BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN DE BELEIDSREGEL TOETSINGSKADER VERZOEKEN ARTIKEL
10A WET AVV
1. Algemene uitgangspunten bij gegevensverstrekking in het kader van artikel 10a van
de Wet Avv
Juridisch kader
Werknemers, die in het kader van transnationale dienstverrichting als bedoeld in artikel
1, eerste lid, van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese
Unie (WagwEU) tijdelijk in Nederland arbeid verrichten, en wier arbeidsovereenkomst
wordt beheerst door een ander recht dan het Nederlandse recht, hebben ten minste recht
op de ‘harde kern’ van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Deze
‘harde kern’ betreft ook de bepalingen in algemeen verbindend verklaarde cao’s die
betrekking hebben op de onderwerpen, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op
het verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
(Wet Avv). Het toezicht op de naleving van deze bepalingen berust bij sociale partners
en paritaire handhavers. Zij kunnen zich onder bepaalde voorwaarden voor de benodigde
informatie tot de Inspectie SZW wenden, op grond van artikel 10a van de Wet Avv.
Artikel 10a van de wet Avv regelt dat de Inspectie SZW op verzoek van organisaties
van werkgevers en werknemers of paritaire handhavers (zoals SNCU; Stichting Naleving
CAO voor Uitzendkrachten) gegevens kan verstrekken, mits die gegevens noodzakelijk
zijn voor het toezicht op de naleving van cao-bepalingen ten aanzien van gedetacheerde
werknemers. Het gaat om gegevens die de Inspectie SZW uit verschillende bronnen kan
hebben verkregen:
-
– gegevens op grond van artikel 8 van de WagwEU. Dit betreft gegevens die de Inspectie
SZW heeft verkregen in verband met de melding die dienstverrichters en bepaalde categorieën
van zelfstandigen moeten doen, voorafgaande aan een transnationale dienst in Nederland;
-
– gegevens op grond van artikel 4, eerste lid, van de WagwEU. Dit betreft gegevens die
verkregen zijn van andere lidstaten in verband met de administratieve samenwerking
en bijstand;
-
– gegevens op grond van de artikelen 4, tweede lid, en 5 van de WagwEU. Dit betreft
gegevens die de Inspectie SZW verwerkt ten behoeve van het toezicht op de naleving
van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs,
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet,
de Wet Avv en de WagwEU.
Artikel 10a draagt zo bij aan de publiek-private samenwerking bij het toezicht op
de naleving van cao’s met betrekking tot gedetacheerde werknemers.
Welke concrete gegevens kunnen worden verstrekt door de Inspectie SZW is nader bepaald
in artikel 4, tweede lid, van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie (BagwEU). Hierin staan limitatief de gegevens opgesomd, waaronder
begrepen persoonsgegevens, die door de Inspectie SZW kunnen worden verstrekt.
In artikel 4, eerste lid, van het BagwEU staan enkele voorwaarden waar een verzoek
als bedoeld in artikel 10a van de Wet Avv moet voldoen. Deze voorwaarden zijn nader
vormgegeven in paragraaf 2 van deze bijlage.
Tot slot is in artikel 4, derde lid, BagwEU bepaald dat de gegevens, waarvan het niet
noodzakelijk is om ze te verstrekken in een vorm die het mogelijk maakt een natuurlijke
persoon te identificeren, worden gepseudonimiseerd voorafgaande aan de verstrekking.
Met deze maatregelen wordt geborgd dat de gegevensverwerking in dit kader in lijn
is met onder meer de beginselen van transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking
en proportionaliteit van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Uitgangspunten
Adequaat en effectief toezicht speelt een sleutelrol bij de bescherming van de rechten
van gedetacheerde werknemers en het garanderen van gelijke randvoorwaarden voor de
dienstverrichters, terwijl een zwakke controle de doeltreffendheid van de op dit gebied
geldende regels ondermijnt. Sociale partners onderschrijven de betekenis van goede
en doortastende handhaving bij vermoedens van niet naleving ten aanzien van gedetacheerde
werknemers. Zij staan voor bescherming van werknemers en een gelijk speelveld voor
Nederlandse werkgevers en buitenlandse dienstverrichters.
Nauwe samenwerking tussen de Inspectie SZW en de sociale partners op het gebied van
detachering is hierbij van belang. De uitgangspunten voor de gegevensverstrekking
zijn met sociale partners besproken. Zij kunnen de gegevens die nodig zijn voor het
toezicht op de naleving van cao’s niet altijd zelf met succes vorderen bij werkgevers
of werknemers. In het geval dat deze gegevens zich reeds in de administratie van de
Inspectie SZW bevinden kunnen sociale partners de benodigde gegevens via die route
verkrijgen. De Inspectie SZW vervult hiermee een belangrijke ondersteunende rol bij
de toezichttaak van sociale partners. Een geest van samenwerking, voortdurende dialoog
en wederzijds begrip zijn in dit verband van wezenlijk belang.
De Inspectie SZW heeft deze beleidsregel getoetst op handhaafbaarheid, en heeft daarbij
geen op- of aanmerkingen gemaakt.
2. Het indienen van een verzoek door de verzoeker
Het verzoek op grond van artikel 10a Wet Avv wordt ingediend door een vereniging van
werkgevers of vereniging van werknemers (of meerdere verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid)
die een verzoek voor algemeenverbindendverklaring heeft of hebben ingediend. Eveneens
komt hiervoor in aanmerking een volledig rechtsbevoegde rechtspersoon als omschreven
in artikel 10a, tweede en vierde lid, van de Wet Avv.
Het verzoek wordt altijd bij de Inspectie SZW ingediend, ook indien de benodigde informatie
uitsluitend is verkregen door de Sociale verzekeringsbank via de melding op grond
van artikel 8 van de WagwEU. Het verzoek wordt voorts schriftelijk ingediend, waar
in dit verband mede onder wordt verstaan elektronisch.
Het verzoek wordt in behandeling genomen indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die het verzoek indient:
-
a. bevoegd is tot de indiening van het verzoek (dit kan met name blijken uit een daartoe
verstrekte machtiging);
-
b. duidelijk maakt van welke onderneming de verzoeker het vermoeden heeft dat deze de
verbindend verklaarde cao-bepaling of -bepalingen niet naleeft (dit kan blijken uit
het verstrekken van een uittreksel van de inschrijving in het register van de Kamer
van Koophandel van de onderneming waarvan de verzoeker een vermoeden heeft dat deze
de cao niet naleeft. Indien dit niet mogelijk is, kan de verzoeker op een andere wijze
de identiteit van de onderneming zo nauwkeurig mogelijk kenbaar maken. Het kan voorkomen
dat de verzoeker zijn melding alleen kan baseren op mondeling verkregen informatie
van werknemers. Hierdoor is het mogelijk dat de verzoeker per abuis niet de werkelijke
onderneming aanwijst waarop de gegevens betrekking moeten hebben. De Inspectie SZW
stelt de verzoeker hiervan in kennis en biedt de gelegenheid een hernieuwd verzoek
in te dienen waarin de naam van de bedoelde onderneming wordt vermeld);
-
c. aangeeft op grond waarvan het vermoeden leeft dat die onderneming een of meerdere
verbindend verklaarde cao-bepalingen niet naleeft (de verzoeker motiveert het vermoeden
zoveel mogelijk met objectieve gegevens, zoals een brief aan de desbetreffende onderneming
waarin deze wordt verzocht om de cao-bepalingen na te leven, concrete meldingen of
een bewijs dat de ondernemer is aangeschreven om inzage te geven in de stukken);
-
d. aangeeft op welke periode het vermoeden van niet-naleving betrekking heeft (deze periode
dient te vallen binnen het tijdvak waarover de cao algemeen verbindend is verklaard);
-
e. specificeert welke gegevens de natuurlijke persoon of rechtspersoon wenst te ontvangen,
die noodzakelijk zijn om na te gaan of verbindend verklaarde bepalingen van cao’s
die van toepassing zijn op gedetacheerde werknemers, in de zin van artikel 2, zesde
lid, van de Wet Avv, worden nageleefd.
Op de verzoeker rust de inspanningsverplichting om de bij hem bekende feiten en omstandigheden
te melden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van bewijsrechtelijke acties die zijn
ondernomen ten behoeve van een civielrechtelijke vordering, zoals het verzamelen van
getuigenverklaringen, of met een verslag van de situatie aan de hand van de aangetroffen
feiten en omstandigheden.
De Inspectie SZW kan in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens die door
de verzoeker worden verstrekt om de noodzaak te motiveren, en heeft dan ook geen plicht
de juistheid hiervan te verifiëren.
3. Weigering van een verzoek
Indien de verzoeker bovenstaande gegevens niet bij het verzoek verstrekt, kan bepaald
worden het verzoek niet verder in behandeling te nemen. De verzoeker wordt hiervan
in kennis gesteld en krijgt daarbij de gelegenheid om alsnog binnen een redelijke
termijn de gevraagde informatie te verstrekken. Worden de nodige gegevens ook dan
niet verstrekt, dan wordt het informatieverzoek geweigerd. Dit wordt schriftelijk
medegedeeld aan de verzoeker.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees