Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 februari 2020, nr. WJZ/ 20041119, houdende maatregelen tot het afschermen en ophokken van gevogelte in verband met preventie van hoogpathogene aviaire influenza (Regeling maatregelen preventie vogelgriep 2020)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PbEU 2006, L 10) en de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

commercieel gehouden gevogelte:

gevogelte bestemd voor de productie van vlees, eieren of andere producten, voor het uitzetten in het wild, of voor het fokken van gevogelte voor deze doeleinden, met de bedoeling geld te verdienen;

inrichting:

agrarische of andere locatie waar commercieel gehouden gevogelte of ander gevogelte wordt gekweekt of gehouden, met uitzondering van slachthuizen, vervoermiddelen, quarantainevoorzieningen, quarantainestations, grensinspectieposten en laboratoria die met officiële toestemming aviaire influenzavirussen bewaren;

loopvogels:

Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi’s).

Artikel 2

  • 1. Een houder van commercieel gehouden gevogelte brengt ten minste afscheidingen aan tussen het gevogelte en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn.

  • 2. Een houder van commercieel gehouden gevogelte neemt passende maatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat het gevogelte in contact komt met gevogelte van een andere houder of met in het wild levende dieren of hun uitwerpselen.

  • 3. Een passende maatregel als bedoeld in het tweede lid is voor een houder van gevogelte, met uitzondering van gevogelte, behorende tot de fazanten (Phasianidae) of de loopvogels, ten minste het binnen een gebouw brengen en daar houden van het gevogelte.

Artikel 3

Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl en treedt op 12 februari 2020 in werking.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatregelen preventie vogelgriep 2020.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 11 februari 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Op 31 december 2019 en in januari 2020 zijn in Oost-Europa verschillende uitbraken met hoogpathogene vogelgriep gediagnosticeerd. De deskundigengroep dierziekten heeft op 20 januari 2020 een risicobeoordeling gemaakt. Op dat moment werd de Europese HPAI-situatie niet als dreigend beschouwd voor Nederland en was de kans op insleep van vogelgriep op een Nederlands pluimveebedrijf klein. Bij die beoordeling speelde een belangrijke rol dat de najaarstrek van de broedgebieden van wilde watervogels in Noordoost-Europa naar het zuidwesten achter de rug is. De vogels blijven op hun winterbestemming tot de trek terug begint. Alleen wanneer door streng winterweer (vorst en sneeuw) voedsel voor de vogels onbereikbaar wordt, zouden de vogels naar het westen kunnen trekken. Een dergelijke weersomslag lag niet in het vooruitzicht.

Wat betreft de trek van wilde vogels is er weinig veranderd. De winter is tot nu toe erg zacht en de huidige weerberichten voorspellen dat dit voorlopig zo blijft. Het moment van de voorjaarstrek richting Noordoost-Europa komt dichterbij. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat vogels de komende weken naar het westen zullen trekken.

Aan de andere kant blijkt het HPAI-virus westelijker aanwezig te zijn dan werd aangenomen. Een besmetting van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) H5N8 op een hobbylocatie in Bretzfeld, Duitsland, laat dat zien. Het is daarom mogelijk dat ook in andere delen van West-Europa clusters van het virus in lokale wilde watervogelpopulaties aanwezig zijn. De kans op introductie van HPAI H5N8 vanuit besmette wilde vogels op een Nederlands pluimveebedrijf wordt daarom nu hoger ingeschat dan eerder het geval was.

Pluimveebedrijven met een uitloop hebben een grotere kans besmet te worden met het vogelgriepvirus dan andere pluimveebedrijven. Om de kans op introducties van HPAI op Nederlandse pluimveebedrijven te beperken, worden commerciële pluimveehouders met deze regeling verplicht om hun pluimvee af te schermen van ander gevogelte en binnen te huisvesten (‘op te hokken’). De verplichting om dieren binnen te huisvesten geldt niet voor houders van fazanten of loopvogels. Deze houders moeten passende maatregelen nemen om te zorgen dat de dieren niet in contact komen met ander gevogelte of uitwerpselen van gevogelte.

De gevolgen van een uitbraak van hoogpathogene vogelgriep op een commercieel pluimveebedrijf voor de internationale handel zijn groot. Met een ophokplicht wordt de kans op een dergelijke uitbraak beperkt. Op de korte termijn heeft dit slechts beperkte negatieve effecten voor bedrijven met een uitloop. Ophokken kan het welzijn van de kippen op korte termijn verminderen. Houders van vrije uitloopkippen kunnen eieren nog als zodanig verkopen als de toegang tot uitloop in de open lucht niet wordt beperkt gedurende een ononderbroken periode van meer dan 16 weken (bijlage II bij verordening (EG) nr. 589/2008); biologische pluimveehouders mogen dat zo lang de dieren ten minste één derde van zijn leven toegang hebben tot een openluchtruimte (artikel 14 verordening (EG) nr. 889/2008).

Bovenstaande nadelen wegen niet op tegen de negatieve gevolgen van een eventuele ruiming, zowel voor dierenwelzijn als voor de (internationale) handel. Om de negatieve gevolgen van de ophok- en afschermplicht zoveel mogelijk te beperken, wordt de vogelgriepdreiging nauwlettend in de gaten gehouden. Dat gebeurt op dit moment op basis van uitbraken in onze buurlanden en de wilde vogelmonitoring in Nederland. Met behulp van die informatie wordt bekeken hoe lang het noodzakelijk is de ophokplicht- en afschermplicht in stand te houden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven