Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 20 februari 2021, nr. WJZ/ 21009679 tot instelling van de Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid (Instellingsbesluit Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

b. adviescommissie:

de Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid;

c. omgevingswetgeving:

alle wetgeving over de leefomgeving die per 1 januari 2022 wordt vervangen door de Omgevingswet.

Artikel 2

  • 1. Er is een adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid.

  • 2. De adviescommissie voert een analyse uit naar de mogelijkheden om de betrokkenheid van burgers bij de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleid op nationaal en decentraal niveau te vergroten. De adviescommissie neemt hierbij de bestaande juridische kaders, waaronder de Klimaatwet en de omgevingswetgeving, in acht.

  • 3. In de uitoefening van haar taak neemt de adviescommissie de volgende onderdelen in aanmerking:

    • a. De beoordeling van de huidige aanpak van burgerparticipatie in het klimaatbeleid;

    • b. Aandachts- of verbeterpunten in de huidige aanpak van burgerparticipatie in het klimaatbeleid;

    • c. De rol die burgerfora in de aanpak van burgerparticipatie in het klimaatbeleid kunnen spelen.

  • 4. In de uitoefening van haar taak maakt de adviescommissie gebruik van de bestaande kennis en praktijkervaring op het gebied van burgerfora in binnen- en buitenland.

  • 5. De adviescommissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

  • 6. De adviescommissie geeft aanbevelingen op basis van de bevindingen en conclusies.

Artikel 3

  • 1. De adviescommissie brengt vóór 17 maart 2021 haar eindrapport uit aan de Minister.

  • 2. De adviescommissie kan desgewenst één of meer tussenrapporten uit brengen.

Artikel 4

De adviescommissie wordt vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht opgeheven.

Artikel 5

  • 1. De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste negen andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de Minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

  • 4. De Minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de adviescommissie bij te wonen.

Artikel 6

  • 1. De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 2. De Minister voorziet in het secretariaat van de adviescommissie.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de adviescommissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 4. De adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter ontvangt een vergoeding per vergadering van € 388.

  • 2. De andere leden ontvangen een vergoeding per vergadering van € 299.

  • 3. Ter vergoeding van de werkzaamheden van een lid dat werkzaam is bij een kennisinstelling of bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs wordt de vergoeding aan zijn of haar werkgever vergoed.

Artikel 8

  • 1. Ter gelegenheid van de instelling van de adviescommissie worden voor de periode van december 2020 tot en met maart 2021 tot lid van de adviescommissie benoemd:

    • a. Dhr. prof. mr. Alex Brenninkmeijer, te Luxemburg, tevens voorzitter;

    • b. Mevr. dr. Jetske Bouma, te Oosterbeek;

    • c. Mevr. prof. Eefje Cuppen, te Rotterdam;

    • d. Dhr. Ferenc van Damme, te Zwolle;

    • e. Dhr. prof. Frank Hendriks, te Breda;

    • f. Mevr. dr. Kristel Lammers, te Den Haag;

    • g. Dhr. Werner Schouten, te Rotterdam;

    • h. Mevr. prof. Evelien Tonkens, te Amsterdam;

    • i. Mevr. Wendelin Wielenga, te IJlst.

Artikel 9

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 december 2020.

  • 2. Dit besluit vervalt vier weken nadat het schriftelijk rapport, als bedoeld in artikel 3, eerste lid van dit besluit, is uitgebrac

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkene.

's-Gravenhage, 20 februari 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat B. van ’t Wout

TOELICHTING

Een open gesprek met een actievere betrokkenheid van burgers bij de besluitvorming over klimaatbeleid wordt door onder meer het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP)1 en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)2 gezien als een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de energietransitie. Dit komt overeen met het belang van de betrokkenheid van burgers bij onder meer de Regionale Energiestrategieën (RES'en). Grote betrokkenheid van burgers bij het klimaatbeleid kan niet alleen bijdragen aan het vergroten van maatschappelijk draagvlak voor de transitie, maar kan ook een manier zijn om mét de samenleving te komen tot nieuwe en innovatieve ideeën en deze te benutten bij het maken en uitvoeren van beleid.

Deze ontwikkelingen hebben diverse leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ertoe bewogen het kabinet te vragen onderzoek te doen naar de toepassing van burgerfora in de context van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid3. Dit verzoek bevat ook de wens om dit onderzoek af te ronden voor de verkiezingen van maart 2021, zodat de uitkomsten kunnen worden betrokken bij de vorming van het nieuwe kabinet. Gelet op deze wens, en het kort tijdsbestek, is de adviescommissie reeds in december 2020 gestart met diens werkzaamheden.

Gezien de timing van dit onderzoek en de wens de resultaten te kunnen benutten bij de aankomende verkiezingen past een bescheiden rol voor het zittende kabinet. Daarom zal uitvoering aan de motie worden gegeven door een onafhankelijke adviescommissie te vragen dit onderzoek uit te voeren.

De adviescommissie wordt gevraagd een analyse uit te voeren naar de mogelijkheden om de betrokkenheid van burgers bij (ontwikkeling en uitvoering van) het klimaatbeleid op nationaal, decentraal niveau te vergroten. In deze analyse van bestaande kennis, onderzoek en ervaring dient in elk geval te worden ingegaan op de mogelijkheid van een burgerforum op nationaal niveau en de mogelijke toepassing van dit instrument op regionaal en lokaal niveau.

De adviescommissie wordt gevraagd te rapporteren in een schriftelijke rapportage die voor de verkiezingen van maart 2021 kan worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarnaast wordt de adviescommissie gevraagd een apart deelproduct – bijvoorbeeld een hoofdstuk – op te leveren waarmee handelingsperspectief wordt geboden voor lokale en regionale overheden die aan de slag willen met een burgerforum.

De onderzoeksvragen aan de adviescommissie luiden:

  • a) Hoe wordt de huidige aanpak van burgerparticipatie in klimaatbeleid beoordeeld?

  • b) Welke punten van aandacht en/of verbetering zijn in de huidige burgerparticipatie aanpak aan te wijzen?

  • c) Welke rol kunnen burgerfora daarin spelen?

De adviescommissie wordt gevraagd uit te gaan van de volgende uitgangspunten:

  • De analyse dient uit te gaan van bestaande wettelijke kaders zoals de Klimaatwet en de omgevingswetgeving.

  • De analyse dient in te gaan op de mogelijke toepassing van instrumenten op nationaal, decentraal niveau.

  • De analyse geeft inzicht in ervaringen met burgerfora in binnen- en buitenland.

In zowel de analyse als het advies wordt expliciet aandacht besteed aan burgerbetrokkenheid op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Gelet op de beschikbare tijd voor de uitvoering van dit advies worden de eerste twee vragen alleen op hoofdlijnen onderzocht en beantwoord door de adviescommissie. De derde vraag wordt nader uitgewerkt om in te gaan op lessen en ervaringen tot nu toe, in binnen en buitenland, de nodige randvoorwaarden voor succes, en welke vorm(en) in de Nederlandse situatie geschikt zijn.

De verwachte eindproducten zijn:

  • a. Een onderzoeksrapport met analyse en aanbevelingen; en

  • b. Een herkenbaar deelproduct (bijvoorbeeld een apart hoofdstuk) over de toepassing van burgerfora op lokaal/regionaal niveau

Bijeenkomsten

Er worden in de periode tussen medio december 2020 t/m de beoogde oplevering van het eindrapport begin maart 2021 vier bijeenkomsten voorzien. Bijeenkomsten zullen volgens huidige inzichten alle digitaal plaatsvinden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de door het Ministerie van EZK beschikbaar gestelde vergadertool.

Tijdsbeslag

Naast deze vier bijeenkomsten van twee uur wordt van de leden verwacht dat zij in elk geval een één uur per week beschikbaar zijn voor het voeren van gesprekken met stakeholders, het bundelen en delen van inzichten, en reageren op tussentijdse conceptteksten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout


X Noot
1

SCP (2020), Klimaatbeleid en de samenleving

X Noot
2

PBL (2020, Balans van de Leefomgeving

X Noot
3

Zie motie Agnes Mulder c.s., Kamerstuk 32813-578

Naar boven