De Minister voor Milieu en Wonen,
Gelet op artikel 54, eerste lid, van de Woningwet;
Besluit:
De Minister voor Milieu en Wonen,
S. van Veldhoven-van der Meer
TOELICHTING
De gemiddelde huurprijs van (zelfstandige) woningen die worden verhuurd door toegelaten
instellingen mag in een kalenderjaar ten opzichte van de huurprijs in het voorafgaande
kalenderjaar met niet meer stijgen dan het op grond van artikel 54, eerste lid, van
de Woningwet vastgestelde percentage. Dit percentage beperkt de gemiddelde stijging
van de huurprijs van door toegelaten instellingen verhuurde woningen.
Vanaf 15 februari 202 (inwerkingtredingsdatum wet van 29 januari 2020 tot wijziging
van de Woningwet (wijzigingen maximale huursomstijging en lokale mogelijkheid hoger
percentage)) kunnen woningcorporaties, gemeenten en huurdersorganisaties in de prestatieafspraken
afspreken dat in een gemeente een hoger percentage geldt voor de maximale huursomstijging.
Dat hogere percentage is, blijkens artikel 54, eerste lid, tweede zin, van de Woningwet
gemaximeerd op een bij ministeriële regeling te bepalen percentage.
Sinds 1 januari 2020 is het maximumpercentage voor de maximale huursomstijging gelijk
aan het de inflatieniveau over 2019, zijnde 2,6. Dat is conform de afspraken die gemaakt
zijn in het Sociaal Huurakkoord 2018.
Dat percentage blijft ongewijzigd (zie artikel 40, onderdeel a, van de Regeling toegelaten
instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: RTIV)).
In het Sociaal Huurakkoord 2018 is overeengekomen dat het lokaal overeen te komen
hogere percentage voor de maximale huursomstijging maximaal een procentpunt hoger
zou mogen zijn dan het landelijk geldende percentage voor de maximale huursomstijging.
Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet
(wijzigingen maximale huursomstijging en lokale mogelijkheid hoger percentage) (Kamerstukken
II 2018/19, 35 254, nr. 3) is aangekondigd, wordt dat voornemen overgenomen. Artikel 40, onderdeel b, van de
RTIV strekt daartoe.
Of een toegelaten instelling handelt in overeenstemming met artikel 54, eerste lid,
van de Woningwet kan na afloop van het kalenderjaar worden vastgesteld. De met deze
regeling vastgestelde percentages gelden daarmee feitelijk voor het gehele kalenderjaar
2020. Om die reden is het wenselijk dat deze regeling zo snel mogelijk in werking
treedt. Met toepassing van de uitzondering hoge private kosten (het niet meer in 2020
kunnen toepassen van de gewijzigde regels) is de inwerkingtreding bepaald op 15 februari
2020 en is afgezien van het hanteren van een invoeringstermijn.
De Minister voor Milieu en Wonen,
S. van Veldhoven-van der Meer