ARTIKEL I
De Regeling diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.2 komt te luiden:
De minister en de Commissie kunnen voor de voorbereiding van haar adviezen een beoordeling
van een document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het besluit laten verrichten
door:
-
a. Wageningen Bioveterinary Research van Stichting Wageningen Research;
-
b. Wageningen Food Safety Research van Stichting Wageningen Research;
-
c. het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
B
Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a tot en met c komen te luiden:
-
a. Wageningen Bioveterinary Research van Stichting Wageningen Research;
-
b. Wageningen Food Safety Research van Stichting Wageningen Research;
-
c. Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
2. De onderdelen d en e vervallen.
C
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
2. Onderdeel c komt te luiden:
D
In bijlage 8, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, wordt ‘de Nederlandse Voedsel
en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’
vervangen door ‘de minister’.
E
Bijlage 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het einde van
het vijfde subonderdeel door een puntkomma, twee subonderdelen toegevoegd, luidende:
- – geit:
-
geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij
of de productie van melk of vlees;
- – kalkoen:
-
kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij
of de productie van vlees.
2. Het tweede onderdeel, subonderdeel a, komt te luiden:
-
a. een houder die 5 of meer varkens, 5 of meer vleeskalveren, 5 of meer melkveerunderen,
25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens
houdt, voor zover met betrekking tot die dieren wordt voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in de onderdelen 3 tot en met 8 van deze bijlage;
3. Aan het vijfde onderdeel, vierde lid, worden onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Aan artikel 5.10 van de Regeling diergeneeskundigen wordt, onder vervanging van de
punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL III
De Regeling houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.3 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘konijnen’ ingevoegd: ‘, geiten’.
C
Aan artikel 3.6, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van
onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.
TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze ministeriële regeling is een aantal voorschriften gewijzigd voor het gebruik
van antibiotica bij geiten en kalkoenen. De wijzigingen stellen de overheid en houders
van geiten en kalkoenen in staat om het gebruik van antibiotica bij deze dieren sterker
te verminderen. De wijzigingen dragen daarmee bij aan het overheidsbeleid om de resistentie
tegen antibiotica bij mensen en dieren te verminderen.
Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling diergeneesmiddelen, de Regeling diergeneeskundigen
en de Regeling houders van dieren. De wijzigingen komen voort uit verzoeken van organisaties
van geiten- en kalkoenenhouders (het Platform Melkgeitenhouderij en AVINED). De wijzigingen
omvatten verplichte meldingen van het voorschrijven en de ontvangst van antibiotica
en stellen geiten- en kalkoenenhouders in staat om zelf antibiotica bij hun dieren
toe te passen, onder strikte voorwaarden.
De toepassing van bijlage 9 Regeling diergeneesmiddelen biedt de dierhouders de mogelijkheid
tot het toepassen van antibiotica onder bepaalde voorwaarden. Het is geen verplichting
vanuit deze wet- en regelgeving. Dierhouders kunnen er ook voor kiezen om geen gebruik
te maken van de mogelijkheid die hen geboden wordt. Het zelf toedienen van antibiotica
door de geiten- en kalkoenhouders was tot voorheen niet mogelijk. Private kwaliteitssystemen
kunnen aanvullende regels hiervoor opstellen.
2. Hooflijnen van de regeling
Melden van het voorschrijven van antimicrobiële diergeneesmiddelen aan geiten en melden
van het ontvangen van antimicrobiële diergeneesmiddelen
Met deze ministeriële regeling zijn dierenartsen verplicht een melding te doen van
het voorschrijven van antimicrobiële diergeneesmiddelen voor geiten. Ook moet een
melding worden gedaan van het toepassen van antimicrobiële diergeneesmiddelen bij
geiten. Het begrip ‘antimicrobiële diergeneesmiddelen’ omvat onder meer antibiotica.
Deze meldplicht vloeit voort uit artikel 5.8, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen.
De meldplicht is uitgewerkt in de artikelen 5.10 tot en met 5.12 van de Regeling diergeneeskundigen.
De meldplicht geldt alleen indien de geitenhouder 25 of meer geiten houdt ten behoeve
van de fokkerij of de productie van melk of vlees. Bij de melding moet de dierenarts
gegevens verstrekken over het diergeneesmiddel dat is afgeleverd of toegepast en over
de dieren waarbij het middel is toegepast. De dierenarts moet de gegevens melden binnen
twee weken nadat hij het middel heeft afgeleverd of toegepast. De meldplicht geldt
ook voor andere diergeneeskundigen dan dierenartsen die antimicrobiële diergeneesmiddelen
voorschrijven en toepassen.
Deze meldplicht gold reeds voor het voorschrijven en toepassen van antimicrobiële
diergeneesmiddelen bij kalkoenen, indien de houder van deze dieren 250 of meer kalkoenen
houdt ten behoeve van de productie van vlees, consumptie-eieren of broedeieren.
Melden van gegevens bij aflevering van antimicrobiële diergeneesmiddelen voor toepassing
bij geiten
Deze ministeriële regeling verplicht houders van geiten een melding te doen van de
dieraantallen. Bij de melding verstrekt de houder: naam, adres en woonplaats, het
Uniek Bedrijfsnummer (UBN), diersoort, diercategorie, subcategorie en leeftijdscategorie
van de gehouden dieren en het gemiddeld aantal dieren dat per dag wordt gehouden.
De melding moet worden gedaan indien de houder van deze dieren 25 of meer geiten houdt
ten behoeve van de fokkerij of de productie van melk of vlees. Deze meldplicht vloeit
voort uit artikel 1.27 van het Besluit houders van dieren en is uitgewerkt in de artikelen
3.3 tot en met 3.5 van de Regeling houders van dieren. De melding moet jaarlijks worden
gedaan, omdat in de geitenhouderij geen sprake is van een systeem waarbij dieren per
koppel arriveren of per koppel worden afgevoerd.
Voor kalkoenen gold reeds een meldplicht, indien de houder 250 of meer kalkoenen houdt
ten behoeve van de productie van vlees, consumptie-eieren of broedeieren.
Verplicht bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan voor geitenhouders
Deze ministeriële regeling verplicht een houder van geiten een bedrijfsgezondheidsplan
en een bedrijfsbehandelplan op te laten stellen door een dierenarts. Het bedrijfsgezondheidsplan
en bedrijfsbehandelplan zijn geregeld in artikel 1.28 van het Besluit houders van
dieren en artikel 5.9 van het Besluit diergeneeskundigen en zijn uitgewerkt in de
artikelen 3.6 en 3.7 van de Regeling houders van dieren en de artikelen 5.13 tot en
met 5.22 van de Regeling diergeneeskundigen.
Het bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan zijn verplicht wanneer een houder
25 of meer geiten houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van melk of vlees.
Het bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan was al verplicht voor houders
met 250 of meer kalkoenen.
Toepassen van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van geiten en kalkoenen
Sinds 1 maart 2014 mogen antimicrobiële diergeneesmiddelen alleen door dierenartsen
worden toegepast. Er geldt een uitzondering op deze regel. Houders van bepaalde diercategorieën
mogen alsnog zelf antimicrobiële diergeneesmiddelen toepassen indien zij voldoen aan
een aantal voorwaarden. Met deze ministeriële regeling zijn geiten en kalkoenen toegevoegd
aan de lijst van diercategorieën waarbij de houder onder voorwaarden zelf antimicrobiële
diergeneesmiddelen mag toepassen (bijlage 9, tweede onderdeel, subonderdeel a, van
de Regeling diergeneesmiddelen).
Geitenhouders en kalkoenenhouders komen in aanmerking voor de uitzondering indien
deze houders 25 of meer geiten dan wel 250 of meer kalkoenen houden. De voorwaarden
die hierbij gelden zijn opgenomen in bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen
en omvatten onder meer een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een dierenarts,
waarin wordt afgesproken dat de houder alle diergeneeskundige zorg – die uitsluitend
door dierenartsen mag worden geleverd – afneemt bij de dierenarts met wie hij de overeenkomst
sluit. In de overeenkomst wordt ook afgesproken dat de dierenarts regelmatig een bezoek
brengt aan het bedrijf van de houder. Voor geiten moet dit bezoek eenmaal per drie
maanden plaatsvinden; voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.
Voor de overige voorwaarden wordt verwezen naar bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen.
Andere kleine wijzigingen
Deze ministeriële regeling wordt benut om een aantal kleine wijzigingen door te voeren.
In bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen is het tweede onderdeel, subonderdeel
a, opnieuw vastgesteld. Dit subonderdeel bepaalt in welke gevallen een houder zelf
antimicrobiële diergeneesmiddelen mag toepassen. Het mogen toepassen van antimicrobiële
diergeneesmiddelen is gekoppeld aan de hoeveelheid dieren die een houder van een bepaalde
diercategorie houdt. Vanaf een bepaalde hoeveelheid is zelf toepassen mogelijk. Soms
was dit vormgegeven als ‘meer dan X dieren’ en in andere gevallen als ‘X of meer dieren’.
In verband met de duidelijkheid en consistentie is met deze ministeriële regeling
de vormgeving voor de verschillende diercategorieën gelijkgetrokken. Er is gekozen
voor de vormgeving ‘X of meer dieren’. Dit betekent een kleine verandering ten aanzien
van varkens, vleeskalveren en melkveerunderen. Een houder van deze diercategorieën
mag nu zelf antimicrobiële diergeneesmiddelen toepassen indien hij vijf of meer van
deze dieren houdt (voorheen: meer dan vijf dieren). Met de nieuwe vormgeving is ook
aangesloten bij de vormgeving in andere regelgeving op het terrein van dieren.
Verder zijn een aantal namen van aangewezen instituten in de Regeling diergeneesmiddelen
bijgewerkt (de artikelen 2.2, 8.7 en bijlage 3). De aanwijzing van Ducares en het
laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn komen te vervallen
in artikel 8.7 van de Regeling diergeneesmiddelen, omdat deze laboratoria de genoemde
werkzaamheden in dat artikel niet meer uitvoeren. In bijlage 8, derde lid, onderdeel
c, subonderdeel 2°, is de verwijzing naar de NVWA vervangen door ‘de minister’. Dit
is een wetgevingstechnische aanpassing en heeft geen inhoudelijke gevolgen.
3. Regeldruk
Deze regeling leidt tot een verhoging van de regeldruk. In Nederland bevinden zich
640 geitenhouderijen en 33 kalkoenhouderijen op wie deze regeling van toepassing is.
De regeldrukeffecten zijn hieronder uiteengezet. Het Adviescollege toetsing regeldruk
heeft besloten geen formeel advies uit te brengen over de onderhavige regeling, aangezien
de regeldrukeffecten niet substantieel zijn en in kaart zijn gebracht.
Dierenartsen
De dierenarts moet het aangaan of het beëindigen van een overeenkomst tussen de dierhouder
en de dierenarts melden.
De melding van het voorschrijven en toepassen van antimicrobiële diergeneesmiddelen
bij geiten kost de dierenarts gemiddeld een kwartier. Uitgaande van een uurtarief
van € 130 en vier meldingen per jaar, bedraagt de regeldruk € 130 per jaar per bedrijf.
Houders van geiten en kalkoenen
De dierenarts en de dierhouder stellen gezamenlijk een schriftelijke overeenkomst
op en ondertekenen deze. Dit leidt tot naar verwachting tot een eenmalige administratieve
last van € 32,50 voor de dierhouder. Uitgaande van een uurtarief van een dierenarts
van € 130 is dit een kwartier werktijd op jaarbasis.
De geitenhouder moet jaarlijks een melding doen van het aantal gehouden geiten per
bedrijf. Uitgaande van een algemeen uurloon van agrariërs van € 34 en de maximale
tijdsduur van één uur per melding jaar leidt deze regeldruk tot € 34 per jaar per
bedrijf.
In de bestaande ketenkwaliteitssystemen is het voor geitenhouders verplicht te beschikken
over een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan. Ook de kalkoenhouders
beschikken over een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan, wat verplicht
is in het kwaliteitssysteem van de Geborgde Pluimveedierenartsen. Het gaat hierbij
weliswaar in hoofdzaak om aanwijzingen die leiden tot extra werkzaamheden door de
dierenarts, maar omdat deze de extra tijd zal factureren bij de dierhouder, is hier
sprake van nalevingskosten voor de dierhouder. Omdat de plannen al bestaan gaat het
échter niet om een extra last. Wel dienen de plannen regelmatig geëvalueerd te worden
(structurele administratieve last). Het bijstellen van de plannen kost bij het ene
bedrijf meer tijd van bij het andere bedrijf maar zal gemiddeld neer komen op een
maximaal twee uur per bedrijf per jaar. Uitgaande van een uurtarief van een dierenarts
van € 130 komt dit voor bijvoorbeeld een geitenhouderij uit op € 260 op jaarbasis.
4. Inwerkingtreding en notificatie
De regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021. Hiermee is niet voldaan
aan het uitgangspunt dat de termijn tussen de publicatiedatum van een ministeriële
regeling en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal twee maanden bedraagt. Op dit
uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt, omdat hiermee aanmerkelijke private
nadelen worden voorkomen. De geiten- en kalkoenensector hebben namelijk gerekend op
spoedige inwerkingtreding van de onderhavige aanpassingen.
Na vaststelling wordt de regeling genotificeerd in het kader van de Dienstenrichtlijn
(Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006
betreffende diensten op de interne markt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten