennisdeling.

  • Het signaleren van welke (combinaties van) behandelingen ontbreken t.a.v. specifieke combinaties van problematieken

Het doorontwikkelen van kennis is hierbij van belang.

Samenhang landelijke kennisfunctie

Het is van belang dat de expertisecentra van elkaar leren en gezamenlijk doorontwikkelen. De centra worden hierbij landelijk ondersteund. Ook wordt bekeken op welke wijze een landelijke kennisfunctie wordt ingezet en toegevoegd. Bijvoorbeeld of het wenselijk is dat topkennis over één specialisme beschikbaar is. Ten aanzien van de inrichting van de landelijke functie wordt hierbij gekeken naar de samenhang tussen de academische centra, Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie en het Nederlands Jeugdinstituut.

Een verdere invulling van de functies is opgenomen in bijlage 3.

Inrichting

De expertisecentra moeten de bestaande structuren versterken en de beschikbaarheid van hulp, kennis en expertise toevoegen. Het gaat om het bundelen en de organisatie van de drie functies.

De expertisecentra zijn plekken waar professionals elkaar ontmoeten en met elkaar samenwerken. De expertisecentra ondersteunen primair professionals in de regionaal expertteams. Ook kunnen expertisecentra professionals ondersteunen als een situatie (dreigt) vast te lopen of de hulp niet het gewenste effect heeft

De expertisecentra moeten bereikbaar zijn middels een telefoonnummer en een landingsplek hebben.

De toegang voor jongeren en ouders voor de expertisecentra loopt via de regionaal expertteams. In de desbetreffende regio worden afspraken gemaakt over wanneer het expertisecentrum voor een jongere wordt ingezet.

Een deel van de functies van de expertisecentra worden nu al door diverse partijen uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan het CCE voor het geven van zorginhoudelijk advies, en het regionaal expertteam voor het bieden van hulp in complexe casuïstiek. Het is niet de bedoeling dat deze taken worden overgenomen. Een deel van de functies zullen door deze partijen uitgevoerd worden, waardoor deze partijen de verbinding hebben met expertisecentra. De expertisecentra zijn daarmee een soort van netwerkorganisatie.

Het is belangrijk dat vanuit het expertisecentrum ergens een plek beschikbaar is waar professionals elkaar ontmoeten en met elkaar samenwerken. Het op locatie centreren van kennis en expertise draagt bij aan het samen beter worden en leren van elkaar.

Het centrum is een entiteit en heeft een herkenbare landingsplek waarbij de drie functies bij elkaar samenkomen. Het centrum moet bereikbaar zijn met een telefoonnummer en e-mailadres voor professionals en de regionaal expertteams. De toegang voor ouders en jongeren loopt via het regionaal expertiseteam. Wenden ouders en jongeren zich direct tot het centrum dan helpt het centrum door ze toe te leiden naar juiste plek zoals wijkteam of regionaal expertteam.

In het desbetreffende gebied voor het expertisecentrum worden afspraken gemaakt, in ieder geval met de regionale expertteams, wanneer het expertisecentra voor jongeren wordt ingezet. Gemeenten zijn en blijven verantwoordelijk voor het organiseren van passende hulp. Wanneer jongeren in zorg zijn pakken zorgaanbieders daarin hun rol. Waar passende hulp niet van de grond komt, zijn regionale expertteams ingericht om casuïstiek op te pakken. De expertisecentra kunnen professionals en de regionale expertteams ondersteunen wanneer het hen niet lukt een passende oplossing te vinden. Dan kan het expertisecentrum één of meerdere van de functies inzetten.

Hoofdstuk 3 Regioindeling

Voor het krijgen van tijdige passende hulp voor jongeren met complexe, meervoudige problematiek moet het niet uitmaken in welke gemeenten de jongere woont.

Elke gemeente in de regio, het werkingsgebied van het centrum, moet profijt hebben van het expertisecentrum.

De aard van de problematiek vraagt om een samenwerking op bovenregionale schaal.

In de Jeugdwet is de opdracht aan de colleges van B en W om passende jeugdhulp te bieden aan kinderen en jongeren in de gemeente. In veel gevallen lukt dat. Vanaf 2017 is ingezet op de vorming van expertteams in de regio (de regionale expertteams) om passende oplossingen te creëren als die niet tussen gemeente en aanbieder tot stand komen. Er blijft echter een kleine groep waarvoor het niet lukt passende hulp te organiseren. De problematiek van deze jongeren vraagt om een samenwerking op bovenregionale schaal om expertise te bundelen, de beschikbaarheid van expertise die lokaal en regionaal niveau overstijgen, en om passende hulp te organiseren. De middelen worden ingezet op bovenregionale schaal om ze ten goede te laten komen aan passende hulp voor een in omvang beperkte groep. Een te kleine schaal zorgt voor versnippering van de middelen.

Keuze voor schaal

Als schaalgrootte voor de verdeling van middelen en de organisatie van de expertisecentra is gekozen voor acht regio’s. Namens elke regio krijgt één coördinerende gemeente de opdracht voor de organisatie van een expertisecentrum. De coördinerende gemeenten is de gemeenten die namens omliggend gebied opdrachtgeverschap invult richting centra. Elke gemeente in de regio moet profijt hebben van het expertisecentrum. Zo moet voorkomen worden dat een jongere in de gemeente niet de juiste hulp krijgen omdat de aanbieder niet gevestigd is de eigen jeugdregio.

De keuze voor de desbetreffende acht coördinerende gemeenten met acht bijbehorende gebieden is gemaakt door te kijken naar de combinatie van de volgende criteria:

  • Geen nieuwe indeling als basisvoorwaarde

  • Samenwerking tussen regio´s op JeugdzorgPlus

  • Indeling arrondissement

  • Werkgebied Gecertificeerde Instelling

  • Bestaande samenwerking tussen regio´s

  • Aantal jongeren tot 23 jaar

In bijlage 4 vindt u de verdeling van de acht coördinerende gemeenten met bijbehorende gebieden.

Hoofdstuk 4 Verdeling middelen en verantwoording middelen

De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal jongeren tot en met 23 jaar. De middelen worden overgemaakt naar acht coördinerende gemeenten, bedoeld voor de inrichting en organisatie van de expertisecentra voor de acht bijbehorende gebieden.

De toekenning van de middelen ligt alleen 2020 vast, zodat flexibel kan worden omgegaan met nieuwe ontwikkelingen en lerende effecten uit de expertisecentra.

Een klein deel van de middelen is voor de eerste jaren voor het verbeteren van de zorg rondom eetstoornissen gereserveerd.

Een klein deel van de middelen is geserveerd voor de landelijke projectleider implementatie en de landelijke kennisfunctie van de expertisecentra.

Aan het verstrekken van de middelen via een specifieke uitkering zijn een aantal randvoorwaarden gebonden.

Beschikbare middelen

 

Middelen voor coördinerende gemeenten

Middelen voor aanpak eetstoornissen

Landelijke implementatie en kennisfunctie

2020

€ 10 miljoen

€ 1,3 miljoen

€ 200.000

2021

€ 23,7 miljoen

€ 1,3 miljoen

€ 1 miljoen

2022 en verder

€ 25 miljoen (uitkering op basis van evaluatie, besluitvorming eind 2021)

Onderdeel van expertisecentra zoals georganiseerd door coördinerende gemeente

€ 1 miljoen

Aanpak eetstoornissen

In 2020 en 2021 wordt jaarlijks € 1,3 miljoen specifiek ingezet voor de aanpak van eetstoornissen. De middelen voor deze aanpak worden verstrekt via een subsidie aan K-EET. Vanaf 2022 moet de aanpak integraal onderdeel uitmaken van de expertisecentra. In januari 2020 zijn twee regionale netwerken eetstoornissen gestart in Noord-Holland en Nood. Deze regionale netwerken zijn de voorloper en gaan onderdeel uitmaken van de expertisecentra gespecialiseerde jeugdhulp voor de bredere doelgroep. Bij de inrichting en organisatie van de expertisecentra kan worden geleerd van de regionale netwerken rondom eetstoornissen. Ook kan gebruik worden gemaakt van de structuur van K-eet.

Landelijke implementatie en landelijke kennisfunctie

Voor de in ieder geval komende 1,5 jaar wordt ook een landelijke projectleider aangesteld. Daarnaast wordt € 1 miljoen vanaf 2021 ingezet voor een landelijke kennisfunctie van de expertisecentra. Zie voor de verdere inhoudelijke uitwerking van deze functie hoofdstuk 4.

Specifieke uitkering en verantwoording

De middelen voor gemeenten worden in 2020 en 2021 verstrekt op basis van een specifieke uitkering naar de 8 coördinerende gemeenten. De middelen worden verdeeld over de coördinerende gemeente op basis van een vaste voet en het aantal jongeren tot en met 23 jaar. Dit betekent dat de middelen niet rechtstreeks naar aanbieders gaan. Zoals eerder aangegeven is het de bedoeling dat de middelen zoveel mogelijk naar het beschikbaar houden van zorg en het toevoegen van expertise en kennis gaan. Gemeenten maken zelf met aanbieders in de regio afspraken over de financiering van de beschikbaarheid van professionals en plekken (zie functie organiseren van hulp). De middelen voor de centra versterken hiermee de samenwerking tussen aanbieders en tussen aanbieders en gemeenten. Hier wordt ook de verbinding gelegd met het Landelijk Transitie Arrangement.

De minister van VWS regelt in een ministeriële regeling of in een beleidsregel de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de specifieke uitkering kan worden verstrekt conform de in dit document gehanteerde uitgangspunten. De coördinerende gemeenten verantwoorden zich jaarlijks over de middelen en rapporteren hierbij over de verrichte activiteiten en uitgaven. De beschreven uitgangspunten omtrent de invulling van de expertisecentra vormen de basis voor deze voorwaarden en verplichtingen. De administratieve lasten van de verantwoording willen we beperken door minimale eisen te stellen aan de verantwoording en eenmaal per jaar de acht gemeenten een verslag te laten uitbrengen. Dit verslag en de voortgang wordt besproken in een twee jaarlijks bestuurlijk overleg met de coördinerende gemeenten en de minister van VWS.

Met de coördinerende gemeenten worden nadere afspraken gemaakt over het totaal beschikbare bedrag per coördinerende gemeente, de landelijke implementatie en de randvoorwaarden voor het verstrekken van de middelen in 2020.

Hoofdstuk 5 Monitoring, evaluatie en landelijke kennisfunctie

De 8 gemeenten stellen 8 regionale projectleiders aan. Deze regionaal projectleider heeft ervaring met het opzetten van een dergelijk project, kennis van de doelgroep en zorginhoud en een breed netwerk in de regio.

Er komt ook een landelijke implementatietraject waarbij:

– De 8 regionale projectleiders ondersteund worden bij de implementatie van de plannen in de praktijk en het opzetten van een lerend netwerk voor de 8 projectleiders.

– Het opzetten van een benchmarkt voor de expertisecentra.

– Onderdeel van de landelijke implementatie is ook de opdracht om de landelijke kennisfunctie vorm te geven.

Regionaal projectleider

De gemeenten kiezen zelf de 8 regionale projectleiders. Vanuit het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd worden een aantal projectleiders aangedragen, waar de 8 coördinerende gemeenten gebruik van kunnen maken. De regionaal projectleider werkt nadrukkelijk voor de gehele regio.

Landelijke implementatietraject

De landelijke ambassadeur leren en oppakken van complexe casuïstiek wordt aan het landelijk implementatietraject verbonden. De landelijke ambassadeur bekijkt vanuit de huidige casuïstiek of de invulling van de expertisecentra bijdraagt aan de oplossingen van de complexe problematiek van jongeren. Ook wordt bekeken op welke wijze ervaringsdeskundigen worden betrokken bij het implementatietraject.

In het landelijk implementatietraject zijn in ieder geval de volgende onderdelen verbonden:

  • Het ondersteunen van de 8 projectleiders bij de inrichting van de functies (advies, organiseren van hulp en kennis).

  • Het faciliteren van een lerend netwerk van de 8 projectleiders. Het ondersteunen van vragen en het delen van kennis onderling.

  • Samen met de regionale projectleiders het vormgeven van een benchmark. De benchmark wordt een inhoudelijke norm voor de kwaliteit van de expertisecentra en de bijdragen aan de doelstelling om jongeren met complexe en meervoudige problematiek passende hulp te bieden.

  • Het ontwikkelen van een landelijke kennisfunctie. Er wordt hierin bekeken of naast de expertise en kennis op het niveau van de expertisecentra ook kennis en expertise landelijk beschikbaar moet zijn, bijvoorbeeld vanwege de zeer weinig voorkomende problematiek. Ook wordt de samenhang en verbinding georganiseerd met de academische centra, het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie en het Nederlands Jeugdinstituut.

  • De landelijke implementatie van de doorontwikkeling van de regionale expertteams. Het is belangrijk dat de expertisecentra en de regionale expertteams nauw aan elkaar verbonden worden, gezien de afhankelijkheid van elkaar en de inhoudelijke samenhang. Momenteel wordt nagedacht over de landelijke doorontwikkeling van de regionale expertteams. Deze trajecten worden aan elkaar verbonden.

Hoofdstuk 6 Communicatie

Ouders en jongeren worden geïnformeerd over de opzet van de expertisecentra via diverse nieuwsbrieven van betrokken partijen.

Regionaal expertteams worden via de gemeenten geïnformeerd over het proces en de opzet van de expertisecentra.

VWS en VNG informeren zorgprofessionals samen via gemeente en koepelorganisaties over het proces en de opzet van de expertisecentra.

De expertisecentra en de gemeenten organiseren (al dan niet via regionaal expertteams) verbinding met relevante aanbieders in de regio.

De Tweede Kamer wordt voor zomer 2020 geïnformeerd over de uitwerking van de expertisecentra en wordt daarna jaarlijks geïnformeerd worden over de voortgang.

Samen met cliënt- en jongerenorganisaties worden ouders en jongeren geïnformeerd door VWS over de opzet van de expertisecentra. Hierbij wordt ook aandacht besteedt aan waar men terecht kan met vragen, een second opinion en/of klachten.

Expertteams worden geïnformeerd door de gemeenten en VNG over de expertisecentra. De verbinding met de doorontwikkeling van de expertteams en de inrichting van de expertisecentra worden in samenhang georganiseerd.

Samen met BGZJ informeren VWS en VNG via landelijke kanalen professionals en aanbieders over de opzet van expertisecentra. In de regio organisatie de expertisecentra (al dan niet via expertteams) verbinding met relevante aanbieders in de regio.

Op basis van deze bestuurlijke uitgangspunten en commitment wordt de Tweede Kamer voor de zomer geïnformeerd over de expertisecentra. Daarna wordt een jaarlijkse voortgangsrapportage verstuurd naar de Tweede Kamer. Deze voortgangsrapportage wordt opgesteld op basis van de ervaringen van het landelijk lerend netwerk, de verantwoording over de middelen vanuit de expertisecentra, de benchmarkt en het bestuurlijk overleg tussen de acht gemeenten en de minister van VWS.

Naar boven