De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op de artikelen 92 bis en 92 ter van verordening (EU) nr. 1303/2013 van het
Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen
inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds,
het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees
Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees
Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en
het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347), artikel 3 van de Kaderwet EZK-en
LNV-subsidies en artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO;
Besluit:
TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze wijzigingsregeling worden in de Regeling Europese EZK-en LNV-subsidies (hierna:
de REES) bedragen aan Rijkscofinanciering voor de verschillende programma’s inzake
het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (hierna: EFRO) toegevoegd. Hieronder
wordt deze wijziging toegelicht.
2. Aanleiding en doel
De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met steungelden uit het EFRO op
basis van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees parlement en de Raad van
17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds
voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken
en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling,
het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad
(PbEU 2013, L347) (hierna: verordening 1303/2013) en Verordening (EU) nr. 1301/2013
van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling
‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1080/2006 (PbEU 2013, L347) (hierna: verordening 1301/2013), alsmede uitvoeringshandelingen
hiervan, bijdragen aan het bevorderen van innovatie en een koolstofarme economie.
De meer generieke bepalingen omtrent EFRO zijn opgenomen in verordening 1303/2013.
In verordening 1301/2013 zijn de specifieke regels voor EFRO opgenomen.
De crisis veroorzaakt door het coronavirus (COVID-19) heeft de lidstaten van de Europese
Unie op een plotse en ongeziene manier getroffen, met potentieel zeer grote gevolgen
voor de samenleving en de economieën. De crisis verstoort de groei in de lidstaten
omdat de economische activiteit drastisch afneemt.
Verordening 1303/2013 is gewijzigd om lidstaten in staat te stellen de economische
en maatschappelijke gevolgen van de coronapandemie aan te pakken.1 Met deze wijziging worden REACT-EU middelen (herstelbijstand voor cohesie en de regio’s
van Europa) ter beschikking gesteld via de structuurfondsen van de Europese Unie,
waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op de sectoren die het zwaarst zijn getroffen
door COVID-19. De structuurfondsen kunnen van 1 februari 2020 tot en met eind 2023
gebruikt worden voor projecten.
De middelen voor REACT-EU zullen afkomstig zijn uit het herstelinstrument van de Europese
Unie, Next Generation EU.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding van de REACT-EU
middelen ook meer Rijkscofinanciering beschikbaar gesteld. Onderhavige regeling strekt
tot het toevoegen van subsidieplafonds voor Rijkscofinanciering in de REES. De extra
middelen voor REACT-EU moeten worden ingezet voor de nieuwe thematische prioriteit
‘bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding
van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie’ (artikel I, onderdeel
A). Dit volgt uit artikel 92 ter, negende lid, van verordening 1303/2013.
De bestaande landsdelige EFRO-programma’s worden door de managementautoriteiten aangepast
om op aanvraag subsidie te kunnen verstrekken aan degene die een project tot stand
brengt dat past binnen de hiervoor genoemde nieuwe thematische prioriteit. Een dergelijk
project zal daarnaast voldoende moeten bijdragen aan de realisatie van Rijksbeleid
op het gebied van innovatie of koolstofarme economie (artikel I, onderdeel A).
3. Toevoegen bedragen Rijkscofinanciering
Nieuwe bedragen voor de Rijkscofinanciering voor EFRO worden toegevoegd. In artikel
5.3.2 van de regeling staan de bedragen aan Rijkscofinanciering voor de verschillende
EFRO- programma’s. Het gaat om €30.000.000, evenredig verdeeld over de verschillende
managementautoriteiten (artikel I, onderdeel B).
4. Afwijzingsgronden
Bij de beoordeling of een project in het kader van REACT-EU in aanmerking komt voor
Rijkscofinanciering gelden als criteria of het project voldoende bijdraagt aan de
realisatie van Rijksbeleid op het gebied van innovatie of koolstofarme economie, en
of het project voldoende bijdraagt aan de bevordering van het crisisherstel in de
context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig
herstel van de economie (artikel I, onderdeel C). Dit volgt uit artikel 92 ter, negende
lid, van verordening 1303/2013.
5. Regeldruk
De in deze regeling opgenomen wijzigingen zijn voornamelijk juridisch-technisch van
aard. Het gaat om het toevoegen van nieuwe bedragen aan Rijkscofinanciering voor de
verschillende EFRO-programma’s.
Het toevoegen van een nieuw criterium voor de beoordeling van projecten in het kader
van REACT-EU volgt uit artikel 92 ter, negende lid, van verordening 1303/2013 en leidt
niet tot regeldrukeffecten. Ondernemers hoeven op basis van onderhavige regeling geen
aanvullende informatie aan te leveren.
6. Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de systematiek
van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van
de eerste dag na inwerkingtreding van een kwartaal in werking treden en van de regel
dat een ministeriële regeling minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend moet
worden gemaakt. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep gebaat is
bij spoedige inwerkingtreding van de regeling.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer