Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2021, 10239 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2021, 10239 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 6 van Verordening 1071/2009/EG, artikel 1 van Verordening (EU) 2016/403, de artikelen 4b en 5 van de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 23 en 23a van het Besluit personenvervoer 2000 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
meest ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;
heel ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;
ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;
punten die aan de vervoerder of vervoersmanager worden toegerekend als gevolg van het plegen van een meest ernstige, heel ernstige of ernstige overtreding als bedoeld in dit artikel onder a, b en c.
besluit van Onze Minister tot schorsing of intrekking van de communautaire vergunning of ongeschiktverklaring van de vervoersmanager;
Inspectie Leefomgeving en Transport;
onderzoeksrapport van Onze Minister, opgesteld door de ILT, inhoudende haar conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid van de vervoerder of de vervoersmanager.
toets die de ILT op basis van haar onderzoeksrapport uitvoert ten aanzien van de evenredigheid van een besluit en waarbij wordt onderzocht of zich feiten en omstandigheden voordoen die tot het oordeel kunnen leiden dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder of vervoersmanager een onevenredig strenge sanctie is;
een vervoerder waarvan eerder op basis van deze beleidsregel de communautaire vergunning is geschorst of ingetrokken of een vervoersmanager die eerder op basis van deze beleidsregel ongeschikt is verklaard.
1. Deze beleidsregel heeft betrekking op:
a. het aantal strafpunten dat wordt gegeven per overtreding zoals bedoeld in artikel 1 onder a, b en c;
b. de overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten waarbij het verlies van betrouwbaarheid wordt overwogen;
c. de uitvoering van de evenredigheidstoets;
d. het verlies van betrouwbaarheid waardoor de communautaire vergunning van de vervoerder kan worden geschorst of ingetrokken en de vervoersmanager ongeschikt kan worden verklaard;
e. de rehabilitatiemaatregelen.
1. Een veroordeling of sanctie komt voor strafpunten in aanmerking indien deze niet ouder is dan twee jaar vanaf de datum dat de desbetreffende veroordeling of sanctie onherroepelijk is geworden.
2. Voor de toepassing van deze beleidsregel worden veroordelingen en sancties, die vóór 1 maart 2021 onherroepelijk zijn geworden, niet in aanmerking genomen.
3. Het aantal toe te rekenen strafpunten per overtreding is vastgesteld in de bijlage bij deze beleidsregel.
1. Strafpunten worden aan de vervoerder en de vervoersmanager toegerekend, tenzij in het onderzoeksrapport van Onze Minister kan worden aangetoond dat de veroordeling of sanctie die aan de strafpunten ten grondslag ligt, niet aan de vervoerder of de vervoersmanager kan worden toegerekend.
2. De door Onze Minister aan een vervoerder of een vervoersmanager toegerekende strafpunten worden bij elkaar opgeteld.
3. De grenswaarde van het aantal strafpunten is gerelateerd aan de omvang van de bedrijfsactiviteiten op basis van het aantal gewaarmerkte afschriften waar de vervoerder of de vervoersmanager over beschikt en is als volgt:
Aantal gewaarmerkte afschriften |
Grenswaarde aantal strafpunten |
---|---|
1 |
18 |
2–10 |
27 |
11–20 |
36 |
21–50 |
45 |
51–100 |
54 |
101–500 |
54 + 0,40 x (aantal gewaarmerkte afschriften – 100) |
501 en meer |
230 + 0,20 x (aantal gewaarmerkte afschriften – 500) |
4. Indien een vervoersmanager de verantwoordelijkheid draagt voor het wagenpark van meerdere vervoerders, dan is de cumulatie van de verschillende wagenparken bepalend voor de grenswaarde die voor de vervoersmanager geldt.
5. Overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten kan leiden tot het verlies van betrouwbaarheid.
6. Strafpunten vervallen twee jaar nadat ze zijn toegerekend.
Onze Minister zendt de vervoerder of de vervoersmanager een schriftelijke kennisgeving bij elke eerste registratie van strafpunten en nadat ten minste 50% van de grenswaarde van het aantal strafpunten is overschreden.
1. Bij het overschrijden van de grenswaarde van het aantal strafpunten stelt Onze Minister een onderzoeksrapport op ten aanzien van de vervoerder of de vervoersmanager.
2. Verlies van betrouwbaarheid is in beginsel geen onevenredig strenge sanctie indien de vervoerder of de vervoersmanager de grenswaarde van het aantal toegerekende strafpunten heeft overschreden.
1. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien:
a. de handelingen van een derde die ten grondslag liggen aan overtredingen van wezenlijke invloed zijn geweest;
b. sprake is van een niet toerekenbaar gebrek aan kennis over de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het begaan van overtredingen terwijl kennis daarvan de overtredingen zou hebben voorkomen, of
c. sprake is van een door de vervoerder aan te tonen andere situatie van overmacht waardoor overtredingen niet aan hem zijn te wijten.
2. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoerder kan aantonen dat hij het begaan van bedoelde overtredingen duurzaam heeft beperkt door:
a. het geven van de nodige en kenbare instructies aan de chauffeur;
b. het treffen van structurele maatregelen in de bedrijfsvoering gericht op het bevorderen van de naleving van de regelgeving die ten grondslag lag aan de strafpunten;
c. het aan de chauffeur verstrekken van de nodige middelen voor de naleving van de onder b bedoelde regelgeving; en
d. het houden van in redelijkheid te vorderen toezicht ter zake van de onderdelen a tot en met c.
3. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoersmanager door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van één of meer overtredingen.
4. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder geen onevenredig strenge sanctie is indien hij door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van de overtredingen.
1. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoersmanager kan aantonen dat:
a. hij op gezag van de vervoerder of een derde onder druk werd gezet om aanwijzingen of instructies te geven, of na te laten, die hebben geleid tot het begaan van de overtredingen of;
b. hij naar aanleiding van de eerdere onherroepelijk geworden overtredingen structurele maatregelen heeft genomen om de naleving van de regelgeving te bevorderen of;
c. de vervoerder door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van één of meer overtredingen.
2. Onze Minister concludeert in haar onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager geen onevenredig strenge sanctie is indien hij door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van de overtredingen.
1. Onze Minister zal in beginsel een besluit nemen conform de conclusie van het onderzoeksrapport, tenzij nieuwe feiten en omstandigheden blijken die nopen tot een ander oordeel.
2. Bij wijze van een schriftelijk voornemen wordt aan de vervoerder of de vervoersmanager kenbaar gemaakt dat Onze Minister voornemens is een besluit te nemen en dat binnen zes weken een zienswijze naar voren kan worden gebracht.
3. Indien door de vervoerder of de vervoersmanager geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht, zal Onze Minister een besluit nemen conform de conclusie van het onderzoeksrapport.
1. Bij het verlies van betrouwbaarheid kan Onze Minister de communautaire vergunning schorsen of intrekken.
2. Onze Minister schorst de communautaire vergunning voor ten hoogste zes maanden.
3. Onze Minister trekt de communautaire vergunning in indien niet kan worden volstaan met een schorsing van de communautaire vergunning.
4. Onze Minister trekt de communautaire vergunning in ieder geval in wanneer de vervoerder als recidivist kan worden aangemerkt.
5. Indien de vervoerder niet binnen vier weken na de inwerkingtreding van het besluit tot intrekking van de communautaire vergunning die vergunning en de daarbij behorende gewaarmerkte afschriften inlevert, kan de ILT een last onder dwangsom opleggen op grond van artikel 93 van de Wet personenvervoer 2000.
1. De vervoerder waarvan de communautaire vergunning wegens het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis is geschorst, is na het verstrijken van de termijn van die schorsing, gerehabiliteerd.
2. De vervoerder waarvan de communautaire vergunning vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis is ingetrokken, is na afloop van een termijn van twee jaar gerehabiliteerd.
3. De vervoerder die niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel voldoet niet aan de eisen van betrouwbaarheid.
4. Na de schorsing of intrekking van de communautaire vergunning worden van de vervoerder de strafpunten gewist die het schorsings- of intrekkingsbesluit ten gevolge hebben gehad.
1. Bij het verlies van betrouwbaarheid kan Onze Minister de vervoersmanager voor de duur van twee jaar ongeschikt verklaren.
2. De vervoersmanager die ongeschikt is verklaard, is niet eerder gerehabiliteerd dan na de in het eerste lid genoemde termijn.
3. De vervoerder die niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het tweede lid van dit artikel voldoet niet aan de eisen van betrouwbaarheid.
4. Het vakdiploma van de ongeschikt verklaarde vervoersmanager is niet geldig in de lidstaten van de Europese Unie, zolang de vervoersmanager niet conform het hiervoor genoemde lid is gerehabiliteerd.
5. Na het ongeschikt verklaren van de vervoersmanager worden de strafpunten gewist die het besluit tot ongeschiktverklaring ten gevolge hebben gehad.
6. Indien de vervoersmanager ongeschikt is verklaard, wordt de vervoerder waar de vervoersmanager werkzaam was een hersteltermijn van maximaal zes maanden geboden om aan de eis van vakbekwaamheid te voldoen, alvorens de communautaire vergunning wordt ingetrokken.
1. Tegen een besluit van Onze Minister kan binnen zes weken schriftelijk bezwaar worden ingediend.
2. Het bezwaar schorst niet de werking van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.
De beleidsregel van 1 december 2013 (Stcrt. 30 december, 2013, nr. 36343) wordt ingetrokken.
OVERTREDINGEN VAN BIJLAGE IV VAN VERORDENING 1071/2009/EG ONDER VERMELDING VAN DE ERRU CODE |
STRAFPUNTEN |
||
---|---|---|---|
MSI (meest ernstig) |
VSI (heel ernstig) |
SI (ernstig) |
|
Bemanning |
|||
900. Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders |
1 |
||
Rijtijden |
|||
104. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25 % of meer (70 h ≤ ...) |
9 |
||
802. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd (65 h ≤ ... < 70 h) |
3 |
||
903. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd (60 h ≤ ... < 65 h) |
1 |
||
101. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25 % of meer (112 h 30 ≤ ...) |
9 |
||
803. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken (105 h ≤ ... < 112 h 30) |
3 |
||
904. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken (100 h ≤ ... < 105 h) |
1 |
||
102. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur (13 h 30 ≤ ... zonder pauze/ rusttijd) |
9 |
||
800. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan (11 h ≤ ... ) |
3 |
||
901. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan (10 h ≤ ... < 11 h) |
1 |
||
103. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur (15 h ≤ ... en zonder pauze/ rusttijd) |
9 |
||
801. Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan (12 h ≤ ... ) |
3 |
||
902. Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan (11 h ≤ ... < 12 h) |
1 |
||
Pauzes |
|||
804. Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen (6 h ≤ ... ) |
3 |
||
905. Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen (5 h ≤ ... < 6 h) |
1 |
||
Rusttijden |
|||
805. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan (... < 8 h 30) |
3 |
||
906. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan (8 h 30 ≤ ... < 10 h) |
1 |
||
806. Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan (... < 7 h) |
3 |
||
907. Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan (7 h ≤ ... < 8 h) |
1 |
||
807. Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur (3 h + [... < 7 h]) |
3 |
||
908. Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur (3 h + [7 h ≤ ... < 8 h]) |
1 |
||
808. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning (... < 7 h) |
3 |
||
909. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning (7 h ≤ ... < 8 h) |
1 |
||
809. Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur (... < 20 h) |
3 |
||
910. Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur (20 h ≤ ... < 22 h) |
1 |
||
810. Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan (... < 36 h) |
3 |
||
911. Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan (36 h ≤ ... < 42 h) |
1 |
||
811. Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd (12 h ≤ ...) |
3 |
||
912. Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd (3 h ≤ ... < 12 h) |
1 |
||
Afwijking van de 12-dagenregel |
|||
812. Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd (12 h ≤ ...) |
3 |
||
913. Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd (3 h ≤ ... < 12 h) |
1 |
||
813. Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur (... ≤ 65 h) |
3 |
||
914. Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur (65 h < ... ≤ 67 h) |
1 |
||
814. Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd (4,5 h ≤ ...) |
3 |
||
915. Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd 3 h < ... < 4,5 h) |
1 |
||
Organisatie van het werk |
|||
815. Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen |
3 |
||
816. Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen |
3 |
||
Installatie van de tachograaf |
|||
201. Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje) |
9 |
||
Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen |
|||
601. Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart) |
9 |
||
602. Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart) |
9 |
||
603. Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart) |
9 |
||
817. Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd |
3 |
||
818. De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart |
3 |
||
819. Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld) |
3 |
||
820. Tachograaf verkeerd gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.) |
3 |
||
202. Gebruik van een frauduleus apparaat dat de geregistreerde gegevens van het controleapparaat kan wijzigen |
9 |
||
205. Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart |
9 |
||
821. De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij |
3 |
||
822. Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar |
3 |
||
823. Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart |
3 |
||
824. Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens |
3 |
||
825. Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan |
3 |
||
826. Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens |
3 |
||
827. Geen manuele input wanneer dit vereist is |
3 |
||
828. Incorrect gebruik van de schakelorganen |
3 |
||
916. Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning) |
1 |
||
Voorleggen van informatie |
|||
829. Controle weigeren |
3 |
||
830. Niet in staat gegevens te verstrekken voor de lopende dag en de28 vorige dagen |
3 |
||
831. Bestuurder die een bestuurderskaart bezit, kan geen registratiegegevens van de bestuurderskaart voorleggen |
3 |
||
832. Bestuurder kan geen manuele registratiegegevens en print-outs voorleggen die tijdens de lopende dag en de vorige 28 dagen zijn gemaakt |
3 |
||
833. Bestuurder bezit een bestuurderskaart maar kan deze niet voorleggen |
3 |
||
Storingen |
|||
834. Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats |
3 |
||
835. De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is |
3 |
||
Maximale wekelijkse arbeidstijd |
|||
836. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur, als een mogelijke verlenging tot 60 uur al opgebruikt is (60 h ≤ ...) |
3 |
||
917. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur, als een mogelijke verlenging tot 60 uur al opgebruikt is (56 h ≤ ... < 60 h) |
1 |
||
837. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (70h ≤ ...) |
3 |
||
918. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan(65 h ≤ ... < 70 h) |
1 |
||
Pauzes |
|||
838. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd 6 tot 9 uur bedraagt (... ≤ 10 min) |
3 |
||
919. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd 6 tot 9 uur bedraagt (10 < ... ≤ 20 min) |
1 |
||
839. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd meer dan 9 uur bedraagt (... ≤ 20 min) |
3 |
||
920. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd meer dan 9 uur bedraagt (20 < ... ≤ 30 min) |
1 |
||
Nachtwerk |
|||
840. Dagelijkse arbeidstijd per periode van 24 uur in geval van nachtwerk, als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (13 h ≤ ...) |
3 |
||
921. Dagelijkse arbeidstijd per periode van 24 uur in geval van nachtwerk, als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (11 h ≤ ... < 13 h) |
1 |
||
Opgeslagen gegevens |
|||
841. Werkgevers vervalsen de geregistreerde werktijden of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen |
3 |
||
842. Werknemers/zelfstandige bestuurders vervalsen de geregistreerde gegevens of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen |
3 |
||
Gewicht |
|||
701. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N3 (20 % ≤ ...) |
9 |
||
843. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N3 (10 % ≤ ... < 20 %) |
3 |
||
922. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N3 (5 % ≤ ... < 10 %) |
1 |
||
702. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N2 (25 % ≤ ...) |
9 |
||
844. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N2 (15 % ≤ ... < 25 %) |
3 |
||
923. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N2 (5 % ≤ ... < 15 %) |
1 |
||
Lengte |
|||
845. Toegestane maximumlengte overschreden (20 % ≤ ...) |
3 |
||
924. Toegestane maximumlengte overschreden (2 % < ... < 20 %) |
1 |
||
Breedte |
|||
846. Toegestane maximumbreedte overschreden (3,10 m ≤ ...) |
3 |
||
925. Toegestane maximumbreedte overschreden (2,65 ≤ ... < 3,10 m) |
1 |
||
Technische controle |
|||
301. Rijden zonder geldig bewijs van technische controle, zoals vereist in Richtlijn 2014/45/EU en Richtlijn 2014/47/EU |
9 |
||
302. Het voertuig wordt niet in een veilige en verkeersgeschikte toestand gehouden, met een zeer ernstig gebrek aan het remsysteem, het stangenstelsel van de stuurinrichting, de wielen/banden, de ophanging of het chassis of andere uitrusting tot gevolg, wat een zodanig onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert dat wordt besloten het voertuig uit het verkeer te nemen. |
9 |
||
203. Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd |
9 |
||
204. Gebruik van een frauduleus apparaat waarmee de gegevens van de snelheidsbegrenzer kunnen worden vervalst of gebruik van een frauduleuze snelheidsbegrenzer |
9 |
||
847. Snelheidsbegrenzer voldoet niet aan de geldende technische voorschriften |
3 |
||
926. Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd door een erkende werkplaats |
1 |
||
Opleiding en vergunning |
|||
848. Het vervoeren van goederen of personen zonder verplichte basiskwalificatie en/of verplichte nascholing |
3 |
||
927. Bestuurder kan geen geldige kwalificatiekaart of geldig rijbewijs overleggen als vereist bij de nationale wetgeving (bv. verloren, vergeten, beschadigd, onleesbaar) |
1 |
||
Rijbewijzen |
|||
501. Vervoer van personen of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs |
9 |
||
928. Gebruik van een rijbewijs dat beschadigd, onleesbaar of niet in overeenstemming is met het gemeenschappelijke model |
1 |
||
Gevaarlijke goederen |
|||
401. Vervoer van gevaarlijke goederen waarvoor een vervoerverbod geldt |
9 |
||
402. Vervoer van gevaarlijke goederen die niet vervoerd mogen worden of van dergelijke goederen in niet erkende middelen van omsluiting, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen |
9 |
||
403. Vervoer van gevaarlijke goederen die niet op het voertuig vermeld zijn als gevaarlijke goederen, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen |
9 |
||
849. Lekkage van gevaarlijke stoffen |
3 |
||
850. Bulkvervoer in een container die qua constructie niet geschikt is |
3 |
||
851. Vervoer in een voertuig zonder adequaat keuringscertificaat |
3 |
||
852. Voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen en levert direct gevaar op |
3 |
||
853. Niet-naleving van de voorschriften inzake beladen en vastzetten van de lading |
3 |
||
854. Niet-naleving van de voorschriften inzake het gezamenlijk laden van colli |
3 |
||
855. Niet-naleving van de voorschriften inzake de beperking van de hoeveelheden die in één vervoerseenheid mogen worden vervoerd, met inbegrip van de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare vulling van tanks of colli |
3 |
||
856. Er ontbreekt informatie over de stof die wordt vervoerd waardoor de ernst van de inbreuk niet kan worden vastgesteld (bv. UN-nummer, correcte vervoersnaam, verpakkingsgroep) |
3 |
||
857. De bestuurder bezit geen geldig certificaat van een beroepsopleiding |
3 |
||
858. Gebruik van vuur of een onbeschermde lamp |
3 |
||
859. Inbreuk op het rookverbod |
3 |
||
929. Het voertuig staat niet onder afdoende toezicht of is niet juist geparkeerd |
1 |
||
930. De vervoerseenheid bestaat uit meer dan één aanhanger/oplegger |
1 |
||
931. Het voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen maar levert geen direct gevaar op |
1 |
||
932. Het voertuig bevat geen operationele brandblusser, zoals vereist |
1 |
||
933. Het voertuig bevat niet de uitrusting die krachtens het ADR of de schriftelijke instructies vereist is |
1 |
||
934. Er worden colli met een beschadigde verpakking, IBC of grote verpakking of beschadigde ongereinigde lege verpakkingen vervoerd |
1 |
||
935. Vervoer van verpakte goederen in een container die qua constructie niet geschikt is |
1 |
||
936. De tanks/tankcontainers (ook als ze leeg en ongereinigd zijn) zijn niet correct gesloten |
1 |
||
937. Onjuiste etikettering, kenmerking of grote etiketten op het voertuig en/of omsluiting |
1 |
||
938. Er zijn geen schriftelijke instructies in overeenstemming met het ADR of de schriftelijke instructies hebben geen betrekking op de vervoerde goederen |
1 |
||
Communautaire vergunning |
|||
504. Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen) |
9 |
||
860. De vervoersonderneming of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.) |
3 |
||
Bestuurdersattest |
|||
861. Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige bestuurdersattest (bv. er is nooit een attest afgegeven of het is vervalst, ingetrokken of vervallen) |
3 |
||
939. De bestuurder of de vervoersonderneming kan geen geldig bestuurdersattest of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan voorleggen aan de inspecteur (bv. bestuurdersattest of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan is verloren, vergeten, beschadigd enz.) |
1 |
||
Communautaire vergunning personenvervoer |
|||
503. Personenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen) |
9 |
||
862. De vervoerder of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.) |
3 |
||
Vergunning voor geregeld vervoer |
|||
863. Geregeld vervoer zonder geldige vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken, vervallen of verkeerdelijk gebruikt enz.) |
3 |
||
940. De bestuurder kan geen vergunning voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning verloren, vergeten, beschadigd enz.) |
1 |
||
941. Haltes van geregelde diensten in een lidstaat stemmen niet overeen met afgegeven vergunning |
1 |
||
Reisweg van ongeregelde diensten en andere diensten die vrijgesteld zijn van de vergunningplicht |
|||
942. Rijden zonder het vereiste reisblad (bv. er is geen reisblad of het is vervalst of bevat niet de vereiste informatie enz.) |
1 |
||
Dierenvervoer |
|||
864. Tussenschotten zijn niet sterk genoeg om het gewicht van de dieren te weerstaan |
3 |
||
943. Gebruik van laadbruggen met gladde oppervlakken, zonder beschuttende zijkanten of die te steil zijn |
1 |
||
944. Gebruik van hefplatforms of verdiepingen zonder veiligheidshekken die voorkomen dat dieren er tijdens het laden en lossen af vallen of ontsnappen |
1 |
||
945. Niet goedgekeurde vervoermiddelen voor lange transporten, of die niet zijn goedgekeurd voor het type van de vervoerde dieren |
1 |
||
946. Vervoer zonder geldige vereiste documentatie, geldig journaal, geldige vervoersvergunning of certificaat van vakbekwaamheid |
1 |
Verordening 1071/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 beoogt gelijke mededingingsvoorwaarden en het creëren van een hoger niveau van vakbekwaamheid, een rationalisering van de markt, een betere kwaliteit van de geleverde diensten en verkeersveiligheid. Deze doelstellingen worden onder andere nagestreefd door de aanscherping van de eisen voor toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer.
Eén van die aangescherpte eisen is de betrouwbaarheidseis. In voorgaande regelgeving behoefde een vervoerder een recente Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) te overleggen om aan te tonen dat aan de betrouwbaarheidseis wordt voldaan. Door de inwerkingtreding van Verordening 1071/2009/EG is de enkele overlegging van een VOG niet afdoende. Een vervoerder of vervoersmanager kan de betrouwbaarheid verliezen ondanks dat een VOG is overgelegd. Het verlies van betrouwbaarheid kan ertoe leiden dat de communautaire vergunning van een vervoerder wordt geschorst of ingetrokken en dat een vervoersmanager ongeschikt wordt verklaard. Het kan er ook toe leiden dat een aanvraag van een vervoerder voor een communautaire vergunning wordt afgewezen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder b, van Verordening 1071/2009/EG, mag de vervoerder of de vervoersmanager geen onherroepelijke veroordeling of onherroepelijke sanctie in Nederland of een andere lidstaat opgelegd hebben gekregen vanwege een meest ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving. Deze voormelde meest ernstige overtredingen worden in bijlage IV van Verordening 1071/2009/EG opgesomd en gecategoriseerd.
Met Verordening (EU) 2016/403 van de Europese Commissie van 18 maart 2016 is de lijst van overtredingen -die kunnen leiden tot het verlies van betrouwbaarheid van een vervoerder en vervoersmanager- uit Verordening 1071/2009/EG aangevuld. Waar deze alleen de meest ernstige overtredingen (most serious infringements = MSI) betrof, gaat het nu ook om heel ernstige overtredingen (very serious infringements = VSI) en ernstige overtredingen (serious infringements = SI). Aan elke (soort) overtreding wordt een aantal strafpunten toegerekend. De minder zware overtredingen uit Verordening (EU) 2016/403 horen steeds bij de hoofdcategorieën MSI’s uit Verordening 1071/2009/EG. Omdat de overtredingen minder zwaar zijn, worden steeds minder strafpunten toegerekend. De overtredingen en de bijbehorende strafpunten zijn opgenomen in de Bijlage bij deze beleidsregel.
Met deze beleidsregel wordt invulling gegeven aan de bevoegdheden van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) met betrekking tot de aanvullende betrouwbaarheidseis zoals uit artikel 6, eerste lid, onder b van Verordening 1071/2009/EG voortvloeit. Op grond van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat stelt de inspecteur-generaal namens Onze Minister deze beleidsregel vast en voert de ILT de taken van Onze Minister uit zoals in deze beleidsregel vastgelegd.
Elke lidstaat is verplicht om over een elektronisch sanctieregister te beschikken. Hierin registreert elke lidstaat alle overtredingen waar onherroepelijke veroordelingen of onherroepelijke sancties voor zijn uitgesproken respectievelijk opgelegd jegens haar vervoerders en vervoersmanagers. Dit betreffen ook overtredingen die in andere lidstaten zijn begaan. De lidstaat waar de overtreding is begaan, zal de vestigingsstaat hierover informeren zodat de vestigingsstaat de overtreding in het elektronisch sanctieregister kan opnemen nadat een veroordeling of sanctie hiervoor onherroepelijk is geworden. Een veroordeling of sanctie wordt onherroepelijk wanneer tegen een uitspraak van de rechter of tegen een bestuurlijke boete geen (gewoon) rechtsmiddel meer openstaat (bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie). Ingeval er sprake is van een transactievoorstel, wordt de sanctie onherroepelijk vanaf de betaaldatum van het transactievoorstel.
Lidstaten kunnen elkaars elektronisch sanctieregister raadplegen. Hierdoor kan een lidstaat nagaan of de betrouwbaarheid van een vervoerder of vervoersmanager in een lidstaat is komen te ontvallen door onherroepelijke veroordelingen of sancties en als gevolg van een optelling van meerdere overtredingen. De vervoerder of een vervoersmanager, van wie de betrouwbaarheid in één lidstaat is komen te ontvallen, kan in geen enkele lidstaat (meer) aan de betrouwbaarheidseis voldoen. Indien een vervoerder of vervoersmanager niet (meer) kan aantonen dat hij aan de betrouwbaarheidseis voldoet, dan leidt dat tot de intrekking, schorsing of weigering van de communautaire vergunning, respectievelijk de ongeschiktverklaring van de vervoersmanager.
Een onherroepelijke veroordeling of sanctie vanwege een meest ernstige overtreding kan volgens Verordening 1071/2009/EG al leiden tot het verlies van betrouwbaarheid. Volgens de Nederlandse wet- en regelgeving kan één onherroepelijke veroordeling of onherroepelijke sanctie vanwege een overtreding evenwel niet leiden tot het verlies van betrouwbaarheid. Dit uitgangspunt is in deze beleidsregel uitgewerkt. De toerekening van gewogen strafpunten aan de onderscheiden overtredingen (artikel 3, derde lid) en de bepaling van het aantal gecumuleerde strafpunten dat moet worden overschreden voordat de vervoerder of vervoersmanager de betrouwbaarheid kan verliezen (artikel 4), zijn daarmee zeer belangrijke elementen in deze beleidsregel.
Verder regelt deze beleidsregel de wijze waar op de ILT uitvoering geeft aan het onderzoek in geval de betrouwbaarheid van de vervoerder en de vervoersmanager in het geding komt doordat een minimum aantal strafpunten voor onherroepelijke veroordelingen of onherroepelijke sancties wegens overtredingen is overschreden. Dit onderzoek leidt tot een advies aangaande de betrouwbaarheid en behelst tevens een evenredigheidstoets. Bij de uitvoering van het onderzoek bekijkt de ILT of het verlies van betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ILT) beheert het register met gegevens over veroordelingen en sancties jegens vervoerders en vervoersmanagers en de ongeschiktverklaring van vervoersmanagers. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ILT) is verantwoordelijk voor de verwerking van gegevens in het elektronisch sanctieregister, waarbij de RDW in het kader van haar taak als nationaal contactpunt met betrekking tot gegevensverwerking in opdracht van het ministerie de rol van bewerker zal uitvoeren. Die rol van bewerker geldt ook voor de KIWA voor zover deze gegevens zal verwerken uit het elektronisch sanctieregister.
De in de Algemene Verordening gegevensbescherming (2016/679/EG) overeenstemmende bepalingen zijn van toepassing voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens. Deze zijn geïmplementeerd in de Uitvoeringswet Algemene Verordening gegevensbescherming.
Deze beleidsregel is besproken met Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV), vertegenwoordiger van de bussector. KNV heeft geen bezwaren naar voren gebracht. De beleidsregel zal twee jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
Volgens Verordening 1071/2009/EG worden overtredingen pas in het elektronisch sanctieregister geregistreerd nadat een veroordeling of sanctie hiervoor onherroepelijk is geworden. Een veroordeling of sanctie vanwege een overtreding is onherroepelijk indien de bezwaartermijn (van zes weken) en/of de beroepstermijn (van zes weken) ongebruikt is verstreken of indien na een bezwaar- en beroepsprocedure de veroordeling of sanctie is blijven staan. De onherroepelijk geworden veroordelingen of sancties van de onderliggende overtredingen worden voor een periode van twee jaar in het elektronisch sanctieregister bewaard.
Deze beleidsregel zal per 1 maart 2021 in werking treden. Voor de toepassing van deze beleidsregel worden echter veroordelingen en sancties, die vóór 1 april 2021 onherroepelijk zijn geworden, niet in aanmerking genomen. Dit omdat vervoerders en vervoersmanager hiermee de gelegenheid krijgen om bezwaar tegen een opgelegde veroordeling of sanctie te maken die vlak voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel is begaan. Het gegeven dat nu naast een veroordeling of sanctie ook strafpunten worden geregistreerd, kan namelijk van invloed zijn op de manier waarop een vervoerder en vervoersmanager met deze veroordeling of sanctie om gaan. Waar bijvoorbeeld normaal gesproken een boete meteen wordt betaald, kan nu de wens bestaan om een bezwaar- en beroepsprocedure te volgen om te voorkomen dat de strafpunten worden geregistreerd. Om zo weer te voorkomen dat uiteindelijk het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder en de vervoersmanager in het geding komt.
Veroordelingen en sancties die op of na 1 april 2021 onherroepelijk zijn geworden, worden wél in aanmerking genomen voor de toepassing van deze beleidsregel en daarmee het toerekenen van strafpunten.
Uit artikel 5 lid 2 onder e van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp2000) vloeit voort dat de strafpunten (voortvloeiend uit overtredingen begaan door de vervoerder) zowel aan de vervoerder als aan de vervoersmanager worden toegerekend, tenzij de vervoerder of vervoersmanager kan aantonen dat hij/zij niet verwijtbaar is voor de begane overtreding. In de toelichting op de artikelen 7 en 8 wordt hier verder op in gegaan.
Omdat de onherroepelijk geworden veroordelingen en sancties van de overtredingen maximaal twee jaar in het elektronisch sanctieregister worden bewaard, hebben toegerekende strafpunten een geldigheidsduur van twee jaar vanaf het moment dat de desbetreffende veroordeling of sanctie onherroepelijk is geworden.
Alle strafpunten die zijn toegerekend aan een vervoerder of een vervoersmanager worden bij elkaar opgeteld. Strafpunten die vanaf de eerste onherroepelijke veroordeling of onherroepelijke sanctie worden toegerekend, worden dus tot twee jaar na dato bij elkaar opgeteld. De optelsom van de toegerekende strafpunten mag in die twee jaar de grenswaarde van het aantal strafpunten niet overschrijden.
Overschrijdt het aantal strafpunten de grenswaarde genoemd in artikel 4, derde lid dan kan dit leiden tot het verlies van betrouwbaarheid van zowel de vervoerder als de vervoersmanager. Het verlies van betrouwbaarheid kan ertoe leiden dat de communautaire vergunning van een vervoerder wordt geschorst, ingetrokken of van rechtswege vervalt en dat een vervoersmanager ongeschikt wordt verklaard. Het kan er ook toe leiden dat een aanvraag van een vervoerder voor een communautaire vergunning wordt afgewezen.
Uit artikel 4 volgt dat de betrouwbaarheid van de vervoerder en de vervoersmanager (nog) niet in het geding is wanneer de vervoerder of vervoersmanager onder het in artikel 4 aan hem gerelateerde aantal strafpunten blijft; het verlies van betrouwbaarheid wordt een onevenredig strenge sanctie geacht indien dit aantal niet is overschreden.
Om zowel de kleine als de grote vervoerders op een eerlijke en gelijkwaardige wijze aan voorwaarden te onderwerpen om aan de betrouwbaarheidseis te kunnen voldoen, is de grenswaarde van het aantal strafpunten afhankelijk gesteld van de bedrijfsomvang. Een kleine vervoerder mag relatief gezien meer strafpunten hebben voordat de grenswaarde overschreden wordt, dan een grote vervoerder. Om te bepalen wat de omvang van een vervoerder is, is de grootte van het wagenpark leidend. De grootte van het wagenpark wordt gemeten aan de hand van het aantal gewaarmerkte afschriften waar de vervoerder over beschikt. Het uitgangspunt bij de vergunningverlening is immers dat in elk voertuig een gewaarmerkt afschrift aanwezig is. Een gewaarmerkt afschrift is een kopie van de communautaire vergunning (de originele vergunning) en is ook wel bekend als vergunningsbewijs.
Hoe groter de vervoerder, hoe groter de impact op de verkeersveiligheid omdat het veel vaker kan voorkomen dat een overtreding kan worden begaan door een vervoerder met een groter wagenpark. De impact is veel geringer op het totaal als het een kleine vervoerder betreft. Dat laat onverlet dat ook bij een grote vervoerder de consequenties van de overtreding met één voertuig niet zwaarder wegen dan bij een vervoerder met één voertuig.
Aan de andere kant is de pakkans bij een grote vervoerder per definitie groter. Simpelweg omdat een grote vervoerder meer voertuigen tegelijkertijd op de weg heeft rijden en daardoor meer kans loopt op controles en daardoor mogelijk meer strafpunten toegerekend kunnen worden. Om die ongelijkheid enigszins weg te nemen, zijn de grenswaarden die gelden voor een vervoerder met een groot wagenpark aan een andere formule onderworpen.
Ook is uit de praktijk gebleken dat de mogelijkheid om bedrijfsactiviteiten, in casu de vervoersactiviteiten, efficiënter te organiseren toeneemt naarmate een vervoerder een zekere omvang heeft. Een vervoerder of een vervoersmanager die zijn bedrijfsvoering efficiënter heeft ingericht, is over het algemeen beter in staat om de voor hem geldende wettelijke voorschriften na te leven. Door betere kennis, technische middelen, ervaring, deskundige medewerkers, organisatiestructuur, milieu- en arbozorg, administratie en het vermogen om te leren van fouten zullen relatief minder overtredingen worden begaan. Ook blijkt uit ervaringen in de praktijk bijvoorbeeld dat het aantal meldingen bij wegcontroles van frauduleuze apparaten en het gebruik van andermans bestuurderskaart in relatieve zin, dus omgerekend per voertuig, vaker voorkomt bij kleinere vervoerders dan bij grote vervoerders. Dit kan wel oplopen tot een factor 20.
De categorieën in de tabel zorgen er dus voor dat rekening gehouden wordt met de omvang van de vervoerder bij de beoordeling of verlies van betrouwbaarheid een onevenredig zware sanctie zou zijn. Ook is rekening gehouden met de situatie waarin de vervoersmanager de verantwoordelijkheid draagt voor het wagenpark van meerdere vervoerders. Dan is de cumulatie van de verschillende wagenparken bepalend voor de vervoersmanager geldende grenswaarde.
Al het voorgaande is meegewogen in de totstandkoming van een eenvoudige tabel met grenswaarden van strafpunten voor zeven verschillende omvangsklassen. De kleinste klasse betreft de vervoerder met één voertuig en de hoogste klasse betreft de vervoerder met meer dan vijfhonderd voertuigen. De classificering is gebaseerd op de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht. Naarmate het aantal gewaarmerkte afschriften groeit, wordt het aantal strafpunten dat men extra mag hebben voordat de grenswaarde wordt overschreden, kleiner. Een vervoerder met twee gewaarmerkte afschriften mag per gewaarmerkt afschrift gemiddeld 13,5 strafpunten krijgen voordat de grenswaarde wordt overschreden. Een vervoerder met 101 gewaarmerkte afschriften heeft per gewaarmerkt afschrift gemiddeld 0,7 strafpunten als grenswaarde.
Hieronder treft u een drietal voorbeelden van vervoerders van een bepaalde omvang en een voorbeeld van een vervoersmanager die een bepaald aantal voertuigen onder zich heeft aan en de grenswaarde van het aantal strafpunten dat zij moeten overschrijden alvorens de betrouwbaarheid in het geding komt.
Voorbeelden:
• Een vervoerder met 80 gewaarmerkte afschriften heeft als grenswaarde 54 strafpunten.
• Een vervoerder met 380 gewaarmerkte afschriften heeft als grenswaarde 54 + (0,40 x (380–100)) = 186 strafpunten.
• Een vervoerder met 780 gewaarmerkte afschriften heeft als grenswaarde 230 + (0,20 x (780–500)) = 286 strafpunten.
• Een vervoersmanager die werkzaam is bij drie vervoerders en daarmee een wagenpark van totaal 40 voertuigen onder zich heeft, heeft als grenswaarde 45 strafpunten.
Het aantal strafpunten zal in de praktijk waarschijnlijk een optelling zijn van overtredingen met verschillende wegingsfactoren. Dit betekent dat er verschillende combinaties denkbaar zijn. Stel een kleine vervoerder met twee voertuigen maakt een overtreding door het vervalsen van registratiebladen van de tachograaf (9 strafpunten) en een overtreding vanwege het vervoeren van gevaarlijke stoffen die volgens het ADR nooit vervoerd mogen worden (9 strafpunten). Zijn totaal staat dan op 18 strafpunten, terwijl zijn minimum aantal strafpunten is vastgesteld op 27. Zijn betrouwbaarheid is dus nog niet in het geding, maar hij krijgt wel een schriftelijke kennisgeving omdat hij de 50% grens is gepasseerd. Overigens heeft hij al bij de eerste registratie van strafpunten een schriftelijke kennisgeving ontvangen. De grenswaardentabel zal zich in de praktijk moeten bewijzen als een rechtvaardig en doelmatig middel en zal daarom onderdeel zijn van de evaluatie.
De toegerekende strafpunten voor elke overtreding worden niet in het elektronisch sanctieregister geregistreerd en zijn derhalve niet zichtbaar voor de overige lidstaten. De vervoerder of vervoersmanager kan informatie inwinnen over de hoogte van het aantal toegerekende strafpunten via de ILT. Hierdoor wordt het mogelijk om tijdig maatregelen te treffen om de overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten te voorkomen. Tevens faciliteren de in artikel 5 bedoelde schriftelijke kennisgeving van de eerste registratie en de schriftelijke kennisgeving bij overschrijding van 50% van de strafpunten de mogelijkheid die maatregelen tijdig te treffen.
Indien van een vervoerder of een vervoersmanager voor het eerst strafpunten worden geregistreerd in het sanctieregister, wordt hij hiervan door de ILT op de hoogte gesteld per schriftelijke kennisgeving.
Indien de vervoerder 50%, maar niet meer dan 100%, van de grenswaarde van het aantal strafpunten evenwel dreigt te overschrijden, zal de ILT de vervoerder bij brief hiervan op de hoogte stellen. Het kan voorkomen dat de 50% nog niet is overschreden, maar er binnen een relatief korte periode strafpunten aan de vervoerder worden toegerekend, waardoor hij in de registratie vrijwel in één keer de grenswaarde van 100% overschrijdt. Het sturen van een schriftelijke kennisgeving is dan niet meer mogelijk. Door relatief snel een schriftelijke kennisgeving naar de vervoerder te versturen, wordt deze situatie zoveel als mogelijk voorkomen. Zodra de vervoerder 50% van de grenswaarde heeft overschreden, en de schriftelijke kennisgeving is verzonden, zal een eventuele uitbreiding of inkrimping van het wagenpark geen invloed meer hebben op het minimum aantal strafpunten. De geldende grenswaarde met betrekking tot het aantal strafpunten voor de vervoerder zal, na het overschrijden van de 50% - grens, of het verzenden van de schriftelijke kennisgeving worden gehandhaafd. De vervoerder en/of de vervoersmanager wordt met de schriftelijke kennisgeving in de gelegenheid gesteld om de bedrijfsvoering aan te passen en de naleving van de wet- en regelgeving beter te borgen. Hiermee kan hij/zij voorkomen dat de grenswaarde van het aantal punten wordt overschreden. Met het versturen van deze schriftelijke kennisgevingen wordt derhalve een preventieve werking beoogd.
Wanneer een vervoerder of vervoersmanager de respectievelijke grenswaarde van 100% van de strafpunten overschrijdt, zal de ILT een betrouwbaarheidsonderzoek uitvoeren waarin de in artikelen 7 en 8 genoemde feiten en omstandigheden omtrent verwijtbaarheid worden onderzocht. De ILT legt haar bevindingen vast in twee onderzoeksrapporten; één voor de vervoerder en één voor de vervoersmanager.
Het overschrijden van de grenswaarde betekent in beginsel dat het verlies van betrouwbaarheid geen onevenredig strenge sanctie is. De uitvoering van de evenredigheidstoets – en feiten en omstandigheden die daar uit voortvloeien en eerder niet bekend waren – kan er echter toe leiden dat een sanctie onevenredig streng is, ondanks het feit dat de grenswaarde is overschreden. Naast de grenswaarde van het aantal strafpunten is de evenredigheidstoets dus een essentieel onderdeel van het oordeel of er sprake is van een onevenredig strenge sanctie.
Overschrijdt de vervoerder de grenswaarde van het aantal strafpunten dan kan dit leiden tot het verlies van zijn betrouwbaarheid. Uit artikel 6, tweede lid, onder a van Verordening 1071/2009/EG volgt dat de ILT de evenredigheidstoets moet uitvoeren door te onderzoeken of zich feiten en omstandigheden voordoen waardoor het verlies van betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is. Onderdeel van de evenredigheidstoets van de ILT is haar betrouwbaarheidsonderzoek waarvan de conclusie wordt vastgelegd in een onderzoeksrapport. Dit onderzoeksrapport bevat onder andere een beschrijving van de feiten en omstandigheden die tot het plegen van de overtredingen en tot de overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten hebben geleid.
Op grond van artikel 23a van het Besluit personenvervoer 2000 houdt de ILT bij haar betrouwbaarheidsonderzoek rekening met de feiten en omstandigheden van het geval. Een aantal omstandigheden zijn in artikel 7 opgesomd.
De eerste omstandigheid waar de ILT rekening mee houdt is de mate van verwijtbaarheid van de vervoerder bij de totstandkoming van de overtreding. Hoewel de vervoerder verantwoordelijk is voor de gang van zaken binnen zijn vervoersonderneming, zijn er omstandigheden denkbaar waarbij de overtredingen niet (volledig) aan de vervoerder zijn toe te rekenen bijvoorbeeld omdat hij geen wezenlijke invloed kon uitoefenen op de handelswijze van een derde die tot de overtredingen heeft geleid.
De tweede omstandigheid waar de ILT rekening mee houdt is de mate waarin de vervoerder wezenlijke invloed heeft aangewend om de overtreding te beperken dan wel volledig te voorkomen.
Indien de vervoerder kan aantonen dat hij naar aanleiding van de eerdere overtredingen die onherroepelijk zijn geworden structurele maatregelen heeft genomen om de naleving van de wetgeving te bevorderen door het voeren van een bestendig bedrijfsbeleid kan het verlies van betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie zijn.
Een voorbeeld is een meest ernstige overtreding (103) die betrekking heeft op de rij- en rusttijden. De vervoerder dient aan te tonen dat hij, in overeenstemming met artikel 8:1, derde lid van het Arbeidstijdenbesluit, de nodige instructies heeft gegeven, de structurele maatregelen heeft genomen, de nodige middelen heeft verschaft en het redelijkerwijs te vorderen toezicht heeft gehouden om de naleving van de rij- en rusttijden te verzekeren. Een voorbeeld hiervan is een chauffeur die, ondanks de binnen het bedrijf getroffen maatregelen, geheel op eigen initiatief onverantwoordelijk rijgedrag vertoont en hierdoor overtredingen begaat.
De derde omstandigheid waar de ILT rekening mee houdt is de situatie waarbij een vervoersmanager als enige verantwoordelijk kan worden gehouden. Hoewel uitgangspunt is dat de vervoerder verantwoordelijk is voor het handelen van een vervoersmanager die onder zijn gezag als werknemer of opdrachtnemer opereert, strekt het derde lid ertoe dat een vervoerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor een vervoersmanager die solistisch handelt of optreedt. De vervoersmanager die op geheel onverantwoordelijke wijze en tegen het bestendig bedrijfsbeleid in en buiten het medeweten van de vervoerder om zodanig heeft gehandeld dat het tot overtredingen heeft geleid, is als enige verwijtbaar voor die betreffende overtredingen. De vervoersmanager heeft zodanig gehandeld dat de vervoerder niet op de hoogte was van diens onbetrouwbare gedrag en dat dit ook niet van de vervoerder kon worden verwacht. In een dergelijk geval, is het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager een evenredig strenge sanctie. Het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder wordt in die gevallen als een onevenredig strenge sanctie beschouwd.
Indien de hiervoor omschreven omstandigheden zich voordoen, concludeert de ILT dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredige strenge sanctie is, wat resulteert in het onderzoeksrapport waarin wordt geconcludeerd betrouwbaarheid van de vervoerder dient te worden behouden.
De vervoerder die op geheel onverantwoordelijke wijze en tegen het bestendig bedrijfsbeleid in solistisch heeft gehandeld en wel zodanig dat het tot overtredingen heeft geleid die alleen hem te verwijten zijn, verliest de betrouwbaarheid. De vervoerder heeft zodanig gehandeld dat de vervoersmanager niet op de hoogte was van diens onbetrouwbare gedrag en dat dit ook niet van de vervoersmanager mocht worden verwacht. In een dergelijk geval is het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder geen onevenredig strenge sanctie.
Indien de vervoerder op grond van het hiervoor genoemde artikel 7 zijn betrouwbaarheid behoudt, zoals geconcludeerd in het onderzoeksrapport van de ILT, dan kan nog steeds het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager in het geding kan zijn en wel in die zin dat het verlies van betrouwbaarheid voor hem wel een evenredig strenge sanctie is.
Het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager is een onevenredig strenge sanctie, indien zich het geval voordoet waarin de vervoersmanager zich in een gezagsverhouding bevond van een ondergeschikte tegenover een meerdere waarin hij/zij onder druk werd gezet om aanwijzingen of instructies te geven of na te laten die tot overtredingen hebben geleid. De vervoersmanager dient wel aan te tonen dat er sprake was van een zodanig zakelijk overwicht dat hij daartegen als vervoersmanager geen of onvoldoende weerstand kon bieden. In een dergelijk geval zal de vervoersmanager zijn betrouwbaarheid behouden.
Ook indien de vervoersmanager kan aantonen dat hij naar aanleiding van de eerdere overtredingen die onherroepelijk zijn geworden structurele maatregelen heeft genomen om de naleving van de wetgeving te bevorderen, bijvoorbeeld door het voeren van een bestendig bedrijfsbeleid, kan het verlies van betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie zijn.
De vervoerder die op geheel onverantwoordelijke wijze en tegen het bestendig bedrijfsbeleid in en buiten het medeweten van de vervoersmanager om zodanig heeft gehandeld dat het tot overtredingen heeft geleid, is als enige verwijtbaar voor die betreffende overtredingen. De vervoerder heeft zodanig gehandeld dat de vervoersmanager niet op de hoogte was van diens onbetrouwbare gedrag en dat dit ook niet van de vervoersmanager kon worden verwacht. In een dergelijk geval is het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager een onevenredig strenge sanctie. Het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager wordt in die gevallen als een onevenredig strenge sanctie beschouwd.
De vervoersmanager die op geheel onverantwoordelijke wijze en tegen het bestendig bedrijfsbeleid in solistisch heeft gehandeld en wel zodanig dat het tot overtredingen heeft geleid die alleen hem te verwijten zijn, verliest de betrouwbaarheid. De vervoersmanager heeft zodanig gehandeld dat de vervoerder niet op de hoogte was van diens onbetrouwbare gedrag en dat dit ook niet van de vervoerder mocht worden verwacht. In een dergelijk geval is het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager geen onevenredig strenge sanctie.
Onze Minister voert het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de vervoerder of de vervoersmanager uit en vervat de resultaten daarvan in een onderzoeksrapport. Onze Minister voert de evenredigheidstoets uit nadat Onze Minister kennis heeft genomen van het onderzoeksrapport. De evenredigheidstoets maakt derhalve onderdeel uit van de besluitvorming. In de toelichting van artikel 10 wordt verder ingegaan op de evenredigheidstoets.
Het onderzoeksrapport bevat onder andere een opsomming van de begane overtredingen en de bijbehorende strafpunten. Strafrechtelijke overtredingen worden niet in het onderzoeksrapport opgenomen. Hierdoor heeft Onze Minister ook geen inzicht in het strafrechtelijk verleden van de vervoerder of de vervoersmanager.
Indien het voornemen bestaat om een negatief besluit inzake de betrouwbaarheid te nemen, zal Onze Minister de nodige zorgvuldigheid moeten betrachten. Dit brengt met zich mee dat ingevolge artikel 4:8 van de Awb voorafgaand aan het nemen van een besluit inzake de betrouwbaarheid een vervoerder of een vervoersmanager in de gelegenheid zal worden gesteld om een zienswijze naar voren te brengen.
Hiertoe wordt een voornemen tot intrekking of schorsing van de communautaire vergunning of tot ongeschiktverklaring van een vervoerder of een vervoersmanager verstuurd, waarbij een reactietermijn van zes weken redelijk wordt geacht. De ILT heeft de vervoerder en de vervoersmanager immers ook meerdere malen de gelegenheid gegeven een zienswijze naar voren te brengen.
De vervoerder en de vervoersmanager dienen de zienswijze te onderbouwen met eventuele stukken. Op verzoek van de vervoerder of de vervoersmanager kan uitstel worden verleend van de termijn voor het indienen van een zienswijze. De zienswijze is een belangrijke factor bij de uitvoering van de evenredigheidstoets van Onze Minister.
Onze Minister gaat in beginsel uit van de conclusie van het onderzoeksrapport tenzij nieuwe feiten en omstandigheden blijken die nopen tot een ander oordeel. Ook feiten die niet bekend waren tijdens het betrouwbaarheidsonderzoek zijn als nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9 aan te merken.
Indien Onze Minister voornemens is af te wijken van het onderzoeksrapport motiveert zij daarbij op basis van welke nieuwe feiten en omstandigheden zij tot dit oordeel is gekomen.
De ILT beoordeelt of een voorgenomen besluit evenredig is. Bij de uitvoering van de evenredigheidstoets baseert de ILT zich in ieder geval op het onderzoeksrapport en een door de vervoerder of vervoersmanager tijdig naar voren gebrachte zienswijze. Evenredigheid is derhalve geheel verweven in het proces van de besluitvorming. In artikel 9 en de toelichting van artikel 9 is hierop al ingegaan.
Bij de voorbereiding van een besluit en de daarmee gepaard gaande evenredigheidstoets houdt de ILT in ieder geval rekening met de omvang van de vervoerder en/of de verantwoordelijkheid van de vervoersmanager en het wagenpark dat hij onder zich heeft, gemeten naar het aantal gewaarmerkte afschriften. Dit komt tot uiting in de grenswaardentabel van artikel 4.
Volgens Verordening 1071/2009/EG kan de vervoerder of vervoersmanager de betrouwbaarheid al verliezen bij overschrijding van 9 strafpunten. Omdat Verordening 1071/2009/EG ook voorschrijft dat elk besluit inzake de betrouwbaarheid aan de evenredigheid moet worden getoetst, is er ruimte om af te wijken van de Europese grenswaarde. Dit is gedaan door in de grenswaardentabel van andere (minimale) grenswaarden uit te gaan. Per omvangsklasse geldt steeds een andere minimale grenswaarde die niet overgeschreden mag worden. Er is dus bij voorbaat besloten dat het niet evenredig is om bij overschrijding van 9 strafpunten over te gaan tot verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder of vervoersmanager. In de grenswaardentabel ligt derhalve al een evenredigheidstoets vervat.
Daarnaast wordt gekeken naar het vitale belang van de continuïteit van de vervoersactiviteiten en de beschikbare alternatieven voor die activiteiten, de mate waarin de belanghebbenden door de schorsing of intrekking van de communautaire vergunning worden geraakt, de reëel mogelijke alternatieven voor opdrachtgevers van de vervoerder en de zwaarwegende maatschappelijke of economische gevolgen.
De communautaire vergunning van de vervoerder die de betrouwbaarheid heeft verloren, wordt geschorst of ingetrokken. Gelet op de omvang van de vervoerder kan de keuze tussen een schorsing of intrekking van de communautaire vergunning voor de ene vervoerder verdergaande consequenties hebben dan voor een andere vervoerder. Onze Minister houdt derhalve bij haar keuze tussen een schorsing of intrekking van de communautaire vergunning rekening met de omvang van de vervoerder.
Verder kan een schorsing of intrekking van een communautaire vergunning ook zijn weerslag hebben op betrokken partijen die op enigerlei wijze in relatie staan tot de vervoerder. Om een evenredige sanctie op te kunnen leggen, wordt bij de keuze tussen een schorsing of intrekking van de communautaire vergunning en de bepaling van de duur van een eventuele schorsing derhalve gekeken naar de gevolgen voor deze betrokkenen partijen. Verder raakt een intrekking van een communautaire vergunning van een vervoerder die bijvoorbeeld 80 werknemers in dienst heeft niet alleen de vervoerder maar heeft ook ingrijpende gevolgen voor de 80 in dienst zijnde werknemers. Onze Minister houdt met dergelijke omstandigheden (omvang vervoerder) rekening bij een schorsing of intrekking van de communautaire vergunning.
De uitvoering van de evenredigheidstoets is niet anders in het geval dat de betrouwbaarheid van de vervoersmanager in het geding is. De vervoersmanager die de betrouwbaarheid verliest, wordt ongeschikt verklaard. Indien de vervoersmanager de eigenaar is van de vervoersonderneming, dan zijn de gevolgen hetzelfde als een vervoerder waarvan de communautaire vergunning wordt ingetrokken.
Indien de vervoersmanager geen eigenaar is van de vervoersonderneming dan betekent het voor de vervoerder dat een nieuwe vervoersmanager moet worden aangetrokken of dat de eigenaar van de vervoerder zelf het vakdiploma voor het personenvervoer zal moeten behalen. In artikel 13, zesde lid van deze beleidsregel wordt het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager in een dergelijk geval opgevangen.
Na de evenredigheidstoets komt Onze Minister, ingevolge artikel 5 en 5a van Wp2000, tot één van de volgende besluiten:
a) het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder of de vervoersmanager is geen onevenredige strenge sanctie, of
b) het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder of de vervoersmanager is een onevenredige strenge sanctie.
In beide gevallen worden alleen de strafpunten gewist die hebben geleid tot het verlies van betrouwbaarheid. Strafpunten die geen rol hebben gespeeld bij het besluit worden niet gewist. Dit doet zich voor indien strafpunten worden toegerekend voor nieuwe onherroepelijke overtredingen nadat is vastgesteld dat de vervoerder of de vervoersmanager de voor hem geldende grenswaarde van het aantal strafpunten heeft overschreden.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft onder andere de bevoegdheid om de communautaire vergunning voor personenvervoer in te trekken of te schorsen op grond van de Wp2000 en het Besluit personenvervoer 2000 opgedragen aan de ILT. De ILT heeft deze taken op grond van overeenkomsten tussen de Staat der Nederlanden en KIWA NV overgedragen aan de KIWA. Dit is vastgelegd in het Besluit mandaat en machtiging KIWA NV. Om bovenstaande taken uit te kunnen voeren, heeft de KIWA een aparte BV opgericht, KIWA Register BV.
Onze Minister gaat over tot schorsing of intrekking van de communautaire vergunning volgens de daarvoor geldende procedure van de beroepsverordening voor het personenvervoer.
De schorsing en intrekking van de communautaire vergunning zijn geen onbekende sancties. De Wp2000 biedt Onze Minister deze mogelijkheden op grond van artikel 99 indien niet meer aan de betrouwbaarheidseis wordt voldaan. De maximale duur van de schorsing zal zes maanden bedragen.
Onze Minister trekt de communautaire vergunning in indien uit feiten en omstandigheden, als bedoeld in artikel 9, en voortgekomen uit het betrouwbaarheidsonderzoek van de ILT blijkt dat niet kan worden volstaan met een schorsing van de communautaire vergunning. Van een dergelijke situatie is in ieder geval sprake indien de vervoerder aangemerkt kan worden als een recidivist.
Een vervoerder wiens communautaire vergunning tijdens de twee jaar voorafgaand aan het verlies van zijn betrouwbaarheid reeds eerder is geschorst of een vervoersmanager die eerder ongeschikt is verklaard, wordt als een recidivist aangemerkt. Recidive rechtvaardigt een eventuele verzwaring van een op te leggen sanctie omdat een eerdere schorsing de vervoerder er niet van heeft weerhouden opnieuw overtredingen te (doen of laten) plegen. In geval sprake is van recidive is een schorsing van de communautaire vergunning niet aan de orde en zal Onze Minister overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning.
Wanneer de communautaire vergunning is ingetrokken, dienen de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften, op grond van artikel 19, tweede lid van het Besluit personenvervoer 2000 binnen vier weken na inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking te worden ingeleverd bij Onze Minister. Deze verplichting is niet van toepassing wanneer de communautaire vergunning is geschorst omdat een schorsing tijdelijk van aard is. Na de schorsing mag de vervoerder immers de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften weer in gebruik nemen. Tijdens de schorsing is het verboden om busvervoer te verrichten.
Indien de vervoerder nalaat om de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften in te leveren, kan Onze Minister op grond van artikel 93, tweede lid van de Wp2000 een last onder dwangsom opleggen.
De oplegging van de last onder dwangsom is niet van toepassing op gevallen waarin de vergunning geschorst is.
Bij een besluit tot schorsing of intrekking van een communautaire vergunning vanwege het niet meer voldoen aan de betrouwbaarheidseis, stelt de ILT een termijn voor rehabilitatie vast. Een vervoerder waarvan de communautaire vergunning wegens het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis door de ILT is geschorst of ingetrokken, is na het verstrijken van de termijn van de schorsing respectievelijk intrekking (de rehabilitatietermijn), gerehabiliteerd voor de toepassing van de beroepsverordening voor het wegvervoer, de marktverordening voor het wegvervoer en de Wp2000.
Bij een schorsing van de communautaire vergunning bedraagt de rehabilitatietermijn zes maanden. Bij een intrekking van een communautaire vergunning bedraagt de rehabilitatietermijn twee jaar. De vervoerder kan vanaf acht weken voor het verstrijken van zijn rehabilitatietermijn opnieuw een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning bij de KIWA indienen.
Zolang de vervoerder niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, voldoet hij niet aan de eis van betrouwbaarheid. Dit betekent dat de vervoerder waarvan de communautaire vergunning is geschorst voor zes maanden, gedurende die periode geen aanvraag voor een (nieuwe) communautaire vergunning bij de KIWA kan indienen. Doet de vervoerder dit wel, dan zal de aanvraag op grond van artikel 4b, eerste lid jo artikel 5 van de Wp 2000, worden geweigerd omdat niet aan de eis van betrouwbaarheid wordt voldaan.
Het voorgaande geldt ook indien de communautaire vergunning van de vervoerder is ingetrokken voor twee jaar. Gedurende twee jaar kan de vervoerder geen aanvraag indienen voor een (nieuwe) communautaire vergunning, zonder dat deze wordt geweigerd.
De vervoerder kan vanaf acht weken voor het verstrijken van zijn rehabilitatietermijn opnieuw een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning bij de KIWA indienen. De eventuele geldigheid van de communautaire vergunning vangt echter aan na het verstrijken van de betreffende rehabilitatietermijn (van zes maanden of van twee jaar).
Uit artikel 12, vierde lid volgt dat het totaal aantal strafpunten, dat ten grondslag ligt aan de opgelegde sanctie, wordt gewist nadat de communautaire vergunning is geschorst of ingetrokken. Strafpunten die geen rol hebben gespeeld bij de schorsing of intrekking van de communautaire vergunning worden niet gewist. Dit doet zich voor indien strafpunten worden toegerekend nadat is vastgesteld dat de vervoerder de voor hem geldende grenswaarde van het aantal strafpunten heeft overschreden en waarna de communautaire vergunning is geschorst of ingetrokken.
De vervoersmanager wordt bij verlies van zijn betrouwbaarheid voor de duur van twee jaar ongeschikt verklaard. Tot de inwerkingtreding van Verordening 1071/2009/EG ontbrak een dergelijke sanctie in de wetgeving.
Uit artikel 6, derde lid en artikel 14, tweede lid van Verordening 1071/2009/EG volgt dat een ongeschikt verklaarde vervoersmanager eerst gerehabiliteerd moet zijn alvorens hij als vervoersmanager weer werkzaam mag zijn bij een vervoerder. Een ongeschikt verklaarde vervoersmanager is niet eerder gerehabiliteerd dan nadat de ongeschiktheidstermijn van twee jaar is verstreken. De ongeschiktheidstermijn van twee jaar kan ingekort worden indien de vervoersmanager bewijst de noodzakelijke maatregelen te hebben getroffen om de overtredingen die onder zijn leiding zijn begaan in de toekomst te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de vervanging van analoge tachografen door digitale tachografen om de rij- en rusttijden nauwkeuriger na te leven en tachograaffraude te voorkomen.
Zolang de vervoersmanager niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, voldoet hij niet aan de eis van betrouwbaarheid. De voor de vervoersmanager geldende rehabilitatietermijn is twee jaar. Dit betekent dat een aanvraag voor een communautaire vergunning van een vervoerder die een ongeschikt verklaarde vervoersmanager in dienst wil nemen (of via inhuur), geweigerd kan worden zolang die ongeschikt verklaarde vervoersmanager niet is gerehabiliteerd.
De vervoerder krijgt de mogelijkheid een nieuwe vervoersmanager aan te trekken. Indien de vervoerder dit niet doet of wil, dan zal de aanvraag op grond van artikel 4b, eerste lid jo artikel 5 van de Wp 2000 worden geweigerd omdat niet aan de eis van betrouwbaarheid wordt voldaan.
De vervoerder kan vanaf acht weken voor het verstrijken van de – voor de vervoersmanager geldende- rehabilitatietermijn van twee jaar een aanvraag doen voor verlening van een communautaire vergunning bij de KIWA indienen. De eventuele geldigheid van de communautaire vergunning vangt echter aan na het verstrijken van de betreffende rehabilitatietermijn (van twee jaar).
Uit artikel 14, tweede lid van Verordening 1071/2009/EG vloeit voort dat het vakdiploma zoals bedoeld in artikel 8, achtste lid van de Verordening van de ongeschikt verklaarde vervoersmanager gedurende de termijn van ongeschiktverklaring in geen enkele lidstaat van de EU geldig is. Een vervoersmanager die in één lidstaat ongeschikt is verklaard, kan dus binnen de grenzen van de Europese Unie bij geen enkele vervoerder als vakbekwame leidinggevende worden aangesteld zolang hij niet is gerehabiliteerd.
Uit artikel 13, vijfde lid volgt dat het totaal aantal strafpunten, dat ten grondslag ligt aan de opgelegde sanctie, wordt gewist nadat de vervoersmanager ongeschikt is verklaard. Strafpunten die geen rol hebben gespeeld bij het besluit tot ongeschiktverklaring van de vervoersmanager worden niet gewist. Dit doet zich voor indien strafpunten worden toegerekend nadat is vastgesteld dat de vervoersmanager de voor hem/haar geldende grenswaarde van het aantal strafpunten heeft overschreden en vervolgens hij/zij ongeschikt is verklaard.
Wanneer de vervoersmanager de betrouwbaarheid verliest en ongeschikt wordt verklaard, terwijl hij/zij tevens eigenaar is van een vervoersonderneming, dan zijn de gevolgen hetzelfde als een vervoerder waarvan de communautaire vergunning wordt ingetrokken als gevolg van het verlies van betrouwbaarheid. De vervoerder is immers dezelfde persoon als de vervoersmanager en kan derhalve twee jaar lang geen beroepsgoederenvervoer verrichten.
Indien de vervoersmanager geen eigenaar is van een vervoersonderneming en hij/zij wordt als gevolg van het verlies van betrouwbaarheid ongeschikt verklaard, dan betekent het voor de vervoerder (die zelf niet de betrouwbaarheid heeft verloren) dat opnieuw aan de eis van vakbekwaamheid moet worden voldaan. Dit betekent feitelijk dat een nieuwe vervoersmanager moet worden aangetrokken of dat de eigenaar van die vervoerder zelf het vakdiploma voor het personenvervoer moet behalen. In elk geval zal deze vervoerder de tijd hiervoor nodig hebben. Op grond van artikel 13, eerste lid van Verordening 1071/2009/EG kan Onze Minister de betreffende vervoerder maximaal zes maanden de tijd geven om wederom aan de eis van vakbekwaamheid te voldoen. Op deze wijze wordt in deze beleidsregel het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager opgevangen in het geval het niet te wijten is aan de vervoerder dat de vereiste vakbekwaamheid is weggevallen.
Indien de vervoerder niet binnen maximaal zes maanden aan de eis van vakbekwaamheid kan voldoen, kan de ILT de communautaire vergunning intrekken omdat niet meer aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan.
Een besluit van Onze Minister inzake de betrouwbaarheid is voor bezwaar vatbaar. Dit is overeenkomstig de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Onze Minister hanteert de hoofdregel van artikel 6:16 van de Awb waarin is bepaald dat het bezwaar geen schorsende werking verleent aan de werking van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. In een besluit inzake de betrouwbaarheid zal worden medegedeeld dat het bezwaar de werking van het besluit niet schorst. Hiermee wordt voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.
Een besluit genomen in het kader van ERRU, niet zijnde een ongeschiktverklaring van de vervoersmanager, houdt in dat een vervoerder, ondanks de aanhangige bezwaarschriftprocedure, op grond van artikel 19, tweede lid van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000) verplicht is binnen vier weken na dagtekening van het besluit de vervoersdocumenten te retourneren.
Ten slotte wordt opgemerkt dat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat artikel 6:16 Awb onverminderd van toepassing is in geval van het instellen van beroep. Het instellen van beroep heeft dus ook geen schorsende werking. Wie in dat geval schorsing wenst, zal gebruik moeten maken van de in artikel 8:81 Awb en verder opgenomen procedure voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening.
De Europese Commissie heeft in bijlage IV van Verordening 1071/2009/EG limitatief weergegeven welke overtredingen als meest ernstige overtredingen aangemerkt worden.
Met Verordening (EU) 2016/403 van de Europese Commissie van 18 maart 2016 is de lijst van overtredingen – die kunnen leiden tot het verlies van betrouwbaarheid van een vervoerder en vervoersmanager – uit Verordening 1071/2009/EG uitgebreid. Waar deze alleen de meest ernstige overtredingen (most serious infringements = MSI) betrof, gaat het nu ook om heel ernstige overtredingen (very serious infringements = VSI) en ernstige overtredingen (serious infringements = SI). Aan elke (soort) overtreding wordt een aantal strafpunten toegerekend. De minder zware overtredingen uit Verordening (EU) 2016/403 horen steeds bij de hoofdcategorieën MSI’s uit Verordening 1071/2009/EG.
In bijlage II van Verordening (EU) 2016/403 is de verhouding tussen de verschillende categorieën overtredingen bepaald. Rekening houdend met het mogelijke gevaar voor de verkeersveiligheid is de maximale frequentie van overtredingen waarboven deze overtredingen als ernstiger worden beschouwd als volgt vastgesteld: een meest ernstige overtreding (MSI) is drie keer zo zwaar als een heel ernstige overtreding (VSI). En een heel ernstige overtreding is drie keer zo zwaar als een ernstige overtreding (SI). De verhouding van één staat tot drie, staat tot negen (1:3:9) dus. Nederland heeft ervoor gekozen om deze verhouding weer te geven in strafpunten. De hoogte van het aantal strafpunten weerspiegelt de ernst van de overtreding. Omdat de zwaarte van de minder zware overtreding steeds een derde is van de zwaardere overtreding, bedraagt het aantal strafpunten van de minder zware overtreding ook een derde van de zwaardere overtreding.
Uit de eerste kolom van de tabel in de bijlage is het aantal strafpunten voor elke meest ernstige overtreding af te lezen. Zo blijkt uit de tabel dat het aantal strafpunten voor meest ernstige overtredingen het hoogst is. Voor deze categorie overtredingen worden negen strafpunten per overtreding toegerekend. Voor de middencategorie (de middelste kolom) worden drie strafpunten toegerekend per overtreding en voor de lichtste categorie (maar nog steeds ernstig) wordt 1 strafpunt toegerekend per overtreding. Indien één gedraging meer dan één meest ernstige overtreding oplevert (eendaadse samenloop) dan krijgt de vervoerder de strafpunten van één van die meest ernstige overtredingen.
Om een helder beeld te schetsten welke gedragingen als meest ernstige, heel ernstige en ernstige overtredingen worden gekwalificeerd, wordt hieronder een nadere specificering gegeven van een aantal van deze overtredingen.
Onder 104a valt de overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25% of meer. De maximale rijtijd bedraagt 56 uur (4 × 9) + (2 × 10) per week. In de praktijk betekent dit dat de vervoerder en de vervoersmanager in overtreding zijn als een chauffeur 56 uur x 1.25 = 70 uur of meer in één week heeft gereden.
Het gebruik van een apparaat (hulpmiddel) om gegevens van een controleapparaat te manipuleren, valt onder deze overtreding. Het gebruik van bijvoorbeeld een magneet om de digitale tachograaf te manipuleren, levert volgens overtreding 202 dus een meest ernstige overtreding op.
Volgens het ADR (afkorting van: The European Agreement concerning the International Carriage of Dangerous Goods by Road) zijn bepaalde categorieën gevaarlijke stoffen uitgesloten van vervoer over de weg. Deze categorieën gevaarlijke stoffen vallen onder overtreding 401.
De vervoerder en vervoersmanager begaan een meest ernstige overtreding indien een (in dienst zijnde) chauffeur personen vervoert terwijl hij niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. De geldigheid ziet daarbij niet alleen op de geldigheidsdatum van het rijbewijs, maar bijv. ook op de juiste rijbewijscategorie (rijbewijs D). Ter illustratie: de vervoerder begaat overtreding 501 indien hij een chauffeur in dienst heeft die hij personen- of goederenvervoer laat verrichten terwijl deze chauffeur niet in het bezit is van een juist rijbewijscategorie.
De chauffeur die ondanks een rijontzegging vanwege een verkeersdelict in de privésfeer (bijvoorbeeld onder invloed rijden) een bus of vrachtauto blijft besturen zonder de vervoerder en de vervoersmanager in kennis te stellen van zijn rijontzegging, is een voorbeeld van een situatie waarin overtreding 501 niet aan de vervoerder en de vervoersmanager te wijten valt. De strafpunten die met deze overtreding zijn gemoeid, zijn daardoor niet toe te rekenen aan de vervoerder en vervoersmanager.
De vervoerder die met een verlopen, vervallen of ingetrokken communautaire vergunning goederenvervoer verricht valt onder deze meest ernstige overtreding. Het kan ook zijn dat een communautaire vergunning nooit is afgegeven en dat de vervoerder een vervalste communautaire vergunning in bezit heeft. Dat valt ook onder deze meest ernstige overtreding.
De maximale rijtijd bedraagt 56 uur per week. Overschrijding van de maximale wekelijkse rijtijd met minimaal 9 uur en maximaal 14 uur, levert volgens overtreding 802 dus een heel ernstige overtreding op. Het betreft hier een heel ernstige overtreding (een lichtere categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 104 (de zwaarste categorie).
De maximale hoeveelheid opeenvolgende perioden van 24 uur bedraagt 12, voordat weer een normale wekelijkse rusttijd (meer dan twaalf uur) moeten worden genoten. Overschrijding van de maximale opeenvolgende perioden van 24 uur levert volgens overtreding 812 dus een heel ernstige overtreding op (3 strafpunten).
Wanneer regelgeving vereist dat een manuele input in een controleapparaat wordt gedaan en dit wordt nagelaten, levert dit volgens overtreding 827 een heel ernstige overtreding op. Het betreft hier een heel ernstige overtreding (een lichtere categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 202 (de zwaarste categorie).
De vervoerder en vervoersmanager zijn ervoor verantwoordelijk dat een geldige communautaire vergunning of vergunningsbewijs tijdens een controle kan worden overgelegd. Wordt dit nagelaten (bv. omdat deze verloren, vergeten of beschadigd is) dan zijn de vervoerder en de vervoersmanager in overtreding. Het betreft hier een heel ernstige overtreding (een lichtere categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 504 (de zwaarste categorie).
De maximale rijtijd bedraagt 56 uur per week. Overschrijding van de maximale wekelijkse rijtijd met minimaal 4 uur en maximaal 9 uur, levert volgens overtreding 903 dus een ernstige overtreding op. Het betreft hier een ernstige overtreding (de lichtste categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 104 (de zwaarste categorie).
Wanneer bijvoorbeeld een bestuurderskaart niet in het correcte slot wordt gebruikt, levert dit volgens overtreding 916 een ernstige overtreding op. Het betreft hier een ernstige overtreding (de lichtste categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 202 (de zwaarste categorie).
Wanneer een chauffeur wel rijdt met een geldig rijbewijs, maar deze is beschadigd of onleesbaar, dan levert dat volgens overtreding 928 een ernstige overtreding op. Het betreft hier een ernstige overtreding (de lichtste categorie) die gekoppeld is aan de meest ernstige overtreding 501 (de zwaarste categorie).
Behalve de overtredingen die specifiek voor personenvervoer gelden, worden in deze beleidsregel ook de overtredingen van voorschriften genoemd die voor goederenvervoer en vervoer van gevaarlijke stoffen gelden: nummers 401, 402, 403 (gevaarlijke stoffen); 502, 504 (goederenvervoer zonder rijbewijs/vergunning); 701, 702 (overbelading). Reden daarvan is dat Verordening 1071/2009/EG bepaalt dat deze overtredingen relevant zijn voor de betrouwbaarheid van alle ondernemers die wegvervoer verrichten dus ook personenvervoerders.
Ofschoon de meeste (rechts)personen met een communautaire vergunning voor busvervoer geen gevaarlijke stoffen of (andere) goederen zullen vervoeren, is het mogelijk dat dit voorkomt, hetzij tijdens het verrichten van personenvervoer met een bus, hetzij als nevenactiviteit met een vrachtwagen. In voorkomende gevallen wordt het niet onredelijk of onlogisch geacht om de betrouwbaarheid van deze vervoerders (ook) af te meten aan de naleving van desbetreffende regels.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-10239.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.