Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2021, 12317 | Adviezen Raad van State |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2021, 12317 | Adviezen Raad van State |
3 maart 2021
2021-0000123931
Aan de Koning
Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van rijksbestuur houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van het onderzoek van de geloofsbrief inzake een opengevallen zetel in de Staten van Curaçao
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 maart 2021, nr. 2021000354, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maategel van rijksbestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 maart 2021, nr. W04.21.0049/I/K, bied ik U hierbij aan.
Ik ben verheugd dat de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk de noodzaak van het gebruik van een algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 51, eerste lid, van het Statuut onderschrijft. Met de Afdeling ben ik van mening dat de handelwijze van de Statenleden die de Statenvergadering van Curaçao weigeren bij te wonen het democratische proces van Curaçao frustreert. De maatregel van de Koninkrijksregering om aan deze ontoelaatbare toestand een einde te maken is ingrijpend maar noodzakelijk en proportioneel.
Volgens de Afdeling is niet duidelijk waarom het nodig is om artikel 15, eerste lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao van overeenkomstige toepassing te verklaren in het ontwerpbesluit. De Afdeling adviseert daarom in de toelichting hierop in te gaan en zo nodig de overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 15 van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao te schrappen.
Ik ben het met de Afdeling eens dat het in het onderhavige geval niet nodig is om een beroep te doen op bevoegdheden van de Gouverneur die zijn neergelegd in het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao. Uit het opdragen van de bevoegdheid aan de Gouverneur om de geloofsbrief van een kandidaat te beoordelen in diens hoedanigheid van Koninkrijksorgaan vloeit reeds voort dat de uitoefening hiervan geschiedt in het algemeen belang van het Koninkrijk en onder verantwoordelijkheid van de Koninkrijksregering. Bovendien kan met deze bevoegdheid worden volstaan om uit de impasse te raken die is ontstaan ten aanzien van de Staten van Curaçao. Artikel 2 uit het oorspronkelijke ontwerpbesluit is daarom geschrapt.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops.
No. W04.21.0049/I/K
’s-Gravenhage, 3 maart 2021
Aan de Koning
Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2021, no.2021000354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van het onderzoek van de geloofsbrieven inzake een opengevallen zetel in de Staten van Curaçao, met nota van toelichting.
De ontwerp algemene maatregel van rijksbestuur strekt ertoe te bewerkstelligen dat een besluit wordt genomen door de Gouverneur over de toelating van de kandidaat die op grond van het landsrecht van Curaçao gekozen is verklaard als lid van de Staten van Curaçao.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de algemene maatregel van rijksbestuur (hierna: het besluit) vast te stellen, maar acht op een onderdeel aanpassing van de toelichting, en zo nodig het ontwerpbesluit aangewezen. Het gaat om de van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 15, eerste lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao (hierna: RvGC).
De grondslag voor het ontwerpbesluit is gelegen in de artikelen 43, tweede lid, en 51, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut). Artikel 43, tweede lid, van het Statuut bevat de zogenoemde waarborgtaak van het Koninkrijk. Hieruit vloeit voort dat indien een van de landen van het Koninkrijk niet langer zorgdraagt voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur, het Koninkrijk deze waarden moet waarborgen.
Indien het Koninkrijk optreedt vanwege de waarborgfunctie kan dit op verschillende manieren, waaronder door vaststelling van een algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 51 Statuut.1 Dit artikel bepaalt dat indien een orgaan van een van de landen niet of niet voldoende voorziet in hetgeen ingevolge het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur moet worden verricht, bij algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald op welke wijze hierin wordt voorzien. Ingrijpen op grond van deze bepalingen is een ultimum remedium en moet daarom met de grootst mogelijke terughoudendheid geschieden.2
Het ambtsbericht van de gouverneur van Curaçao van 25 februari 2021 is de aanleiding voor het ontwerpbesluit.3 De toelichting bij het ontwerpbesluit constateert dat een impasse is ontstaan in de besluitvorming over de toelating van een kandidaat die op grond van het landsrecht van Curaçao gekozen is verklaard als lid van de Staten van Curaçao. Het ambtsbericht beschrijft dat op 11 januari 2021 een Statenlid zijn zetel in de Staten opgaf. Hiermee werd deze zetel vacant en kwam deze ter beschikking aan de eerstvolgende kandidaat op de kandidatenlijst van Partido Alternativa Real (PAR).
Vanwege deze vacature is het aantal zittende Statenleden namens de coalitie gelijk aan het aantal Statenleden van de oppositie. Sinds 11 januari hebben de oppositieleden geen gehoor gegeven aan oproepen van de Statenvoorzitter voor Statenvergaderingen, met uitzondering van de Statenvergadering van 9 februari. Daarmee ontbreekt een quorum voor het houden van Statenvergaderingen. Hierdoor is het niet alleen onmogelijk om de op 11 februari binnengekomen geloofsbrieven van het nieuwe Statenlid te onderzoeken (en daarmee de besluitvorming omtrent de toelating van het nieuwe lid te voltooien), maar kunnen ook geen nieuwe landsverordeningen tot stand worden gebracht.4
De Afdeling onderschrijft de noodzaak van het optreden van de Koninkrijksregering. Door de handelwijze van de Statenleden die de Statenvergadering weigeren bij te wonen, wordt het functioneren van de volksvertegenwoordiging onmogelijk gemaakt en daarmee het democratische proces van Curaçao gefrustreerd. Derhalve wordt niet meer voldaan aan het vereiste van de deugdelijkheid van bestuur, bedoeld in artikel 43 van het Statuut. Bovendien wordt het passief kiesrecht van het gekozen kandidaat-Statenlid gefrustreerd. Zonder ingrijpen zou deze impasse tot 11 mei 2021 (de dag van de eerste samenkomst van de nieuwgekozen Staten na de verkiezingen van 19 maart) kunnen voortduren.5
Uit het ambtsbericht van de gouverneur blijkt dat de pogingen die zijn gedaan om de ontstane impasse te doorbreken, tot dusverre geen effect hebben gehad. Dit ontwerpbesluit voorziet daarom voor deze uitzonderlijke situatie in de bevoegdheid van de gouverneur om, met betrekking tot de vacature die is ontstaan door het vertrek van het Statenlid op 11 januari, in plaats van de Staten van Curaçao het onderzoek van de geloofsbrieven van een gekozen kandidaat-Statenlid te verrichten en een besluit over diens toelating te nemen. Gezien de ernst van de situatie waarin het functioneren van de volksvertegenwoordiging gedurende langere tijd onmogelijk wordt gemaakt en daarmee het democratisch bestuur wordt gefrustreerd, acht de Afdeling de maatregel noodzakelijk en proportioneel.
Zij maakt over dit ontwerpbesluit nog de volgende opmerking.
Ingevolge het ontwerpbesluit is artikel 15, eerste lid, van het RvGC, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen aanwijzing kan worden gegeven met betrekking tot de inhoud van het door de gouverneur te nemen besluit.6 De toelichting op artikel 15 van het RvGC vermeldt dat deze bepaling is bedoeld om duidelijk te maken dat de gouverneur bij de uitoefening van de bevoegdheden die in dit ontwerpbesluit worden toegekend, over het algemeen belang van het Koninkrijk waakt en verantwoording aflegt aan de Koninkrijksregering.
Voor het doorbreken van de hierboven geschetste impasse is het nodig dat de gouverneur bevoegdheden krijgt die niet voortvloeien uit het RvGC.7 Daarnaast vloeit uit het neerleggen van deze bevoegdheid bij de gouverneur in diens functie als Koninkrijksorgaan door middel van dit ontwerpbesluit, voort dat de uitoefening hiervan geschiedt in het algemeen belang van het Koninkrijk en onder verantwoordelijkheid van het Koninkrijksregering. Daarmee is niet duidelijk waarom het nodig is artikel 15, eerste lid, van het RvGC van overeenkomstige toepassing te verklaren.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig de overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 15 RvGC te schrappen.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft een opmerking bij de ontwerp-algemene maatregel van rijksbestuur en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.
De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 februari 2021, nr. 2021-0000110429;
Gelet op de artikelen 43, tweede lid, en 51, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van [datum], nr. [kenmerk]);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van [datum], nr. [kenmerk];
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. De bevoegdheid die ingevolge artikel 47 van de Staatsregeling van Curaçao toekomt aan de Staten van Curaçao wordt met betrekking tot de toelating van een kandidaat in een op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande vacature in de Staten van Curaçao uitgeoefend door de Gouverneur van Curaçao. Daartoe zendt de voorzitter van de Staten van Curaçao onverwijld de betreffende geloofsbrief met bijbehorende stukken aan de Gouverneur van Curaçao.
2. Indien de Gouverneur van Curaçao besluit tot toelating van een kandidaat, wordt van dit besluit door tussenkomst van de voorzitter van de Staten van Curaçao onverwijld mededeling gedaan aan de Staten, de voorzitter van de Electorale Raad en de toegelatene.
3. Indien de Gouverneur van Curaçao besluit een kandidaat niet als lid toe te laten, op grond dat deze niet voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedt, wordt van dit besluit door tussenkomst van de voorzitter van de Staten van Curaçao onverwijld mededeling gedaan aan de Electorale Raad.
Artikel 15, eerste lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen aanwijzing kan worden gegeven met betrekking tot de inhoud van het door de Gouverneur te nemen besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en het Publicatieblad van Curaçao zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Deze algemene maatregel van rijksbestuur strekt ertoe te bewerkstelligen dat een besluit wordt genomen over de toelating van de kandidaat die op grond van het landsrecht van Curaçao gekozen is verklaard als lid van de Staten van Curaçao. De besluitvorming door de Staten over de toelating wordt al geruime tijd gefrustreerd door de weigering van een deel van de leden van de Staten om ter vergadering aanwezig te zijn, waardoor het quorum ontbreekt dat de Staatsregeling van Curaçao vereist voor beraadslaging en besluitvorming. Om de ontstane impasse te doorbreken, wordt in dit besluit de bevoegdheid om een besluit te nemen over de toelating in de vacature in de Staten uit handen van de Staten genomen en aan de Gouverneur van Curaçao toegekend.
De algemene maatregel van rijksbestuur is gebaseerd op artikel 51 in samenhang met artikel 43, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk (de waarborgfunctie van het Koninkrijk). De aanleiding daarvoor is hetgeen de Gouverneur van Curaçao aan de koninkrijksregering in zijn ambtsbericht d.d. 25 februari 2021 schreef (met kenmerk BE-21/002/RG/JW).
Op 11 januari 2021 heeft een Statenlid van coalitiepartij Partido Alternativa Real (PAR) de politieke partij verlaten en daarbij zijn zetel beschikbaar gesteld aan de partij. Sinds 11 januari 2021 geven de opponerende Statenleden, met uitzondering van de Statenvergadering van 9 februari 2021, geen gehoor aan de oproepen voor Statenvergaderingen door de Statenvoorzitter. De Statenvergaderingen vinden geen doorgang omdat de Statenvoorzitter bij het openen van de vergaderingen steeds moet constateren dat het benodigde quorum van Statenleden voor het houden van een openbare Statenvergadering ontbreekt. De Statenvoorzitter is, bij het ontbreken van een quorum, gehouden de Statenvergadering te schorsen en een nieuwe vergadering uit te roepen. Dit volgt uit artikel 56 van de Staatsregeling van Curaçao waarin is bepaald dat de Staten alleen beraadslagen (vergaderen) of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is. De Staatsregeling bevat ook geen voorziening als er herhaaldelijk niet voldoende leden bij de vergadering aanwezig zijn.
Op 9 februari ontvingen de Staten de mededeling van de Voorzitter van de Electorale Raad dat de kandidaat voor de opvolging in de Staten haar verkiezing tot lid van de Staten aanneemt. De Voorzitter van de Electorale Raad kon eerst tot deze mededeling overgaan nadat de eerstvolgende kandidaat op de kiezerslijst van de PAR die in aanmerking kon komen voor de vacante Statenzetel, de termijn voor het aanvaarden van de zetel heeft laten passeren.
In de openbare Statenvergadering van 11 februari is de geloofsbrief van het kandidaat-Statenlid onder ‘ingekomen stukken’ geagendeerd voor de Statenvergadering. Onderzoek naar de geloofsbrief kon echter niet plaatsvinden omdat de voltallige oppositie afwezig was, waardoor het vereiste quorum voor de Statenvergadering ontbrak.
Ingevolge artikel 74 van de Staatsregeling van Curaçao geschiedt de vaststelling van landsverordeningen door de regering en de Staten gezamenlijk. Bij het ontbreken van het quorum kan er geen parlementaire besluitvorming plaatsvinden en kunnen dus ook geen landsverordeningen worden vastgesteld. Sinds 11 januari 2021 is het tot op heden, met uitzondering van de Statenvergadering van 9 februari 2021, niet mogelijk gebleken de door de Statenvoorzitter uitgeschreven Statenvergaderingen te houden, vanwege het ontbreken van een quorum.
Sinds 11 februari heeft de Statenvoorzitter zes openbare Statenvergaderingen opgeroepen. De Statenvergaderingen konden steeds, om de reden van het ontbreken van een quorum, geen doorgang vinden. De Statenvoorzitter heeft op 22 en 24 februari 2021 een vergadering van het College van Senioren samengeroepen met als doel uit de ontstane impasse te geraken. Afgezien van een onafhankelijk Statenlid, hebben de fractieleiders van de oppositiepartijen ook aan deze oproepen van de Statenvoorzitter geen gehoor gegeven. Deze vergaderingen konden om die reden dan ook geen doorgang vinden.
Tevens op 23 en 24 februari 2021 zijn de fractieleiders van de politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in de Staten en de onafhankelijke Statenleden door de Gouverneur gehoord. Zoals blijkt uit het ambtsbericht van de Gouverneur is in deze gesprekken door de Statenleden van de oppositie aangegeven dat hun optreden van de afgelopen weken welbewust en politiek gedreven is. Een fractievoorzitter heeft bovendien verklaard dat hij tot 11 mei, het moment dat de Staten in nieuwe samenstelling zitting nemen na de Statenverkiezingen van 19 maart, niet zal meewerken aan het vormen van een quorum. Verschillende Statenleden hebben opgemerkt dat zij niet alleen weigeren mee te werken aan het onderzoek van de geloofsbrief maar zij ook hun medewerking zullen ontzeggen aan alle andere voorstellen van de regering die worden aangeboden voor besluitvorming aan de Staten. De Statenleden van de oppositie en de onafhankelijke Statenleden zien geen mogelijkheden om uit de impasse te raken.
De maatregel houdt in dat de bevoegdheid van de Staten om een besluit te nemen over de geloofsbrief van een kandidaat in een op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande vacature in de Staten van Curaçao, wordt overgedragen aan de Gouverneur. De Gouverneur is aldus bevoegd een besluit te nemen over de toelating van het beoogde Statenlid. Dit betekent ook dat, indien de Gouverneur toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 1, derde lid, en besluit een kandidaat niet toe te laten, ook de beoordeling van de geloofsbrief van een volgende kandidaat en de besluitvorming hierover aan de Gouverneur is.
Nadat de Gouverneur een besluit heeft genomen om een kandidaat toe te laten als lid van de Staten en van dit besluit op grond van artikel 1, tweede lid, van het onderhavige besluit mededeling is gedaan aan de Staten, de voorzitter van de Electorale Raad en de toegelatene, wordt de procedure voortgezet op de in artikel 126, tweede lid, van het Kiesreglement van Curaçao bepaalde wijze. Dit betekent dat de toegelatene binnen vier weken na de dagtekening van de hiervoor bedoelde mededeling aan de Gouverneur het verzoek doet tot afleggen van de eed (of verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 47 van de Staatsregeling, waarna de Gouverneur de datum en het uur bepaalt waarop de eed (of verklaring en belofte) zal worden afgelegd en de toegelatene wordt opgeroepen om die af te leggen.
Het onderzoek van de geloofsbrief van een kandidaatlid van de Staten is, op grond van artikel 47 van de Staatsregeling van Curaçao, een bevoegdheid van de Staten. Duidelijk is dat de tot de oppositie behorende Statenleden niet voornemens zijn om te verschijnen in de Statenvergadering, waardoor het quorum om te beraadslagen en te besluiten niet wordt gehaald. De tot de oppositie behorende Statenleden belemmeren hiermee bewust het onderzoek naar de geloofsbrief van een kandidaatlid van de Staten.
Door deze impasse in de Staten is er geen sprake van een landsbestuur op Curaçao dat democratisch is ingericht en dat de fundamentele rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden waarborgt. Deugdelijkheid van bestuur betreft in elk geval de instituties van de democratische rechtsstaat: hun interne functioneren én hun interactie, in het stelsel van checks and balances. De balans van de machten komt onder meer tot uiting in het proces voor de totstandkoming van wetgeving. Op het moment dat het proces van wetgeving niet kan worden doorlopen zoals door de Staatsregeling van Curaçao en het Reglement van Orde van de Staten is voorgeschreven, is de conclusie gerechtvaardigd dat niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 43, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk. Met de impasse wordt immers de constitutionele plicht als medewetgever door de Staten verzaakt. Bovendien wordt per 11 februari in het bijzonder het – ook uit het verdragsrecht voortvloeiende – passief kiesrecht van een gekozen kandidaat Statenlid geschonden doordat de Staten niet bijeenkomen in een openbare vergadering voor het behandelen en beoordelen van de geloofsbrieven van de kandidaat.
Binnen het land Curaçao kan geen effectief redres worden geboden om aan deze in het licht van artikel 43, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden ontoelaatbare toestand een eind te maken. Artikel 47 van de Staatsregeling van Curaçao staat in de weg aan effectieve rechterlijke toetsing van besluiten over de toelating van Statenleden of het uitblijven daarvan. In dit verband is relevant dat de kortgedingrechter van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao1 vorig jaar aangaf dat de rechter uiterste terughoudendheid moet betrachten bij de beoordeling van geschillen die betrekking hebben op het functioneren van de Staten en van Statenleden. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan de rechterlijke taak meebrengen dat de rechter zich in een dergelijk geschil mengt. Los daarvan kan niet van een kandidaat Statenlid worden gevergd dat hij de gang naar de rechter moet maken om te pogen een besluit over de toelating bij de rechter af te dwingen als dat besluit niet kan worden genomen als gevolg van het uitblijven van een quorum voor de besluitvorming door de Staten.
Er zijn aldus zwaarwegende gronden voor optreden door de Koninkrijksregering ter waarborging van de waarden van de democratische rechtsstaat, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, door middel van een algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 43, tweede lid, en artikel 51, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk.
Deze maatregel strekt ertoe dat de in het land Curaçao geldende regels ten aanzien van het aantreden van een Statenlid en het daartoe behorende onderzoek naar de geloofsbrief worden nageleefd en uitgevoerd. Een lichtere maatregel dan de thans voorgestelde is niet mogelijk. Het gaat om een proportionele maatregel, nu deze erop is gericht met de lichtst mogelijke middelen de werking van de eigen regels van Curaçao te verzekeren. De maatregel is tijdelijk van aard en vervalt ingevolge artikel 4, tweede lid, van het onderhavige besluit op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het streven is erop gericht het besluit zo spoedig mogelijk te laten vervallen nadat de Gouverneur uitvoering heeft gegeven aan de in dit besluit aan hem opgedragen taken, dat wil zeggen nadat is voorzien in de toelating van een lid in de vacature in de Staten die op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige besluit bestaat.
De bevoegdheid wordt (tijdelijk) opgedragen aan de Gouverneur. Deze treedt dan op als Koninkrijksorgaan. Door de bevoegdheid aan de Gouverneur op te dragen wordt op korte termijn een gezaghebbende instantie ingeschakeld, die de staatsrechtelijke context goed kent.
De bevoegdheid die de Gouverneur bij deze algemene maatregel van rijksbestuur krijgt opgedragen, behoort niet tot de bij het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao toegekende bevoegdheden. Artikel 15, eerste lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao is daarom in artikel 2 van het besluit van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarmee is verzekerd dat de Gouverneur waakt over het algemeen belang van het Koninkrijk en verantwoording aflegt aan de koninkrijksregering over zijn optreden op grond van deze algemene maatregel van rijksbestuur. Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao kan de koninkrijksregering aanwijzingen geven aan de Gouverneur. In het besluit is bepaald dat eventuele aanwijzingen in het onderhavige geval niet kunnen zien op de inhoud van het door de Gouverneur te nemen besluit; uitsluitend het landsrecht – en meer in het bijzonder de Staatsregeling en het Kiesreglement van Curaçao – biedt het inhoudelijke toetsingskader voor de Gouverneur.
Op grond van artikel 3 van het onderhavige besluit kan de Gouverneur alle landsorganen van Curaçao en de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren inschakelen om zijn taak op grond van deze algemene maatregel van rijksbestuur te verwezenlijken. De formulering is geënt op artikel 24 van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Zie onder meer de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk van 17 september 2015 over het geven van aanwijzingen aan de gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk, Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IV, nr. 52.
Zie ook de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk van 17 september 2015 over het geven van aanwijzingen aan de gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk, Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IV, nr. 52, punt 1c.
Een aanwijzing op grond van artikel 15, eerste lid, van het RvGC, kan enkel betrekking hebben op de in het RvGC toebedeelde bevoegdheden, zie ook de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk van 17 september 2015 over het geven van aanwijzingen aan de gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk, Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IV, nr. 52, punt 2c.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-12317.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.