Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 februari 2020, nr. WJZ/19108100, tot wijziging van de regeling identificatie en registratie dieren in verband met de invoering van elektronische identificatie van runderen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 653/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en de etikettering van rundvlees (PbEU L 89), artikel 2.8, tweede lid, en artikel 10.1, eerste lid, Wet dieren, en artikel 3, eerste lid, van het Besluit identificatie en registratie van dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het merk waarmee runderen ingevolge artikel 4, eerste lid, eerste alinea, van verordening 1760/2000 worden geïdentificeerd voldoet aan artikel 12.0a.

B

In paragraaf 3.1 wordt voor artikel 12a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.0a

  • 1. Runderen worden geïdentificeerd door middel van:

    • a. twee conventionele merken, zijnde een oormerk;

    • b. één conventioneel merk, zijnde een oormerk, en één elektronisch merk, zijnde een oormerk;

    • c. één conventioneel merk, zijnde een oormerk, en één elektronisch merk, zijnde een maagbolus; of

    • d. één conventioneel merk, zijnde een oormerk, en één elektronisch merk, zijnde een injectaat.

  • 2. De identificatiemiddelen, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 12a.

C

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 12a, aanhef, wordt ‘artikel 8, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 12.0a, tweede lid’.

2. In onderdeel a wordt na ‘de minister’ ingevoegd ‘overeenkomstig artikel 12b’.

3. In onderdeel b wordt na ‘geregistreerde leverancier’ ingevoegd ‘overeenkomstig artikel 12c’.

4. In onderdeel c wordt na ‘identificatiecode aangebracht’ ingevoegd ‘overeenkomstig artikel 12ca’.

D

Artikel 12b komt te luiden:

Artikel 12b

  • 1. De aanvraag tot goedkeuring van een model en de wijzigingen daarvan geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld. De aanvraag gaat vergezeld van het model van het merk waarvoor goedkeuring wordt gevraagd.

  • 2. Een model van een conventioneel merk wordt door de minister goedgekeurd indien:

    • a. het voldoet aan de artikelen 1, 2, 3 en in voorkomend geval artikel 4 van verordening 911/2004 en gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste alinea, respectievelijk derde lid, eerste en tweede alinea, van verordening 1760/2000; en

    • b. het de volgende kleur heeft:

      • 1. een gele kleur in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel a;

      • 2. een groene kleur in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel b;

      • 3. een grijze kleur in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel c;

      • 4. een witte kleur in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel d.

  • 3. Een model van een elektronisch merk wordt door de minister goedgekeurd indien:

    • a. het voldoet aan de artikelen 1, 2, 3 en in voorkomend geval artikel 4 van verordening 911/2004 en gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste alinea, respectievelijk derde lid, eerste en tweede alinea, van verordening 1760/2000;

    • b. het voldoet aan de technische kenmerken, bedoeld in deel A, onderdeel 6, van de bijlage bij verordening 21/2004; en

    • c. het een groene kleur heeft in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Het is toegestaan om op een conventioneel merk en een elektronisch merk, zijnde een oormerk, ter aanvulling op de gegevens die ingevolge artikel 1 en in voorkomend geval artikel 4 van verordening 911/2004 op het merk worden vermeld, een streepjescode als bedoeld in artikel 1, derde lid, van verordening 911/2004, aan te brengen.

E

In artikel 12c, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 12b, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 12b, tweede of derde lid’.

F

Aan paragraaf 3.1 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 12ca

  • 1. Op een conventioneel merk worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de letters ‘NL’;

    • b. gevolgd door een door de minister toegekende individuele code van ten hoogste 12 cijfers.

  • 2. Op een elektronisch merk worden, in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel b, de gegevens, bedoeld in het eerste lid vermeld.

  • 3. De elektronische transponder in een elektronisch merk, in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdelen c en d, vermeldt bij uitlezing de volgende gegevens:

    • a. de cijfers ‘528’;

    • b. gevolgd door een door de minister toegekende individuele code van ten hoogste 12 cijfers, die overeenkomt met de gegevens op het elektronische merk waarin deze transponder is geplaatst.

Artikel 12cb

In afwijking van artikel 10, eerste lid, is het de houder toegestaan om bij zijn runderen die zijn gemerkt met twee conventionele merken, deze merken te vervangen door een conventioneel merk met een elektronisch merk als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdelen b, c of d, waarbij, voor zover dat mogelijk is, het vervangende merk wordt geplaatst in het bestaande gat in het oor van het rund.

G

Artikel 14, onderdeel b, komt te luiden:

b. identificatiecode:

op een voor een rund bestemd merk vermelde identificatiecode of uit de elektronische transponder in een elektronische merk uit te lezen identificatiecode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening 1760/2000.

H

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid en tweede lid bedraagt de termijn voor het inbrengen van een bolus als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdeel c, maximaal 60 dagen te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte.

I

Aan artikel 18, eerste lid, wordt ‘het intracommunautaire handelsverkeer’ vervangen door ‘lidstaten die niet beschikken over een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem’.

J

In artikel 21a, eerste lid, wordt na ‘lidstaat’ ingevoegd ‘zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem’.

K

Aan paragraaf 5 worden twee nieuwe artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 27a

Elektronische merken worden uitgelezen met behulp van een uitleesapparaat als bedoeld in hoofdstuk I, onderdeel e, van de bijlage bij beschikking 2006/968/EG, dat voldoet aan hoofdstuk III, onderdeel 1, van de bijlage bij beschikking 2006/968/EG.

Artikel 27b

  • 1. De houder van runderen stelt de minister bij het aanbrengen van een elektronisch merk als bedoeld in artikel 12.0a, eerste lid, onderdelen b, c, of d, in kennis van de nieuwe identificatiecode als geen gebruik gemaakt kan worden van de identificatiecode van het conventionele merk, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening 1760/2000.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de gebeurtenis waarvan kennisgeving wordt gedaan, heeft plaatsgevonden of zoveel eerder als het rund wordt afgevoerd.

  • 3. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

L

Artikel 38v wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na ‘wordt de aanvraag’ ingevoegd ‘binnen vier maanden na de geboorte van de paardachtige’.

2. In het vierde lid wordt na ‘de aanvraag ook’ ingevoegd ‘binnen vier maanden na de geboorte van de paardachtige’.

ARTIKEL II

Aan hoofdstuk 7 van de Regeling diergeneeskundigen wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7.5 Vrijstelling elektronische identificatie runderen

Van het verbod, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet en artikel 2.7, tweede lid, van het besluit wordt, voor zover aan het eerste lid van laatstbedoeld artikel wordt voldaan, vrijstelling verleend voor het verrichten van ten hoogste twee lichamelijke ingrepen bedoeld in artikel 2.6, onderdelen b en c, van het besluit wanneer onder toepassing van artikel 12.0a, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren de conventionele oormerken worden vervangen door een nieuw conventioneel oormerk en een elektronisch merk, naast de bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift voorgeschreven of toegestane identificatie-ingrepen.

ARTIKEL III

De Regeling handel levende dieren en levende producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.5 wordt na ‘bestemd zijn voor een lidstaat’ ingevoegd ‘zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem en wordt na ‘het grondgebied van een’ ingevoegd ‘dergelijke’.

B

Artikel 3.7a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘lidstaat’ ingevoegd ‘zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem’.

2. In het tweede lid wordt na ‘vanuit een lidstaat’ ingevoegd ‘zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem’.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 februari 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Algemeen

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling identificatie en registratie van dieren. Dit gebeurt met het oog op de tenuitvoerlegging van verordening (EU) nr. 653/2014 (hierna: de wijzigingsverordening). Deze verordening wijzigt verordening (EU) nr. 1760/2000 voor het gebruik van elektronische identificatiemiddelen bij runderen.

Op grond van verordening (EU) nr. 1760/2000 dienden runderen voorheen voorzien te zijn van twee conventionele oormerken. De wijzigingsverordening geeft houders van runderen de mogelijkheid om te kiezen voor een combinatie van een conventioneel merk met een elektronisch merk in aanvulling op de optie van twee conventionele merken.

De wijzigingsverordening biedt lidstaten ruimte om het gebruik van elektronische identificatiemiddelen verplicht of vrijwillig in te voeren. Het gebruik van elektronische identificatiemiddelen bij runderen wordt in Nederland facultatief ingevoerd. Dit is in overleg met onder andere sectorpartijen LTO Nederland en Vee&Logistiek Nederland als de meest wenselijke en meest werkbare optie naar voren gekomen.

Hierna wordt als volgt toegelicht: elektronische identificatie en registratie van runderen (paragraaf 2), veranderingen met betrekking tot eisen aan merken en leveranciers (paragraaf 3), gegevensuitwisseling tussen lidstaten (paragraaf 4), uitvoering en handhaafbaarheid (paragraaf 5), notificatie (paragraaf 6), inwerkingtreding (paragraaf 7) en tot slot een nadere toelichting van de artikelen (paragraaf 8).

2. Elektronische identificatie van runderen

Kalveren geboren voor inwerkingtreding van deze regeling

Door het introduceren van elektronische identificatiemiddelen zijn nu de volgende combinaties toegestaan:

  • 1. twee conventionele oormerken;

  • 2. een conventioneel oormerk en een elektronisch merk waarbij de transponder in het oormerk is geplaatst;

  • 3. een conventioneel merk en een elektronisch merk waarbij de transponder in de maagbolus is geplaatst;

  • 4. een conventioneel merk en een elektronisch merk waarbij de transponder met een injectaat wordt aangebracht.

Een elektronisch merk is uit te lezen door middel van een zogenaamde reader. Op deze reader zal een bepaalde cijfercode te zien zijn die overeenkomt met de code die op het bijgaande conventionele merk staat vermeld. Deze cijfercode is ook altijd visueel afleesbaar op beide oormerken, of het enkele oormerk ingeval van identificatie door middel van een maagbolus of transponder. Dat maakt dat een elektronisch geïdentificeerde rund dat later wordt gehouden door een andere houder, die het elektronische merk niet kan uitlezen, toch geïdentificeerd kan worden.

Voor het aanbrengen van zowel conventionele als elektronische identificatiemiddelen zijn lichamelijke ingrepen nodig. Omdat een maagbolus wordt ingeslikt, is voor dit middel geen lichamelijke ingreep vereist.

Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen zijn ten hoogste twee van de in artikel 2.6 van het besluit genoemde ingrepen ter identificatie toegestaan bij dieren. Artikel 2.6 van het besluit staat onder andere toe ‘het aanbrengen van een oormerk in één oor bij varkens, runderen, schapen en geiten’ (onderdeel c) en ‘het subcutaan of intramusculair aanbrengen van micro-elektronica’ (onderdeel b). Dit betekent dat zowel het aanbrengen van een oormerk (onderdeel c) als een injectaat (onderdeel b) vallen onder de toegestane ingrepen van artikel 2.6 Besluit diergeneeskundigen.

Runderen geboren na inwerkingtreding van deze regeling

Runderen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn geboren, zijn gemerkt met twee conventionele gele oormerken. De wijzigingsverordening maakt het mogelijk om bij gemerkte runderen een van de twee conventionele merken te vervangen door een elektronische merk. Zoals in de volgende paragraaf wordt toegelicht, gelden bij de combinaties van conventionele merken en elektronische merken specifieke kleureneisen voor de conventionele merken. Dit heeft tot gevolg dat als een houder overstapt van twee gele conventionele merken naar de combinatie van een conventioneel merk met een elektronisch merk, deze beide gele conventionele merken verwijderd moeten worden. Daarvoor in de plaats komen vervolgens een nieuw conventioneel merk met een andere kleur en het elektronisch merk. Dit is noodzakelijk, omdat altijd op basis van het aanwezige zichtbare merk vastgesteld moet kunnen worden of het dier ook met een maagbolus of transponder is geïdentificeerd. Voor het vervangen van het conventionele merk en het aanbrengen van het elektronisch oormerk of het injectaat zijn daarom twee extra lichamelijke ingrepen nodig. Hierbij is uitgangspunt dat deze twee extra lichamelijke ingrepen slechts zijn toegestaan als de bestaande gaten in de oren niet gebruikt kunnen worden. Het overstappen van twee gele conventionele merken naar de combinatie van een conventioneel merk met een maagbolus vereist slechts één extra lichamelijke ingreep, omdat, zoals hierboven reeds is opgemerkt, voor het inslikken van een maagbolus geen ingreep is vereist.

Om (ten hoogste) twee extra lichamelijke ingrepen mogelijk te maken, wordt hiervoor vrijstelling verleend in het nieuwe artikel 7.5 van de Regeling diergeneeskundigen. Deze vrijstelling geldt in beginsel voor onbepaalde tijd. Een besluit tot intrekking van de vrijstelling wordt tijdig in de Staatscourant gepubliceerd. Het is de verantwoordelijkheid van de houder om zorgvuldig te handelen bij het vervangen van de merken (artikel 2.1 Wet dieren).

In artikel 12cb wordt het de houder toegestaan om zelf de lichamelijke ingrepen te verrichten als wordt overgestapt naar elektronische merken. Hiervoor wordt afgeweken van het verbod dieren te merken en te hermerken in artikel 10, eerste lid.

In een enkel geval kan het voorkomen dat de identificatiecode van het dier, zoals weergegeven op het conventionele oormerk, niet overgezet kan worden naar een elektronisch identificatiemiddel. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op identificatiecodes die niet volledig uit cijfers bestaan, maar ook letters bevatten. In die gevallen moet de houder hiervan melding doen bij RVO.nl (artikel 27b). Het rund krijgt van RVO.nl een nieuwe identificatiecode en de gegevens van het rund worden gekoppeld aan deze nieuwe code.

3. Veranderingen met betrekking tot eisen aan merken

De wijzigingsverordening voorziet in een opdracht aan de Europese Commissie om eisen te stellen aan de elektronische merken. Tot dusverre heeft Europese Commissie evenwel geen eisen vastgesteld. Om die reden zijn er nationale eisen gesteld aan de kleur van de merken, waarbij zoveel mogelijk is aangehaakt bij de eisen die worden gesteld aan het identificeren van schapen en geiten. Hierdoor wordt gemakkelijk duidelijk gemaakt met welke merken (conventioneel of welk type elektronisch) een bepaald dier is geïdentificeerd.

Houders kunnen slechts gebruik maken van elektronische merken waarvan het model is goedgekeurd door de minister. Dit sluit aan op de eisen die gelden voor conventionele merken (artikel 12b).

4. Gegevensuitwisseling tussen lidstaten

De wijzigingsverordening biedt lidstaten de ruimte om een systeem te hanteren voor het uitwisselen van elektronisch gegevens. Hierdoor zijn de artikelen 18, eerste lid, en 21a, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren en de artikelen 3.5 en 3.7a van de Regeling handel levende dieren en levende producten gewijzigd. Door het gebruik van elektronische identificatiemiddelen mogelijk te maken, kan informatie tussen lidstaten efficiënter gebruikt worden. Hiermee kan zowel de snelheid, de betrouwbaarheid als de nauwkeurigheid worden verbeterd, wat van belang is in het kader van traceerbaarheid voor dierziektebestrijding en voedselveiligheid.

Als een dergelijk systeem voor het uitwisselen van elektronische gegevens tussen lidstaten door de Europese Commissie is erkend, is het toegestaan om dieren tussen deze lidstaten te verplaatsen zonder dat deze vergezeld gaan van een identificatiedocument. Daarnaast wordt met de invoering van elektronische identificatiemiddelen en elektronische gegevensuitwisseling aangesloten bij technologische ontwikkelingen in de sector.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Regeldruk

De invoering van elektronische identificatie is facultatief, dus houders van runderen hebben de keuze om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Dit betekent dat de regeling administratieve lasten met zich kan brengen, maar dat geen sprake is van verplichte administratieve lasten.

Nieuw geboren runderen moeten geïdentificeerd en geregistreerd worden. Door de invoering van elektronische identificatie kan in plaats van twee conventionele oormerken gekozen worden voor een conventioneel merk in combinatie met een elektronisch merk. Het aantal ingrepen dat de houder van een rund moet uitvoeren blijft gelijk. Het aanbrengen van een bolus is waarschijnlijk meer arbeidsintensief dan het aanbrengen van een (elektronisch) oormerk of een transponder. Daarnaast kunnen de huidige bolussen niet direct na geboorte worden aangebracht en is het dus noodzakelijk om tweemaal identificatiewerkzaamheden uit te voeren. Eerst het oormerk en op een later moment de bolus. Dit kan extra lasten met zich meebrengen.

Als een houder er vrijwillig voor kiest om al eerder geïdentificeerde dieren alsnog elektronisch te identificeren, dan is er sprake van een grotere administratieve last. De conventionele merken moeten verwijderd worden en de houder moet er zorg voor dragen dat het rund met de juiste merken opnieuw geïdentificeerd wordt.

Omdat een houder de (elektronische) merken bij een leverancier bestelt, wordt in het centrale I&R-register via de leverancier vastgelegd met welk type identificatiemiddel het dier is geïdentificeerd. Hiervoor hoeft de houder geen actie te ondernemen.

Voor houders die niet overstappen veranderen de administratieve lasten niet. Als dieren, geïdentificeerd met een bolus of transponder, het conventionele oormerk verliezen, dan zal de houder op een andere wijze (met een reader) de identiteit van het dier moeten vaststellen. Hierdoor kunnen de juiste merken worden bijbesteld om de identificatie weer op orde te maken.

Onderhavige wijzigingen van de regelgeving zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn getoetst door de toezichthouder op de regeling, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Onderhavige regeling is als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld. De wijzigingen gaven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen in relatie tot fraudebestendigheid. Naar aanleiding van de toets is het nieuwe artikel 27b ingevoegd, dat regelt dat de houder verplicht wordt om de identificatiecode van het elektronisch merk te melden bij RVO.nl als deze code afwijkt van de identificatiecode van het conventionele merk. Tevens zijn de artikelsgewijze opmerkingen verwerkt.

6. Notificatie

Ter voldoening aan richtlijn 2015/1535 (notificatierichtlijn) zijn de nationale eisen genotificeerd bij de Europese Commissie. In de zogeheten notificatietermijn van drie maanden zijn er vanuit de Europese Commissie of vanuit lidstaten geen bezwaren ingediend tegen de nationale eisen.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor de implementatie van Europese regelgeving.

8. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdelen A, B, C, D, E, F, en G

Deze onderdelen voorzien in aanvullende regels over elektronische identificatie. Verwezen wordt naar paragraaf 2 van deze toelichting.

Onderdeel H

Dit onderdeel ziet op de mogelijkheid om bij gebruik van een maagbolus als identificatiemiddel bij nieuw geboren runderen de bolus in te brengen tot maximaal 60 dagen na de geboorte van het dier. Hierbij wordt afgeweken van de hoofdregel in artikel 15, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren om een identificatiemiddel tot maximaal drie werkdagen na de geboorte aan te brengen. Dit met het oog op diergezondheid en het dierenwelzijn van pasgeboren runderen.

Onderdelen I en J

Deze onderdelen zien op het onderscheiden van lidstaten die een door de Europese Commissie goedgekeurd gegevensuitwisselingssysteem hebben en lidstaten die een dergelijk systeem niet hebben. Nederland heeft de uitwisseling met BOVEX (Bovine export) grotendeels ontwikkeld. Dit is een Europees systeem voor het uitwisselen van transport-, dier- en paspoortgegevens over runderen die de Nederlandse grens overgaan. Door het uitwisselen van data tussen de verschillende bronsystemen zal deze uitwisseling efficiënter en minder foutgevoelig zijn. Er zal gestart worden met een pilot met andere lidstaten. Wanneer uit de resultaten blijkt dat het systeem betrouwbaar en praktisch hanteerbaar is, zal Nederland goedkeuring aanvragen bij de Europese Commissie.

Onderdeel K

Dit onderdeel ziet allereerst op de normen die gelden voor elektronische uitleesapparatuur. Elektronische identificatiemiddelen worden uitgelezen door een elektronisch uitleesapparaat. De Europese Commissie heeft geen gedelegeerde- of uitvoeringshandelingen vastgesteld met ISO-normen waaraan die apparatuur moet voldoen. De ISO-normen die gelden voor elektronische uitleesapparatuur voor het uitlezen van elektronische identificatiemiddelen bij schapen en geiten zijn daarom in het nieuwe artikel 27a van overeenkomstige toepassing verklaard op de elektronische uitleesapparatuur met betrekking tot runderen.

In het nieuwe artikel 27b wordt de houder verplicht om de identificatiecode van het elektronisch merk te melden bij RVO.nl als deze code afwijkt van de identificatiecode van het conventionele merk. Een afwijkende identificatiecode is slechts toegestaan als wordt voldaan aan artikel 4, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1760/2000. RVO.nl zal de gegevens van het rund op basis van de oude identificatiecode koppelen aan de nieuwe identificatiecode.

Onderdeel L

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de regels die zien op het aanvragen van een identificatiedocument voor paarden te verduidelijken. Paardachtigen moeten binnen 6 maanden na geboorte worden geïdentificeerd. Onderdeel van deze identificatie is de uitgifte van het identificatiedocument. Om paspoortuitgevende instanties voldoende gelegenheid te geven om het identificatiedocument op te maken is, zoals benoemd in artikel 11, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 262/2015, een termijn vastgesteld voor het indienen van de aanvraag in artikel 38v.

Artikel II

Artikel II ziet op vrijstelling voor het verrichten van ten hoogste twee extra lichamelijke ingrepen bij gemerkte runderen als wordt overgestapt naar de combinatie van een conventioneel merk met een elektronisch merk. Zie hiervoor paragraaf 2 van de toelichting.

Artikel III

Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen I en J.

Artikel IV

Artikel IV regelt de inwerkingtreding van deze regeling. De verordening is per 18 juli 2019 van toepassing. Het bleek echter niet mogelijk om deze regeling voor dan wel op die datum in werking te laten treden, omdat de regeling nationale eisen bevat die genotificeerd moesten worden bij de Europese Commissie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

BIJLAGE TRANSPONERINGSTABEL

Verordening (EU) 653/2014

Bepaling EU-regeling

Bepaling in Regeling identificatie en registratie van dieren

Artikel 1, onderdeel 1

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 1, onderdeel 2

Aanvulling definitie ‘rund’ valt onder reikwijdte huidige definitie van ‘rund’ in artikel 1.

Artikel 1, onderdeel 3

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 1, onderdeel 4:

 

Artikel 4, eerste lid, eerste alinea

Artikel 8, eerste lid (nieuw).

Artikel 4, eerste lid, tweede alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4, eerste lid, derde alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4, eerste lid, vierde alinea

Met betrekking tot de toekenning en verdeling van de merken: artikel 9, eerste lid en tweede lid, onderdeel a en artikel 11. Ten aanzien van het aanbrengen van de merken: artikel 15.

Artikel 4, eerste lid, vijfde alinea

Artikel 12b, tweede lid, onderdeel a (nieuw).

Artikel 4, tweede lid

Is reeds mogelijk via een ontheffing op grond van artikel 107, eerste lid, GWWD.

Artikel 4, derde lid, eerste alinea

Artikel 12b, tweede lid, onderdeel a en derde lid, onderdeel b (nieuw).

Artikel 4, derde lid, tweede alinea

Artikel 12b, tweede lid, onderdeel a en derde lid, onderdeel b (nieuw).

Artikel 4, vierde lid, eerste alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4, vierde lid, tweede alinea

Dit betreft een facultatieve bepaling. In Nederland wordt geen uitvoering gegeven aan deze bepaling.

Artikel 4, vierde lid, derde alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4, vijfde lid

In verordening (EG) 644/2005 zijn bepalingen vastgesteld voor een speciaal identificatiesysteem voor runderen bestemd voor culturele en historische doeleinden. Op grond van die verordening zijn er op nationaal niveau geen uitvoerende bepalingen vastgesteld.

Artikel 4, zesde lid

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 1, onderdeel 5:

 

Artikel 4 bis, eerste lid, eerste alinea

Artikel 15, eerste lid.

Artikel 4 bis, eerste lid, tweede alinea

Artikel 15 lid 3 (nieuw).

Artikel 4 bis, eerste lid, derde alinea

Artikel 39.

Artikel 4 bis, tweede lid.

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4 ter, eerste lid, eerste alinea

Artikel 13, eerste lid, jo. artikel 8, eerste lid.

Artikel 4 ter, eerste lid, tweede alinea

Artikel 20, vijfde lid.

Artikel 4 ter, eerste lid, derde alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 4 ter, tweede lid, eerste alinea

Artikel 15, eerste lid.

Artikel 4 ter, tweede lid, tweede alinea

Artikel 15, derde lid (nieuw).

Artikel 4 ter, tweede lid, derde alinea

Artikel 39.

Artikel 4 ter lid 3 eerste tot en met derde alinea

Niet van toepassing.

Artikel 4 quater, eerste lid, eerste alinea

Artikel 10.

Artikel 4 quater, eerste lid, tweede alinea

Artikel 12ca (nieuw).

Artikel 4 quater, tweede lid.

Niet van toepassing.

Artikel 4 quinquies

Artikel 10.

Artikel 6:

 

Artikel 5

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 7:

 

Artikel 6, eerste lid

Artikel 18, eerste lid.

Artikel 6, tweede lid

Artikelen 3.5 en 3.7a, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.

Artikel 6, eerste lid, onderdeel c

Artikel 3.7a lid 3 2 Regeling handel levende dieren en levende producten.

Artikel 8:

 

Artikel 6 bis

Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nationale bepalingen te stellen. Voor binnenlandse verplaatsingen is geen paspoort nodig.

Artikel 9:

 

Artikel 7, eerste lid, tweede streepje

Artikel 19, eerste lid.

Artikel 7, eerste lid, tweede alinea

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 7, tweede lid

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 7, vijfde lid

Artikel 19, eerste lid (nieuw). (Gaat immers om een ander register dan het I&R-systeem rund, dus geen verplichting voor houder om dit register in te vullen).

Artikel 7, zesde lid.

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 10:

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 11:

 

Artikel 9 bis

Behoeft geen uitvoering door middel van nationale regelgeving.

Artikel 22 bis

Artikel 24.

Naar boven