Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 december 2020 nr. 186902, houdende instelling van de Tijdelijke commissie beoordeling Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. commissie:

de Tijdelijke commissie beoordeling Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021, bedoeld in artikel 2;

c. Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021:

onderscheidingen die door de Minister kunnen worden uitgereikt aan bekostigde instellingen voor hoger onderwijs vanwege een voortreffelijke of bijzondere prestatie die door een onderwijsteam is geleverd ten aanzien van vernieuwing of verbetering van het hoger onderwijs.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Tijdelijke commissie beoordeling Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021;

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. een adviesrapport aan de Minister uit te brengen over de kwaliteit van de voordrachten voor de Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021; en

    • b. verantwoording af te leggen over diens werkwijze in een evaluatierapport.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste vijf leden, waaronder een voorzitter.

  • 2. De leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd en, in voorkomend geval, geschorst of ontslagen.

Artikel 4. Leden

  • 1. Met ingang van 1 januari 2021 wordt voor een periode van één jaar tot voorzitter van de commissie benoemd:

    • a. de heer dr. ir. M. H. W. (Marc) van Mil (voorzitter)

  • 2. Met ingang van 1 januari 2021 worden voor de periode tot en met 30 juni 2021 tot lid van de commissie benoemd:

    • a. de heer dr. F. C. (Frans) Hiddink (commissielid)

    • b. mevrouw J. (Janique) Scharenborg (student-lid)

    • c. mevrouw dr. D. M. A. (Dominique) Sluijsmans (commissielid)

    • d. de heer T. L. (Thom) Teulings BA (student-lid)

    • e. mevrouw mr. F. (Farshida) Zafar (commissielid)

Artikel 5. Secretariaat

De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie legt haar werkwijze in een protocol vast.

  • 2. De voorzitter van de commissie ondertekent het protocol namens de commissie.

  • 3. De commissie verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7. Inwinnen van inlichtingen en medewerkingsplicht

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verleent de commissie toegang tot alle informatie die zij nodig heeft met inachtneming van het in artikel 6, eerste lid, bedoelde protocol.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De leden van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding.

    • a. De onderwijsinstelling factureert als werkgever op basis van de salariskosten een vergoeding voor de werkzaamheden van de voorzitter, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, gedurende een jaar (januari 2021 tot en met december 2021) een arbeidsduurfactor van 0,20.

    • b. Het commissielid, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, c en e, declareert gedurende zes maanden (januari 2021 tot en met juni 2021) een vaste vergoeding per maand gebaseerd op schaal 14, trede 0, cao Rijk 2020 voor een arbeidsduurfactor van 0,11.

    • c. Het student-lid, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b en d, declareert gedurende zes maanden (januari 2021 tot en met juni 2021) een vaste vergoeding per maand gebaseerd op schaal 10, trede 0, cao Rijk 2020 voor een arbeidsduurfactor van 0,11.

  • 2. Reis- en verblijfkosten worden vergoed volgens paragraaf 10.2 van de cao Rijk 2020.

Artikel 9. Uiterste datum voor oplevering adviesrapport en evaluatierapport

  • 1. De commissie brengt het advies, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, uiterlijk vrijdag 19 januari 2021 uit aan de Minister.

  • 2. De commissie brengt het evaluatierapport, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, uiterlijk dinsdag 1 juni 2021 uit aan de Minister.

  • 3. In overeenstemming met de Minister mag de commissie afwijken van de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen.

Artikel 10. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 11. Archiefbescheiden

  • 1. Het in artikel 5 bedoelde secretariaat draagt zorg voor het archiveren van alle documenten die te maken hebben met de werkzaamheden van de commissie.

  • 2. De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de overige bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Hoger Onderwijs en Studiefinanciering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Tijdelijke commissie beoordeling Nederlandse Hogeronderwijspremies 2021.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reikt in 2021 aan zes bekostigde hogeronderwijsinstellingen – drie hogescholen en drie universiteiten – een premie uit ten behoeve van het vergroten van de waardering voor en het bevorderen c.q. belonen van hoger onderwijs met een grote of bijzondere impact. Op basis van de door het Ministerie van OCW gemaakte Brochure Nederlandse Hogeronderwijspremie 2021 hebben hoger onderwijsinstellingen een voordracht kunnen doen voor deze premies.

De voordrachten moet nog op onafhankelijke wijze worden beoordeeld. Hiertoe wordt met onderhavig besluit een commissie ingericht die de Minister van OCW van een advies zal voorzien over welke voordrachten het meest impactvol zijn geweest voor het hoger onderwijs. Hiervoor zijn door de Minister van OCW criteria opgesteld. Bij de samenstelling van de commissie is er rekening mee gehouden dat brede kennis aanwezig is van onderwijs, onderwijsontwikkeling, toetsing, evaluatie en innovatie.

Met betrekking tot de vergoeding van de voorzitter van de commissie wordt in dit besluit geregeld dat de betaling daarvan loopt via diens werkgever. Deze wijze van betaling is in overleg met de betreffende werkgever tot stand gekomen.

Naar boven