Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 februari 2020, 2020-0000005710, tot vaststelling van beleidsregels toepassing Wet algemene ouderdomsverzekering BES en Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 7a, zevende lid, 8, eerste en tweede lid, en 11, tweede lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, de artikelen 11, derde lid en 15 van de Wet algemene weduwen- wezenverzekering BES en artikel 1a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. AOV:

Wet algemene ouderdomsverzekering BES

b. AWW:

Wet algemene weduwen- wezenverzekering BES

Artikel 2 Beoordeling verzekerde jaren AOV op grond van ingezetenschap

  • 1. De RCN-unit SZW stelt bij de beoordeling van het recht op en de hoogte van de uitkering ingevolge de Wet algemene ouderdomsverzekering BES de tijdvakken vast waarin belanghebbende uit hoofde van ingezetenschap geacht wordt verzekerd te zijn geweest. Dit overeenkomstig de gegevens zoals die zijn opgenomen in de bevolkingsadministratie (PIVA).

  • 2. De RCN-unit SZW stelt belanghebbende op diens verzoek in de gelegenheid om ingezetenschap van Bonaire, Sint Eustatius of Saba in afwijking van de gegevens uit PIVA aan te tonen aan de hand van ander bewijsmateriaal.

  • 3. Bewijsstukken die een rol kunnen spelen bij de beoordeling als bedoeld in het tweede lid kunnen bijvoorbeeld zijn:

    • gegevens betreffende door belanghebbende betaalde belasting;

    • een of meer salarisslips of jaaropgaven;

    • een arbeidsovereenkomst;

    • huurovereenkomst of afschrijving hypotheek ten behoeve van woning;

    • facturen water en energie ten name van belanghebbende;

    • bewijs van lidmaatschap van vereniging op sociaal of sportief vlak;

    • gegevens waaruit blijkt dat een kind van belanghebbende schoolgaand is geweest, zoals een rapport;

    • bewijsstukken van ingezetenschap van de partner van belanghebbende;

    • verklaring openbaar lichaam, mits (mede) ondertekend door de gezaghebber.

  • 4. De RCN-unit SZW beslist, alle beschikbare informatie wegende, of een door belanghebbende aangedragen bewijsstuk als zodanig in redelijkheid kan worden aanvaard.

    [Artikel 7a, zevende lid, aanhef en onder a, en artikel 8, eerste lid, Wet algemene ouderdomsverzekering BES]

Artikel 3 Boordeling schuldig nalatig zijn voor verschuldigde premie AOV

De aanvrager moet bij de aanvraag AOV alle informatie verstrekken die van belang is voor het recht op, en de hoogte van de uitkering. Daarbij hoort ook de bevestiging dat de verschuldigde AOV-premie is betaald. In geval van schuldige nalatigheid moet de aanvrager dat melden. De RCN-unit SZW voert eens per twaalf maanden een controle uit door voor de in de achterliggende periode nieuwe gerechtigden relevante informatie uit te wisselen met de Belastingdienst Caribisch Nederland (BCN). BCN legt de aanslag voor de sociale verzekeringspremies samen met de inkomstenbelasting als één totaalbedrag op. BCN kan aangeven of belanghebbende ter zake aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Indien dat niet het geval is, wordt belanghebbende opgeroepen voor een gesprek. Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om zijn openstaande premieschuld AOV alsnog te voldoen. Indien belanghebbende daartoe niet bereid of in staat is, wordt alsnog de kortingsregeling toegepast. Dit gebeurt met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de uitkering.

[Artikel 7a, zevende lid, aanhef en onder b, en artikel 8, tweede lid, Wet algemene ouderdomsverzekering BES]

Artikel 4 Herziening uitkering AOV

Indien de belanghebbende een herzieningsverzoek indient, behandelt de RCN-unit SZW dit op basis van redelijkheid. De RCN-unit SZW acht het evident onredelijk om zonder terugwerkende kracht terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit als de RCN-unit SZW uit hetgeen belanghebbende in zijn herzieningsverzoek aanvoert, concludeert dat het genomen besluit evident onjuist is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties:

  • a. Indien de gebleken onjuistheid voortvloeit uit een fout van de RCN-unit SZW, past de RCN-unit SZW de uitkering met volledige terugwerkende kracht aan, echter tot een maximum van vijf jaar.

  • b. In geval van nieuwe informatie die van invloed is op de hoogte van de uitkering AOV en in het voordeel van de belanghebbende, kan de RCN-unit SZW volledige terugwerkende kracht toekennen, tot een maximum van vijf jaar, als sprake is van informatie die ten tijde van de aanvraag niet kon worden aangevoerd en vastgesteld.

  • c. Als een besluit bij nader inzien onmiskenbaar onjuist is als gevolg van een wijziging van het beleid van de RCN-unit SZW in het voordeel van de belanghebbende, beslist de RCN-unit SZW per categorie van gevallen of zij reeds vastgestelde uitkeringen herziet en zo ja, met welke terugwerkende kracht. Belanghebbende moet zelf een verzoek indienen voor herziening op basis van nieuw beleid. De RCN-unit SZW herziet een rechtens onaantastbaar geworden besluit met terugwerkende kracht van ten hoogste één jaar vanaf het moment van ontvangst van het verzoek om herziening, tot uiterlijk de ingangsdatum van het nieuwe beleid. In bijzondere gevallen waarin het van hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken, wordt de uitkering met een langere terugwerkende kracht tot ten hoogste de ingangsdatum van het nieuwe beleid of de datum van de rechterlijke uitspraak herzien.

  • d. In geval van overige omstandigheden, zoals een fout van de belanghebbende of een derde, past de RCN-unit SZW de uitkering aan met terugwerkende kracht van een jaar vanaf het moment waarop zij het herzieningsverzoek heeft ontvangen. De RCN-unit SZW past echter volledige terugwerkende kracht toe, tot een maximum van vijf jaar, als zich een bijzonder geval voordoet waarin het van hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken.

[Artikel 12, eerste en tweede lid Wet algemene ouderdomsverzekering BES]

Artikel 5 Toepassing ‘geheel te laste komende kind’ in de AWW

Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, van de AWW wordt een kind in beginsel verondersteld ‘geheel ter harer laste’ te komen. Slechts indien uit bij de RCN-unit SZW bekende informatie blijkt dat dit niet het geval is, kan de RCN-unit SZW anders concluderen. Het moet dan gaan om een kind waarvan gebleken is dat het tenminste 70% van het wettelijk minimumloon als bedoeld in de Wet minimumlonen BES verdient. Eventueel recht op studiefinanciering wordt buiten beschouwing gelaten.

[Artikel 11, derde lid Wet algemene weduwen- wezenverzekering BES]

Artikel 6 AOV-recht studerenden in Europees Nederland vanaf 1 juli 2015

De persoon die uitsluitend om studieredenen in het Europees deel van Nederland woont en direct daaraan voorafgaand woonde in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba is uitsluitend verzekerd voor de AOV voor zover het betreft tijdvakken vanaf 1 juli 2015 en zolang die persoon niet vanwege het verrichten van werk verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW).

[Artikel 1a Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES]

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 februari 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze C.A. Herstel De directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie

TOELICHTING

Algemeen

Ter zake van de uitvoering van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV) en de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (AWW) is behoefte gebleken aan verduidelijking. Daartoe dienen deze beleidsregels, die voor een deel in codificatie van de bestaande uitvoeringspraktijk voorzien. Deze beleidsregels zijn tot stand gekomen op verzoek van en in samenspraak met de RCN-unit SZW, die onder directe verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de uitvoering van de ‘SZW-wetten’ in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is belast.

Artikel 2

Het recht op en de hoogte van het ouderdomspensioen ingevolge de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV) is afhankelijk van verzekerde jaren. Voor jaren waarin de pensioengerechtigde na het bereiken van de 15-jarige, doch vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd niet verzekerd is geweest, wordt een korting toegepast overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de AOV BES. De kring van verzekerden is uitgewerkt in artikel 5 van de wet. Met uitzondering van enkele bijzondere categorieën valt het verzekerd zijn voor de AOV samen met het tussen de leeftijd van 15 en 60 jaar ingezetene zijn (geweest) van Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Waar iemand woont, wordt als regel naar de feitelijke omstandigheden beoordeeld (artikel 2, eerste lid, AOV BES). De wet schrijft niet voor op welke wijze de feitelijke omstandigheden moeten worden beoordeeld. De RCN-unit SZW heeft hierin als uitvoerder een zekere mate van discretionaire ruimte. Met de onderhavige beleidsregels wordt deze beleidsruimte nader ingevuld en geconcretiseerd.

De gegevens zoals die zijn opgenomen in de bevolkingsadministratie (PIVA) zijn in beginsel leidend. De registratie in PIVA bevat in de praktijk echter regelmatig onvolkomenheden, met name waar het de registratie in een (ver) verleden betreft. De RCN-unit SZW stelt belanghebbende ruimhartig in de gelegenheid om tijdvakken van ingezetenschap op andere wijze en in afwijking van PIVA aan te tonen. Door de belanghebbende aangedragen bewijsstukken die een redelijke mate van zekerheid over het ingezetenschap geven, worden door de RCN-unit SZW als zodanig aanvaard. Dit vergt vanzelfsprekend een beoordeling van geval tot geval. Het is hierbij denkbaar dat bij twijfel één enkel bewijsstuk niet volstaat, maar dat meerdere van de in het derde lid genoemde bewijsstukken worden verlangd.

Bovendien kan de RCN-unit SZW gegevens verifiëren bij andere instanties. Dit kan bijvoorbeeld zijn het natrekken van een lopende AOV-uitkering bij een zusterorganisatie, om dubbele aanspraak op AOV te voorkomen. Het doen van valse opgave kan op grond van de wet worden gesanctioneerd.

Artikel 3

Op de uitkering AOV, wordt op grond van de wet een korting toegepast van 3% voor elke jaarpremie, die de pensioengerechtigde schuldig nalatig is geweest te betalen. Deze regeling geldt ook voor de partnertoeslag. De RCN-unit SZW beschikt echter niet zelf over de informatie met betrekking tot eventueel schuldig nalatige premie, omdat zij geen rol heeft bij de premie-inning. Over de periode vóór de staatkundige transitie is schuldige nalatigheid met betrekking tot de premiebetaling feitelijk niet meer vast te stellen. Sinds 10 oktober 2010 is de premie-inning een taak van de Belastingdienst Caribisch Nederland. De Belastingdienst Caribisch Nederland heeft de informatie over het aan de plicht tot premiebetaling hebben voldaan dus wel, vanaf 10 oktober 2010. Als er een IB-schuld openstaat, is dat een indicatie voor schuldig nalatig zijn met betrekking tot de premie-betaling AOV.

De in deze beleidsregel beschreven controle wordt toegepast voor nieuwe gevallen vanaf het eerstvolgende controlemoment. Aanvragers van wie de AOV-uitkering op dat moment langer dan twaalf maanden loopt, worden om redenen van uitvoeringstechnische aard buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4

De bepalingen in de AOV over terugwerkende kracht in geval van herziening zijn identiek aan die in de Europees Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarom is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de beleidsregel die de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op dit punt hanteert (beleidsregel SB1076 geldend vanaf 26-09-2018).

Aansluiten bij de uitvoeringspraktijk van de SVB betekent dat een verzoek om een uitkering met terugwerkende kracht vast te stellen of te herzien, niet zonder nader onderzoek wordt afgewezen (onder verwijzing naar het eerdere besluit), indien het evident onredelijk is om een (herzienings)verzoek zonder nader onderzoek af te wijzen. Met name in geval van een verzoek om herziening is het evident onredelijk om zonder terugwerkende kracht terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit als uit hetgeen belanghebbende in zijn herzieningsverzoek aanvoert, blijkt dat het genomen besluit onmiskenbaar onjuist is.

Artikel 5

De hoogte van het weduwenpensioen op grond van de AWW is gedifferentieerd naar leeftijd, waarbij de belanghebbende in de leeftijdscategorie vanaf 58 jaar tot het bereiken van de pensioenleeftijd het hoogste bedrag ontvangt. Weduwen in de andere (dus jongere) leeftijdscategorieën die een of meer kinderen hebben die 'geheel te harer laste' komen, ontvangen eveneens het hoogste bedrag. Vanuit de uitvoeringspraktijk is er behoefte aan nadere duiding van de interpretatie van het begrip 'geheel te harer laste'. De onderhavige beleidsregel voorziet daarin. Hierbij wordt in de vrouwelijke vorm gesproken, omdat de AWW BES de term ‘weduwe’ gebruikt. Artikel 3a AWW BES bepaalt dat de bepalingen voor weduwen van overeenkomstige toepassing zijn op weduwnaars.

Het is evident dat kinderen in het algemeen door hun ouder(s) worden onderhouden, gelet ook op de onderhoudsplicht. Het ligt niet in de rede dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat in geval van een geringe bijdrage van derden of geringe inkomsten van het kind, de weduwe geen aanspraak zou hebben op het hogere bedrag, gelet op de naar mag worden aangenomen resterende substantiële bijdrage van de ouder in de kosten van levensonderhoud. Daarom wordt in deze beleidsregel een fictie toegepast, waarbij het ‘geheel ter harer laste’ komen van het kind wordt aangenomen.

Slechts in geval de RCN-unit SZW over informatie beschikt (uit eigen administratie of op basis van informatie verstrekt door belanghebbende of derden) waaruit blijkt dat het kind tenminste 70% van het wettelijk minimumloon verdient – waarbij wordt uitgegaan van het minimumloon van het openbaar lichaam waar het kind woont dan wel laatstelijk heeft gewoond –, komt de aanspraak van de weduwe op het hogere bedrag te vervallen. Gezien het naar verwachting uitzonderlijke karakter van deze situatie volstaat de RCN-unit SZW met eenmalige uitvraag bij gelegenheid van de aanvraag, zonder verificatie van hetgeen door de aanvrager hieromtrent wordt opgegeven.

Omdat er een financiële band tussen ouder en kind wordt verondersteld, is de keuze gemaakt om geen rekening te houden met eventueel recht op studiefinanciering. Hiermee wordt bewust afgeweken van de situatie bij de onderstand, waar studiefinanciering wel tot het inkomen wordt gerekend, omdat die regeling een vangnetvoorziening is.

Artikel 6

Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES (BUB BES) is gebaseerd op de Wet algemene ouderdomsverzekering BES. In de Wet algemene ouderdomsverzekering BES is in artikel 5, derde lid opgenomen dat de kring van verzekerden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden uitgebreid. In het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES is sinds 1 juli 2015 een regeling opgenomen voor studenten uit Caribisch Nederland die in Europees Nederland studeren. Zolang zij niet werken, zijn zij verzekerd voor de AOV. Dit is zo geregeld omdat in geval van studeren en werken, de student in Europees Nederland verzekerd is voor de AOW. De RCN-unit SZW behoeft dan ook niet te toetsen op het eventueel in Europees Nederland hebben gewerkt van betrokkene, maar kan volstaan met gegevensuitwisseling met de SVB om eventuele samenloop met (opbouw voor de) AOW na te gaan.

De onderhavige beleidsregels beoogt te verduidelijken dat deze regeling geen terugwerkende kracht kent. Studenten die op 1 juli 2015 al studeerden kunnen zich niet beroepen op de aanwezigheid van een bestaande rechtspositie in de zin van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Studenten afkomstig uit Caribisch Nederland die uitsluitend voor 1 juli 2015 in Europees Nederland studeerden hebben dus tijdens deze studieperiode geen AOV opgebouwd. Studenten die gedeeltelijk vóór 1 juli 2015 in Europees Nederland studeerden en gedeeltelijk erna, bouwen uitsluitend over de periode vanaf 1 juli 2015 AOV-recht op. Voor de periode vóór 1 juli 2015 wordt dan een korting toegepast overeenkomstig de bepalingen van de AOV.

Artikel 7

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze C.A. Herstel De directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie

Naar boven