ARTIKEL I
Onder vernummering van het derde lid van artikel 9 van de Subsidieregeling kunstmatige
inseminatie met donorsemen, tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
3. Indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, legt de subsidieontvanger in afwijking
van artikel 7.5, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS tevens
verantwoording af door het overleggen van een rapport van feitelijke bevindingen als
bedoeld in artikel 7.5, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
in plaats van een assurancerapport.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.
TOELICHTING
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie
met donorsemen (hierna: de Subsidieregeling). Het doel van de Subsidieregeling is
het bekostigen van behandelingen door middel van kunstmatige inseminatie met donorsemen
(KID-behandelingen) inclusief het basis oriënterend fertiliteitsonderzoek als eerste
stap in het zorgtraject, voor vrouwen zonder mannelijke partner. De subsidie wordt
verleend aan instellingen die de KID-behandeling kunnen uitvoeren in Nederland.
Met onderhavige regeling wordt de verplichting opgelegd aan de subsidieontvanger,
zijnde de instellingen, de aanvraag tot vaststelling vergezeld te doen gaan van een
rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden
verplichtingen door de subsidieontvanger in plaats van een assurancerapport, indien
de subsidie € 125.000 of meer bedraagt. Dat heeft te maken met het volgende.
De aanvraag tot vaststelling van subsidies die in het kader van de Subsidieregeling
zijn verleend, gaat vergezeld van een opgave van het aantal in het subsidiejaar verrichte
basis oriënterende fertiliteitsonderzoeken en KID-behandelingen en het aantal vrouwen
bij wie deze behandelingen in dat jaar zijn uitgevoerd. Hoewel het aantal benodigde
KID-behandelingen per vrouw kan verschillen, zal het gemiddelde aantal per vrouw tussen
de klinieken niet veel verschillen.
Op basis van artikel 7.5, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
dient normaliter bij de vaststelling van subsidies boven de € 125.000 een assurancerapport
te worden overlegd, om zekerheid te vragen over het bij de vaststelling van de subsidie
opgegeven aantal prestatie-eenheden. De accountant kan echter met een assurancerapport
in dit geval geen adequate controle uitoefenen. Dat heeft te maken met het feit dat
een accountant geen toegang heeft tot de medische gegevens van de behandelde vrouwen.
Het opvragen van een assurancerapport zou derhalve onvoldoende informatie opleveren,
wat niet in verhouding zou staan tot de administratieve lasten die ermee gepaard zouden
gaan.
Op basis van artikel 7.5, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
kan bij de vaststelling van subsidies boven de € 125.000 de verplichting worden opgelegd
de verantwoording vergezeld te doen gaan van een rapport van feitelijke bevindingen
omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger.
Bij de controle van een rapport van feitelijke bevindingen onderzoekt de accountant
of door de instelling adequate procedures zijn opgezet met het oog op het naleven
van de subsidievoorwaarden. Subsidievoorwaarden zijn bijvoorbeeld het voeren van een
gescheiden boekhouding, een ordentelijke administratie bijhouden en het innen van
een eigen betaling. De controle aan de hand van het rapport van feitelijke bevindingen
bestaat dus uit onderzoek naar de wijze van administreren waarvoor geen inzicht nodig
is in medische gegevens. Deze controle levert voldoende informatie op en staat in
verhouding tot de administratieve lasten die ermee gepaard gaan. Ten behoeve van het
toezicht van de minister op de naleving van de aan de verleende subsidie verbonden
verplichtingen wordt daarom bij de verantwoording over de gerealiseerde prestatie-eenheden
het overleggen van een rapport van feitelijke bevindingen verplicht gesteld.
Deze wijziging is besproken met de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van
Accountants (NBA). De NBA beschouwt het controleren aan de hand van een rapport van
feitelijke bevindingen als een adequate manier om toezicht te kunnen houden op de
naleving van de subsidievoorwaarden.
Voorgaande maakt dat het afwijken van de verplichting neergelegd in artikel 7.5, tweede
lid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en het opleggen van de verplichting
op grond van artikel 7.5, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
in dit geval noodzakelijk is geacht.
Een model van het rapport van feitelijke bevindingen zal tezamen met het accountantsprotocol
worden opgesteld en bekendgemaakt door de minister.
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving treedt
deze wijziging van de Subsidieregeling in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021. Dat hangt
samen met de louter begunstigende werking van de aanpassing van artikel 9 van de Subsidieregeling
en het belang dat dit nog toegepast kan worden bij de verantwoording over het jaar
2020.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark