Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 februari 2021, nr. 3099751 tot wijziging van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17 van de Wet op de economische delicten en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

ARTIKEL I

A

De Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar worden als volgt gewijzigd:

1. In paragraaf 3.1, subparagraaf Uitzonderingen, komt punt 2. te luiden:

  • 2. Inhuur van een particuliere functionaris voor boa-functies. Een overheidsorgaan of particuliere werkgever kan onder de voor het betreffende domein geldende voorwaarden een particuliere functionaris inzetten voor de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden in de domeinen I Openbare Ruimte, II Milieu, Welzijn en Infrastructuur (uitsluitend voor de handhaving en het toezicht in buitengebieden), III Onderwijs en IV Openbaar Vervoer. Hierbij heeft deze boa een arbeidsovereenkomst met een particuliere werkgever en ontvangt van deze werkgever loon. Voor ingehuurde boa’s geldt dat zij moeten voldoen aan dezelfde eisen en gehouden zijn aan dezelfde voorwaarden zoals deze gelden voor niet-ingehuurde boa’s. Daarnaast worden aan de mogelijkheid van inhuur bijzondere voorwaarden gesteld, deze zijn vermeld bij het betreffende domein.

2. Onder vernummering van de paragrafen 7.2 tot en met 7.4 naar de paragrafen 7.3 tot en met 7.5 wordt na paragraaf 7.1 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

7.2 Inhuur

Een overheidsorgaan of particuliere werkgever kan onder voorwaarden een particuliere functionaris inzetten voor de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden. Alvorens kan worden overgegaan tot inhuur moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden.

  • Instemming van de meest aangewezen direct toezichthouder. Hierbij is van belang dat het toezicht op de ingehuurde boa geborgd kan worden (net als bij de ‘reguliere’ boa).

  • Melding aan de direct toezichthouder en toezichthouder.

  • Herkenbaarheid van de ingehuurde boa als ambtenaar van het overheidsorgaan respectievelijk herkenbaarheid van de ingehuurde boa als medewerker van een particuliere werkgever. Hierbij mogen geen tot de particuliere instantie waarvan de functionaris wordt ingehuurd herleidbare kenmerken zichtbaar gedragen worden.

  • De ingehuurde boa heeft maximaal de beschikking over de politiebevoegdheden als bedoeld in artikel 7, eerste, derde en vierde lid, van de Politiewet 2012 en over handboeien.

  • De ingehuurde boa met opsporingsbevoegdheid heeft geen toegang tot politie- en/of opsporingssystemen.

  • De ingehuurde boa mag geen werkzaamheden verrichten voor een beveiligingsorganisatie of recherchebureau of een beveiligingsorganisatie of recherchebureau in stand houden. De reden hiervoor is dat enige (schijn van) belangenverstrengeling zich kan voordoen tussen de functie van de ingehuurde particuliere functionaris met opsporingsbevoegdheid enerzijds en de functie van particulier beveiliger als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) anderzijds. Wel kan aan een ingehuurde boa ontheffing worden verleend als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wpbr.

  • In geval van inhuur door een overheidsorgaan: de ingehuurde boa moet door het overheidsorgaan op naam worden aangewezen als onbezoldigd ambtenaar van deze rechtspersoon. Van de aanwijzing op naam moet bij de aanvraag van de opsporingsbevoegdheid schriftelijk bewijs worden overgelegd.

  • In geval van inhuur door een particuliere werkgever: bij de aanvraag dient een (inhuur)overeenkomst te worden overlegd waaruit de arbeidsrelatie en dus de gezagsverhouding ten behoeve van de inhuur tussen de persoon en de ‘werkgever’ (de partij waarvoor de werkzaamheden worden verricht) blijkt.

3. In paragraaf 3.3 wordt ‘benoemd tot’ vervangen door ‘aangewezen als’, in paragraaf 3.4 wordt ‘benoemingsperiode’ telkens vervangen door ‘aanwijzingsperiode’, in de paragrafen 6.2, 8.2 en 9.2 wordt ‘benoemd’ telkens vervangen door ‘aangewezen’, in de paragrafen 3.4, 6.2, 8.2 en 9.2 wordt ‘benoeming’ telkens vervangen door ‘aanwijzing’ en in paragraaf 9.2 wordt ‘te benoemen’ vervangen door ‘aan te wijzen’.

B

Bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste alinea komt te luiden:

Boa-werkgevers kunnen een beroep doen op de volgende ontheffingsmogelijkheden (bij basisbekwaamheidseis of verzwaard boa-examen):

  • Gelijkwaardige opleiding

  • Semi-permanente ontheffing

  • Vrijstelling eerste PHB

  • Tijdelijke ontheffing

  • Beperkte opsporingsbevoegdheden

  • Discretionaire ontheffing

2. De paragraaf Gelijkwaardige opleiding komt te luiden:

Gelijkwaardige opleiding

In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de basisbekwaamheidseis worden verleend. Justis wint bij een ontheffingsverzoek zo nodig advies in bij Stichting ExTH. Deze stichting is verantwoordelijk voor het waarborgen van een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid bij vergelijking van de exameneisen (opleidingen). Op de website van ExTH, de Politieacademie en de Koninklijke Marechaussee is aangegeven of een afgeronde opleiding gelijk kan worden gesteld aan het boa-getuigschrift. Tweejaarlijks stemt ExTH met genoemde opleiders af of lopende opleidingen nog in aanmerking komen voor een ontheffing en of nieuwe opleidingen gelijk kunnen worden gesteld aan het boa-getuigschrift.

De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop de betreffende opleiding is afgerond c.q. het betreffende diploma is behaald. Daarna dient het reguliere boa-examen te worden afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het aanvullende opleidingstraject van het domein of het (eigen) scholingstraject van de werkgever. Tevens kan een éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen functionaris, die beschikt over een diploma dat recht geeft op een ontheffing, maar deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Hierbij geldt de voorwaarde dat deze functionaris enige tijd daarvoor een executieve functie bij de politie of een functie als opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.

De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag om te worden aangesteld als boa moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag waarop de aanvrager uit de executieve dienst is getreden.

Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarin de aanvrager uit executieve dienst is ontslagen, worden gevoegd.

Daarnaast kan ontheffing van de basisbekwaamheidseis, dit geldt niet voor de aanvullende eisen (PHB) die gesteld worden binnen het boa domein, worden verleend aan politieambtenaren of opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die naast hun functie de functie van boa als nevenfunctie hebben, doch die langer dan vijf jaren geleden het betreffende diploma hebben behaald. Voor deze ontheffing wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene in executieve dienst werkzaam is bij de politie of de status van opsporingsambtenaar heeft bij de Koninklijke Marechaussee. Bovenstaande geldt ook voor politieambtenaren of opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die vanuit hun functie worden gedetacheerd als boa.

3. Na de paragraaf Gelijkwaardige opleiding wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Vrijstelling voor (examenonderdelen) eerste PHB

Een boa kan bij de desbetreffende examencommissie, belegd bij ExTH, een vrijstellingsverzoek voor een examenonderdeel indienen. Deze boa is daarbij zelf verantwoordelijk voor de onderbouwing van het verzoek en het aanleveren van de ondersteunende documenten. Informatie over het vrijstellingsverzoek en de benodigde documenten is te vinden op de website www.ExTH.nl.

Het is de verantwoordelijkheid van de examencommissie om mogelijke vrijstellingen te verlenen. Hierbij dient zij een weloverwogen en onderbouwde vergelijking te maken op grond van compatibiliteit van exameneisen en opleidingsniveau (wordt er geëxamineerd wat belangrijk is én wat een juiste indicatie geeft wat betreft niveau, inhoud en complexiteit).

ExTH is verantwoordelijk voor het vaststellen van inhoudelijke bekwaamheid. Justis is verantwoordelijk voor het verstrekken van de akte van opsporingsbevoegdheid op basis van de overgelegde bewijzen en kan ontheffing verlenen op basis van door ExTH goedgekeurde vrijstellingen. Voor collectief vastgestelde vrijstellingsregelingen wordt verwezen naar de website van Justis en van ExTH.

4. De paragraaf Semi-permanente ontheffing wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a. wordt ‘Cito-examen’ vervangen door ‘ExTH-examen’.

b. Onderdeel b. komt te luiden:

  • b. De onder a. bedoelde opleiding omvat tenminste de door mij goedgekeurde en gepubliceerde exameneisen die te vinden zijn op de website www.ExTH.nl. De exameneisen van de opleiding worden door mij in overleg met degenen die betrokken zijn bij het formuleren van de exameneisen van de (eigen) opleiding geëxamineerd. De (eigen) opleiding dient te worden afgesloten met een examen.

c. In onderdeel d wordt ‘toetsing’ vervangen door ‘examinering’.

5. De paragraaf Tijdelijke ontheffing komt te luiden:

Tijdelijke ontheffing

Onder de tijdelijke ontheffing wordt verstaan een ontheffing die voor een bepaalde periode kan worden verleend teneinde de werkgever in staat te stellen om de bij hem in dienst zijnde boa’s bij te scholen en in staat te stellen om het vereiste examen af te leggen.

Deze ontheffingsmogelijkheid bestaat alleen in geval van buitengewone omstandigheden en voor reeds in dienst zijnde boa’s, dus uitdrukkelijk niet voor nieuwe aanvragen tot aanstelling als boa.

6. De paragraaf Seniorenontheffing komt te vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 februari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

TOELICHTING

Inhuur boa’s

De werkgevers van de zogeheten ‘groene boa’s’ (domein II Milieu, Welzijn en Infrastructuur) hebben de wens geuit om boa’s in te kunnen huren. Deze boa’s worden ingezet in het (groene) buitengebied met een specifieke taakstelling gericht op toezicht en handhaving in dat groene buitengebied/natuurgebied. Bij de (particuliere) werkgevers van groene boa’s in domein II is er behoefte om boa’s meer flexibel in te kunnen zetten. In deze behoefte kan worden voorzien met de mogelijkheid van inhuur van boa’s, zoals dit ook in de domeinen I, III en IV al mogelijk is.

Aan de inhuur van boa’s worden specifieke eisen gesteld en uiteraard moeten de ingehuurde boa’s voldoen aan dezelfde voorwaarden zoals deze gelden voor boa’s in dienst van een werkgever. Voor de voorwaarden waaronder inhuur mogelijk is, is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de reeds bestaande voorwaarden voor inhuur in de andere domeinen.

Aanpassing bijlage H van de Beleidsregels

Bijlage H van de Beleidsregels, waarin de regels staan over ontheffing van de bekwaamheids- en exameneisen, is aangepast. De rol van ExTH wordt duidelijker aangegeven. ExTH is verantwoordelijk voor de vaststelling van de inhoudelijke vakbekwaamheid door examinering van de (basis)bekwaamheidseisen en in het verlengde daarvan ook voor de beoordeling van de bekwaamheid bij vergelijking van exameneisen van andere opleidingen en gelijkstelling daarvan aan het Basisexamen. In dat verband worden niet langer specifieke opleidingen opgenomen op grond waarvan een eerste aanvraag ontheffing van de basisbekwaamheidseis kan worden ingediend, maar wordt verwezen naar de website van ExTH waarop een actueel overzicht van deze opleidingen wordt opgenomen.

Verder is de mogelijkheid van ontheffing voor (delen van) de eerste Permanente Her- en Bijscholing (PHB) opgenomen door het verkrijgen van vrijstelling van examenonderdelen van de PHB door betrokken examencommissies van ExTH.

De paragraaf Tijdelijke ontheffing is aangepast, omdat de eerdere (limitatieve) opsommingen niet alle mogelijke variabelen dekken. Voorwaarde aan deze tijdelijke ontheffing is dat er sprake moet zijn van buitengewone omstandigheden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het (buiten de risicosfeer) van de werkgever onmogelijk is één of meerdere opleidingsprogramma(‘s) te kunnen volgen aan één of meerdere opleidingsinstituten en/of de vereiste examens af te leggen. De termijn waarvoor de ontheffing geldt wordt vastgesteld naar gelang de buitengewone omstandigheden een ontheffing noodzakelijk maken. Buitengewone omstandigheden in de zin van deze gewijzigde regeling zullen niet (te) snel worden aangenomen. Zo is daarvan in ieder geval geen sprake indien deze in de risicosfeer van de werkgever en/of boa liggen (ziekte, drukte, bedrijfsvoering etc.). Het is daarom van belang dat de toets tijdig wordt aangevraagd en certificering niet pas op het laatste moment wordt zeker gesteld.

Het hoofdstuk over de seniorenontheffing komt te vervallen, omdat deze ontheffing per 1 januari 2016 niet meer wordt verleend en er thans geen boa’s meer zijn met een voor die datum reeds verleende seniorenontheffing.

Wijzigingen in verband met de Wnra

Tot slot worden de Beleidsregels technisch aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra). Daar waar in de Beleidsregels wordt gesproken over de benoeming van een boa, wordt dit aangepast naar de aanwijzing van een boa. Met deze aanpassingen worden geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

’s-Gravenhage, 22 februari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Naar boven