Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 januari 2021, nr. 2020-0000174660, tot tweede tijdelijke vrijstelling van enkele verplichtingen krachtens de Arbeidsomstandighedenwet in verband met COVID-19

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 30, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

Gezien:

  • de verzoeken van Stichting Werken onder Overdruk, de Stichting VOMES en de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport Register Administratie om te voorzien in een tijdelijke vrijstelling van bepaalde verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet om de werkzaamheden op het terrein van duikarbeid, het werken met explosieven en werkzaamheden van kraanmachinisten te kunnen blijven uitvoeren ondanks het niet kunnen voldoen aan bepaalde eisen inzake hercertificatie of herregistratie;

  • de artikelen 16 en 20 van de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 4.8, tweede lid, 4.10, zesde lid, 6.14a, derde lid, en 6.16, derde, zesde en zevende lid, 7.32, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de artikelen 4.16, 4.27, 6.5, 7.7 van en de Bijlagen XVIa, XVIb, XVIc en XVId bij de Arbeidsomstandighedenregeling;

Overwegende dat:

  • voor de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 6.14a, eerste en tweede lid, en 6.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit beschikt moet worden over een geldig certificaat en voor de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 4.8, eerste lid, 4.10, zesde lid, en 7.32, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit beschikt moet worden over een geldige registratie;

  • een certificaat als bedoeld in de artikelen 6.14a, derde lid, en 6.16, derde, zesde en zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit een beperkte geldigheidsduur heeft die is bepaald in de certificatieschema’s, genoemd in de artikelen 6.5, eerste lid, onderdeel c, tweede, derde en vierde lid van de Arbeidsomstandighedenregeling;

  • een registratie als bedoeld in de artikelen 4.8, tweede lid, 4.10, zesde lid, en 7.32, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit een beperkte geldigheidsduur heeft die is bepaald in de registratieschema’s, genoemd in de artikelen 4.16 en 7.7 van de Arbeidsomstandighedenregeling;

  • om na afloop van de geldigheidsduur van een certificaat respectievelijk een registratie werkzaam te kunnen blijven, het noodzakelijk is om tijdig hercertificatie respectievelijk herregistratie te realiseren;

  • in verband met de uitzonderlijke situatie die is ontstaan door de bijzondere maatregelen die noodzakelijk zijn door de verspreiding van het virus SARS-Co-2 het niet mogelijk is om te voldoen of te blijven voldoen aan bepaalde eisen in het kader van de certificatie of registratie;

  • het noodzakelijk is voor de periode van 15 december 2020 tot en met 15 maart 2021 vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het verzoeken tot hercertificatie zoals omschreven in de certificatieschema’s, genoemd in artikel, 6.5, eerste lid, onderdeel c, tweede, derde en vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling, alsmede van de verplichting om te beschikken over een geldig certificaat indien de geldigheidsduur van dat certificaat eindigt in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021;

  • het noodzakelijk is voor de periode van 15 december 2020 tot en met 15 maart 2021 vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het verzoeken tot herregistratie zoals omschreven in de registratieschema’s, genoemd in artikel 4.16 van de Arbeidsomstandighedenregeling, alsmede van de verplichting om te beschikken over een geldige registratie indien de geldigheidsduur van die registratie eindigt in de periode van 1 januari 2021 tot en met 19 januari 2021;

  • het noodzakelijk is om tijdelijk vrijstelling te verlenen van de verplichting van kraanmachinisten om binnen een bepaalde periode gedurende de looptijd van hun registratie bijscholing gevolgd te hebben.

Besluit:

Artikel 1. Vrijstelling hercertificatie en herregistratie

  • 1. Er wordt vrijstelling verleend aan de certificaathouder wiens certificaat verloopt in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021, maar die de werkzaamheden waarvoor het certificaat is vereist, wil blijven verrichten, van de verplichting een verzoek te doen tot hercertificatie in de periode van 15 december 2020 tot en met 15 maart 2021 indien het gaat om een certificaat als bedoeld in de artikelen 6.14a, derde lid, en 6.16, derde, zesde en zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 2. Er wordt vrijstelling verleend aan de certificaathouder wiens certificaat verloopt in de periode van 1 januari 2021 tot en met 19 januari 2021 en die op grond van artikel 9.2c van de Arbeidsomstandighedenregeling in die periode had moeten verzoeken om inschrijving in het Register veilig werken met explosieve stoffen van de verplichting tot het doen van een verzoek om herregistratie in de periode van 15 december 2020 tot en met 15 maart 2021 indien het gaat om een registratie als bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, of 4.10, zesde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde certificaathouder en de in het tweede lid bedoelde geregistreerde kan, nadat de geldigheidsduur van het certificaat respectievelijk zijn registratie is verlopen, de werkzaamheden waarvoor het certificaat respectievelijk de registratie was afgegeven, voortzetten tot en met 15 maart 2021 met inachtneming van de overigens bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet ter zake van het certificaat respectievelijk de registratie of de werkzaamheden bestaande verplichtingen.

Artikel 2. Gevolg vrijstellingstermijn voor geldigheidsduur certificaat en registratie

Na het eindigen van de vrijstelling, bedoeld in artikel 1, en de daarop volgende hercertificatieprocedure respectievelijk herregistratieprocedure wordt bij vaststelling van de einddatum van de duur van de hercertificatie- respectievelijk herregistratieprocedure, de duur van de vrijstellingsperiode, bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, in mindering gebracht op de geldigheidsduur van de hercertificatie respectievelijk de herregistratie zoals die is vastgelegd in het certificatieschema respectievelijk het registratieschema.

Artikel 3. Vrijstelling termijn bijscholing kraanmachinisten

  • 1. Er wordt vrijstelling verleend van de in paragraaf 7.2.2, onderdeel 1, subonderdelen a en b, van de schema’s voor registratie, bedoeld in artikel 7.7 van de Arbeidsomstandighedenregeling, opgenomen verplichting om bijscholingsdagen binnen de daar genoemde periode te volgen, met dien verstande dat één bijscholingsdag of 2 dagdelen wordt gevolgd in de eerste 42 maanden van de periode van vijf jaar en de tweede bijscholingsdag of 2 dagdelen wordt gevolgd na de 42ste maand in de periode van vijf jaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt alleen verleend indien de registratiehouder aantoont dat hij zich in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021 tijdig had aangemeld voor de bijscholing.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde aanmelding wordt aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van de erkende trainer bij wie de registratiehouder zich had aangemeld.

Artikel 4. Aanvullende vrijstellingen inzake duikberoepen

In aanvulling op de vrijstelling, bedoeld in artikel 1, geldt ten aanzien van de certificaten, bedoeld in de artikelen 6.14a, derde lid, en 6.16, derde, zesde en zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit dat de termijnen waarbinnen het aantal verrichtingen voor de doorlopende beroepservaring voorgeschreven bij de toetstermen voor hercertificatie verricht moeten zijn en de termijnen voor de verrichtingen die bepalend zijn bij het toezicht door de certificerende instelling op basis van de bijlage XVIa tot en met XVId van de Arbeidsomstandighedenregeling, worden verlengd met twee maanden.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 december 2020.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 januari 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout

Bezwaar

Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende bij dit besluit daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient u te adresseren aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 90801, 2500 LV Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

TOELICHTING

Door de recente overheidsmaatregelen die noodzakelijk zijn in verband met Covid 19 door de verspreiding van het virus SARS-CoV-2, zijn de gebruikelijke procedures die verband houden met de verplichting op grond van de Arbeidsomstandighedenwet om bepaalde werkzaamheden alleen te mogen uitvoeren wanneer de betreffende persoon beschikt over een bepaald certificaat of een registratie, niet altijd onverkort uitvoerbaar. Daarom hebben een aantal sectoren opnieuw gevraagd om voor bepaalde voorschriften tijdelijk vrijstellingen te verlenen. Zo is er de noodzaak om tijdelijk een vrijstelling te regelen voor certificaten of registraties waarvan de geldigheid afloopt. Op grond van de certificatieschema’s die gelden voor de persoonscertificaten voor duikarbeid, hebben deze persoonscertificaten een beperkte geldigheidsduur van maximaal vier jaar.

Het certificatieschema voor de opsporing van ontplofbare oorlogsresten (tot 1 januari 2021 opgenomen als Bijlage XII bij de Arbeidsomstandighedenregeling) bevatte bepalingen over certificaten voor deskundigen die actief zijn bij de opsporing van ontplofbare oorlogsresten en die drie jaar geldig zijn. In verband met de overgang van certificatie naar registratie voor deskundigen die werken met explosieven per 1 januari 2021 is voorzien in een overgangsregeling in artikel 9.2c van de Arbeidsomstandighedenregeling.

Een certificaathouder of geregistreerde die zijn werkzaamheden onafgebroken wil kunnen voortzetten, zal tijdig om een hercertificatie of herregistratie moeten verzoeken. Daarbij moet hij aantonen dat hij aan bepaalde eisen voldoet, bijvoorbeeld een duiker door het overleggen van een portfolio of het afleggen van een proeve van bekwaamheid.

Door bovengenoemde overheidsmaatregelen is de toegang tot en het afnemen van examens, alsmede het onderhouden van voldoende praktijkervaring in veel gevallen problematisch, daarom moet voorzien worden in de situatie dat deze beroepsbeoefenaren geen examen kunnen doen om hercertificatie of herregistratie te kunnen realiseren.

Het is immers wenselijk dat het aantal fysieke contactmomenten tussen personen zoveel mogelijk wordt teruggebracht. Bovendien voelen veel mensen zich onzeker over de risico’s die zij lopen indien zij in de periode tot en met 19 januari 2021 op examenlocaties met anderen aanwezig moeten zijn.

Gezien het belang van de mogelijkheid om de werkzaamheden op de genoemde terreinen te kunnen blijven uitvoeren, is met dit besluit voorzien in een tijdelijke vrijstelling van bepaalde verplichtingen. Vooralsnog is uitgegaan van een vrijstellingsperiode tot en met 15 maart 2021. Daarbij is ervan uitgegaan dat het na 19 januari weer mogelijk zal zijn om hercertificatie en herregistratie volgens de gebruikelijke procedures uit te voeren, zodat na 15 maart 2021 iedere certificaathouder en geregistreerde van wie het certificaat of de registratie verliep in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 januari, na 15 maart 2021 weer kan beschikken over een geldig certificaat of een geldige registratie wanneer hij aan de eisen voldoet. Ook biedt deze termijn voldoende gelegenheid om aan de andere verplichtingen waarvoor tijdelijk vrijstelling is verleend weer te voldoen. De vrijstellingsperiode is dan dus drie maanden.

Het besluit heeft naar het oordeel van het Adviescollege toetsing regeldruk nauwelijks gevolgen voor de regeldruk omdat er met name sprake is van een tijdelijke opschorting van verplichtingen.

Het concept van dit besluit is voorgelegd aan de Inspectie SZW voor commentaar en dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in de tekst en de toelichting.

Artikel 1 (Vrijstelling hercertificatie en herregistratie)

Dit artikel voorziet in een vrijstelling voor de verplichting tot hercertificatie voor twee sectoren (duiken en explosieve stoffen) die hebben aangegeven daaraan behoefte te hebben. Deze vrijstelling is voor deze sectoren op vergelijkbare wijze geformuleerd.

Omdat de regelgeving inzake het werken met explosieve stoffen (waaronder het opsporen van ontplofbare oorlogsresten) met ingang van 1 januari 2021 is gewijzigd en daarbij is overgegaan van persoonscertificatie naar persoonsregistratie (Stcrt. 2020, 58153) is in het tweede lid een bepaling opgenomen om te voorzien in de situatie dat het certificaat of het getuigschrift van de betrokkene een resterende looptijd zou hebben die eindigt in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021 en hij niet in de gelegenheid zou zijn om in de periode van 15 december 2020 tot 1 januari 2021 ten behoeve van hercertificatie en in de periode van 1 januari 2021 tot en met 19 januari 2021 ten behoeve van herregistratie daarvoor tijdig de examens af te leggen.

De duiksector heeft aangegeven daarnaast nog behoefte te hebben aan specifieke bepalingen en deze zijn uitgewerkt in artikel 4.

Artikel 2 (Gevolg vrijstellingstermijn voor geldigheidsduur certificaat en registratie)

Bij het tijdelijk verlengen van de geldigheidsduur van lopende certificaten of registraties wordt die verlengingsperiode in mindering gebracht op de geldigheidsduur van het certificaat of de registratie dat na het einde van de vrijstelling alsnog volgens de reguliere procedure wordt verlengd. Dat betekent dat een vrijstellingsperiode van 3 maanden de geldigheidsduur van het certificaat van bijvoorbeeld de duiker verkort van 4 jaar tot 3 jaar en 9 maanden. Door een verschil in geldigheidsduur zou sprake kunnen zijn van oneerlijke concurrentie tussen de certificaat- of registratiehouders mét en zonder tijdelijke vrijstelling. Tevens is deze bepaling opgenomen in het belang van de certificerende of de registratie-instelling. Zolang geen herregistratie of hercertificatie kan plaatsvinden, kan deze immers ook niet de daarvoor verschuldigde kosten in rekening brengen.

Artikel 3 (Vrijstelling termijn bijscholing kraanmachinisten)

Op grond van paragraaf 7.2.2 van de schema’s voor registratie van de kraanmachinisten moet om voor herregistratie in aanmerking te kunnen komen, de registratiehouder twee bijscholingsdagen hebben gevolgd in de periode van vijf jaar van de geldigheidsduur van de registratie en is bepaald in welke periode die bijscholingsdagen moeten worden gevolgd. Omdat het plannen van die scholingsdagen in de betreffende periodes van 36 maanden door de huidige omstandigheden als gevolg van Covid-19 problematisch kan zijn, is voorzien in een verlenging van die periode in de situatie dat de bijscholing daardoor inderdaad niet kan plaatsvinden en de registratiehouder kan aantonen dat hij zich wel tijdig hiervoor had aangemeld.

Artikel 4 (Aanvullende vrijstellingen inzake duikberoepen)

Ten aanzien van de herregistratie van de certificaathouders in de duikberoepen is met het onderhavige besluit voorzien in twee gesignaleerde knelpunten. Allereerst is met het artikel 1 voorzien in uitstel van de verplichting tot hercertificatie. Daarnaast is van belang dat bij de hercertificatie in de duiksector eisen worden gesteld aan de relevante beroepservaring in een bepaalde periode om te kunnen waarborgen dat er sprake was van voldoende beroepservaring en/of kennis. Het gaat daarbij om een minimum aantal duiken (zie bijlage Bijlage XVIc inzake de duiker), een minimum aantal duikmedische keuringen dat is uitgevoerd (zie Bijlage XVIa inzake de duikerarts), een minimum aantal duiken waaraan leiding is gegeven (zie Bijlage XVIb inzake duikploegleider) of het afleggen van een praktijk- en theorie-examen (zie Bijlage XVId inzake de duikmedische begeleider). Met deze vrijstelling wordt de certificaathouders twee maanden extra tijd geboden om aan die eisen te voldoen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld voor een duiker dat bezien wordt of hij in voorafgaande 26 maanden (in plaats van 24 maanden) voldoende duiken gemaakt heeft. Maar bij deze certificaten wordt de doorlopende beroepservaring niet alleen getoetst in het kader van de hercertificatie, maar wordt ook tussentijds beoordeeld.

Anders dan in het vorige vrijstellingsbesluit (Stcrt. 2020, 21417) is deze keer geen regeling getroffen met betrekking tot het arbeidsgezondheidskundig onderzoek dat op grond van artikel 6.14a van het Arbeidsomstandighedenbesluit jaarlijks moet plaatsvinden. Dergelijke onderzoeken kunnen nu wel plaatsvinden zodat het niet noodzakelijk is te voorzien in de mogelijkheid om zo’n onderzoek uit te stellen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout

Naar boven