Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2020, 26379912, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van tijdelijk ondersteunend personeel om de onderwijscontinuïteit in het hoger onderwijs tijdens de COVID-19-crisis te kunnen waarborgen (Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

instelling:

bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

instellingsbestuur:

instellingsbestuur van een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

primaire arbeidsvoorwaarden:

salaris inclusief vakantiegeld op basis van de vigerende sectorcao’s in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan een instelling voor een tegemoetkoming in de kosten van het inzetten van tijdelijk ondersteunend personeel om de continuïteit van het onderwijs tijdens de COVID-19-crisis te kunnen waarborgen.

  • 2. Subsidiabel zijn de kosten verbonden aan voor het invullen van ondersteunende functies, waaronder in ieder geval:

    • a. surveillanten en begeleiders, bijvoorbeeld voor toetsing van studenten;

    • b. helpdesk- en servicemedewerkers;

    • c. student-assistenten voor begeleiding bij practica;

    • d. ICT-ondersteuning bij online onderwijs, ondersteuning bij handhaving van de maatregelen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19 op de campus, bij het anders inrichten van ruimten waaronder practicaruimten op de campus of bij communicatie- en roosterwerkzaamheden en bij andere werkzaamheden waarbij door de coronacrisis extra inspanningen nodig zijn; of

    • e. overige functies ter ondersteuning van het onderwijs en onderzoek.

  • 3. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de verbetering van primaire arbeidsvoorwaarden van bestaand personeel;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor ook uit andere hoofde aanspraak op subsidie bestaat.

Artikel 4. Wijze van aanvragen

De subsidieaanvraag wordt ingediend door het instellingsbestuur.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend van 1 februari 2021 tot en met 28 februari 2021.

  • 2. Aanvragen ingediend na 28 februari 2021 worden afgewezen.

  • 3. In afwijking van de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling bevat de aanvraag:

    • a. een beschrijving van de noodzaak voor extra tijdelijke personele inzet en een beschrijving van de daarmee verbonden werkzaamheden;

    • b. de hoogte van de aangevraagde middelen en een geschatte verdeling van de aangevraagde middelen in percentages naar de ondersteunende functies als genoemd in artikel 3, tweede lid, waarvoor subsidie wordt aangevraagd; en

    • c. de contactgegevens van de persoon die gedurende de looptijd van de subsidie fungeert als aanspreekpunt.

  • 4. De aanvraag geschiedt met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe via de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 6. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in het kalenderjaar 2021 in totaal een bedrag beschikbaar van € 19,4 miljoen.

Artikel 7. Wijze van verdeling beschikbare middelen

Het maximale subsidiebedrag dat per instelling kan worden verstrekt is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt met dien verstande dat:

    • a. voor subsidies tot € 125.000 het niet aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt; en

    • b. voor subsidies van € 125.000 of meer de subsidie uitsluitend wordt besteed aan de activiteiten waarvoor zij worden verstrekt.

  • 2. De activiteiten kunnen worden verricht van 1 januari tot en met 30 juni 2021 en zijn van toepassing op functies die per 1 januari 2021 open zijn gesteld.

  • 3. Er wordt maximaal 120 procent van het minimumloon, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, uitbetaald als loon voor de functies bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b.

Artikel 9. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving over het jaar 2021 overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving met dien verstande dat:

    • a. bij subsidie tot € 125.000 de verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving en in model G, onderdeel 1; de subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan; en

    • b. bij subsidie van € 125.000 of meer de verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving en in model G, onderdeel 2; de vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het verslag jaar 2021.

  • 2. De instelling toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 10. Vaststelling, betaling en besteding subsidie

  • 1. De subsidie wordt uiterlijk op 31 december 2022 vastgesteld.

  • 2. De minister betaalt het subsidiebedrag ineens uit als voorschot.

  • 3. Niet bestede middelen blijkend uit model G, onderdeel 2 als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b worden teruggevorderd.

  • 4. De subsidie kan worden besteed van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7 VAN DE SUBSIDIEREGELING CORONABANEN IN HET HOGER ONDERWIJS

Naam instelling

Maximum bedrag per instelling

Protestantse Theologische Universiteit

€ 16.598

Universiteit Leiden

€ 702.536

Rijksuniversiteit Groningen

€ 762.711

Universiteit Utrecht

€ 947.117

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 566.646

Technische Universiteit Delft

€ 826.113

Technische Universiteit Eindhoven

€ 440.095

Universiteit Twente

€ 413.595

Wageningen University

€ 422.223

Universiteit Maastricht

€ 487.311

Universiteit van Amsterdam

€ 847.982

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 655.187

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 596.759

Tilburg University

€ 261.085

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 16.167

Open Universiteit

€ 88.876

Universiteit voor Humanistiek

€ 16.167

Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerk (Vrijg) in Nederland

€ 16.167

Katholieke PABO Zwolle

€ 21.145

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 156.879

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 548.225

Gerrit Rietveld Academie

€ 44.241

Hotelschool The Hague

€ 69.295

Design Academy Eindhoven

€ 27.725

Avans Hogeschool

€ 772.229

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 22.309

Iselinge Hogeschool

€ 16.167

Marnix Academie

€ 38.475

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 78.215

Driestar educatief

€ 33.825

HAS Hogeschool

€ 116.579

HZ University of Applied Sciences

€ 131.483

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 206.516

Hogeschool Leiden

€ 263.527

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 27.949

Breda University of Applied Sciences

€ 165.384

Stichting Hogeschool Viaa

€ 40.795

Hogeschool Rotterdam

€ 862.222

Saxion Hogeschool

€ 606.485

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 106.453

Christelijke Hogeschool Ede

€ 103.117

Hanzehogeschool Groningen

€ 708.178

Hogeschool Utrecht

€ 765.845

Zuyd Hogeschool

€ 413.121

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 808.912

ArtEZ

€ 171.720

Hogeschool INHOLLAND

€ 614.098

De Haagse Hogeschool

€ 548.294

Hogeschool van Amsterdam

€ 1.001.714

Fontys Hogescholen

€ 1.054.406

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 131.789

Aeres Hogeschool

€ 105.306

Hogeschool Thomas More

€ 16.167

NHL Stenden Hogeschool

€ 517.875

Totaal

€ 19.400.000

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

De uitbraak van COVID-19 stelt het onderwijs voor grote uitdagingen. Voor hogescholen en universiteiten is de werkdruk aanzienlijk. Instellingen moeten onderwijs verzorgen dat deels op de instelling en deels op afstand plaats vindt. Dit vergt veel van de organisatie. In het hoger onderwijs kunnen minder studenten tegelijk fysiek les krijgen, omdat door alle aanwezigen anderhalve meter afstand moet worden gehouden. Dit leidt in de praktijk tot het vaker aanbieden van dezelfde les en veel lessen op afstand. Deze aanpassingen in het onderwijs kunnen niet altijd door het zittende personeel worden ondervangen. Om die reden is er soms behoefte aan extra ondersteuning.

Voor het hoger onderwijs trekt het kabinet daarom 19,4 miljoen euro uit om het hoger onderwijs met 1.200 fte tijdelijke coronabanen te ondersteunen. Het gaat dan om ondersteunende functies zoals surveillanten, helpdesk- en servicemedewerkers, student-assistenten voor begeleiding bij practica, ICT-ondersteuning bij online onderwijs, ondersteuning bij de handhaving van de coronaregels op de instelling, het anders inrichten van ruimten waaronder practicaruimten en communicatiewerkzaamheden. Hier is grote behoefte aan omdat inmiddels 20-30% van de studenten weer op de campus komt voor (praktijk)onderwijs. Gezamenlijk werken alle betrokken actoren in het veld hard aan deze opgave: instellingen, docenten, bestuurders en vertegenwoordigende organisaties. Het kabinet houdt de situatie in het onderwijs nauwgezet in de gaten en ondersteunt instellingen waar dit kan.

Doel van deze subsidieregeling

Het doel van deze regeling is om aan bekostigde instellingen in het hoger onderwijs de hulp en ondersteuning te geven, die noodzakelijk is om het onderwijs te kunnen continueren tijdens de coronacrisis zodat onderwijsachterstanden zoveel als mogelijk worden voorkomen en teruggedrongen.

Doordat door deze regeling extra mensen worden ingezet draagt de regeling ook bij aan de vermindering van de werkdruk van het onderwijspersoneel.

Uitvoering door DUS-I

De regeling wordt door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) uitgevoerd. De aanvraag voor deze subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl.

Communicatie

Het onderwijsveld wordt op verschillende manieren op de hoogte gesteld van deze regeling.

Via nieuwsbrieven, VSNU, VH en een brief aan de instellingen zal de benodigde informatie worden verstrekt.

Regeldruk

Administratieve lasten betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan.

Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk regeldruk creëert. Vanuit DUS-I is een voorgeschreven formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend.

Verder geldt dat elke instelling zelfstandig een aanvraag doet. Het maximaal beschikbare bedrag per instelling is bepaald aan de hand van het bedrag aan rijksbijdrage (onderwijsdeel en onderzoeksdeel) dat elke instelling in 2021 ontvangt op grond van de Regeling financiën hoger onderwijs. Deze beschikbare bedragen zijn te vinden in bijlage 1 van onderhavige regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt. In de Kaderregeling zijn algemene subsidieregels opgenomen over onder andere een aantal algemene subsidieverplichtingen van subsidieontvangers. Eén van die verplichtingen is de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling). Subsidieontvangers moeten alle omstandigheden melden die relevant zijn voor de subsidieverstrekking. Dat is bijvoorbeeld het geval zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan. In dat geval maakt de subsidieontvanger hier onverwijld en schriftelijk melding van. De melding wordt bij DUS-I gedaan.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming in de kosten die instellingen maken voor extra tijdelijke capaciteit die nodig is om (afstands)onderwijs te kunnen blijven geven en de gevolgen van corona op te kunnen vangen. Er wordt maximaal 120% wettelijk minimumloon plus werkgeverslasten per fte voor een half jaar gesubsidieerd. Dit bedraagt maximaal € 16.167 per gesubsidieerde fte.

De subsidie mag niet worden besteed aan het op enigerlei wijze verbeteren van de primaire arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel (derde lid, onderdeel a).

In het derde lid, onderdeel c, wordt geregeld dat geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling recht op subsidie bestaat.

De regeling is bedoeld voor het aantrekken van personeel voor zogenoemde coronabanen. Coronabanen zijn functies waar geen of beperkte scholing voor nodig is, maar die wel belangrijke verlichting kunnen bieden in de werkdruk. Het gaat om tijdelijke banen. Het reguliere arbeidsrecht en de normale voorwaarden van de sociale zekerheid zijn hierop van toepassing. De genoemde coronabanen zullen voornamelijk interessant zijn voor mensen die tijdelijk geen werk of uitkering hebben en werknemers die in dienst zijn bij een werkgever die subsidie ontvangt uit de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). In het geval van de NOW-populatie zal een overeenkomst gesloten moeten worden tussen de inlenende en uitlenende werkgever. De tijdelijke banen kunnen ook interessant zijn voor zzp-ers, die geen recht op Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) hebben. Ook kunnen de tijdelijke banen worden ingevuld door middel van detacheringen.

Artikelen 4 en 5. Subsidieaanvraag

Het instellingsbestuur vraagt de subsidie aan via een online aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUS-I.

In het digitale aanvraagformulier komen aspecten zoals genoemd in artikel 5 van de regeling aan bod:

  • De beschrijving van de noodzaak voor en werkzaamheden van extra tijdelijke personele inzet, die maximaal 250 woorden bedraagt (zoals aangegeven op het aanvraagformulier).

  • De aanvrager dient middels een schatting de hoogte van de aangevraagde middelen uit te splitsen naar de functies die de aanvrager met de subsidie wil invullen. De aanvrager doet dit door de aangevraagde middelen uit te drukken in percentages van het totaal aan aangevraagde middelen.

Artikel 6. Subsidieplafond

Dit plafond is tot stand gekomen via een ‘pxq-onderbouwing’. Er is geschat dat er voor circa 1.200 fte aan coronabanen behoefte is, 700 banen bij hogescholen en 500 bij universiteiten. Daarbij is rekening gehouden met 120% van het wettelijke minimum loon en een bijdrage in de werkgeverslasten. Dit komt uit op € 16.167 per fte voor een half jaar. Het plafond bedraagt daardoor € 19,4 miljoen.

Eventuele onderuitputting van de beschikbare subsidie op basis van deze regeling vloeit terug naar de schatkist.

Artikel 7. Wijze van verdeling beschikbare middelen

De instellingen dienen individueel een aanvraag in. Omdat de rijksbijdrage 2021 voor het onderwijs- en onderzoekdeel van de instelling op voorhand bekend is, kan ook vooraf inzicht gegeven worden in het totale subsidiebedrag dat maximaal aangevraagd kan worden, waarmee rekening is gehouden met een ondergrens van € 16.167. De verdeling van de beschikbare subsidie over de instellingen heeft daarmee nagenoeg dezelfde verdeling over de instellingen als de verdeling van de reguliere bekostiging voor het kalenderjaar 2021.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Het betreft een tijdelijke regeling om instellingen te ondersteunen in de personele kosten voor extra ondersteunend personeel dat tijdelijk wordt aangenomen in de tweede helft van het studiejaar 2020/2021. De subsidie is uitsluitend bedoeld voor het invullen van vacatures die op of na 1 januari 2021 beschikbaar worden gesteld. Hiermee wordt additionaliteit geborgd en wordt voorkomen dat de subsidie wordt gebruikt voor het achteraf financieren van bestaande banen. De subsidie kan niet kan worden ingezet voor activiteiten na 30 juni 2021.

De Kaderregeling subsidies is van toepassing. Dit betekent dat subsidiebedragen onder de

€ 25.000 direct worden vastgesteld. Voor subsidiebedragen tussen de € 25.000 en € 125.000 geldt dat niet-bestede middelen mogen worden ingezet voor doeleinden waarvoor ook bekostiging wordt verstrekt. Voor subsidiebedragen boven de € 125.000 geldt dat niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

Artikel 9. Verantwoording

De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving over het jaar 2021 overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Voor bedragen tot € 25.000 hoeft geen verantwoording te worden afgelegd. Voor subsidiebedragen van € 25.000 tot € 125.000 geldt dat het bestuur een prestatieverklaring toevoegt bij het jaarverslag (model G1) waarin zij verklaart dat de activiteiten conform de subsidievoorwaarden zijn uitgevoerd. Voor subsidiebedragen boven de € 125.000 geldt dat het bestuur zich verantwoordt over de aangevraagde subsidie conform model G, onderdeel 2. Niet-bestede subsidie wordt dan teruggevorderd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven