Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2021, 12464 | Adviezen Raad van State |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2021, 12464 | Adviezen Raad van State |
5 maart 2021
IENW/BSK-2021/17692
Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Aan de Koning
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 juni 2020, nr. 2020001301, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 oktober 2020, nr. W17.20.0213/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
Hierna ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State.
De beschrijving van de Afdeling van de werking van het systeem voor de tolheffing is juist, zij het dat van de EETS-aanbieders geëist kan worden dat zij de van de EETS-gebruiker geïnde tolgelden overmaken of dat zij de door de EETS-gebruiker verschuldigde bedragen overmaken. Met de keuze voor de laatste mogelijkheid wordt geborgd dat tolheffer niet afhankelijk is van de betaling van de tolgelden door de EETS-gebruiker.
Voor wat betreft de bemiddelde instantie is inmiddels voor de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) gekozen. De NIWO wordt in het wetsvoorstel als zodanig aangewezen. De NIWO heeft als doel het bevorderen van het goed functioneren van de markt van het binnenlands en internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg. Haar (kern)taak is de vergunningverlening voor het binnenlands en internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg. Gezien de betrokkenheid van de NIWO bij deze sector past de bemiddelende rol bij het takenpakket dat de NIWO heeft.
De NIWO is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan ingesteld op grond van artikel 4.1 van de Wet wegvervoer goederen (Wwg). De Wwg richt zich primair op de toelating tot het beroep van goederenvervoerder over de weg en regels voor het goederenvervoer. De Wwg heeft dus geen betrekking de verplichtingen van EETS-aanbieders en tolheffers in het kader van tolheffing. Daarom is er voor gekozen om deze organisatie niet op grond van de Wwg aan te wijzen, maar dit te doen in het wetsvoorstel implementatie EETS-richtlijn.
Om de onafhankelijkheid van de NIWO voor deze taak in het kader van het wetsvoorstel implementatie EETS-richtlijn te waarborgen is in het wetsvoorstel de bevoegdheid tot het stellen van beleidsregels door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op grond van artikel 21 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen buiten toepassing verklaard.
De NIWO is voor de uitvoering van haar taken tarief-gefinancierd. De regering beoogt voor wat betreft de financiering voor de bemiddelende taak uit hoofde van de EETS-Richtlijn bij deze wijze van financiering aan te sluiten. Dat betekent dat partijen die ervoor kiezen om voor een gerezen conflict de bemiddelaar in te roepen hiervoor dienen te betalen. Anders dan de overige taken van de NIWO, die een publiekrechtelijk karakter hebben, is de bemiddeling naar zijn aard een privaatrechtelijke aangelegenheid. Derhalve zal ook de tolheffer moeten betalen. Door beide partijen zal dus een bedrag moeten worden betaald om de bemiddelingskosten van de NIWO te dekken. Uiteindelijk zal in samenspraak met beide partijen naar een voor beide partijen gestreefd worden naar een passende oplossing.
In verband met de keuze van de NIWO als de bemiddelende instantie zijn de artikelen 1, 37 en 38 van het wetsvoorstel, paragraaf 7 van het algemeen deel van de memorie van toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 37 aangepast.
Bij de Afdeling zijn vragen gerezen over de beperkte reikwijdte van het toezicht. Het gaat dan om de vraag waarom niet wordt voorzien in publiekrechtelijk toezicht op de EETS-aanbieders, het verschil tussen publieke en private tolheffers en het ontbreken van uniform toezicht op de tolheffers.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is de inrichting van het toezicht opnieuw tegen het licht gehouden. De ILT zal in de plaats van de RDW de beoogd toezichthouder zijn en op grond van artikel 41 wetsvoorstel toezicht houden op de naleving van wettelijke bepalingen door zowel de tolheffers als de EETS-aanbieders.
Een deel van de verplichtingen uit de toekomstige Wet implementatie EETS-richtlijn zal zonder publiekrechtelijk toezicht worden nageleefd. Dit betreft de nakoming van de contractuele verplichtingen tussen de EETS-aanbieders en de betreffende tolheffer, waarbij in voorkomend geval dan ook aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan. Ditzelfde geldt ook voor de nakoming van de contractuele verplichtingen tussen de EETS-gebruikers en de betreffende EETS-aanbieder.
Voor in Nederland geregistreerde EETS-aanbieders geldt bovendien dat die bij de registratie en vervolgens bij de jaarlijkse controle aan de registratieverplichtingen moeten voldoen. Als ultimum remedium kan de inschrijving door de RDW worden ingetrokken.
Voor zover het toezicht betreft op specifieke taken voor de RDW of de NIWO wordt het toezicht geregeld via de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Met het beoogde toezicht door de ILT wordt voorzien in uniform toezicht op de verplichtingen voor tolheffers en EETS-aanbieders, bedoeld in artikel 41 van het wetsvoorstel. In artikel 42 van het wetsvoorstel is opgenomen dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd is om ter handhaving van de voorschriften, bedoeld in artikel 41, een last onder bestuursdwang of, op grond van een artikel 5:32 Awb, een last onder dwangsom op te leggen. Als de Minister echter zelf de tolheffer is, zal geen last onder dwangsom of last onder bestuursdwang worden opgelegd maar zal de toezichthouder ten behoeve van de naleving van de voorschriften onder andere gebruik maken van instrumenten als signalering en audits.
Naast het onderhavige wetsvoorstel is ook het conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing in voorbereiding. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat ambtenaren van de ILT ook een handhavingstaak hebben in het kader van dat wetsvoorstel, waar het gaat om het stilhouden van een vrachtwagen langs de weg. De precieze inrichting van de uitvoering van de vrachtwagenheffing zal nog verder worden uitgewerkt. Als de ILT inderdaad die taak krijgt, zal een organisatorische voorziening worden getroffen zodat deze taak niet wordt vermengd met het toezicht op de tolheffer en EETS-aanbieders in het kader van het wetsvoorstel implementatie EETS-richtlijn.
Het door de Afdeling opgemerkte onderscheid tussen toezicht op ‘publieke’ en ‘private’ tolheffers is door het aanwijzen van ILT als toezichthouder niet langer relevant. Terecht riep het in de uitvoeringstoets van de RDW genoemde onderscheid tussen ‘publieke’ en ‘private’ tolheffers bij de Afdeling vragen op. In het wetsvoorstel wordt dit onderscheid niet gemaakt omdat het wetvoorstel betrekking heeft op alle tolheffers. In de EETS-richtlijn wordt de tolheffer wel gedefinieerd als publieke of private entiteit die tolgelden heft op het gebruik van voertuigen in een EETS-gebied, maar daarmee wordt slechts geduid dat alle tolheffers onder de richtlijn vallen ongeacht hun rechtsvorm, bijvoorbeeld een tolheffer in de hoedanigheid van bestuursorgaan of in de hoedanigheid van een privaatrechtelijke rechtspersoon als een B.V. of een N.V. Volledigheidshalve wordt daarbij nog opgemerkt dat de tolheffer alleen onder de richtlijn valt voor zover de tol wordt geheven met een elektronisch tolheffingssysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van de technologieën, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de EETS-richtlijn. Tolheffers die gebruik maken van andere technologieën vallen pas onder deze richtlijn op het moment dat zij substantiële technologische verbeteringen doorvoeren (artikel 3, tweede lid, van de EETS-richtlijn).
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling zijn de artikelen 41 en 42, de paragrafen 8 en 11 van het algemeen deel van de memorie van toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 1, 41 en 42 aangepast.
De Afdeling constateert dat de RDW binnen het stelsel van de tolheffing verschillende rollen kan krijgen. Dat zijn rollen waarop de RDW, ten aanzien van private tolheffers, ook toezicht zal houden.
Zoals onder a. is aangegeven is de inrichting van het toezicht opnieuw tegen het licht gehouden. Dat heeft ertoe geleid dat beoogd wordt de ILT als toezichthouder aan te wijzen.
De Minister is vooralsnog de enige tolheffer die onder de toekomstige Wet implementatie EETS-richtlijn valt en andere tolheffers die hieronder komen te vallen worden op korte termijn niet voorzien. De Minister (in de rol van tolheffer) is tolheffer voor de Blankenburgverbinding en de ViA15 en de Minister is beoogd tolheffer voor de vrachtwagenheffing. De rol van tolheffer zal in die gevallen namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden uitgevoerd door een publieke uitvoeringsorganisatie. De ILT ziet erop toe dat die uitvoeringsorganisatie de verplichtingen, bedoeld in artikel 41 van de toekomstige Wet implementatie EETS-richtlijn, nakomt.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is paragraaf 8 van het algemeen deel van de memorie van toelichting aangepast.
De Afdeling constateert dat niet wordt ingegaan op de rechtsbescherming van de EETS-gebruiker als hij zich niet kan verenigen met een door de EETS-aanbieder gefactureerd bedrag, of uitgevoerde incasso. Ook geeft de Afdeling aan dat niet wordt toegelicht welke mogelijkheid een EETS-gebruiker heeft om bij een toezichthouder een klacht in te dienen over het handelen door een EETS-aanbieder of tolheffer.
De rechtsbescherming voor de EETS-gebruiker die het niet eens is met de factuur of de uitgevoerde incasso wordt niet in het wetsvoorstel implementatie EETS-richtlijn geregeld, maar in de specifieke tolwet voor het betreffende tolproject. De EETS-richtlijn laat de lidstaten vrij in de keuze van betaling en invordering langs bestuursrechtelijke of privaatrechtelijke weg. De keuze voor de bestuursrechtelijke of privaatrechtelijke weg hangt af van de inrichting van het tolsysteem en of geregeld is dat de EETS-aanbieder de factuur voor de tol in naam en voor rekening van de tolheffer uitschrijft, of de tolbetaling zelfstandig en in eigen naam afhandelt.
Voor de inrichting van een elektronisch tolheffingssysteem zijn verschillende mogelijkheden denkbaar, zoals een systeem met of zonder een slagboom, registratie met ANPR of met boordapparatuur, een heffing per kilometer of per passage, enzovoorts. Als het vervolgens gaat om een tolheffer die bestuursorgaan is en de factuur wordt door de EETS-aanbieder in naam en voor rekening van de tolheffer uitgeschreven, is er in beginsel sprake van een betalingsverplichting in het bestuursrechtelijk spoor en zullen bezwaren in beginsel via dat spoor worden afgehandeld. Als de betaling echter plaatsvindt aan een EETS-aanbieder die zelfstandig de heffing int en het door de EETS-gebruiker verschuldigde bedrag aan de tolheffer betaalt dan is er in beginsel sprake van civielrechtelijke rechtsbescherming. De EETS-gebruiker betaalt dan niet rechtstreeks aan het bestuursorgaan, maar aan de EETS-aanbieder. De EETS-gebruiker voldoet door de betaling aan de EETS-aanbieder in ieder geval altijd aan zijn betalingsverplichting aan de tolheffer (artikel 20, eerste lid, wetsvoorstel).
Waar het gaat om klachten van de EETS-gebruiker ten aanzien van het handelen van de tolheffer of de EETS-aanbieder, kan de EETS-gebruiker een verzoek om handhaving indienen bij de toezichthouder. Als wordt overgegaan tot handhaving zal de tolheffer of de EETS-aanbieder daaraan gevolg moeten geven. Als het verzoek om handhaving echter wordt afgewezen is dat een bestuursrechtelijk besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt en eventueel beroep kan worden ingesteld.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de artikelsgewijze toelichting van de memorie van toelichting bij de artikelen 19 en 42 aangepast.
De opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen met uitzondering van de opmerking over artikel 39. In het artikel is opgenomen dat ‘degene die ervan verdacht wordt de wegentol niet te hebben betaald’ daarvan in kennis wordt gesteld. Met ‘degene’ wordt gedoeld op de degene op wiens naam het motorrijtuig is ingeschreven in het kentekenregister van het betreffende land.
Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele andere wijzigingen in het wetsvoorstel en bijbehorende memorie van toelichting door te voeren. Deze worden hieronder kort uiteengezet. Voor zover de artikelen zijn aangepast, is de memorie van toelichting overeenkomstig aangepast. Daarnaast is de memorie van toelichting geactualiseerd. In verband daarmee zijn enkele redactionele wijziging van ondergeschikte aard aangebracht.
In artikel 2, tweede lid, werd abusievelijk verwezen naar de artikelen 3 tot en met 40. Dit is vervangen door een verwijzing naar de artikelen 3 tot en met 38.
In artikel 7, eerste lid, was bepaald dat een in Nederland gevestigde entiteit bij de RDW een verzoek om registratie kan doen. Het verzoek om registratie is vervangen door een aanvraag om registratie zodat de terminologie beter aansluit bij de Awb. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
In paragraaf 9 was abusievelijk opgenomen dat er als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel voor de Westerscheldetunnel een toename in de uitvoeringslasten zou zijn. De Westerscheldetunnel valt echter niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel omdat het daar gebruikte tolheffingssysteem geen gebruik maakt van een van de technologieën, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
In artikel 10, eerste lid, van het wetsvoorstel is bepaald dat de tolheffer een tolgebiedsverklaring opstelt. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10 is verduidelijkt dat de EETS-gebiedsverklaring is een privaatrechtelijk instrument is met de algemene voorwaarden voor EETS-aanbieders inzake toegang tot zijn EETS-gebieden. Met artikel 10 wordt artikel 6, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 geïmplementeerd.
In artikel 40, zesde lid, was abusievelijk geen verwijzing naar artikel 43 van de Wegenverkeerswet 1994 voor de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuiggegevens. Dit is in het zesde lid aangepast.
In artikel 40 ontbrak ook een grondslag voor een ministeriële regeling voor de aanwijzing van het nationaal contactpunt die de gegevens met andere lidstaten kan uitwisselen in het geval dat een buitenlandse kentekenhouder de wegentol niet betaalt. In artikel 40, zevende lid, is deze grondslag opgenomen.
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga.
No. W17.20.0213/IV
’s-Gravenhage, 15 oktober 2020
Aan de Koning
Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001301, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europese Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (Wet implementatie EETS-richtlijn), met memorie van toelichting.
Het voorstel strekt ter implementatie van richtlijn (EU) 2019/520 inzake de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van wegentol in de Unie (‘EETS-richtlijn’).1 In het voorstel worden regels geïmplementeerd die zijn gericht op het waarborgen van de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen. Ook omvat het voorstel een grondslag voor het gebruik van de Europese softwaretoepassing Eucaris voor grensoverschrijdende informatie-uitwisseling van voertuigregistratiegegevens tussen lidstaten in het kader van niet betalen van wegentol.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de wijze waarop het toezicht en de rechtsbescherming zullen worden geregeld. In verband hiermee is aanpassing wenselijk van de toelichting.
Bij de uitvoering van elektronische tolheffing en het waarborgen van interoperabiliteit tussen de verschillende tolheffingssystemen zijn verschillende partijen betrokken, met veelal verschillende taken.
In de eerste plaats is de tolheffer de entiteit die tol heft op het gebruik van voertuigen in een zogenoemd ‘EETS-gebied’, zijnde een weginfrastructuur.2 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is betrokken als tolheffer voor de toekomstige Nederlandse tolgebieden voor de vrachtwagenheffing en de Blankenburgverbinding en ViA15.3 Naast de minister als publieke tolheffer, biedt het voorstel ook ruimte voor andere publieke en private tolheffers.4
In de tweede plaats zijn er de aanbieders van (Europese) elektronische tolheffingsdiensten (‘EETS’). Deze zogenoemde EETS-aanbieders fungeren feitelijk als schakel tussen de tolheffer en de gebruiker van de EETS (de tolplichtige eigenaren of houders van voertuigen). Geregistreerde EETS-aanbieders sluiten daartoe overeenkomstig de door een tolheffer opgestelde EETS-gebiedsverklaring een overeenkomst met deze tolheffer voor de verlening van EETS-diensten in een bepaald tolgebied. EETS-gebruikers, op hun beurt, hebben een contract met de EETS-aanbieders om toegang te kunnen krijgen tot de tolheffingsdienst; de aanbieders maken de geïnde tolgelden over aan de betrokken tolheffer.
In de derde plaats zijn verschillende uitvoeringsorganisaties betrokken. De Dienst Wegverkeer (RDW) is verantwoordelijk voor het registreren van EETS-aanbieders.5 De RDW zal blijkens de toelichting ook, als nationaal contactpunt, verantwoordelijk zijn voor het uitwisselen van gegevens met andere lidstaten in geval van niet-betaling van wegentol en, als contactbureau, (vroegtijdige administratieve) contacten tussen tolheffers en (buitenlandse) EETS-aanbieders faciliteren.6 Daarnaast heeft de minister de bevoegdheid een onafhankelijke bemiddelende instantie aan te wijzen, die kan bemiddelen tussen tolheffers en EETS-aanbieders over eventuele contractuele geschillen. Het is nog niet bekend welke instantie als bemiddelende instantie wordt aangewezen.
Ten slotte is voorzien in toezicht op en handhaving van de verplichtingen die uit het voorstel voortvloeien. Blijkens de toelichting is de RDW beoogd als toezichthoudende instantie, die namens de minister de handhaving zal uitvoeren.7
In de toelichting wordt opgemerkt dat de RDW wordt belast met het toezicht op en de handhaving van ‘de verplichtingen die voortvloeien uit het voorstel’.8 Uit de uitvoeringstoets van de RDW blijkt echter dat zijn toezichttaken niet zien op de werkzaamheden van de EETS-aanbieders9 en dat deze voor wat betreft tolheffers zijn beperkt tot de private tolheffers. Voor publieke tolheffers is niet voorzien in (publiekrechtelijk) toezicht, omdat, zo wordt opgemerkt, het toezicht in deze gevallen via de ministeriële verantwoordelijkheid zal worden vormgegeven. De uitvoeringstoets vermeldt in dit verband dat de minister naar de Kamer kan worden geroepen voor zover het toezicht ziet op de verplichtingen van de publieke tolheffer.10
In de toelichting wordt niet verhelderd of het toezicht inderdaad aldus zal worden ingericht. De toelichting verdient op dit punt aanvulling, waarbij in het bijzonder de volgende twee punten aandacht verdienen.
Nadere toelichting verdient waarom wordt gekozen voor de hiervóór geschetste beperkte reikwijdte van het toezicht. In de eerste plaats is onduidelijk waarom niet wordt voorzien in publiekrechtelijk toezicht op de EETS-aanbieders, terwijl ook op hen de nodige wettelijke verplichtingen (jegens de tolheffers en EETS-gebruikers) zullen rusten.11
In de tweede plaats roept het in de uitvoeringstoets genoemde onderscheid tussen ‘publieke’ en ‘private’ tolheffers vragen op. Zo valt het de Afdeling op dat dit onderscheid noch in het voorstel, noch in de toelichting, noch in de EETS-richtlijn wordt benoemd of gedefinieerd. Aldus is onduidelijk wat onder een ‘publieke tolheffer’ moet worden verstaan en wat deze onderscheidt van een private tolheffer.12
Vervolgens rijst de vraag waarom niet is voorzien in uniform toezicht voor alle tolheffers. Ten aanzien van de tolhefferstaken van private tolheffers wordt het klaarblijkelijk noodzakelijk geacht met handhavingsbevoegdheden omkleed publiekrechtelijk toezicht in te richten. Waarom dat voor soortgelijke tolhefferstaken van publieke tolheffers niet nodig zou zijn, ziet de Afdeling voorshands niet in. Het feit dat de minister in politiek-bestuurlijk opzicht verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van – haar eigen – tolhefferstaken, laat de noodzaak van onafhankelijk toezicht daarop onverlet.13
De Afdeling wijst er voorts op dat de minister niet zonder meer politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor andere publieke tolheffers, zoals decentrale overheden. Evenmin is ten aanzien van hun taken voorzien in publiekrechtelijk toezicht.
De Afdeling adviseert de toelichting ten aanzien van het toezicht aan te vullen en daarbij in te gaan voornoemde aandachtspunten.
De Afdeling constateert dat de RDW binnen het stelsel van tolheffing verschillende rollen krijgt. De dienst is namelijk ook betrokken bij de uitvoering van bepaalde tolhefferstaken namens de minister in het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing.14 Voorts zal de RDW op grond van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, met Rijkswaterstaat, betrokken zijn bij het innen van het tolgeld.15 Hoewel deze taken nog niet zijn uitgewerkt, is niet uitgesloten dat de RDW bepaalde tolhefferstaken zal verrichten, waarop zij, ten aanzien van private tolheffers, tevens toezicht zal houden. Een dergelijke rolvermenging is niet wenselijk.
Voor zover inderdaad wordt vastgehouden aan deze rolvermenging, dient ten minste inzichtelijk te worden gemaakt welke waarborgen worden getroffen om een duidelijke functiescheiding tussen deze rollen van de RDW te garanderen.
De Afdeling adviseert in de toelichting de nodige aandacht te besteden aan de verschillende taken die de RDW in het kader van de uitvoering van en het toezicht op tolheffingstaken zal verrichten.
In de toelichting bij het voorstel wordt niet ingegaan op de rechtspositie van de EETS-gebruikers.16 Een EETS-gebruiker sluit een overeenkomst met de EETS-aanbieder en betaling aan de aanbieder veronderstelt betaling aan de tolheffer. Deze tolheffer kan zowel een publieke als private entiteit zijn, die zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk tolbetalingen kan innen. De toelichting biedt geen helderheid welke rechtsmiddelen – bestuursrechtelijk of privaatrechtelijk – een EETS-gebruiker kan aanwenden, indien hij zich niet kan verenigen met een door de EETS-aanbieder gefactureerd bedrag, of uitgevoerde incasso. Bovendien is het mogelijk dat de wijze van rechtsbescherming per EETS-gebied kan verschillen.17
Evenmin wordt toegelicht welke mogelijkheid een EETS-gebruiker heeft om bij een toezichthouder een klacht in te dienen over het handelen door een EETS-aanbieder of tolheffer. De ingevolge voorgesteld artikel 37 aan te wijzen instantie bemiddelt alleen in geschillen tussen tolheffers en EETS-aanbieders. Duidelijkheid hieromtrent acht de Afdeling aangewezen.
De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.
– In artikel 5: een grondslag opnemen voor de minister voor aanwijzing van een contactbureau.
– In artikel 39: aanvullen dat in geval van niet-betaling een houder daarvan in kennis wordt gesteld.
– In de toelichting: verduidelijken welke partij vaststelt wanneer er sprake is van ‘ongeldig verklaarde boordapparatuur’ en wat de consequenties hiervan zijn.
– Verwijzingen in de transponeringstabel corrigeren. Zo wordt bij artikel 15, derde lid, EU-richtlijn verwezen naar artikel 13, derde lid van het voorstel. Het voorstel voorziet daar niet in. Verwijzing schrappen en eventueel vervangen door ‘Behoeft geen implementatie’. Ten aanzien van artikel 21, eerste lid, laatste alinea, EU-richtlijn moet bijvoorbeeld de verwijzing naar artikel 7, tweede lid, wetsvoorstel worden geschrapt en worden verwezen naar artikel 7, derde en vierde lid, wetsvoorstel.
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat een wet ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europese Parlement en de Raad van de Europese unie van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (PbEU 2019, L 91) nodig is en dat de Wegenverkeerswet 1994 wijziging behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
door de tolheffer opgezette en beheerde procedure die een EETS-aanbieder doorloopt alvorens in een EETS-gebied EETS te mogen aanbieden;
instantie als bedoeld in artikel 37;
alle aan boord van een voertuig geïnstalleerde of meegenomen hardware- en softwarecomponenten die worden gebruikt als onderdeel van de toldienst, teneinde gegevens te verzamelen, op te slaan, te verwerken en van op afstand te ontvangen of te verzenden, als een afzonderlijk toestel of geïntegreerd in het voertuig;
contactbureau als bedoeld in artikel 5, eerste lid;
dienst als bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994;
entiteit die, onder een afzonderlijke overeenkomst, een EETS-gebruiker toegang verleent tot de EETS, de tolgelden overmaakt aan de betrokken tolheffer, en die in zijn lidstaat van vestiging is geregistreerd;
reeks elementen van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer die specifiek noodzakelijk is voor de integratie van EETS-aanbieders in het systeem en voor het functioneren van EETS;
weg, wegennet, kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of veerpont, waarvoor tolgeld wordt geïnd met gebruikmaking van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer;
verklaring als bedoeld in artikel 10, eerste lid;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die een contract heeft met een EETS-aanbieder om toegang te krijgen tot EETS;
tolheffingssysteem waarbij de verplichting voor de gebruiker om tolgeld te betalen uitsluitend ontstaat door en gekoppeld is aan de automatische detectie van de aanwezigheid van het voertuig op een bepaalde locatie door middel van communicatie op afstand met boordapparatuur in het voertuig of automatische nummerplaatherkenning;
toldienst die door een EETS-aanbieder in het kader van een overeenkomst aan een EETS-gebruiker wordt verleend in een of meer EETS-gebieden;
online-toegangsprocedure voor het raadplegen van de databanken van één, meerdere of alle lidstaten;
vermogen van een interoperabiliteitsonderdeel om een specifieke prestatie te verrichten en te blijven verrichten zolang het in gebruik is, waarbij een representatieve integratie in de EETS met betrekking tot het systeem van een tolheffer gewaarborgd moet zijn;
toldienstaanbieder met specifieke verplichtingen, zoals de verplichting om overeenkomsten te sluiten met alle belanghebbende gebruikers, of met specifieke rechten, zoals een specifieke vergoeding of een gegarandeerde langetermijnovereenkomst, die verschillen van de rechten en plichten van andere aanbieders van diensten;
degene op wiens naam een voertuig is ingeschreven, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van inschrijving;
bestaand elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer dat een verandering heeft ondergaan of ondergaat waardoor EETS-aanbieders genoodzaakt zijn wijzigingen aan te brengen in de interoperabiliteitsonderdelen die zij gebruiken;
basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van apparatuur die deel uitmaken of bestemd zijn om deel uit te maken van de EETS en waarvan de interoperabiliteit van deze dienst direct of indirect afhankelijk is, met inbegrip van zowel materiële als immateriële zaken zoals software;
voertuig met een maximaal toegestane massa van niet meer dan 3.500 kg;
lidstaat waarin het voertuig waarvoor wegentol verschuldigd is, is ingeschreven;
door Onze Minister aangewezen instantie voor de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuiggegevens;
overtreding die bestaat uit het niet-betalen door een weggebruiker van wegentol in een lidstaat, zoals gedefinieerd in de desbetreffende nationale voorschriften van die lidstaat;
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (PbEU 2019, L 91);
door de verantwoordelijke tolheffer vastgestelde informatie die noodzakelijk is om het tolgeld te bepalen dat voor een bepaald voertuig in een specifiek tolgebied moet worden betaald en om de toltransactie af te ronden;
dienst die gebruikers in staat stelt gebruik te maken van een voertuig in een of meer EETS-gebieden onder één overeenkomst en indien nodig met één soort boordapparatuur, met inbegrip van:
a. indien nodig, het verstrekken van op maat gemaakte boordapparatuur aan de gebruikers en het onderhouden van de functionaliteit ervan;
b. het waarborgen dat de door de gebruiker verschuldigde tol wordt betaald aan de tolheffer;
c. het beschikbaar stellen aan de gebruiker van betaalmethoden of het accepteren van een bestaande methode;
d. het innen van tolgelden bij de gebruiker;
e. het beheren van de klantenrelatie met de gebruiker, en
f. het uitvoeren en naleven van het beveiligings- en privacybeleid voor de tolheffingssystemen voor het wegverkeer;
juridische entiteit die toldiensten verleent aan klanten in een of meer EETS-gebieden voor een of meer voertuigcategorieën;
wegentol;
publieke of private entiteit die tolgelden heft op het gebruik van voertuigen in een EETS-gebied in Nederland;
mededeling aan een tolheffer, in een vorm die is vastgesteld door de toldienstaanbieder en de tolheffer, waarmee de aanwezigheid van een voertuig in een EETS-gebied wordt bevestigd;
motorvoertuig, of samenstel van voertuigen, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer over de weg van passagiers of goederen;
voertuiginformatie voor het berekenen van het tolgeld op basis van de tolcontextgegevens;
vergoeding die door de weggebruiker moet worden betaald om zich te mogen verplaatsen op een weg, een wegennet, een kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of een veerpont.
1. Deze wet is van toepassing op EETS-gebieden en grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens met betrekking tot voertuigen en de eigenaren of houders van voertuigen waarvoor in de Unie geen wegentol is betaald.
2. De artikelen 3 tot en met 40 zijn niet van toepassing op:
a. niet elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer;
b. kleine, strikt lokale EETS-gebieden, waarvoor de kosten van de aanpassing aan de artikelen 3 tot en met 40 onevenredig zijn in verhouding tot de opbrengst.
3. Deze wet is niet van toepassing op parkeergelden.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het tweede lid, onderdeel b.
1. Een nieuw elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer waarvoor boordapparatuur moet worden geïnstalleerd of gebruikt, maakt voor de afhandeling van elektronische toltransacties gebruik van een of meer van de volgende technologieën:
a. satellietplaatsbepaling;
b. mobiele communicatie;
c. 5,8 Ghz microgolftechnologie.
2. Op elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor boordapparatuur moet worden geïnstalleerd of gebruikt en die voor 19 oktober 2021 in gebruik waren en die andere technologieën gebruiken dan bedoeld in het eerste lid, is dat lid van overeenkomstige toepassing vanaf het tijdstip waarop substantiële technologische verbeteringen zijn uitgevoerd.
1. EETS-aanbieders stellen boordapparatuur ter beschikking van de EETS-gebruikers die:
a. geschikt is voor gebruik,
b. interoperabel is,
c. in staat is te communiceren met de elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer die in de lidstaten in gebruik zijn en die gebruikmaken van de in het eerste lid van artikel 3 bedoelde technologieën, en
d. indien nodig, voldoen aan de bij of krachtens paragraaf 10.1 van de Telecommunicatiewet gestelde eisen.
2. Boordapparatuur die gebruikmaakt van satellietplaatsbepalingstechnologie en die na 19 oktober 2021 in de handel is gebracht moet compatibel zijn met de plaatsbepalingsdiensten die worden verleend door Galileo en Egnos.
3. De boordapparatuur mag gebruikmaken van eigen hardware en software, van elementen van andere hardware en software die in het voertuig aanwezig is.
4. Om met andere in het voertuig aanwezige hardwaresystemen te kunnen communiceren, mag de boordapparatuur gebruikmaken van andere dan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde technologieën, op voorwaarde dat de veiligheid, de kwaliteit van de dienst en de privacy worden gewaarborgd.
5. De werking voor andere diensten dan tolheffing die door de boordapparatuur worden gefaciliteerd, belemmert de werking van de toldiensten in een EETS-gebied niet.
6. Tot 31 december 2027 kunnen EETS-aanbieders aan gebruikers van lichte voertuigen mede boordapparatuur ter beschikking stellen die alleen geschikt is voor gebruik met 5,8 GHz microgolftechnologie, met het oog op gebruik ervan in EETS-gebieden waar geen technologieën voor satellietplaatsbepaling of mobiele communicatie nodig zijn.
1. Onze Minister maakt de contactgegevens van het contactbureau, bedoeld in artikel 18 van de richtlijn, via elektronische weg bekend. Op verzoek worden de gegevens verstrekt aan geïnteresseerde EETS-aanbieders.
2. Op verzoek van de EETS-aanbieder faciliteert en coördineert het contactbureau vroegtijdige administratieve contacten tussen de EETS-aanbieder en de tolheffers die verantwoordelijk zijn voor de EETS-gebieden.
3. Het contactbureau kan een natuurlijk persoon of een publiek- of privaatrechtelijke entiteit zijn.
1. De Dienst Wegverkeer houdt een EETS-register bij van:
a. de EETS-gebieden in Nederland met informatie over:
1°. de betrokken tolheffers;
2°. de gebruikte tolheffingstechnologieën;
3°. de tolcontextgegevens;
4°. de EETS-gebiedsverklaring; en
5°. de EETS-aanbieders die EETS-overeenkomsten hebben gesloten met de Nederlandse tolheffers;
b. de EETS-aanbieders aan wie registratie als bedoeld in artikel 7 is verleend; en
c. de gegevens van het contactbureau waaronder een e-mailadres en een telefoonnummer.
2. De gegevens betreffende een EETS-gebied als bedoeld in het eerste lid, onder a, en wijzigingen daarvan, worden door de voor dat EETS-gebied verantwoordelijke tolheffer verstrekt op een door de Dienst Wegverkeer bepaalde wijze.
3. De Dienst Wegverkeer neemt maatregelen met het oog op het waarborgen van de juistheid, de actualiteit en de volledigheid van het EETS-register. Een tolheffer of een EETS-aanbieder die gerede twijfel heeft over de juistheid van een in het EETS-register opgenomen gegeven, meldt die twijfel, onder opgave van redenen, aan de Dienst Wegverkeer.
4. Het register is via elektronische weg beschikbaar voor het publiek.
5. Aan het eind van elk kalenderjaar stuurt de Dienst Wegverkeer het register via elektronische weg aan de Europese Commissie.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
1. Een in Nederland gevestigde entiteit kan de Dienst Wegverkeer verzoeken om registratie als EETS-aanbieder in het EETS-register.
2. De registratie wordt verleend als de entiteit:
a. in het bezit is van een EN ISO 9001-certificaat of gelijkwaardige erkenning;
b. over de nodige technische apparatuur beschikt en in het bezit is van de EG-verklaringen of certificaat van conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen;
c. bekwaam is om elektronische toldiensten te verstrekken of bekwaam is op andere relevante gebieden;
d. over de nodige financiële draagkracht beschikt;
e. een alomvattend risicobeheersplan handhaaft dat minstens om de twee jaar aan een controle moet worden onderworpen; en
f. betrouwbaar is.
3. De Dienst Wegverkeer gaat ten minste eenmaal per jaar na of de EETS-aanbieders die zijn geregistreerd overeenkomstig het eerste lid, nog voldoen aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, d, e en f. De EETS-aanbieder verleent medewerking aan het onderzoek.
4. De Dienst Wegverkeer werkt het EETS-register bij op grond van het onderzoek, bedoeld in het derde lid en neemt daarin ook de conclusies op van de controle, bedoeld in het tweede lid, onder e. Als is vastgesteld dat een EETS-aanbieder niet kan aantonen dat aan de eisen, bedoeld in het derde lid, wordt voldaan of anderszins niet kan worden vastgesteld dat aan deze eisen wordt voldaan, dan kan de Dienst Wegverkeer de registratie van de EETS-aanbieder intrekken.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de te verstrekken gegevens en bescheiden ten behoeve van de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, en het onderzoek, bedoeld in het derde lid, waarmee kan worden aangetoond aan de eisen van het tweede lid en de artikelen 8 en 25 te voldoen.
6. De Dienst Wegverkeer en de Staat zijn niet aansprakelijk voor de handelingen van de in het EETS-register opgenomen EETS-aanbieders.
7. Onverminderd het vierde lid kan de registratie ook worden ingetrokken als niet aan de vereisten, bedoeld in de artikelen 8, eerste en tweede lid, of 25, wordt voldaan.
1. In Nederland geregistreerde EETS-aanbieders sluiten overeenkomsten met de tolheffers voor alle EETS-gebieden op het grondgebied van ten minste vier lidstaten, binnen een termijn van 36 maanden na registratie als EETS-aanbieder als bedoeld in artikel 7.
2. De overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, voor de EETS-gebieden in een lidstaat worden gesloten binnen een termijn van 24 maanden nadat de eerste overeenkomst in die lidstaat is gesloten.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op EETS-gebieden waarvoor de verantwoordelijke tolheffer niet voldoet aan de eisen van artikel 9, eerste, tweede of derde lid. Een tolheffer die verantwoordelijk is voor een EETS-gebied in Nederland waar de technologie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet wordt toegepast of die niet voldoet aan de procedurele vereisten van deze paragraaf, treedt in overleg met de EETS-aanbieder die zich wil accrediteren.
4. Van EETS-aanbieders wordt niet verlangd dat zij specifieke technische oplossingen of processen gebruiken die de interoperabiliteit van de interoperabiliteitsonderdelen van een EETS-aanbieder met elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in andere EETS-gebieden belemmeren.
1. Tolheffers die verantwoordelijk zijn voor EETS-gebieden in Nederland, verlenen op niet-discriminerende wijze toegang aan elke EETS-aanbieder die EETS wenst aan te bieden in een of meer van deze EETS-gebieden.
2. De tolheffer aanvaardt een EETS-aanbieder in zijn EETS-gebied als hij voldoet aan de verplichtingen en algemene voorwaarden die in de EETS-gebiedsverklaring, bedoeld in artikel 10, zijn vermeld.
3. Tolheffers werken op niet-discriminerende wijze samen met EETS-aanbieders, fabrikanten of aangemelde instanties bij de beoordeling van de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen in hun EETS-gebied.
1. De tolheffer stelt een EETS-gebiedsverklaring op.
2. De EETS-gebiedsverklaring bevat in ieder geval:
a. de algemene voorwaarden voor EETS-aanbieders inzake toegang tot zijn EETS-gebied die op grond van artikel 6, negende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 door middel van uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld;
b. de procedurele voorwaarden, met inbegrip van de commerciële voorwaarden, waaronder de methode voor het bepalen van de vergoeding, overeenkomstig artikel 23;
c. indien van toepassing, de gedetailleerde planning van de op grond van artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 door middel van uitvoeringshandelingen vastgestelde procedure voor de beoordeling of herbeoordeling van de conformiteit met de specificaties en van de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen;
d. overige op grond van artikel 6, negende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 door middel van uitvoeringshandelingen vastgestelde eisen aan de inhoud van de EETS-gebiedsverklaring.
1. Een toekomstige tolheffer die verantwoordelijk is voor een nieuw in gebruik te nemen elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer in Nederland, maakt de EETS-gebiedsverklaring tijdig genoeg via elektronische weg bekend om geïnteresseerde EETS-aanbieders uiterlijk een maand voor de operationele start van het systeem te kunnen accrediteren. Daarbij neemt de tolheffer de planning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c, in acht.
2. Een tolheffer die verantwoordelijk is voor een voor 19 oktober 2021 bestaand elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer in Nederland dat op of na 19 oktober 2021 ingrijpend wordt gewijzigd, maakt de EETS-gebiedsverklaring tijdig genoeg bekend om geïnteresseerde EETS-aanbieders uiterlijk een maand voor de operationele start van het gewijzigde systeem te kunnen accrediteren en om reeds geaccrediteerde EETS-aanbieders in staat te stellen hun interoperabiliteitsonderdelen aan te passen aan de nieuwe vereisten en om hen uiterlijk een maand voor de start van het gewijzigde systeem opnieuw te kunnen accrediteren. Daarbij neemt de tolheffer de duur van de procedure in acht, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c.
1. Een tolheffer die verantwoordelijk is voor een EETS-gebied in Nederland brengt een testomgeving tot stand waarin de EETS-aanbieder of zijn gemachtigde kan controleren of zijn boordapparatuur geschikt is voor gebruik in het EETS-gebied van de tolheffer en certificering kan krijgen voor de succesvolle voltooiing van de tests.
2. Tolheffers kunnen een testomgeving gebruiken voor meerdere EETS-gebieden.
3. Tolheffers kunnen een gemachtigde toelaten die de geschiktheid voor gebruik van één soort boordapparatuur controleert namens meer dan één EETS-aanbieder.
4. Tolheffers kunnen van EETS-aanbieders of hun gemachtigden verlangen de kosten van de tests te dragen.
1. Interoperabiliteitsonderdelen voldoen aan:
a. de eisen die door middel van gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld krachtens artikel 15, vierde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520;
b. de algemene infrastructurele vereisten die door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld krachtens artikel 15, vijfde en zesde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520;
c. de eisen, bedoeld in artikel 4.
2. De inhoud en de vorm van de EG-verklaringen van conformiteit met de specificaties of van de geschiktheid voor het gebruik, waartoe de procedure, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder c, kan leiden als wordt aangetoond dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan het bepaalde, krachtens artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
1. Onze Minister kan met betrekking tot interoperabiliteitsonderdelen met CE-markering die in de handel zijn gebracht en worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming, en die naar verwachting niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen, het toepassingsgebied daarvan beperken, het gebruik ervan verbieden, of ze uit de handel nemen.
2. Van getroffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister de Europese Commissie onmiddellijk in kennis. Daarbij vermeldt Onze Minister de redenen van het besluit en of het conformiteitsgebrek een gevolg is van onjuiste toepassing van de technische specificaties of de ontoereikendheid van de technische specificaties.
3. Met betrekking tot een interoperabiliteitsonderdeel met CE-markering dat niet aan de interoperabiliteitseisen voldoet, verzoekt Onze Minister de fabrikant of diens gemachtigde voor zover die een vestiging in Nederland heeft, om de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor het gebruik van het interoperabiliteitsonderdeel te herstellen onder daarbij te stellen voorschriften. Van dat besluit wordt kennisgegeven aan de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie.
Op beslissingen betreffende de beoordeling van de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor het gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen, door tolheffers die geen bestuursorgaan zijn, zijn de artikelen 3:40, 3:41, 3:45 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
1. Onze Minister kan een of meer instanties aanwijzen die belast zijn met de uitvoering van, of het toezicht op de op grond van artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 bepaalde procedure voor de beoordeling van de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, als de betreffende instantie voldoet aan de vereisten die door middel van gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld, op grond van artikel 19, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
2. Onze Minister meldt de, op grond van het eerste lid, aangewezen instanties aan bij de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie, onder vermelding van hun bevoegdheden en de daarvoor vooraf van de Europese Commissie ontvangen identificatienummers.
3. Als een door Onze Minister aangemelde instantie niet meer voldoet aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, trekt Onze Minister de aanwijzing en aanmelding van die instantie in en brengt de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie daarvan op de hoogte.
Tolheffers laten in hun EETS-gebieden alle operationele boordapparatuur toe die wordt gebruikt door EETS-aanbieders met wie zij een contractuele relatie onderhouden, als:
a. de apparatuur is gecertificeerd overeenkomstig de procedure die is bepaald op grond van artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520; en
b. de apparatuur niet voorkomt op een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur als bedoeld in artikel 18.
1. EETS-aanbieders die in Nederland EETS aanbieden houden lijsten bij van ongeldig verklaarde boordapparatuur die verband houdt met hun EETS-overeenkomst met de EETS-gebruikers.
2. De tolheffer en de EETS-aanbieders maken afspraken over:
a. het aantal zaken dat in de lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur wordt opgenomen;
b. de vorm van de lijst; en
c. de actualiseringsfrequentie.
3. De lijsten, bedoeld in het eerste lid, worden bijgehouden met toepassing van de regels die gelden voor de bescherming van persoonsgegevens.
4. Een EETS-aanbieder die een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur aan een tolheffer heeft gezonden, kan niet aansprakelijk worden gesteld voor verdere betalingsverplichting voor tolgelden die door gebruik van dergelijke ongeldig verklaarde boordapparatuur verschuldigd zijn.
1. Een overeenkomst tussen de tolheffer en de EETS-aanbieder, voor het aanbieden van EETS in Nederland, maakt het mogelijk dat de factuur voor het tolgeld rechtstreeks door de EETS-aanbieder aan de EETS-gebruiker wordt gestuurd.
2. De tolheffer kan eisen dat de EETS-aanbieder de factuur voor de gebruiker uitschrijft in naam van en voor rekening van de tolheffer. De EETS-aanbieder voldoet aan die eis.
1. De betaling van tolgeld door de EETS-gebruiker aan zijn EETS-aanbieder geldt als voldoening van de betalingsverplichtingen van de EETS-gebruiker ten aanzien van de betrokken tolheffer.
2. Als twee of meer soorten boordapparatuur worden geïnstalleerd of worden meegenomen aan boord van een voertuig, is het de verantwoordelijkheid van de EETS-gebruiker om de relevante boordapparatuur voor een specifiek EETS-gebied te gebruiken of te activeren.
3. EETS-gebruikers voldoen aan de verplichtingen voor de verstrekking van gegevens aan de EETS-aanbieder en het gebruik van en de behandeling van de boordapparatuur, die zijn vastgesteld krachtens artikel 10, derde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
1. De tolheffer kan van een EETS-aanbieder eisen dat hij de tolheffer betaalt voor elke onderbouwde tolmelding en voor elke onderbouwde niet-tolmelding die betrekking heeft op een door de EETS-aanbieder beheerde EETS-gebruikersrekening.
2. Wanneer, voor het vaststellen van het toltarief dat voor een gegeven voertuig geldt, de voertuigclassificatie van een EETS-aanbieder afwijkt van die van een tolheffer, prevaleert de classificatie van de tolheffer, tenzij wordt aangetoond dat sprake is van een fout.
1. De tolheffer heft van EETS-gebruikers niet meer tolgeld dan hij van andere gebruikers heft overeenkomstig het nationale of lokale tolgeld.
2. Het eerste lid laat de mogelijkheid van restituties of kortingen door de tolheffer voor het gebruik van elektronische tolbetalingen onverlet. Restituties of kortingen aan gebruikers van boordapparatuur zijn transparant, openbaar aangekondigd en onder dezelfde voorwaarden beschikbaar voor klanten van EETS-aanbieders.
1. EETS-aanbieders hebben het recht om door de tolheffer te worden vergoed voor het innen van tolgelden namens de tolheffer.
2. De vergoeding van de EETS-aanbieders wordt berekend aan de hand van een methode die transparant en niet-discriminerend is en identiek is voor alle EETS-aanbieders die voor een bepaald EETS-gebied zijn geaccrediteerd.
3. In EETS-gebieden met een hoofddienstaanbieder heeft de methode, bedoeld in het tweede lid, dezelfde structuur als de methode voor het berekenen van de vergoeding van vergelijkbare diensten die worden verleend door de hoofddienstaanbieder. Daarbij kan het bedrag van de vergoeding verschillen, als dat wordt gerechtvaardigd door:
a. de kosten in verband met specifieke eisen en verplichtingen die de hoofddienstaanbieder heeft en de EETS-dienstaanbieder niet; en
b. de noodzaak om van de vergoeding van EETS-aanbieders de vaste kosten af te trekken die door de tolheffer worden opgelegd op grond van de kosten die de tolheffer maakt door in zijn tolgebied een EETS-conform systeem beschikbaar te stellen, te bedienen en te onderhouden, met inbegrip van de accreditatiekosten, wanneer die kosten niet in het tolgeld zijn opgenomen.
1. Entiteiten die toldiensten aanbieden houden een financiële administratie bij waarin een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten en de kosten en inkomsten in verband met andere activiteiten.
2. De informatie over de kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten wordt op verzoek verstrekt aan de betrokken bemiddelende of rechterlijke instantie.
3. Kruissubsidies tussen activiteiten die worden verricht in de hoedanigheid van toldienstaanbieder en andere activiteiten zijn verboden.
1. In Nederland geregistreerde EETS-aanbieders bestrijken te allen tijde alle EETS-gebieden zodra zij daarvoor overeenkomsten hebben gesloten.
2. Een EETS-aanbieder die een EETS-gebied niet kan blijven bestrijken als gevolg van het niet-naleven van deze wet door de tolheffer, herstelt de dienstverlening voor het betrokken gebied zo snel mogelijk nadat het gebrek door de tolheffer hersteld is.
Een in Nederland geregistreerde EETS-aanbieder maakt via elektronische weg bekend:
a. de EETS-gebieden die hij bestrijkt;
b. wijzigingen daarvan;
c. gedetailleerde, jaarlijks bijgewerkte plannen over uitbreiding van diensten naar andere EETS-gebieden.
In Nederland geregistreerde EETS-aanbieders maken het beleid dat zij toepassen bij het sluiten van overeenkomsten met EETS-gebruikers via elektronische weg openbaar.
Bij een aan de tolheffer toerekenbare EETS-storing voorziet de tolheffer in een beperkte dienstverlening. De tolheffer draagt er zorgt voor dat voertuigen die zijn uitgerust met operationele boordapparatuur als bedoeld in artikel 17 zich veilig kunnen verplaatsen met zo min mogelijk oponthoud en zonder ervan te worden verdacht geen wegentol te hebben betaald.
1. EETS-gebruikers kunnen met elke EETS-aanbieder een overeenkomst sluiten, ongeacht nationaliteit, lidstaat van verblijf of de lidstaat waar hun voertuig is ingeschreven.
2. Bij het sluiten van de overeenkomst met een EETS-aanbieder wordt de EETS-gebruiker naar behoren geïnformeerd over geldige betaalmiddelen en, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119), over de verwerking van hun persoonsgegevens en de rechten die voortvloeien uit de geldende wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.
EETS wordt aan EETS-gebruikers aangeboden als één ononderbroken dienst, wat inhoudt dat:
a. tijdens het traject geen menselijke interventie meer vereist is in het voertuig, zodra de voertuigclassificatieparameters, met inbegrip van de variabele parameters, zijn opgeslagen, aangegeven of beide, tenzij de kenmerken van het voertuig worden gewijzigd, en
b. de menselijke interactie met een specifiek onderdeel van boordapparatuur identiek is voor elk EETS-gebied.
1. EETS-gebruikers hebben geen andere interactie met tolheffers als onderdeel van EETS dan:
a. het factureringsproces overeenkomstig artikel 19; en
b. handhavingsprocessen.
2. Interacties tussen EETS-gebruikers en EETS-aanbieders of hun boordapparatuur kunnen specifiek zijn per EETS-aanbieder.
1. EETS-aanbieders die in Nederland EETS aanbieden, verstrekken aan tolheffers van het betreffende tolgebied:
a. de informatie die tolheffers nodig hebben voor het berekenen en heffen van tol op de voertuigen van EETS-gebruikers, of
b. de informatie die tolheffers nodig hebben om de berekening te kunnen verifiëren van de tol die door de EETS-aanbieders is geheven op de voertuigen van EETS-gebruikers.
2. Tolheffers in tolheffingssystemen die werken op basis van microgolven, verstrekken onderbouwde tolmeldingen aan de EETS-aanbieders met betrekking tot de verschuldigde tolgelden van hun EETS-gebruikers.
1. EETS-aanbieders die in Nederland EETS aanbieden, werken met de tolheffers samen om vermoedelijke overtreders van de verplichting om wegentol te betalen te identificeren.
2. Als niet-betaling van wegentol wordt vermoed, kan de tolheffer bij de EETS-aanbieder de gegevens opvragen betreffende het voertuig dat betrokken is bij de vermeende niet-betaling van wegentol en betreffende de houder van dat voertuig die klant is van deze EETS-aanbieder. De EETS-aanbieder stelt deze gegevens onmiddellijk ter beschikking aan de tolheffer van het betreffende tolgebied.
3. De tolheffer maakt de gegevens, bedoeld in het tweede lid, niet bekend aan andere toldienstaanbieders. Als de tolheffer en een toldienstaanbieder deel uitmaken van één entiteit, worden de gegevens uitsluitend gebruikt voor het identificeren van vermeende overtreders.
1. Een tolheffer die verantwoordelijk is voor een EETS-gebied in Nederland kan bij een EETS-aanbieder opvragen:
a. gegevens betreffende alle voertuigen die eigendom zijn van of worden gehouden door klanten van de EETS-aanbieder, en die in een bepaalde periode hebben gereden in het EETS-gebied waarvoor de tolheffer verantwoordelijk is;
b. gegevens betreffende de eigenaars of houders van deze voertuigen, mits de tolheffer deze gegevens nodig heeft om zijn verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten na te komen.
2. De EETS-aanbieder verstrekt de gevraagde gegevens uiterlijk twee dagen na ontvangst van het verzoek.
3. De tolheffer maakt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet bekend aan andere toldienstaanbieders. Als de tolheffer en een toldienstaanbieder deel uitmaken van één entiteit, worden de gegevens uitsluitend gebruikt voor het nakomen van verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten.
Op verzoek verstrekken de toldienstaanbieders, met inbegrip van EETS-aanbieders, aan de tolheffer de geanonimiseerde verkeersgegevens van hun klanten. Bij ministeriële regeling wordt bepaald aan welke instantie de tolheffer de gegevens verstrekt. Deze gegevens worden alleen gebruikt ten behoeve van verkeersbeleid en ter verbetering van het verkeersmanagement.
1. Met een toestemming van de Europese Commissie als bedoeld in artikel 22, derde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520, kan Onze Minister op verzoek van een tolheffer ontheffing verlenen van één of meer bepalingen van deze wet om tijdelijk, gedurende de looptijd van de toestemming van de Europese Commissie, in beperkte delen van hun tolgebied, experimentele tolheffingssystemen toe te passen, parallel aan het EETS-conform systeem, voor het gebruiken van nieuwe tolheffingstechnologieën of concepten die niet voldoen aan die betreffende bepalingen.
2. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld of beperkingen worden verbonden.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de bij het verzoek te overleggen gegevens en bescheiden.
4. EETS-aanbieders zijn niet verplicht om aan een experimenteel tolheffingssysteem deel te nemen.
1. Onze Minister wijst een onafhankelijke bemiddelende instantie aan die bemiddeling mogelijk maakt tussen tolheffers met een EETS-gebied in Nederland en EETS-aanbieders die met deze tolheffers overeenkomsten hebben gesloten, die daarover onderhandelen of die geen overeenstemming bereiken.
2. Tot de taak van de bemiddelende instantie behoort met name:
a. na gaan of de door de tolheffer aan EETS-aanbieders opgelegde contractvoorwaarden niet-discriminerend zijn;
b. na gaan of de EETS-aanbieders volgens de in artikel 23 vastgelegde beginselen worden vergoed;
c. om alle relevante informatie op te vragen bij tolheffers, EETS-aanbieders en derden die betrokken zijn bij de EETS-dienstverlening in Nederland;
d. om informatie uit te wisselen met bemiddelende instanties van andere lidstaten over hun werkzaamheden, richtsnoeren en praktijken.
1. Een tolheffer of een EETS-aanbieder kan de bemiddelende instantie verzoeken tussenbeide te komen in geschillen over hun contractuele relatie of onderhandelingen.
2. De bemiddelende instantie bepaalt binnen een termijn van een maand na de ontvangst van het bemiddelingsverzoek of zij over alle voor de bemiddeling noodzakelijke documenten beschikt.
3. De bemiddelende instantie brengt uiterlijk zes maanden na de ontvangst van het bemiddelingsverzoek advies uit over het geschil.
Als, overeenkomstig de voor het betreffende EETS-gebied geldende procedure, degene die ervan verdacht wordt de wegentol niet te hebben betaald, daarvan in kennis wordt gesteld, is de kennisgeving gebaseerd op het kennisgevingsmodel, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2019/520, in de taal van het kentekenbewijs van het voertuig of in een van de officiële talen van de lidstaat van inschrijving.
1. Het faciliteren van de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in het kader van het niet betalen van wegentol in de Unie vindt plaats aan de hand van de softwaretoepassing Eucaris, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
2. Voertuigregistratiegegevens die voor de uitvoering van het eerste lid worden verwerkt, worden uitsluitend gebruikt voor het identificeren van het voertuig en de eigenaar of houder waarvoor niet-betaling van wegentol is vastgesteld binnen het toepassingsgebied van het eerste lid en artikel 39.
3. Voor de verwerking van persoonsgegevens voor het doel, bedoeld in het tweede lid worden slechts gebruikt de verplicht uit te wisselen gegevens, bedoeld in bijlage I van Richtlijn (EU) 2019/520, met betrekking tot voertuigen en de eigenaren of houders van die voertuigen.
4. De voertuigregistratiegegevens bedoeld in het eerste lid, worden door het nationaal contactpunt alleen gedeeld met;
a. de nationale contactpunten van andere lidstaten;
b. de tolheffers die ten behoeve van de handhaving bij niet betalen wegentol de gegevens hebben opgevraagd.
5. Op verzoek van de betrokken houder verstrekt het nationaal contactpunt informatie over welke in de lidstaat van registratie opgeslagen persoonsgegevens zijn doorgestuurd naar de lidstaat waarin een geval van niet-betaling van wegentol is vastgesteld, met inbegrip van de datum van het verzoek en het nationaal contactpunt van de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol is vastgesteld.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. De aanwijzing kan inhouden, dat de betrokken ambtenaar slechts belast is met het toezicht op de naleving van een of enkele in die aanwijzing genoemde hoofdstukken of artikelen gesteld bij of krachtens deze wet.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 42, vierde lid, onder b, wordt na ‘de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15’ ingevoegd ‘, de Wet implementatie EETS-richtlijn’.
B
Hoofdstuk VIA van de Wegenverkeerswet 1994 komt te vervallen.
Een beschikking op grond van artikel 1a van de Regeling elektronische tolheffingssystemen wordt voor de inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een beschikking voor de registratie op grond van artikel 7 van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Dit wetsvoorstel implementeert Richtlijn (EU) 2019/520 (hierna: richtlijn).1 Het wetsvoorstel heeft twee door Richtlijn (EU) 2019/520 voorschreven doelstellingen. De eerste doelstelling is het waarborgen van de interoperabiliteit tussen elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer op het wegennet van de Unie. Om deze doelstelling te verwezenlijken wordt het aan houders of eigenaren van voertuigen aanbieden van een Europese elektronische tolheffingsdienst (een European Electronic Toll Service, of: EETS) mogelijk gemaakt, in aanvulling op nationale elektronische tolheffingsdiensten. Gebruikers van deze dienst kunnen dan onder één overeenkomst (en indien nodig met één soort boordapparatuur) aan tolverplichtingen voldoen in alle elektronische tolheffingsgebieden in ten minste vier lidstaten waar de dienstaanbieder (EETS-aanbieder) is geaccrediteerd. De tweede doelstelling is het faciliteren van de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens over voertuigen en de eigenaren of houders daarvan waarvoor in de Unie geen wegentol is betaald. De regels voor de tweede doelstelling zijn grotendeels al geïmplementeerd in het Kentekenreglement. De uiterste datum waarop implementatie van de richtlijn moet zijn gerealiseerd is 19 oktober 2021. In de bijlage bij deze toelichting is de transponeringstabel opgenomen.
Deze richtlijn is alleen van toepassing op het grondgebied van Nederland binnen de Europese Unie en heeft geen gevolgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De richtlijn laat de vrijheid van Nederland om voorschriften voor wegeninfrastructuurheffing en belastingaangelegenheden vast te stellen onverlet. Dat geldt ook uitdrukkelijk voor dit wetsvoorstel. Om hier uitdrukking aan te geven, is besloten de juridische basis voor de in te voeren vrachtwagenheffing via een separaat wetsvoorstel te regelen.
Dit wetsvoorstel wordt medeondertekend door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gelet op diens verantwoordelijkheid voor het verzelfstandigingsbeleid en in dit geval het opdragen van de taak aan de Dienst Wegverkeer (RDW) voor het registreren van EETS-aanbieders en de mogelijke aanwijzing van instanties voor de beoordeling van de conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen.
De Nederlandse overheid moet zorgdragen voor een tijdige en juiste implementatie van EU-regelgeving. Als er geen tijdige implementatie plaatsvindt, kan de Europese Commissie een inbreukprocedure starten. Dit wetsvoorstel beoogt een zuivere implementatie van de richtlijn.
De voorganger van Richtlijn (EU) 2019/520 is Richtlijn (EU) 2004/52/EG. De laatstgenoemde richtlijn is geïmplementeerd in de Wegenverkeerswet 1994. De oude richtlijn bestond uit een zeer beperkt aantal artikelen en daardoor bestond ook de implementatie uit slechts enkele artikelen.
Dit wetsvoorstel voorziet in een nieuwe wet omdat de inhoud daarvan niet goed aansluit op de inhoud van de Wegenverkeerswet 1994, onder meer door het hanteren van andere begrippen maar ook door het bredere bereik en het onderwerp. Ook het aantal artikelen is aanzienlijk uitgebreid. De regels die gericht zijn op de interoperabiliteit komen in dit wetsvoorstel aan bod. Omdat er een logisch verband ligt, worden de regels gericht op grensoverschrijdende gegevensuitwisseling op basis van de bestaande bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994 geïmplementeerd. Een deel van de implementatie kan in lagere regelgeving (zoals de Regeling taken Dienst Wegverkeer en de Regeling elektronische tolheffingssystemen) worden opgenomen. Een ander deel van de implementatie moet decentraal geregeld worden in bijvoorbeeld de EETS-gebiedsverklaring waarin de voorwaarden voor EETS-aanbieders in een tolgebied worden bepaald. Specifiek voor de uitwisseling van gegevens bij het niet betalen van wegentol door gebruikers van voertuigen die in een andere lidstaat geregistreerd staan, geldt dat dit geregeld wordt in het Kentekenreglement.
In twintig lidstaten bestaan al tolheffingssystemen op nationaal, regionaal of lokaal niveau, en zowel het aantal landen met tolsystemen als het aantal systemen neemt nog steeds toe. Voor de meeste systemen moeten de weggebruikers in hun voertuigen speciale boordapparatuur installeren. Enkele systemen bieden grensoverschrijdende interoperabiliteit, maar de meeste niet. Dit leidt tot kosten en lasten voor de gebruikers, die hun voertuigen met meerdere soorten boordapparatuur moeten uitrusten om ongehinderd in verschillende landen met verschillende tolsystemen te kunnen rijden.
Om deze problemen op te lossen, kwam in 2004 een richtlijn voor de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen (Richtlijn 2004/52/EG). In een beschikking van de Commissie uit 2009 waarin wordt uiteengezet hoe de interoperabiliteit in de praktijk moet worden bereikt (Beschikking 2009/750/EG)2, is bepaald dat aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst (European Electronic Toll Service (EETS)) aan de weggebruikers boordapparatuur moeten leveren die verenigbaar is met de technische eisen uit de richtlijn en daarmee met alle elektronische tolheffingssystemen in de EU.
De doelstellingen van deze Europese wetgeving waren in 2017 voor het grootste gedeelte niet verwezenlijkt. Er is sprake van een zekere mate van grensoverschrijdende interoperabiliteit, maar in Kroatië, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Polen, Slowakije, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk kan nog steeds alleen nationale boordapparatuur worden gebruikt om tol te berekenen en deze via de (nationale) dienstverlener te laten betalen.
Een ander probleem vormen de moeilijkheden om tolbetaling door bestuurders van voertuigen die in een andere lidstaat zijn ingeschreven, af te dwingen. Een lidstaat die een overtreding vaststelt door middel van automatische handhavingstoestellen, kan de overtreder niet identificeren op basis van de kentekenplaat als het voertuig in het buitenland is ingeschreven. Er bestond op EU-niveau geen rechtsgrondslag voor de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens tussen lidstaten voor de handhaving van tolregelingen. Dit leidt tot inkomstenverlies voor nationale, regionale en lokale tolregelingen en tot een ongelijk speelveld tussen nationale en buitenlandse weggebruikers.
De nieuwe Richtlijn (EU) 2019/520 beoogt deze problemen op te lossen. De implementatie daarvan in Nederlandse wetgeving draagt hieraan bij.
De richtlijn heeft niet ten doel om wegentol zelf te stimuleren of te harmoniseren. De beslissing om wegentol op te leggen aan bepaalde voertuigtypes, de hoogte van de tol en het doel waarvoor de tol dient, blijft aan de lidstaten. In Nederland blijft het tolverbod van de Wegenwet dus het ongewijzigde uitgangspunt. Dat betekent dat tolheffingssystemen in Nederland altijd een basis in een formele wet nodig hebben. Dat is slechts anders als het wegen, tunnels, bruggen of veerponten betreft – in de brede betekenis van tol die de richtlijn daaraan verbindt – die nooit openbaar zijn geworden onder de Wegenwet, zodat het tolverbod daar nooit van toepassing is geworden. Tolheffing kan dan buitenwettelijk plaatsvinden, bijvoorbeeld op privaatrechtelijke grondslag.
Tolheffing op wettelijke grondslag is op dit moment aan de orde op de wegen door de Westerscheldetunnel (op basis van de Tunnelwet Westerschelde) en op de Blankenburgverbinding en de ViA15 (op basis van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15). Daarnaast is een tolheffing voorgenomen op het hoofdwegennet voor vrachtwagens (voorstel van een Wet vrachtwagenheffing). Buitenwettelijke tolheffing is aan de orde bij de Kiltunnel, maar ook bij bepaalde historische bruggetjes of bij veerponten, omdat deze bijvoorbeeld nooit hebben voldaan aan de voorwaarden die artikel 4 van de Wegenwet stelt aan het openbaar worden van wegen of omdat ze aan de openbaarheid zijn onttrokken. In de praktijk zal de richtlijn, en dus dit wetsvoorstel, op deze tweede categorie van gevallen naar verwachting niet van toepassing zijn, omdat dit geen elektronische tolheffingssystemen zijn of omdat er sprake is van uitzonderingsgevallen (zie verder onder ‘Klein, lokaal, disproportioneel’ in paragraaf 3.3).
Artikel 14, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 geeft lidstaten de mogelijkheid om van toldienstaanbieders te verlangen dat zij de verkeersgegevens van hun klanten verstrekken ten behoeve van verkeersbeleid en ter verbetering van het verkeersbeheer. Daarbij moeten de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften in acht worden genomen en de gegevens mogen niet worden gebruikt om de klanten te identificeren. Deze gegevens een belangrijke aanvullende bron voor het verkeerbeleid en het verkeersbeheer. De regering heeft ervoor gekozen dat de toldienstaanbieders op verzoek de gegevens aan de tolheffer moeten verstrekken. Bij ministeriële regeling wordt bepaald aan welke instanties de gegevens door de tolheffer kunnen worden verstrekt. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de wegbeheerders.
Een van de doelstellingen van de richtlijn is om de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen te waarborgen. In het licht daarvan worden hieronder enkele begrippen nader toegelicht.
De te implementeren regels die gericht zijn op het waarborgen van de interoperabiliteit, zijn alleen van toepassing op tolheffingssystemen die ‘elektronisch’ zijn, in de zin van het begrip ‘elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer’ als bedoeld in artikel 2, onder 10, van richtlijn. Dat zijn tolsystemen waarbij de verplichting voor de gebruiker om tolgeld te betalen uitsluitend ‘ontstaat door en gekoppeld is aan’ (est exclusivement déclenchée par; is exclusively triggered by and linked to) de automatische detectie van een voertuig op een bepaalde locatie, door middel van (1) communicatie op afstand met boordapparatuur in het voertuig (boordapparatuur: on-board equipment), of (2) automatische nummerplaatherkenning (ANPR).
De automatische detectie van het voertuig door middel van boordapparatuur of ANPR is bij deze tolheffingssystemen het cruciale en exclusieve gegeven (bijvoorbeeld de passage van een bepaald punt of het rijden op een bepaald traject) op basis waarvan overeenkomstig het voor dat tolsysteem relevante juridische kader (het onderliggende contract – Westerscheldetunnel – of de publiekrechtelijke tolverhouding zoals een retributie – Blankenburgverbinding en ViA15 – of een fiscale verhouding – vrachtwagenheffing) wordt vastgesteld dat deze individuele gebruiker tolgeld moet betalen.
De te implementeren regels voor het waarborgen van interoperabiliteit zijn niet van toepassing op elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer die 1) klein zijn, 2) strikt lokaal zijn en 3) waarvoor de kosten van de aanpassing aan de vereisten voor interoperabiliteit van de richtlijn niet in verhouding zouden staan tot de opbrengst.
De doelstelling van interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Unie wordt verwezenlijkt door middel van een Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS), die een aanvulling vormt op de nationale elektronische tolheffingsdiensten van de lidstaten. Een tolheffingsdienst of toldienst is een dienst die gebruikers in staat stelt gebruik te maken van een voertuig in één of meer EETS-gebieden onder één overeenkomst en indien nodig met één soort boordapparatuur (zie art. 2, onder 1). De verwachte opbrengst daarvan is dat EETS-gebruikers voortaan nog maar één overeenkomst (met een EETS-dienstaanbieder) en één soort boordapparatuur nodig hebben voor de vaststelling van hun tolverplichtingen in alle EETS-gebieden van verschillende lidstaten en aan die verplichting kunnen voldoen door te betalen aan de door hen gecontracteerde EETS-aanbieder.
Daar staat tegenover dat de tolheffers (de publieke of private entiteit die tolgelden heft op het gebruik van voertuigen in het EETS-gebied) aan de technologische en procedurele vereisten van de artikelen 3 tot en met 22 van Richtlijn (EU) 2019/520 moeten voldoen om de realisatie van een Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS) ook in hun gebied mogelijk te maken. Dat kan bij kleine, strikt lokale systemen onredelijk hoge kosten voor tolheffers met zich meebrengen (zowel procedureel als technisch in verband met het testen), waardoor mogelijk een stijging zou optreden in de tarieven, terwijl de verwachte opbrengst voor deze tolheffers daarmee niet in redelijke verhouding staat.
Ook voor EETS-aanbieders kan het van toepassing verklaren van de interoperabiliteitsdoelstelling op kleine, lokale systemen tot kosten leiden. Zij zijn immers verplicht om in de lidstaat waarin zij actief zijn, alle EETS-gebieden te bestrijken. Dat betekent dat een EETS-aanbieder die bijvoorbeeld in Nederland actief wil zijn vanwege de vrachtwagenheffing op het Nederlandse wegennet, zich ook moet accrediteren bij dat kleine, strikt lokale systeem. Die investeringen leveren weinig op als EETS-gebruikers vrijwel geen gebruikmaken van dat kleine en lokale systeem, terwijl zowel EETS-aanbieders als tolheffers toch steeds de accreditatieprocedure moeten doorlopen.
Bij ministeriële regeling kunnen om deze reden nadere regels worden gesteld over deze uitzonderingen. In de Nederlandse context zal dit in ieder geval betrekking hebben op de veerponten, voor zover daar sprake is van een elektronisch tolheffingssysteem, met een hoofdzakelijk lokale of perifere ontsluitingsfunctie.
Op het vaststellen en voldoen van betalingsplichten van parkeergelden is de richtlijn niet van toepassing (artikel 1, derde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520).
De EETS is een door publieke of private entiteiten te verrichten dienst, een economische activiteit, door middel waarvan de interoperabiliteitsdoelstelling van de richtlijn wordt verwezenlijkt. De EETS is een aanvullende Europese ‘toldienst’ op de nationale elektronische ‘toldienst’. Onder toldienst wordt in de richtlijn verstaan het aanbieden aan gebruikers van een voertuig in EETS-gebieden (dus een economische activiteit), onder één overeenkomst en indien nodig met één soort boordapparatuur van een dienst die het volgende inhoudt:
• het (zo nodig) verstrekken van boordapparatuur (op maat) aan de gebruikers, het onderhouden van de functionaliteit daarvan;
• het waarborgen dat door de gebruiker verschuldigde tol wordt betaald aan de tolheffer;
• het beschikbaar stellen of accepteren van betaalmethoden;
• het innen van tolgelden bij de gebruiker;
• het beheren van de klantrelatie met de gebruiker;
• het uitvoeren en naleven van beveiligings- en privacybeleid voor de tolheffingssystemen voor het wegverkeer.
De EETS is een van ‘nationale elektronische toldiensten’ te onderscheiden economische activiteit, omdat het niet beperkt kan zijn tot een of een aantal EETS-gebieden, maar alle EETS-gebieden moet bestrijken in de lidstaten waarin de aanbieder actief is, en dat moeten ten minste vier lidstaten zijn. De toegang tot het verlenen van de EETS is ook onderworpen aan speciale voorwaarden die getoetst worden bij de registratie en die voor alle lidstaten gelijk zijn.
De richtlijn schept dus een markt van EETS-gebruikers voor een interoperabele dienstverlening van EETS in alle EETS-gebieden van de lidstaat.
De andere doelstelling van de richtlijn is om grensoverschrijdende gegevensuitwisseling te faciliteren als er geen wegentol is betaald. In het licht hiervan wordt op enkele begrippen nader ingegaan.
De doelstelling van grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens bij gevallen van niet-betaling van wegentol is een logische keerzijde van de EETS. Deze doelstelling is niet beperkt tot de elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en kent ook geen uitzondering voor kleine, lokale systemen. Ook gevallen van niet-betaling bij niet-elektronische tolheffingssystemen en kleine, lokale systemen vallen dus onder de doelstelling. In de praktijk zal het gaan om gevallen waarin niet via een EETS-aanbieder wordt betaald, ofwel door een boordapparatuur te gebruiken die door de EETS-aanbieder buiten werking is gesteld ofwel omdat het niet om een EETS-gebruiker gaat.
Het nationale recht mag vereisen dat eerst een kennisgeving wordt gezonden aan de gebruiker over diens verplichting om wegentol te betalen, voordat een geval van niet-betaling kan worden vastgesteld. Ook voor die kennisgeving kan dan gebruik worden gemaakt van grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens, mits aan twee voorwaarden is voldaan: a) er zijn geen andere middelen om de eigenaar of houder van het voertuig te identificeren, en b) de kennisgeving is een verplichte stap in de procedure voor betaling van wegentol.
Deze situatie kan zich in Nederland ook voordoen, als de vaststelling van de tolplicht eerst ontstaat bij beschikking en niet van rechtswege als rechtsgevolg van een tolplichtig feit. In dat geval is voor de handhaving van de tolplicht vereist dat de te handhaven betaalplicht is vastgesteld en ook bekendgemaakt aan de betrokken eigenaar of houder van het voertuig. In dat geval kan van de grensoverschrijdende gegevensuitwisseling gebruik worden gemaakt als laatste middel om deze eigenaar of houder te identificeren.
Als een lidstaat in de implementatiewetgeving de gegevensuitwisseling van toepassing verklaart op de kennisgeving vooraf, dan moet ook de verplichting worden geregeld om eventuele afhandelingsprocedures in verband met de betalingsverplichting te volbrengen. Dit valt dan ook onder het ‘geval van niet-betaling van wegentol’ (artikel 1, zesde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520).
Dit wetsvoorstel bestrijkt alle bestaande en toekomstige elektronische tolheffingssystemen in Nederland. Dat betreft in ieder geval de voorgenomen vrachtwagenheffing en de tijdelijke tolheffing voor de Blankenburgverbinding (A24) en de ViA15 (A12/A15). Voor al deze toekomstige tolheffingssystemen is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: Minister) de tolheffer.
Er bestaan duidelijke raakvlakken tussen de implementatie van deze richtlijn enerzijds en de invoering van vrachtwagenheffing anderzijds. De vrachtwagenheffing gaat immers direct gestalte geven aan de bepalingen uit dit wetsvoorstel, bijvoorbeeld omdat er een EETS-gebiedsverklaring moet worden opgesteld. Zoals in de inleiding is aangegeven, wordt de juridische basis voor vrachtwagenheffing in een apart wetsvoorstel geregeld. Het is wenselijk de wetgevingstrajecten zo veel mogelijk gelijk op te laten lopen en af te stemmen in het wetgevingsproces.
De operationele tolheffer voor de wegen in de Westerscheldetunnel is de N.V. Westerscheldetunnel (of de rechtspersoon met wie de N.V. Westerscheldetunnel is overeengekomen dat deze de wegen en bijbehorende werken exploiteert). Het bestaande elektronische tolheffingssysteem hoeft pas aan de technische eisen uit dit wetsvoorstel te voldoen wanneer substantiële technologische verbeteringen worden uitgevoerd.
De Kiltunnel valt momenteel niet onder dit wetsvoorstel, omdat er voor deze tunnel geen elektronisch tolsysteem in gebruik is. Maar voor de Kiltunnel bestaan plannen om het tolplein te vernieuwen en mogelijk een elektronisch systeem te implementeren. Vanaf dat moment moet de Kiltunnel alsnog voldoen aan de technologische vereisten van de EETS-regelgeving en is het Wegschap Tunnel Dordtse Kil tolheffer in de zin van dit wetsvoorstel.
De definitie van een elektronisch toldomein omvat ook veerboten als er gebruik wordt gemaakt van elektronische registratie om toegang te verschaffen tot de veerdienst. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het veer tussen Den Helder en Texel, dat geëxploiteerd wordt door TESO NV. Hier wordt gebruikgemaakt van kentekenherkenning. Maar deze veerdienst is klein en strikt lokaal, en daarmee uitgezonderd van de artikelen 4 tot en met 41, 44, 45 en 46 van dit wetsvoorstel. Veerponten die een lokale of perifere ontsluitingsfunctie hebben en die ANPR gebruiken, zijn uitgezonderd van de meeste bepalingen van dit wetsvoorstel.
In Nederland is één EETS-aanbieder geregistreerd: Multi Service Tolls. Elders in Europa zijn momenteel acht EETS-aanbieders geregistreerd. Voor alle EETS-aanbieders zal na implementatie van de EETS-richtlijn de Nederlandse wetgeving van toepassing zijn voor Nederlandse EETS-gebieden. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel zijn EETS-aanbieders geconsulteerd.
Momenteel registreert de Dienst Wegverkeer (RDW) al bedrijven die zich als EETS-aanbieder willen laten registreren conform Beschikking 2009/750/EG. De eisen hiervoor zijn vrijwel gelijk gebleven. Waar sprake is van wijzigingen, zijn deze meegenomen in dit wetsvoorstel.
Voor de gegevensuitwisseling geldt dat RDW op grond van artikel 8a van het Kentekenreglement al informatie verstrekt aan bevoegde autoriteiten uit andere landen bij het niet betalen van wegentol. Mogelijk stijgt het aantal verstrekkingen als gevolg van de nieuwe richtlijn.
Beschikking 2009/750/EG eist dat een bemiddelende instantie wordt aangewezen die bemiddelt bij onenigheid tussen een EETS-aanbieder en een tolheffer over de contractonderhandelingen en contractuele relatie. In Nederland is deze bepaling nog niet geïmplementeerd. Dat was destijds niet nodig omdat Nederland geen elektronische tolheffingssystemen had die onder deze richtlijn vielen. Dat verandert onder de nieuwe richtlijn, omdat deze een breder toepassingsbereik heeft. Zo valt de technologie van automatische nummerplaatherkenning (ANPR) eronder. Nederland zal de komende jaren een aantal nieuwe elektronische tolheffingssystemen introduceren die gebruikmaken van ANPR-technologie (op grond van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15) of heeft het voornemen om elektronische tolheffingssystemen te introduceren met andere technologie die onder de richtlijn valt (voorbereiding van de Wet vrachtwagenheffing). Dit betekent dat er door de komst van deze tolprojecten een bemiddelende instantie moet worden aangewezen.
Voor de tijdelijke tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15 en voor de vrachtwagenheffing is het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de beoogde uitvoerder voor de inning en incasso van boetes, ook in het buitenland. De richtlijn maakt het grensoverschrijdend versturen van boetes naar alle Europese lidstaten mogelijk. Het CJIB volgt momenteel al de bepalingen voor de kennisgeving van het niet betalen van wegentol en de daaropvolgende afhandelingsprocedure. Daarom is na afstemming met CJIB een uitvoeringstoets als gevolg van de Wet implementatie EETS-richtlijn niet nodig.
Afgezien van het CJIB voeren de betrokken uitvoeringsorganisaties een uitvoeringstoets uit (zie ook: 7. Uitvoering).
De bepalingen uit de richtlijn hebben effect op de houders of eigenaren van voertuigen voor zover die tolplichtig zijn in Nederland. Doelstelling van de richtlijn is het vergroten van de interoperabiliteit tussen verschillende tolsystemen, waardoor houders of eigenaren van voertuigen gebruik kunnen maken van tolwegen in verschillende landen met één contract en één soort boordapparatuur en de betaling kunnen afhandelen via één factuur.
Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel zijn gesprekken gevoerd met de ANWB, Transport en Logistiek Nederland (TLN), ondernemersvereniging evofenedex en brancheorganisatie voor het wegtransport VERN.
Eurovignet zware vrachtwagens
Nederland heft met Denemarken, Luxemburg en Zweden het Eurovignet voor voertuigen boven 12 ton. In Nederland is dit Eurovignet geregeld in de Belasting Zware Motorvoertuigen (BZM). Voertuigen uit niet heffende landen moeten eveneens een vignet hebben voor het rijden in de genoemde landen. Als zonder of met een onjuist vignet wordt gereden door voertuigen uit niet heffende landen, kan bij geconstateerde overtreding, de voertuiginformatie in het land van herkomst van het voertuig worden opgevraagd volgens de regels van richtlijn 2019/520. De artikelen 23 tot en met 27 uit richtlijn 2019/520 zijn niet van toepassing op vignetten. Behoudens deze grondslag tot grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens, is het wetsvoorstel voor het overige niet van toepassing op het Eurovignet.
In een bijzondere tolwet, dat wil zeggen een formeel wettelijke regeling van een bepaald tolheffingssysteem of EETS-gebied, kunnen regels worden opgenomen die verder invulling geven aan een onderwerp voor het betreffende tolheffingssysteem. Het gaat hier uitsluitend om onderwerpen die de Europese elektronische toldienst (EETS) betreffen in het kader van de richtlijn en niet om onderwerpen die daarbuiten vallen, zoals nationale toldiensten, de beslissing om tol op te leggen aan bepaalde voertuigtypes, de hoogte van de tol of het doel van de tol. De regels in een bijzondere tolwet die een nadere invulling geven aan het onderhavige wetsvoorstel zullen in overeenstemming moeten zijn met de richtlijn.
De impact voor de praktijk van dit wetsvoorstel is beperkt. Dat komt enerzijds doordat een aantal bepalingen al deel uitmaakt van de deels geïmplementeerde Richtlijn 2004/52/EG en anderzijds doordat er slechts in beperkte mate nieuwe lasten en/of verplichtingen worden geïntroduceerd.
De implementatie in de Nederlandse situatie introduceert nieuwe verplichtingen voor tolheffers. In de praktijk betekent dit dat EETS-gebiedsverklaringen tijdig moeten worden opgesteld en op elektronische wijze bekend moeten worden gemaakt. EETS-aanbieders moeten worden toegelaten voor contractonderhandelingen. Voor het bijhouden van het EETS-register dienen tolheffers gegevens en wijzigingen daarvan betreffende EETS-gebieden te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer. Om de geschiktheid voor gebruik van boordapparatuur in een EETS-gebied te testen, moeten de tolheffers ook voorzien in een testomgeving.
EETS-aanbieders zijn binnen de nieuwe richtlijn verplicht om binnen een termijn van 36 maanden nadat zij als EETS-aanbieder zijn geregistreerd, overeenkomsten te sluiten (accrediteren) met de tolheffers die verantwoordelijk zijn voor de EETS-gebieden in ten minste vier lidstaten. Deze termijn was onder de oude richtlijn 24 maanden (artikel 4 van Beschikking 2009/750/EG) en accreditatie in alle EETS-gebieden van alle lidstaten. Binnen een termijn van 24 maanden moet een EETS-aanbieder zich accrediteren bij alle EETS-gebieden van een lidstaat waarin hij actief wil zijn, nadat de EETS-aanbieder de eerste overeenkomst in de betreffende lidstaat heeft gesloten. EETS-aanbieders hebben ook de verplichting ten aanzien van het verstrekken van informatie over het dekkingsgebied, het contracteerbeleid voor de EETS en voor het berekenen en heffen van tol.
Burgers en (transport)bedrijven kunnen naar verwachting gebruikmaken van een beter ontwikkelde toldienstmarkt, omdat er meer EETS-aanbieders beschikbaar komen. Hierdoor worden grensbarrières verkleind en de administratieve lasten van burgers en bedrijven vermoedelijk verlaagd. Hierna wordt dit nader toegelicht.
Administratieve lasten zijn de kosten voor het bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit het onderhavige wetsvoorstel. Bestaande regeldruk die niet verandert door de implementatie van EETS-richtlijn of die aan andere regelgeving toebehoort, zoals de Wet vrachtwagenheffing, wordt niet aan dit wetsvoorstel toegerekend. De effecten op het gebied van de eenmalige en structurele administratieve lasten voor ondernemers en dienstaanbieders zijn als volgt:
De implementatie van de richtlijn heeft geen regeldrukgevolgen voor transportbedrijven. De regeldrukgevolgen voor transportbedrijven als gevolg van de invoering van de vrachtwagenheffing worden in het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing meegenomen.
Het aanbieden van de EETS door in Nederland gevestigde EETS-aanbieders vereist registratie bij de Dienst Wegverkeer en accreditatie door tolheffers in landen waar zij hun dienst willen aanbieden. Deze registratieplicht valt al onder bestaande wet- en regelgeving, waardoor hier geen regeldrukgevolgen ontstaan. In de huidige situatie zijn er geen EETS-gebieden in Nederland waar EETS-aanbieders zich kunnen accrediteren en zijn er dus geen administratieve lasten. EETS-aanbieders zijn immers nog niet of beperkt actief in Nederland. Dit gaat wel veranderen door de komst van de vrachtwagenheffing. De invoering van de vrachtwagenheffing heeft als effect dat de eenmalige en structurele administratieve lasten toenemen omdat dienstaanbieders na invoering actief worden. Deze lasten worden in het kader van het wetsvoorstel vrachtwagenheffing verder uitgewerkt.
Met het ATR zijn de regeldrukgevolgen afgestemd en ATR deelt de analyse dat de Nederlandse implementatie geen noemenswaardige gevolgen heeft voor de regeldruk. Daarom heeft de ATR aangeven geen noodzaak bestaat tot het geven van een formeel advies.
Voor dit wetsvoorstel is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. De feitelijke gegevensverwerkingen van tolsystemen worden niet door de richtlijn of deze wet geregeld. Voor de uitvoering van de PIA zijn daarom alleen de kaders geanalyseerd, en niet de gegevensverwerkingen die plaatsvinden bij de tolheffing zelf. Het document is opgesteld aan de hand van het Model Gegevensbeschermingseffectbeoordeling Rijksdienst.
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die in het kader van deze wet worden verzameld. De AVG vereist dat gegevens rechtmatig, zorgvuldig en transparant worden verwerkt. Om te toetsen of de persoonsgegevens in de Implementatiewet ook rechtmatig, zorgvuldig en transparant worden verwerkt, is de PIA uitgevoerd.
In de PIA is bepaald wanneer verwerking van persoonsgegevens in de zin van de AVG en Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) aan de orde is. Verder is duidelijk gemaakt dat de voorgestelde verwerking werkelijk noodzakelijk en ter zake doende is.
Dit wetsvoorstel laat veel ruimte aan de separate tolwetgevingen als het gaat om het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Er staan geen bepalingen in die een beperking aan tolheffingswetten stellen met betrekking tot grondslag, doel, of soort persoonsgegeven van een bepaalde verantwoordelijke. De proportionaliteitstoets is door het Europees Parlement en de Raad al gemaakt toen de richtlijn werd opgesteld en goedgekeurd. Er staan in het wetsvoorstel geen andere gegevensverwerkingen dan in de richtlijn. De Europese privacyautoriteit (EDPS) heeft het Europese voorstel getoetst, en een positief oordeel afgegeven.
De impact van dit wetsvoorstel op ICT, privacy en gegevensverwerkingen is naar verwachting beperkt.
Momenteel registreert de RDW al bedrijven als EETS-aanbieder conform Beschikking 2009/750/EG. De eisen hiervoor zijn in het wetsvoorstel vrijwel gelijk gebleven. Voor de gegevensuitwisseling geldt dat Nederland op grond van artikel 8a van het Kentekenreglement al informatie verstrekt aan bevoegde autoriteiten uit andere landen bij het niet betalen van wegentol. Mogelijk stijgt het aantal verstrekkingen als gevolg van de nieuwe richtlijn. De uitvoeringsconsequenties hiervan, bijvoorbeeld op het bevragen van buitenlandse kentekenregisters via EUCARIS, is al in kaart gebracht in de uitvoeringstoetsen voor tijdelijke tolheffing en vrachtwagenheffing.
Bestaande tolheffers zoals de Westerscheldetunnel hoeven de technologische oplossingen van de richtlijn voor hun systemen pas aan te passen als deze substantieel worden gewijzigd.
De toekomstige Nederlandse tolgebieden voor vrachtwagenheffing en de Blankenburgverbinding en ViA15, waarvoor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ook tolheffer is, nemen de bepalingen uit dit wetsvoorstel in acht bij het ontwikkelen van hun systemen.
Tolheffers stellen een EETS-gebiedsverklaring op die een gedetailleerde beschrijving geeft van de commerciële kadervoorwaarden voor de activiteiten van EETS-aanbieders in het EETS-gebied in kwestie. Een EETS-aanbieder wordt in een EETS-gebied aanvaard als deze voldoet aan de verplichtingen en algemene voorwaarden die in de EETS-gebiedsverklaring zijn vermeld.
Tolheffers zijn zelf verantwoordelijk voor het handhaven van de verplichtingen en algemene voorwaarden uit de EETS-gebiedsverklaring, door deze onderdeel te maken van de overeenkomsten die zij sluiten met EETS-aanbieders.
In Richtlijn 2004/52/EG was de verplichting opgenomen om een bemiddelende instantie aan te wijzen die bemiddelt bij onenigheid tussen een EETS-aanbieder en een tolheffer over de contractonderhandelingen en contractuele relatie. In Nederland is deze bepaling nooit geïmplementeerd omdat Nederland geen elektronische tolheffingssystemen heeft die onder Richtlijn 2004/52/EG vielen. In Richtlijn (EU) 2019/520 is eveneens de verplichting opgenomen om een bemiddelende instantie aan te wijzen. In het wetsvoorstel is een voorziening opgenomen op basis waarvan de Minister een bemiddelende instantie aanwijst. Dit is van belang omdat Nederland de komende jaren een aantal nieuwe elektronische tolheffingssystemen zal introduceren die gebruikmaken van ANPR-technologie (op grond van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15) of het voornemen heeft om elektronische tolheffingssystemen te introduceren met andere technologie die onder de richtlijn vallen (voorbereiding van de Wet vrachtwagenheffing).
Wanneer tolheffers en EETS-aanbieders een geschil over een Nederlands tolgebied wensen te beslechten, kunnen zij zich voor advies tot de bemiddelende instantie wenden.
De bemiddelende instantie is gemachtigd om na te gaan of de contractvoorwaarden die aan een EETS-aanbieder zijn opgelegd niet-discriminerend zijn. Ook kan zij nagaan of de vergoeding die de tolheffer aanbiedt aan de EETS-aanbieders in overeenstemming is met de beginselen die in dit wetsvoorstel zijn vastgelegd. De methode voor het berekenen van de vergoeding dient transparant en identiek te zijn voor alle EETS-aanbieders.
Organisaties die zich in Nederland willen registreren als EETS-aanbieder, wenden zich tot de RDW. De RDW is ook bevoegd om na registratie na te gaan of de EETS-aanbieders nog voldoen aan bepaalde registratievereisten. Als blijkt dat een EETS-aanbieder niet voldoet aan deze eisen, is de RDW verplicht het register dienovereenkomstig bij te werken. De uiterste consequentie daarvan kan zijn dat de EETS-aanbieder uit het register wordt uitgeschreven, en daarmee de status van EETS-aanbieder verliest. Het spreekt vanzelf dat een besluit met een dergelijke vergaande consequentie overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht zorgvuldig moet worden voorbereid, inclusief het horen van de betreffende EETS-aanbieder. Met de gevolgen voor de EETS-gebruikers van de betreffende EETS-aanbieder zal daarbij ook rekening kunnen worden gehouden, bijvoorbeeld door het hanteren van een termijn. De RDW werkt dit verder in beleid uit.
De RDW was in het kader van de ‘oude’ EETS-richtlijn 2004/52/EG al belast met deze taak en het is aangewezen deze taak ook in het onderhavige wetsvoorstel bij de RDW neer te leggen. De RDW is een zelfstandig bestuursorgaan dat is ingesteld voor strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal gevallen, artikel 3, eerste lid, onder b, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. ). Er rust een moratorium op regelgebonden uitvoering als instellingsmotief voor nieuwe zelfstandige bestuursorganen. De RDW is reeds voor dat moratorium ingesteld op basis van regelgebonden uitvoering. Om die reden is het toegestaan deze taak bij de RDW te beleggen.
De kerntaken van de RDW liggen op het gebied van registratie, informatieverstrekking, toelating, toezicht en controle en documentafgifte. De reden dat de registratietaak door de RDW wordt uitgeoefend is dat deze taak sterk uitvoerend van aard is en nauw aansluit bij de bestaande taken van de RDW.
De registratie als EETS-aanbieder wordt verleend als de dienstaanbieder in het bezit is van een EN ISO 9001-certificaat of gelijkwaardige erkenning, over de nodige technische apparatuur beschikt en in het bezit is van de EG-verklaringen of certificaat van conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen, bekwaam is om elektronische toldiensten te verstrekken of bekwaam is op andere relevante gebieden, over de nodige financiële draagkracht beschikt, een alomvattend risicobeheersplan handhaaft dat minstens om de twee jaar aan een controle moet worden onderworpen en betrouwbaar is.
Iedere EETS-aanbieder is op grond van de nieuwe EETS-richtlijn vrij om zich te vestigen in een lidstaat van zijn keuze. Dat hoeft dus geen lidstaat te zijn waar hij ook actief als dienstaanbieder zal opereren. Hij zal zich dan in die lidstaat van vestiging moeten registreren (artikel 2, zesde lid, Richtlijn (EU) 2019/520). De tolheffer van een bepaald EETS-gebied – ongeacht in welke lidstaat – is verplicht om een geregistreerde EETS-aanbieder te aanvaarden als die EETS-aanbieder naast de registratie ook voldoet aan de door de tolheffer opgestelde EETS-gebiedsverklaring waarin de verplichtingen en algemene voorwaarden zijn vermeld (artikel 6, vierde lid, Richtlijn (EU) 2019/520). Zoals beschreven is in paragraaf 3.1 van deze toelichting is de markt van EETS-aanbieders onder Richtlijn 2004/52/EG niet goed van de grond gekomen. Met de aanscherpingen van de nieuwe EETS-richtlijn is nu al een toename van het aantal geregistreerde EETS-aanbieders in Europa waar te nemen. Een van de aanscherpingen is dat de interoperabiliteit tussen verschillende tolgebieden moet worden gerealiseerd door EETS (artikel 1, vierde lid, Richtlijn (EU) 2019/520).
De handhaving van de verplichting om wegentol te betalen, het identificeren van het voertuig en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een niet-betaling van wegentol werd vastgesteld, en het verzamelen van gegevens over de gebruiker om te waarborgen dat de tolheffer zijn verplichtingen aan de belastingautoriteiten nakomt, gaan gepaard met de verwerking van persoonsgegevens. Die verwerking geschiedt met inachtneming van de Unievoorschriften zoals onder meer vastgesteld in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op naleving van deze bepalingen. De bepalingen voor de kennisgeving van het niet betalen van wegentol en de daaropvolgende afhandelingsprocedure kunnen worden getoetst door de bestuursrechter.
Voor de naleving van de verplichtingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen, kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat daartoe een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang opleggen. De keuze voor dit instrumentarium is gestoeld op de noodzakelijkheid van het herstellen van eventuele overtredingen om daarmee de gevolgen voor EETS-gebruikers zoveel mogelijk te beperken. Daarom is dus de keuze gemaakt voor een herstelmaatregel in plaats van strafmaatregel zoals een bestuurlijke boete.
In het wetsvoorstel is voorzien in grondslagen voor aanwijzing van ambtenaren die het nalevingstoezicht conform titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zullen uitvoeren en voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verplichtingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen. De RDW is in beginsel de beoogde instantie die door de minister zal worden aangewezen voor het toezicht en namens de minister de handhaving van de verplichtingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel zal uitvoeren.
De financiële gevolgen voor het Rijk zijn gering. Er is een geringe toename in de uitvoeringslasten voor de Rijksoverheid als tolheffer door de verplichting van het opstellen van een EETS-gebiedsverklaring. Ook voor de Westerscheldetunnel als private tolheffer zorgt dit voor een toename in de uitvoeringslasten. Verder is er een toename in uitvoeringslasten voor de RDW als gevolg van de verruiming van taken. Deze worden nader gespecifieerd in de uitvoeringstoets van de RDW. Wel zijn er financiële gevolgen voor dienstaanbieders als gevolg van de verplichting om het accreditatieproces te doorlopen in alle EETS-gebieden in Nederland. Omdat op dit moment nog weinig kengetallen beschikbaar zijn, is het in deze fase nog niet mogelijk deze financiële gevolgen te kwantificeren.
De lidstaten zijn verplicht om elke drie jaar een uitgebreid verslag op te stellen. In dat verslag staat hoeveel geautomatiseerde zoekopdrachten de lidstaat op het grondgebied waarvan een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, heeft gevraagd aan het nationaal contactpunt van de lidstaat van registratie. Ook het aantal mislukte verzoeken staat in het verslag.
Het uitgebreide verslag bevat ook een beschrijving van de situatie op nationaal niveau rond de afhandeling van gevallen van niet-betaling van wegentol, op basis van het gedeelte gevallen van niet-betaling van wegentol waarvoor een kennisgeving werd verstuurd.
De overige bepalingen uit het wetsvoorstel worden zesjaarlijks geëvalueerd, gelijktijdig met de genoemde verslaglegging.
Het wetsvoorstel is voor een uitvoeringstoets aangeboden aan de RDW, de Autoriteit Persoonsgegevens, de Raad voor de rechtspraak en Rijkswaterstaat.
De RDW vraagt om consistent gebruik van de definities in het onderhavige wetsvoorstel in relatie tot het wetsvoorstel vrachtwagenheffing. De definities uit beide wetsvoorstellen sluiten op elkaar aan. Verder vraagt RDW aandacht voor de regeling in artikel 7 van het wetsvoorstel betreffende de periodieke controle van de EETS-aanbieder voor wat betreft het voldoen aan de eisen voor registratie.
Aan het verzoek van RDW om zelf eisen vast te stellen aan de te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot registratie in plaats van een ministeriële regeling is niet tegemoetgekomen. Bij het opstellen van de ministeriële regeling zal evenwel gebruik worden gemaakt van de expertise van RDW op het terrein van de registratieprocedure.
Ook is niet op verzoek van RDW gekozen om RDW in het wetsvoorstel zelf op te nemen als nationaal contactpunt. RDW wordt in de regeling taken dienstwegverkeer aangewezen als nationaal contactpunt en contactbureau. Dit is conform de huidige systematiek van taaktoekenning van RDW op grond van de Wegenverkeerswet 1994.
Op het gebied van de gegevensuitwisseling is er door RDW op gewezen om overeenkomstig de richtlijn een doelbinding en grondslag voor het gebruik van EUCARIS in het wetsvoorstel op te nemen. Dit is overgenomen. In het wetsvoorstel is toegevoegd dat de softwaretoepassing EUCARIS gebruikt wordt voor de uitwisseling van informatie. Alsmede is opgenomen dat deze informatie door het nationaal contactpunt (RDW) alleen verstrekt mag worden aan andere nationale contactpunten in de Unie.
In relatie tot het conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing is opgemerkt dat het opnemen van een grondslag en doelbinding voor internationale uitwisseling van gegevens met betrekking tot de in het wetsvoorstel vrachtwagenheffing genoemde overtredingen nodig is. Het opnemen van een grondslag en doelbinding in het onderhavige wetsvoorstel is niet nodig, omdat deze overtredingen onder de reikwijdte vallen van het niet betalen van wegentol zoals gedefinieerd in de richtlijn. Dit is verduidelijkt in het wetsvoorstel vrachtwagenheffing. In het licht van het wetsvoorstel vrachtwagenheffing is ook aangegeven dat een grondslag gewenst is om RDW als toezichthouder in het kader van de wet vrachtwagenheffing in staat te stellen om informatie op te vragen bij dienstaanbieders. In het wetsvoorstel vrachtwagenheffing is opgenomen dat de toezichthouder kan beschikken over de informatie die dienstaanbieders beschikbaar moeten stellen aan de tolheffer.
Tot slot is gesteld dat de doelbindingen in artikel 40 beperkt zouden moeten worden tot de internationale gegevensuitwisseling voor het niet betalen van wegentol. Dit is overgenomen. Het doel om grensoverschrijdend gegevens uit te wisselen is uitsluitend toegestaan als het gaat om de constatering dat er geen wegentol is betaald.
Rijkswaterstaat vraagt aandacht voor de gevolgen van het wetsvoorstel voor de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15. De noodzakelijke aanpassingen van deze wet aan het onderhavige wetsvoorstel zal via een separaat wijzigingstraject plaatsvinden. Daarnaast verzoekt Rijkswaterstaat om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de tekst van de richtlijn. Dit is gezien het streven om de richtlijn zo zuiver mogelijk te implementeren ook het uitgangspunt geweest. Verder vraagt Rijkswaterstaat aandacht voor enkele van de in het wetsvoorstel gehanteerde definities.
De Raad voor de rechtspraak heeft blanco geadviseerd op het wetsvoorstel.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft blanco geadviseerd op het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel bevat overgangsrecht ten behoeve van bestaande registraties van EETS-aanbieders door de RDW. De inwerkingtreding is voorzien op 19 oktober 2021.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen.
De accreditatie is een door de tolheffer opgezette en beheerde procedure die een EETS-aanbieder moet doorlopen alvorens in een EETS-gebied EETS te mogen aanbieden.
De bemiddelende instantie maakt bemiddeling mogelijk tussen tolheffers die beschikken over een EETS-gebied op het grondgebied van de lidstaat en EETS-aanbieders die met die tolheffers overeenkomsten hebben gesloten of daarover onderhandelen. Met name is deze instantie bevoegd om na te gaan of de door de tolheffer opgelegde contractvoorwaarden niet-discriminerend zijn. Ook is zij bevoegd om na te gaan of de EETS-aanbieders volgens de in artikel 7 van Richtlijn (EU) 2019/520 vastgestelde beginselen worden vergoed.
Boordapparatuur wordt in de praktijk ook wel aangeduid als OBU (on-board unit, deze term komt in de richtlijn en het wetsvoorstel echter niet voor) of beter OBE (on-board equipment, dat in de Engelse taalversie het begrip is voor boordapparatuur). Het betreft alle aan boord van een voertuig geïnstalleerde of meegenomen hardware- en softwarecomponenten die worden gebruikt als onderdeel van de toldienst, teneinde gegevens te verzamelen, op te slaan, te verwerken en van op afstand te ontvangen/verzenden, als een afzonderlijk toestel of geïntegreerd in het voertuig.
Het contactbureau is een bureau dat op grond van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2019/520 moet worden aangewezen als een lidstaat ten minste twee EETS-gebieden op zijn grondgebied heeft.
De EETS-aanbieder is een schakel tussen de tolheffer en de EETS-gebruiker. De EETS-aanbieder sluit een overeenkomst met een EETS-gebruiker om de gebruiker toegang te verlenen tot de EETS. De EETS-aanbieder maakt de tolgelden over aan de tolheffer.
Het EETS-conform systeem is een technische term voor het aanduiden van de reeks elementen van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer die specifiek noodzakelijk zijn voor de integratie van EETS-aanbieders in het systeem en voor het functioneren van EETS. De term heeft betekenis in de context van artikel 23, waar de kosten voor een EETS-conform systeem de grondslag zijn voor het bepalen van de vaste kosten van de tolheffer die, wanneer die niet in de tolgelden zijn begrepen, in aftrek kunnen komen op de vergoeding die de tolheffer verschuldigd is aan de EETS-aanbieder. Daarnaast heeft de term betekenis in de context van de experimenteerbepaling.
Het EETS-gebied is het gedeelte van de weginfrastructuur (inclusief veerponten) waarvoor tol wordt geïnd met een elektronisch tolheffingssysteem.
De EETS-gebiedsverklaring is de verklaring die is opgesteld door de tolheffer en waar de EETS-aanbieder moet voldoen
EETS-gebruikers kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn, die een contract hebben met de EETS-aanbieder om toegang te krijgen tot de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS). Niet alle tolplichtige houders of eigenaren van voertuigen die gebruikmaken van een EETS-gebied zijn dus EETS-gebruikers. Dergelijke ‘gebruikers’ hebben de keuze om EETS-gebruiker te worden en doen dat door een overeenkomst aan te gaan (een abonnement) met een EETS-aanbieder. Hun gebruikerservaring en betalingsregime wordt dan bepaald door de regels van de EETS en niet langer door de specifieke, nationale of lokale regels voor een bepaald EETS-gebied.
Van een elektronisch tolheffingssysteem is alleen sprake als de verplichting voor de gebruiker om tolgeld te betalen uitsluitend ontstaat door en gekoppeld is aan de automatische detectie van de aanwezigheid van het voertuig op een bepaalde locatie, en deze detectie geschiedt door middel van communicatie op afstand met boordapparatuur in het voertuig (on-board equipment of OBE in de Engelse taalversie) of door middel van automatische nummerplaatherkenning (automatic number plate recognition, ANPR).
De richtlijn en het wetsvoorstel gaan met name over de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS), die eveneens een toldienst is in de zin van de richtlijn, maar dan een die wordt aangeboden in alle EETS-gebieden van ten minste vier lidstaten door speciaal daartoe geregistreerde en geaccrediteerde EETS-aanbieders.
Een geautomatiseerde zoekopdracht is een online-toegangsprocedure voor het raadplegen van de databanken van één, meerdere of alle lidstaten.
Geschiktheid voor gebruik is de technische term ter aanduiding van het vermogen van een interoperabiliteitsonderdeel om een specifieke prestatie te verrichten en te blijven verrichten zolang het in gebruik is, waarbij een representatieve integratie in de EETS met betrekking tot het systeem van een tolheffer gewaarborgd moet zijn.
Een hoofddienstaanbieder is in de praktijk een nationale of lokale toldienstaanbieder, niet zijde een EETS-aanbieder, met specifieke verplichtingen. De definitie geeft een niet limitatieve opsomming daarvan, zoals de verplichting om overeenkomsten te sluiten met alle belanghebbende gebruikers, of met specifieke rechten, zoals een specifieke vergoeding of een gegarandeerde langetermijnovereenkomst. Bepalend is steeds dat de hoofddienstaanbieder enkele andere rechten of plichten heeft dan andere aanbieders van toldiensten – deze anderen kunnen dus andere nationale dienstaanbieders zijn (als die in het betreffende EETS-gebied zijn toegelaten) – of EETS-aanbieders, die overeenkomstig dit wetsvoorstel toegelaten moeten worden.
De definitie van het begrip houder hanteert de Europese term uit de richtlijn (de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van inschrijving). Het kan immers gaan om inschrijvingen uit andere lidstaten. Voor zover het de inschrijvingen in Nederland betreft, gaat het dus om de inschrijvingen van het voertuig in het kentekenregister overeenkomstig de artikelen 36 en 37 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het begrip ingrijpen gewijzigd systeem speelt een bepalende rol bij de vraag of een tolheffer een EETS-gebiedsverklaring moet herzien en draait om de vraag of de verandering van het systeem zodanig is dat EETS-aanbieders genoodzaakt zijn wijzigingen aan te brengen in de interoperabiliteitsonderdelen die zij gebruiken, zoals het herprogrammeren of het aanpassen van de interfaces van hun backoffice, en wel in die mate dat heraccreditatie nodig is.
De interoperabiliteit van de EETS is afhankelijk van de met de term interoperabiliteitsonderdeel aangeduide basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van apparatuur die deel uitmaken of bestemd zijn om deel uit te maken van de EETS. Het kan overigens gaan om zowel materiële als immateriële zaken, zoals software. Boordapparatuur kan onderdeel vormen van de interoperabiliteitsonderdelen.
Een licht voertuig is een voertuig met een maximaal toegestane massa van niet meer dan 3.500 kg. Het onderscheid tussen zwaar of licht voertuig heeft te maken met de mogelijkheid om tot 2027 boordapparatuur voor lichte voertuigen te gebruiken zonder GPS, omdat lichte voertuigen – in de praktijk gaat het doorgaans om personenauto’s – nu alleen nog elektronische tolheffingssystemen kennen die gebruikmaken van de techniek DSRC. De verwachting is dat vanaf 2027 die markt wel zal zijn ontwikkeld (Commissievoorstel 2017).
De lidstaat van inschrijving is de lidstaat waarin het voertuig waarvoor wegentol verschuldigd is, is ingeschreven. Voor zover het in Nederland ingeschreven voertuigen betreft, gaat het om inschrijving in het kentekenregister.
Het begrip niet-betaling van wegentol wordt gebruikt voor de overtreding die bestaat uit het niet-betalen door een weggebruiker van wegentol in een lidstaat, zoals gedefinieerd in de desbetreffende nationale voorschriften van die lidstaat. Niet elk geval van niet-betalen onder EETS is onmiddellijk een overtreding. Als bijvoorbeeld sprake is van te late betaling door een EETS-gebruiker aan diens EETS-aanbieder, laat dit doorgaans onverlet de verplichting van de EETS-aanbieder om ter zake van dezelfde tolmelding of niet-tolmelding de tolheffer te betalen. Van een overtreding tegenover de tolheffer zal dan praktisch geen sprake zijn, omdat de EETS-aanbieder de EETS-gebruiker in de gelegenheid zal stellen zijn onregelmatigheden in diens gebruikersrekening te vereffenen. Is dat niet het geval of wordt bijvoorbeeld met een ongeldig verklaarde boordapparatuur gereden, dan komt de EETS-gebruiker wel in overtreding en zal de tolheffer de betaalplicht kunnen handhaven.
Dit betreft de zogenoemde EETS-richtlijn.
De tolcontextgegevens zijn gegevens die gebruikt worden om het tolgeld te bepalen. De tolcontextgegevens worden in de EETS-gebiedsverklaring opgenomen.
Het begrip toldienst of – zo wordt in de richtlijn in dezelfde betekenis ook gebruikt – ‘tolheffingsdienst’, is een verzamelterm voor elektronische toldiensten die worden verleend in een of meer EETS-gebieden. De richtlijn vooronderstelt het bestaan van nationale (of lokale) elektronische toldiensten of tolheffingsdiensten. Deze worden vaak aangeboden voor een bepaald EETS-gebied, al kan het ook om meerdere EETS-gebieden gaan. Het maakt voor het begrip niet uit door wie de toldienst wordt verleend. De richtlijn en het onderhavige wetsvoorstel regelen deze nationale toldiensten niet, zij het dat de richtlijn wel enkele bepalingen bevat die betrekking hebben op de hoofddienstaanbieder. Dat blijft onderwerp van de specifieke wettelijke of buitenwettelijke regelingen voor het betreffende toldomein.
Net als het begrip toldienst is toldienstaanbieder een verzamelnaam voor aanbieders van een nationale toldienst aan klanten in een of meer EETS-gebieden voor een of meer voertuigcategorieën en voor EETS-aanbieders. De richtlijn vooronderstelt blijkens de bepalingen over gegevensuitwisseling dat een nationale (of lokale) toldienstaanbieder (niet zijnde een EETS-aanbieder) tot dezelfde entiteit kan behoren als de tolheffer.
Voor een toelichting op het begrip tolgeld wordt verwezen naar de toelichting bij het begrip wegentol.
De tolheffer is de publieke of private entiteit die tolgelden heft op het gebruik van voertuigen in een EETS-gebied in Nederland.
Of een bepaald voertuig daadwerkelijk in een bepaald EETS-gebied aanwezig is, wordt bevestigd door een mededeling aan de tolheffer die in de richtlijn de tolmelding wordt genoemd. De tolmelding vervult een centrale rol in de EETS. Het is de mededeling aan een tolheffer, in een vorm die is vastgesteld door de toldienstaanbieder en de tolheffer, waarmee de aanwezigheid van een voertuig in een EETS-gebied wordt bevestigd. In de elektronische tolheffingssystemen is de tolmelding dus het cruciale gegeven in het gegevensverkeer tussen toldienstaanbieder en tolheffer ter bevestiging van het bestaan van een feit dat – gelet op de tolcontextgegevens – als gevolg heeft dat tol betaald moet worden.
De onderbouwing van een tolmelding in een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer vloeit voort uit de automatische detectie van het voertuig (door middel van boordapparatuur of ANPR) en de controle of deze detectie niet afkomstig is van ongeldig verklaarde boordapparatuur. De automatische detectie is de trigger voor het ontstaan van de betalingsplicht van de betreffende houder of eigenaar van het voertuig, ter zake van het gebruik van het EETS-gebied. In het elektronische tolheffingssysteem voor het wegverkeer waarop dit wetsvoorstel van toepassing is, is de betalingsplicht voor de gebruiker ook uitsluitend daaraan gekoppeld (zie de definitie van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer). Dat kan zijn door een onderbouwde tolmelding of, als deze ongeldig verklaarde boordapparatuur gebruikt, een onderbouwde niet-tolmelding. De tolmelding zal gedaan worden in een vorm die door tolheffer en EETS-aanbieder onderling is afgesproken. Dat zal ook afhankelijk zijn van de gehanteerde technologie. Bij microgolven zal de tolmelding door de tolheffer aan de EETS-aanbieder worden verstrekt (zie artikel 33 en zie ook artikel 4, zesde lid).
Onder voertuig wordt verstaan een en motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer over de weg van passagiers of goederen. In dit wetsvoorstel is het begrip uit de richtlijn overgenomen en niet het begrip motorrijtuig van de Wegenverkeerswet 1994. In de praktijk zal het daarmee overeenkomen.
Behalve de tolcontextgegevens en de tolmelding, zijn voor het berekenen van het tolgeld in een concreet geval ook voertuigclassificatieparameters nodig: de concrete voertuiginformatie over het gedetecteerde voertuig, waarmee op basis van de tolcontextgegevens, het tolgeld voor dat voertuig in het betreffende tolgebied kan worden berekend.
Wegentol en tolgeld zijn synoniem en hebben voor Nederlandse begrippen een zeer ruime betekenis. Wegentol ziet op de vergoeding die door de weggebruiker moet worden betaald om zich te mogen verplaatsen op een weg, een wegennet, een kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of een veerpont.
Op grond van het eerste lid zal de wet van toepassing zijn op weginfrastructuur (inclusief veerponten) waarop tolgeld wordt geïnd met een elektronische tolheffingssysteem.
Het tweede lid bepaalt dat een aantal artikelen niet van toepassing is op tolheffingssytemen die niet elektronisch zijn en op kleine, strikt lokale systemen, waarvoor de kosten van aanpassing, inclusief het recht op vergoeding van de EETS-aanbieders, aan de artikelen 3 tot en met 40 onevenredig zijn in verhouding tot de opbrengst. Dit hangt onder andere af van het verwachte volume aan EETS-gebruikers in het betreffende tolgebied. Als dat volume gering is, bijvoorbeeld omdat er geen vrachtverkeer is dat gebruikmaakt van de verbinding terwijl EETS-aanbieders voor personenvervoer afwezig zijn, dan staat het daarmee niet in verhouding dat de tolheffer aan de technologische eisen en de procedurele eisen moeten voldoen om alle EETS-aanbieders een accreditatieprocedure te bieden die in Nederland actief willen worden.
De overige artikelen van het wetsvoorstel zijn dus wel van toepassing op deze systemen. Dat heeft met name betrekking op de uitwisseling van kentekengegevens tussen lidstaten bij het niet-betalen van tol.
Op grond van het derde lid is het wetsvoorstel niet van toepassing op parkeergelden.
Nieuwe elektronische tolheffingssystemen moeten voor de elektronische tolheffingstransacties gebruikmaken van één of meer van de technologieën, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, b, of c, van Richtlijn (EU) 2019/520. Op dit moment zijn dat satellietplaatsbepaling, mobiele communicatie of 5,8 GHz microgolftechnologie.
Als sprake is van bestaande systemen waarvoor OBE moet worden geïnstalleerd of gebruikt, dan is toepassing van deze technologieën pas vereist als substantiële technologische verbeteringen worden uitgevoerd.
Boordapparatuur wordt door EETS-aanbieders verstrekt aan de EETS-gebruikers. Deze boordapparatuur moet voldoen aan de drie algemene eisen die in dit lid worden genoemd. Geschiktheid voor gebruik is een gedefinieerde term (zie de toelichting bij artikel 1). De interoperabiliteit zal afhangen van de interoperabiliteitsonderdelen, waarvoor in het wetsvoorstel een beoordelingsprocedure is geregeld voor het voldoen aan de specificaties. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid van communicatie. Onderdeel d ziet op het vereiste van de toepassing van de Radioapparatuurrichtlijn en de EMC-richtlijn (richtlijn voor elektromagnetische compatibiliteit). Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in Hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet, het Besluit radioapparaten 2016, en de ITS-regeling. Deze regelgeving implementeert de EMC-richtlijn en de richtlijn radioapparatuur, die ook op boordapparatuur of interoperabiliteitsonderdelen van toepassing kan zijn. Om binnen de reikwijdte van de richtlijn radioapparatuur te vallen, moet een apparaat radiogolven uitzenden of ontvangen of beide. Als een apparaat dit niet doet maar wel in staat is elektromagnetische storingen te veroorzaken, dan valt het onder de reikwijdte van de EMC-richtlijn. Onder de EMC-richtlijn is er een onderscheid gemaakt tussen apparaten en vaste installaties.
Boordapparatuur die gebruikmaakt van satellietplaatsbepaling en in de handel is gebracht na 19 oktober 2021 moet verenigbaar zijn met de plaatsbepalingsdiensten die worden verleend door Galileo (GNSS) en het augmentation system EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service).
Deze onderdelen geven de mogelijkheid om boordapparatuur (die uit hardware en software kan bestaan) te integreren met hardware en software die is ingebouwd in het voertuig, en regelt de daarvoor te gebruiken technologieën.
Het uitgangspunt is één unit boordapparatuur per voertuig. Dat uitgangspunt vloeit ook voort uit de notie van toldienst en uit het begrip boordapparatuur (dat ‘alle’ componenten omvat); het zesde lid maakt een uitzondering op onderdeel c van het eerste lid. De strekking van dit onderdeel is dat EETS-aanbieders tot 31 december 2027 afzonderlijke boordapparatuur voor 5,8 GHz microgolftechnologie beschikbaar mogen stellen aan EETS-gebruikers van lichte voertuigen.
In een lidstaat wordt één contactbureau aangewezen dat zorgt voor de contacten tussen de tolheffer en de EETS-aanbieder. In ieder geval het e-mailadres en het telefoonnummer van het contactbureau zijn terug te vinden in het EETS-register. Bij ministeriële regeling op grond van artikel 4b, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 (de Regeling taken Dienst Wegverkeer) zal de Dienst Wegverkeer worden aangewezen als het contactbureau, bedoeld in artikel 18 van Richtlijn (EU) 2019/520 en als het nationaal contactpunt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2019/520, voor de uitwisseling van gegevens op grond van artikel 23 van Richtlijn (EU) 2019/520, met inachtneming van artikel 27 van Richtlijn (EU) 2019/520. Zie in dit verband ook het voorgestelde artikel 40 over de implementatie van de bepalingen over grensoverschrijdende gegevensuitwisseling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat houdt in de huidige situatie het register bij. Het ligt organisatorisch echter meer voor de hand dat de Dienst Wegverkeer als registratieverlenende instantie ook het register bijhoudt. Het eerste lid voorziet daarin. De te registreren gegevens zijn in artikel 11 van Richtlijn (EU) 2019/520 gespecificeerd. De richtlijn schrijft ook voor dat het register accuraat en actueel dient te zijn. De regels die daartoe zijn opgenomen, komen overeen met vergelijkbare regels voor het kentekenregister in de Wegenverkeerswet 1994.
De registratie van EETS-aanbieders die in Nederland zijn gevestigd, is ook nu al een taak van de RDW.3 Registratie is een voorwaarde om te kunnen spreken over EETS-aanbieders. Zonder registratie voldoet een organisatie niet aan de voorwaarden die in het begrip ‘EETS-aanbieder’ besloten liggen. De registratie vindt plaats op verzoek van de betreffende entiteit. Die entiteit zal op grond van het tweede lid gegevens en de bescheiden bij zijn verzoek moeten overleggen.
De RDW registreert niet alleen maar moet ook voor een aantal registratie-eisen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn (EU) 2019/520 ten minste eenmaal per jaar nagaan of de EETS-aanbieder nog steeds voldoet. Dat betreft het bezitten van een EN ISO 9001-certificaat of gelijkwaardige erkenning, het beschikken over de nodige financiële draagkracht, het beschikken over een ministens elke twee jaar geaudit risicobeheersplan en betrouwbaar zijn. Als blijkt dat een EETS-aanbieder niet voldoet aan deze eisen en de Dienst Wegverkeer hiervan melding heeft gemaakt in het register, dan ligt het voor de hand dat in eerste instantie de tolheffer nagaat in hoeverre hieraan consequenties verbonden moeten worden. De tolheffer kan in de gebiedsverklaring of in de overeenkomst met de tolheffer consequenties verbinden aan het niet voldoen aan de voorwaarden voor registratie. Als ultimum remedium is in het wetsvoorstel de bevoegdheid voor RDW opgenomen om de registratie in te trekken. Het spreekt vanzelf dat een besluit met een dergelijke vergaande consequentie overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht zorgvuldig moet worden voorbereid, inclusief het horen van de EETS-aanbieder die het betreft. Met de gevolgen voor de EETS-gebruikers van de betreffende EETS-aanbieder zal daarbij ook rekening kunnen worden gehouden, bijvoorbeeld door het geven van een termijn voor herstel. Welke gegevens nodig zijn voor de aanvraag en voor het onderzoek wordt verder uitgewerkt in een ministeriële regeling.
Het begrip EETS-overeenkomsten is overgenomen uit de richtlijn, waar het niet gedefinieerd wordt; er zou verschil van mening kunnen ontstaan over de vraag of EETS-overeenkomsten slaan op overeenkomsten met tolheffers of op overeenkomsten met EETS-gebruikers. In de context van dit artikel gaat het om dat eerste. Daarom is ‘met tolheffers’ toegevoegd.
Dit onderdeel implementeert artikel 6, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2019/520. Als het EETS-gebied niet voldoet aan de technologische eisen van artikel 3 of van de procedurele eisen in deze paragraaf over accreditatie, dan is de tolheffer verplicht in overleg te treden. Als het EETS-gebied niet de technologische oplossingen hanteert van artikel 3, eerste lid, zal de EETS-aanbieder een bemiddelingsprocedure kunnen starten om de tolheffer te bewegen alsnog te voldoen aan diens verplichtingen. Als de tolheffer nog niet voldoet aan de technologische eisen van artikel 3, eerste lid, maar dat op grond van artikel 3, tweede lid, gerechtvaardigd is omdat het een bestaand systeem met een andere technologie betreft, dan treedt de tolheffer ook in overleg met de EETS-aanbieder. De tolheffer is dan evenwel nog niet per definitie in overtreding van artikel 3. In deze situatie, is de waarschijnlijke uitkomst van het overleg dat tussen EETS-aanbieder en tolheffer geen overeenkomst tot stand komt zolang geen substantiële technologische verbetering wordt doorgevoerd. Dat kan dan niet aan de EETS-aanbieder worden tegengeworpen (zie het vierde lid).
Het eerste lid bevat de implementatie van het verbod op discriminatie dat is opgenomen in artikel 6, derde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
Een EETS-aanbieder kan zich aanmelden voor accreditatie. Aanvaarding van dat aanbod door de tolheffer brengt dan de overeenkomst tot stand. In het tweede lid is bepaald dat de tolheffer verplicht is om een EETS-aanbieder te aanvaarden als hij voldoet aan de verplichtingen en algemene voorwaarden die in de EETS-gebiedsverklaring zijn opgenomen. Het ligt voor de hand dat de voorwaarden uit de EETS-gebiedsverklaring van toepassing worden verklaard in de overeenkomst. Uit het tweede lid vloeit voort dat over de voorwaarden in de EETS-gebiedsverklaring niet kan worden onderhandeld. Het begrip ‘algemene voorwaarden’ is overgenomen uit de richtlijn en moet niet worden verward met de algemene voorwaarden als bedoeld in afdeling 3, van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Algemene voorwaarden in zin van artikel 6:234 van het Burgerlijk Wetboek kunnen alleen deel uitmaken van de commerciële voorwaarden die in een EETS-gebiedsverklaring worden opgenomen voor zover deze en het daarop toepasselijke recht verenigbaar zijn met de eisen die deze Implementatiewet aan de EETS-gebiedsverklaring stelt.
De tolheffer stelt een EETS-gebiedsverklaring op die in acht moet worden genomen bij het sluiten van de overeenkomst tussen de tolheffer en de EETS-aanbieder. Het tweede lid geeft aan wat de EETS-gebiedsverklaring in ieder geval dient te bevatten. Als de EETS-gebiedsverklaring hier niet aan voldoet kan op grond van artikel 42 van het wetsvoorstel een last onder bestuursdwang of – in samenhang met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht – een last onder dwangsom worden opgelegd. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat deze verplichting ook geldt voor tolheffers die wel gebruikmaken van een elektronisch tolheffingssysteem, maar met toepassing van artikel 3, tweede lid, nog niet gebruikmaken van de technologie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het wetsvoorstel.
De EETS-gebiedsverklaring dient – bij de eerste opstelling ervan of bij een ingrijpende wijziging van het systeem – ook gebruikt te worden voor de planning van de conformiteitsbeoordeling en de beoordeling van de geschiktheid voor gebruik. Het gaat hier overigens om in de begripsbepaling gedefinieerde begrippen. De procedure waarvan de doorlooptijd in acht genomen moet worden, wordt vastgesteld door uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie op basis van artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520.
De boordapparatuur vormt een belangrijk onderdeel van de interoperabiliteitsonderdelen van de dienst. Om de geschiktheid voor gebruik daarvan in het EETS-gebied te kunnen testen, moet de tolheffer voorzien in een testomgeving. Het testen is onderdeel van de certificering, oftewel de afgifte van EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik, als bedoeld in artikel 13, tweede lid. Het testen kan kostendekkend worden verhaald op de EETS-aanbieders of hun gemachtigden.
Dit artikel bevat de belangrijkste eisen die worden gesteld aan de interoperabiliteitsonderdelen. De conformiteit met deze eisen wordt getoetst in de certificeringsprocedure die is gericht op de conformiteit met de specificaties en de geschiktheid voor het gebruik.
Als aangetoond wordt in de conformiteitsbeoordelingsprocedure, inclusief de geschiktheid voor gebruik-beoordeling, dat de interoperabiliteitsonderdelen conform zijn, dan worden daar EG-verklaringen van conformiteit voor verstrekt die krachtens uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie zijn vastgesteld.
Elk interoperabiliteitsonderdeel heeft een dergelijke EG-verklaring nodig, of een CE-markering als bedoeld in Verordening (EG) 765/20084, als voorwaarde om in de handel gebracht te kunnen worden.
Dit artikel implementeert artikel 16 van Richtlijn (EU) 2019/520 en houdt verband met Verordening (EG) 765/2008. Vrijwaringsprocedures zijn specifieke procedures in richtlijnen waarin de Commissie kan vaststellen, of een nationale maatregel die het vrije verkeer van een product belemmert, al dan niet gerechtvaardigd is.
Dit artikel implementeert artikel 17 van Richtlijn (EU) 2019/520, dat voor bestuursorganen afdoende is geïmplementeerd in de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het ook om tolheffers kan gaan die geen bestuursorgaan zijn, is in deze bepaling geregeld dat ook zij hun beslissingen moeten motiveren en bekendmaken.
De systematiek voor aangemelde instanties is vergelijkbaar met andere regelgeving waarin de conformiteitsbeoordelingen plaatsvinden. Het gaat om keuringsinstanties die erkend zijn door de Minister.
Als een instantie wordt aangewezen dient die instantie te voldoen aan de gestelde eisen, bedoeld in bijlage III van Verordening (EU) 2020/203. Onder andere dient deze instantie rechtspersoonlijkheid te hebben en dient de instantie een derde partij te zijn die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten. Op de taak voor deze instantie is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing. De aanwijzing vindt dus plaats om een onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid te borgen, zie artikel 3, eerste lid, onder a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
De certificeringsprocedure voor de boordapparatuur op basis van de uitvoeringshandelingen van artikel 15, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2019/520, is de enige voorwaarde die tolheffers aan geaccrediteerde EETS-aanbieders kunnen stellen om operationele boordapparatuur toe te laten, tenzij het gaat om boordapparatuur die op een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur voorkomt. Operationele boordapparatuur die ongeldig is verklaard mag dus wel worden geweigerd door de tolheffer.
De verplichting om een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur bij te houden geldt voor alle in Nederlandse EETS-gebieden actieve EETS-aanbieders. Het gaat om boordapparatuur die verband houdt met overeenkomsten tussen deze EETS-aanbieders en EETS-gebruikers. Wat in de lijst moet worden opgenomen, welke vorm dit krijgt en wat de frequentie van actualisering is, wordt tussen tolheffer en EETS-aanbieder onderling bepaald. De lijst heeft betekenis, omdat een EETS-aanbieder niet tegenover de tolheffer aansprakelijk is voor tolmeldingen van boordapparatuur die op de lijst staat. Zodra een EETS-gebruiker of iemand anders met een voertuig door een EETS-gebied rijdt met boordapparatuur die op de lijst staat, dan is de EETS-aanbieder niet meer aansprakelijk voor betaling van tolgelden die het gevolg zijn van de aanwezigheid van dat voertuig. De EETS-aanbieder is wel verplicht samen te werken met de tolheffer bij het identificeren van gevallen van niet-betalen van wegentol. De EETS-gebruiker is verantwoordelijk voor de in artikel 10, tweede en derde lid, van Richtlijn (EU) 2019/520 opgenomen verplichtingen met betrekking tot boordapparatuur, en kan dus met handhaving worden geconfronteerd door de tolheffer. Deze zal van de ongeldigheidsverklaring van diens boordapparatuur wel door de EETS-aanbieder moeten worden geïnformeerd.
Dit onderdeel regelt een belangrijk verplicht beding in de overeenkomst tussen tolheffer en EETS-aanbieder. Bij EETS zal het de EETS-aanbieder zijn die het tolgeld bij de EETS-gebruiker in rekening brengt (eventueel nog met naam en rekeningnummer van de tolheffer). De EETS-aanbieder stuurt hiervoor een factuur aan de EETS-gebruiker. Dit hangt nauw samen met de regel van artikel 20, op grond waarvan de betaling van dat tolgeld door de EETS-gebruiker aan de EETS-aanbieder – van rechtswege – geldt als tolbetaling, en artikel 21, op grond waarvan de EETS-aanbieder de tolheffer moet betalen 1) voor elke onderbouwde tolmelding (waarmee de aanwezigheid van een voertuig in een EETS-gebied wordt bevestigd; het tolplichtige feit); en 2) voor elke onderbouwde ‘niet-tolmelding’ met betrekking tot een EETS-gebruiker. Op grond van artikel 32 heeft de EETS-gebruiker alleen nog interactie met de tolheffer via de handhaving. De gegevensverstrekking (tolmeldingen) is geregeld in artikel 33.
Als een tolheffer wil dat de EETS-aanbieder diens factuur aan de gebruiker namens en voor rekening van de tolheffer uitbrengt, dan maakt dit artikel dat mogelijk. Dat houdt dan in feite in dat de EETS-aanbieder als gevolmachtigde optreedt van de tolheffer. De EETS-aanbieder brengt dus nog steeds de factuur aan de EETS-gebruiker uit, maar daarop zijn de naam en het rekeningnummer van de tolheffer vermeld. Bovendien kan de EETS-gebruiker nog steeds aan zijn verplichting tot betaling van de tol voldoen door de EETS-aanbieder te betalen. Ook zal de EETS-aanbieder nog steeds voor elke onderbouwde tolmelding of niet-tolmelding betalingsplichtig zijn tegenover de tolheffer uit hoofde van de accreditatieovereenkomst.
Dit artikel geeft EETS-gebruikers de mogelijkheid om de door hen aan de tolheffer verschuldigde tol te kunnen voldoen door betaling aan de EETS-aanbieder bij wie zij een abonnement hebben. Op zijn beurt is de EETS-aanbieder steeds zelfstandig verplicht om de tolheffer te betalen voor elke onderbouwde tolmelding of onderbouwde niet-tolmelding als de tolheffer dat eist (zie artikel 21).
Zie de toelichting op het begrip tolmelding in artikel 1 van het wetsvoorstel. Het belang van deze bepaling is dat de EETS-aanbieder zelfstandig verplicht is te betalen voor elke onderbouwde tolmelding of niet-tolmelding, op basis van zijn overeenkomst met de tolheffer. De EETS-aanbieder is zelf niet de tolplichtige (dat blijft de EETS-gebruiker) maar zou geen beroep moeten kunnen doen op onverschuldigde betaling tegenover de tolheffer. De eis, bedoeld in dit artikel sluit dat uit. De EETS-aanbieder is dan betalingsplichtig tegenover de tolheffer voor elke tolmelding van zijn abonnees. De abonnees zijn betalingsplichtig tegenover de EETS-aanbieder (uit overeenkomst). Het risico van niet-betaling door een EETS-gebruiker aan de EETS-aanbieder is voor risico van de EETS-aanbieder.
Artikel 22 voorziet erin dat de tolheffer een nationaal of lokaal tolgeld niet lager kan maken dan het vergelijkbare door EETS-gebruikers verschuldigde tolgeld. Wel kunnen kortingen en restituties ter stimulering van elektronische betalingen worden voortgezet, als deze maar transparant zijn, openbaar vooraf bekendgemaakt zijn en ook onder dezelfde voorwaarden gelden voor klanten van EETS-aanbieders.
De EETS-aanbieders worden door de tolheffer vergoed. Daarover zullen dus afspraken moeten worden gemaakt in de overeenkomst tussen beide die uit de accreditatie kan voortvloeien. Dat vergt dat in de EETS-gebiedsverklaring de voorwaarden hiervoor reeds worden opgenomen. Daarmee kan voldaan worden aan de transparantie-eis. Op grond van het derde lid kan de hoofddienstaanbieder een vergoeding krijgen die verschilt van de vergoeding van de EETS-aanbieder als dit wordt gerechtvaardigd door de in dit lid omgeschreven omstandigheden.
Dit artikel verplicht de aanbieder van toldiensten om een onderscheid in de boekhouding te maken tussen activiteiten die deel uitmaken van het begrip toldienst en andere activiteiten die worden verricht, ten einde kruissubsidies te voorkomen. Van een kruissubsidie is sprake als tekorten van de ene dienst gedekt worden door overschotten op een andere dienst. Dit is niet toegestaan.
Artikel 8 van het wetsvoorstel verplicht EETS-aanbieders om overeenkomsten te sluiten met de tolheffers van alle EETS-gebieden van ten minste vier lidstaten. Dit artikel verplicht EETS-aanbieders om de door die overeenkomsten mogelijk gemaakte dienstverlening ook daadwerkelijk in al die EETS-gebieden aan te bieden. Deze verplichting geldt niet zolang dat onmogelijk is vanwege niet nakoming van de wettelijke verplichtingen door de tolheffer.
De EETS-aanbieder maakt de informatie, bedoeld in artikel 26, via elektronische weg bekend.
Dit artikel heeft betrekking op het beleid voor het contracteren van EETS-gebruikers. Het beleid wordt via elektronische weg openbaar gemaakt.
Dit artikel beschermt de EETS-gebruikers tegen onwenselijke gevolgen van een storing van de EETS die aan de tolheffer kan worden toegerekend.
Deze artikelen schrijven als het ware de gebruikerservaring voor die een EETS-gebruiker ten minste van zijn abonnement op de EETS mag verwachten en die in de overige bepalingen van dit wetsvoorstel geregeld is:
– de EETS-gebruiker mag niet gediscrimineerd worden bij zijn keuze voor een EETS-aanbieder;
– er is zo goed als geen interactie meer met de tolheffer, maar slechts met de EETS-aanbieder en de door die aanbieder verstrekte boordapparatuur;
– de gebruikerservaring kan per aanbieder anders zijn;
– zolang de kenmerken van het voertuig niet wijzigen en de voertuigclassificatieparameters zijn verwerkt, is er geen menselijke interactie vereist in het voertuig;
– de menselijke interactie is voor elk EETS-gebied hetzelfde.
Deze artikelen stellen dus minimumeisen aan de gebruikerservaring van de Europese elektronische tolheffingsdienst.
Deze artikelen regelen de gegevensverwerking en -bescherming die onderdeel zijn van een interoperabele EETS. Dat betreft in de eerste plaats de structurele uitwisseling van gegevens tussen tolheffers van EETS-aanbieders die actief zijn in Nederland, ten behoeve van de toltaken (berekenen en heffen) van tolheffers dan wel het verifiëren van door EETS-aanbieders bij hun EETS-gebruikers op diens voertuigen geheven tol (artikel 33 van het wetsvoorstel).
Ten tweede regelt artikel 34 een samenwerkingsverplichting, waarvoor gegevensverstrekking noodzakelijk kan zijn, waaronder het verstrekken van persoonsgegevens kan bevatten en gegevens over overtredingen van tolplichten. Tolheffers zijn daarbij geen doorgeefluik richting andere toldienstaanbieders: dus niet aan andere EETS-aanbieders en ook niet aan nationale toldienstaanbieders, zelfs niet als de toldienstaanbieder onderdeel is van dezelfde entiteit als de tolheffer.
Ten derde kunnen tolheffers voor hun eigen fiscale verplichtingen gegevens opvragen bij EETS-aanbieders, en ook hier mogen die gegevens niet worden doorgegeven aan andere toldienstaanbieders (artikel 34).
In artikel 35 is bepaald dat de toldienstaanbieder op verzoek van de tolheffer verkeersgegevens kan opvragen van de klanten van de aanbieder. De gegevens dienen door de toldienstaanbieder geanonimiseerd te worden, zodat de gegevens niet gebruikt kunnen worden om de betreffende klanten te identificeren. Bij ministeriële regeling wordt bepaald aan welke instanties de gegevens door de tolheffer kunnen worden verstrekt. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de wegbeheerders.
Artikel 22 van Richtlijn (EU) 2019/520 bepaalt dat lidstaten na toestemming van de Commissie tijdelijk toestemming kunnen geven voor de toepassing van experimentele tolheffingssystemen. Op grond van artikel 36 van het wetsvoorstel kan binnen de grenzen van de toestemming van de Commissie ontheffing van wettelijke bepalingen worden gegeven voor experimentele systemen of concepten die niet aan deze bepalingen voldoen. De Minister heeft de mogelijkheid om regels te stellen voor de indieningsvereisten.
Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld en beperkingen worden verbonden.
Tegen de ontheffing kan door belanghebbenden gedurende zes weken bezwaar worden gemaakt en daarna kan eventueel beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
De experimentele tolheffingssystemen worden toegepast parallel met het EETS-conform systeem. EETS-aanbieders zijn niet verplicht om aan het experimentele systeem deel te nemen.
Artikel 11 van Richtlijn (EU) 2019/520 verplicht tot aanwijzing of instelling van een bemiddelende instantie. De bemiddelende instantie kan bemiddelen tussen tolheffers en EETS-aanbieders die een overeenkomst hebben gesloten of daarover onderhandelen. Dit artikel biedt de grondslag voor aanwijzing door de Minister van een bemiddelende instantie.
De bemiddelende instantie dient onafhankelijk te zijn van de tolheffers en van de EETS-aanbieders en is gericht op transparantie en non-discriminatie van de vergoedingensystematiek en de behandeling van EETS-aanbieders in het algemeen door tolheffers. Dat is in het belang van de mededinging onder EETS-aanbieders, het aanvullende karakter van de EETS ten opzichte van nationale toldiensten en uiteindelijk de gebruiker.
Het advies van de bemiddelende instantie heeft betrekking op de privaatrechtelijke (contractuele of pre-contractuele) rechtsverhouding tussen tolheffer en EETS-aanbieder. De bemiddelingsprocedure is facultatief. Daarom is de bemiddelingsprocedure niet verder geregeld, maar wordt die zo veel mogelijk aan de praktijk overgelaten.
De handhaving van individuele tolplichten valt buiten het toepassingsbereik van dit wetsvoorstel. Dat hoort bij de individuele tolsystemen. Dit wetsvoorstel voorziet alleen in een verwijzing naar de modelkennisgeving voor niet-betaling van wegentol in de richtlijn.
In dit artikel is de grondslag voor het gebruik van Eucaris voor de grensoverschrijdende gegevensuitwisseling in het kader van het niet betalen van wegentol neergelegd. Via dit systeem kunnen slechts de gegevens worden uitgewisseld die in bijlage I van Richtlijn (EU) 2019/520 worden genoemd. De gegevens worden op verzoek uitgewisseld met de nationale contactpunten van de andere lidstaten. Op het moment dat de tolheffer binnen Nederland een geval van niet betaling van wegentol constateert, kan aan de Dienst Wegverkeer worden verzocht de voertuiggegevens op te vragen bij het nationaal contactpunt van een van de andere lidstaten. De grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens vindt dus alleen plaatst tussen de nationale contactpunten.
De implementatie van artikelen over grensoverschrijdende gegevensuitwisseling waar het gaat om de taken van de RDW, vindt ook plaats op grond van artikel 4b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit artikel voorziet in een grondslag voor de aanwijzing van de ambtenaren die het bestuursrechtelijke nalevingstoezicht op het bepaalde bij of krachtens de wet zullen uitvoeren.
In dit artikel is de bestuursrechtelijke handhaving van de verplichtingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel opgenomen. Op grond van artikel 5:32 Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Deze wijziging vloeit rechtstreeks voort uit het intrekken van de richtlijn die thans in Hoofdstuk VIA van de Wegenverkeerswet 1994 is geïmplementeerd.
Dit artikel voorziet in overgangsrecht voor registraties van EETS-aanbieders die door de RDW al zijn geregistreerd op grond van artikel 1a van de Regeling elektronische tolheffingssystemen in samenhang met Beschikking 2009/750/EG van de Commissie van 6 oktober 2009 tot definiëring van de Europese elektronische tolheffingsdienst en de bijbehorende technische onderdelen (PbEU 2009, L 268). De registraties op grond van deze Beschikking komen van rechtswege te gelden als registratie op grond van artikel 7 van het wetsvoorstel.
De inwerkingtreding is voorzien op 19 oktober 2021. Dit komt overeen met artikel 32 van Richtlijn (EU) 2019/520 dat bepaalt dat de lidstaten met ingang van 19 oktober 2021 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toepassen die nodig zijn om aan de verplichtingen uit de richtlijn te voldoen. Daarom wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor de inwerkingtreding van wetten op 1 januari of 1 juli.
|
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatie-regeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Bijzonderheden |
|---|---|---|---|
|
Artikel 1, eerste en tweede lid, eerste alinea (onderwerp) |
Behoeft geen implementatie |
Betreft de doelstellingen van de richtlijn |
|
|
Artikel 1, eerste lid, laatste alinea (werkingssfeer) |
Behoeft geen implementatie |
Het doel en de hoogte van een tolheffing voor bepaalde voertuigtypes is aan de lidstaat om over te beslissen en wordt niet in de implementatiewet geregeld |
|
|
Artikel 1, tweede en derde lid (uitzonderingen werkingssfeer) |
Artikel 2 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 1, vierde lid (aanvullende karakter EETS) |
Behoeft geen implementatie |
Aanvullende karakter van de EETS regelen in verhouding tot de regeling van dienstaanbieders in bijzondere tolwetten |
|
|
Artikel 1, vijfde lid (kennisgeving niet-betaling) |
Behoeft geen implementatie |
In Nederland wordt niet eerst een kennisgeving over de verplichting om wegentol te betalen om pas daarna een geval van niet-betaling vast te stellen |
|
|
Artikel 1, zesde lid |
Behoeft geen implementatie |
Dit lid is alleen van toepassing als artikel 1, vijfde lid, van toepassing is. Dat is in Nederland niet zo |
|
|
Artikel 2 (definities) |
Artikel 1 Wet implementatie EETS-richtlijn |
Begrippen overgenomen uit richtlijn en waar nodig aangevuld |
|
|
Artikel 3, eerste lid, eerste alinea (toe te passen technologie in nieuwe elektronische tolheffingssystemen) |
Artikel 3, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, eerste lid, laatste alinea (eerbiediging van huidige technologie in bestaande elektronische tolheffingssystemen tot moment van substantiële technologische verbeteringen) |
Artikel 3, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, tweede lid (Commissie verzoekt om normalisatie) |
Behoeft geen implementatie |
Opdracht aan Commissie |
|
|
Artikel 3, derde lid (boordapparatuur met satellietplaatsbepaling verenigbaar met Galileo en Egnos) |
Artikel 4, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, vierde lid (boordapparatuur geschikt voor gebruik, interoperabel is communicabel) |
Artikel 4, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, vijfde lid, eerste zin (eisen aan boordapparatuur) |
Artikel 4, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, vijfde lid, tweede zin (eisen aan boordapparatuur) |
Artikel 4, vierde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, vijfde lid, laatste zin (eisen aan boordapparatuur) |
Artikel 4, vijfde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 3, zesde lid (nog tijdelijk afzonderlijke boordapparatuur voor 5,8 GHz voor lichte voertuigen) |
Artikel 4, zesde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 4 (registratie EETS-aanbieders) |
Artikel 7, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, eerste lid, eerste zin (accreditatie EETS-aanbieders in vier lidstaten binnen 36 maanden) |
Artikel 8, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, eerste lid, laatste zin (accreditatie EETS-aanbieders in alle EETS-gebieden van een lidstaat binnen 24 maanden) |
Artikel 8, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, tweede lid, eerste zin (alle EETS-gebieden bestrijken na accreditatie) |
Artikel 25, eerste lid, en 42 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, tweede lid, laatste zin (dekking bij niet-naleven wet door tolheffer) |
Artikel 25, tweede lid, en 42 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, derde lid (informatie dekkingsgebied) |
Artikel 26 en 42 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, vierde lid (verschaffen boordapparatuur conform eisen richtlijnen (EU) 2014/53 en (EU) 2014/30) |
Artikel 4, eerste lid, onder d, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, vijfde lid (lijsten ongeldige boordapparatuur) |
Artikel 18, eerste, tweede en derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, zesde lid (beleid overeenkomsten EETS-gebruikers) |
Artikel 27 en 42 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, zevende lid (structurele gegevensverstrekking EETS-aanbieders aan tolheffers) |
Artikel 32 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, achtste lid (samenwerking EETS-aanbieders met tolheffers voor identificeren overtreders) |
Artikel 33 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, negende lid (gegevensverstrekking EETS-aanbieders aan tolheffers op verzoek) |
Artikel 34 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 5, tiende lid (gegevensverwerking overeenkomstig AVG en Wet politiegegevens) |
Behoeft geen implementatie |
In het artikel wordt aangegeven dat de verwerking van persoonsgegevens die EETS-aanbieders aan tolheffers verstrekken, plaatsvindt volgens de Unieregels voor persoons-bescherming. Via de AVG en implementatie-wetgeving is dit geregeld |
|
|
Artikel 5, elfde lid (uitvoeringshandelingen EC verplichtingen EETS-aanbieders) |
Artikel 29 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, eerste lid (tolheffer die niet voldoet treedt in overleg met betrokkenen) |
Artikel 8, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, tweede lid, eerste zin (EETS-gebiedsverklaring) |
Artikel 10 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, tweede lid, tweede en derde zin (timing EETS-gebiedsverklaring) |
Artikel 11 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, derde lid, eerste zin (niet-discriminerende toegang voor EETS-aanbieders) |
Artikel 9, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, derde lid, tweede zin (aanvaarden van EETS-aanbieders die aan inhoud gebiedsverklaring voldoen) |
Artikel 9, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, derde lid, derde zin (geen specifieke technische oplossingen processen die interoperabiliteit belemmeren) |
Artikel 9, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, derde lid, vierde zin (verzoek om advies aan bemiddelende instantie) |
Artikel 37, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, vierde lid (EETS-aanbieder factureert tol bij gebruiker, evt. in naam van en voor rekening van tolheffer) |
Artikel 19 Wet implementatie EETS-richtlijn |
In art. 19, tweede lid is opgenomen dat de tolheffer kan eisen dat de EETS-aanbieder de factuur uitschrijft in naam en voor rekening van de tolheffer. Dit is een keuze die de tolheffer moet maken |
|
|
Artikel 6, vijfde lid (hoogte tolgeld) |
Artikel 22 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, zesde lid (toelaten gecertificeerde, niet-ongeldige boordapparatuur) |
Artikel 17 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, zevende lid (EETS-storing) |
Artikel 28 en 42 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, achtste lid (non-discriminerende samenwerking) |
Artikel 9, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 6, negende lid (uitvoeringshandelingen EETS-gebiedsverklaring) |
Artikel 10, tweede lid, onderdeel d, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 7 (vergoeding) |
Artikel 23 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 8, eerste lid (verschil in voertuigclassificatie bij vaststellen tolgelden) |
Artikel 21, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 8, tweede lid (eis dat EETS-aanbieder betaalt voor elke onderbouwde tolmelding) |
Artikel 21, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 8, derde lid (EETS-aanbieder niet aansprakelijk voor ongeldige boordapparatuur) |
Artikel 18, tweede en vierde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 8, vierde lid (tolmeldingen bij microgolftechnologie) |
Artikel 32, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 8, vijfde lid (gedelegeerde handelingen Commisie) |
Behoeft geen implementatie |
Opdracht voor gedelegeerde handelingen Commissie |
|
|
Artikel 9 (gescheiden boekhouding toldienstaanbieders) |
Artikel 24 Wet implementatie EETS-richtlijn |
Heeft breder bereik dan alleen EETS-aanbieders |
|
|
Artikel 10, eerste lid (abonneren op EETS) |
Artikel 29 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 10, tweede lid (betaling aan EETS-aanbieder geldt als betaling wegentol aan tolheffer) |
Artikel 20, eerste en tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 10, derde lid (gedelegeerde handelingen) |
Artikel 20, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 11 (oprichting en taken onafhankelijke bemiddelende instantie) |
Artikel 37, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 12, eerste, tweede en derde lid (bemiddelingsprocedure) |
Artikel 38 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 12, vierde en vijfde lid (nadere bevoegdheden bemiddelende instantie) |
Artikel 37, tweede lid, onderdelen c en d, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 13 (één ononderbroken dienst voor de gebruiker) |
Artikel 30 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 14, eerste lid, eerste zin (interactie tussen EETS-gebruiker en tolheffer beperkt) |
Artikel 31 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 14, eerste lid, tweede zin (interactie met EETS-aanbieders kunnen specifiek zijn per EETS-aanbieder) |
Artikel 31 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 14, tweede lid (verkeersgegevens voor beleidsdoeleinden en verkeersmanagement) |
Artikel 35 Wet implementatie EETS-richtlijn |
De lidstaat kan van de tolaanbieders verlangen dat zij ten behoeve van het verkeersbeleid en ter verbetering van het verkeersbeheer, verkeersgegevens van hun klanten verstrekken. Er is voor gekozen van deze beleidsvrijheid gebruik te maken omdat de gegevens een waardevolle aanvullende bron van verkeersgegevens vormen. Zie ook par. 3.2 van het algemeen deel van de toelichting |
|
|
Artikel 14, derde lid (uitvoeringshandelingen technische specificatie interfaces) |
Artikel 44 Wet implementatie EETS-richtlijn |
Grondslag ministeriële regeling |
|
|
Artikel 15, eerste lid (procedure beoordeling conformiteit met specificaties en geschiktheid gebruik) |
Artikel 10, tweede lid, onder c, jo. artikel 11 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 15, tweede lid (testomgeving door tolheffer) |
Artikel 12 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 15, derde lid (interoperabiliteitsonderdelen met CE-markering) |
Artikel 13, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
Feitelijke handeling |
|
|
Artikel 15, vierde, vijfde, zesde en zevende lid (uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen) |
Artikel 13, eerste en tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 16, eerste lid (vrijwaringsprocedure in handel brengen interoperabiliteitsonderdelen met CE markering) |
Artikel 14, eerste en tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 16, tweede lid (overlegverplichting Europese Commissie) |
Behoeft geen implementatie |
Opdracht aan Commissie |
|
|
Artikel 16, derde lid (herstel specificaties of geschiktheid gebruik door fabrikant) |
Artikel 14, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 17 (transparantie conformiteitsbeoordelingen) |
Artikel 15 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 18 (aanwijzing contactbureau) |
Regeling taken Dienst Wegverkeer (ministeriële regeling o.g.v. artikel 4b, tweede lid Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 19, eerste lid (aangemelde instanties) |
Artikel 16, eerste en tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 19, tweede lid (beoordelingscriteria aangemelde instanties) |
Artikel 16, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 19, derde lid (intrekking erkenning aangemelde instantie) |
Artikel 16, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 19, vierde lid (geschil tussen lidstaten of met Commissie over aangemelde instantie) |
Behoeft geen implementatie |
||
|
Artikel 19, vijfde lid (gedelegeerde handelingen minimale geschiktheidscriteria aangemelde instanties) |
Artikel 14, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 20 (coördinatiegroep) |
Behoeft geen implementatie |
Opdracht aan de Europese Commissie |
|
|
Artikel 21, eerste lid, onderdelen a, b en c (Registers) |
Artikel 6, eerste, tweede, derde en vierde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn & taaktoedeling in Regeling taken Dienst Wegverkeer o.g.v. art. 4b, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 |
||
|
Artikel 21, eerste lid, laatste alinea (toezicht op registratievoorwaarden EETS-aanbieders) |
Artikel 7, tweede lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 21, tweede lid (actualiteit register) |
Artikel 6, derde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 21, derde lid (elektronisch toegankelijk) |
Artikel 6, vierde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 21, vierde lid (register beschikbaar vanaf 19/10/2021) |
Behoeft geen implementatie |
Wordt geregeld door inwerkingtreding wet; RDW beheert dit register al |
|
|
Artikel 21, vijfde lid (toezending periodiek aan Commissie) |
Artikel 6, vijfde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 22, eerste en derde lid (Experimentele tolheffingssystemen) |
Artikel 36, eerste lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
Experimenteren bij ontheffing beperkt mogelijk |
|
|
Artikel 22, tweede lid (EETS-aanbieders niet gedwongen deel te nemen aan experimenten) |
Artikel 36, vierde lid, Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 23, eerste lid (grensoverschrijdende uitwisseling voertuigregistratiegegevens) |
Kenteken-reglement (o.g.v. Artikel 42 Wet implementatie EETS-richtlijn, jo art. 42 en 43 Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 23, tweede lid (aanwijzing nationaal contactpunt) |
Regeling taken Dienst Wegverkeer (o.g.v. artikel 4b, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994) |
Aanpassen via een ministeriële regeling. |
|
|
Artikel 23, derde lid (uitvoering zoekopdrachten) |
Kentekenreglement (o.g.v. artikel 41 Wet implementatie EETS-richtlijn jo. artikel 42 en 43 Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 23, vierde lid (gebruik EUCARIS bij gegevensuitwisseling) |
Kentekenreglement (o.g.v. artikel 41 Wet implementatie EETS-richtlijn, jo. art. 42 en 43 Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 23, vijfde lid (lidstaat draagt eigen kosten) |
Behoeft geen implementatie |
Kostenregeling tussen lidstaten i.v.m. de administratie en gebruik van Eucaris |
|
|
Artikel 24 (afhandelingsprocedure kennisgeving niet-betalen wegentol) |
Artikel 39 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 25 (afhandelingsprocedure van de heffingsinstanties) |
Kentekenreglement (o.g.v. artikel 42 Wet implementatie EETS-richtlijn, jo. art. 42 en 43 Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 26 (rapportering aan de Europese Commissie) |
Behoeft geen implementatie |
Rapporteren door de lidstaat aan de Europese Commissie |
|
|
Artikel 27, eerste en tweede lid (gegevensbescherming) |
Kentekenreglement (o.g.v. artikel 41 Wet implementatie EETS-richtlijn, jo. art. 42 en 43 Wegenverkeerswet 1994) |
||
|
Artikel 27, derde lid (verhouding AVG) |
Artikelen 35 en 41 Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 27, vierde lid (verzoeken om persoonsgegevens bij RDW) |
Regeling taken Dienst Wegverkeer o.g.v. art. 4b, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 + regeling in de Wet implementatie EETS-richtlijn |
||
|
Artikel 28 (verslag) |
Behoeft geen implementatie |
Gericht tot de Commissie |
|
|
Artikel 29 (gedelegeerde handelingen) |
Behoeft geen implementatie |
Gericht tot de Commissie |
|
|
Artikel 30 (uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie) |
Behoeft geen implementatie |
Gericht tot Commissie |
|
|
Artikel 31 (comitéprocedure) |
Behoeft geen implementatie |
Gericht tot Commissie |
|
|
Artikel 32 (omzetting) |
Artikel 45 Wet implementatie EETS-richtlijn |
Inwerkingtreding bij Kb, volgens de richtlijn op 19 oktober 2019 |
|
|
Artikel 33, eerste zin (intrekking oude richtlijn) |
Artikel 43 Wet implementatie EETS-richtlijn |
Intrekking hoofdstuk VIA Wegenverkeerswet 1994 |
|
|
Artikel 33, tweede zin (oude verwijzingen) |
Behoeft geen implementatie |
Betreft overgangsrecht voor de richtlijn. Heeft geen effect |
|
|
Artikel 34 (inwerkingtreding richtlijn) |
Behoeft geen implementatie |
||
|
Artikel 35 (addressaten) |
Behoeft geen implementatie |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie.
Een ‘EETS-gebied’ wordt gedefinieerd als ‘weg, wegennet, kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of veerpont, waarvoor tolgeld wordt geïnd met gebruikmaking van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer’ (voorgesteld artikel 1).
Bestaande tolheffers, zoals de Westerscheldetunnel N.V., vallen (nog) niet onder het voorstel.
Onduidelijk is bijvoorbeeld of onder ‘publieke tolheffers’ alleen moet worden verstaan entiteiten die krachtens publiekrecht zijn opgericht, of ook tolheffers met een privaatrechtelijke persoonlijkheid, die met overheidsgezag zijn bekleed, dan wel onder overwegende overheidsinvloed staan. Zo wijst de Afdeling erop dat de Westerscheldetunnel wordt geëxploiteerd door Westerscheldetunnel N.V., die een overheidsbedrijf is, waarvan de aandelen worden gehouden door de Provincie Zeeland.
De politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid van de minister kan niet worden gelijkgesteld met het publiekrechtelijke toezicht- en handhavingsinstrumentarium van de Awb. Daar zij voor de goede orde aan toegevoegd dat publiekrechtelijk toezicht op het handelen van publieke entiteiten niet ongebruikelijk is. Zie onder meer het mededingingstoezicht door de Autoriteit Consument en Markt, die mede het marktoptreden van overheden betreft (zie ook specifiek, hoofdstuk 4b van de Mededingingswet).
Mogelijk samen met RWS, zie Kamerstukken II 2018/19, 31 305, nr. 273 en bijlagen bij Kamerstukken II 2018/19 31 305, nr. 272.
Dit betreft niet alleen de beroeps(goederen- en personen)vervoerders maar ook particuliere gebruikers.
Ingevolgde voorgesteld artikel 19, tweede lid kan een tolheffer namelijk eisen dat de EETS-aanbieder de factuur in zijn naam en voor zijn rekening uitschrijft. Bij een krachtens publiekrecht ingestelde tolheffer is de inning van tolgelden in principe een bestuursrechtelijke aangelegenheid, waartegen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open staan.
Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europese Parlement en de Raad van de Europese unie van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (PbEU 2019, L 91).
Beschikking 2009/750/EG van de Commissie van 6 oktober 1999 tot definiëring van de Europese elektronische tolheffingsdienst en de bijbehorende technische onderdelen (PbEU 2009, L 268).
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2018, L 218).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-12464.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.