ARTIKEL I
De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3c, tweede lid, wordt ‘€ 280’ vervangen door ‘€ 286’.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt ‘€ 410’ telkens vervangen door ‘€
439’.
b. In het eerste lid, onderdelen b en c, wordt ‘€ 550’ telkens vervangen door ‘€ 589’.
c. In het tweede lid wordt ‘€ 61’ vervangen door ‘€ 62’.
d. In het derde lid wordt ‘€ 167’ vervangen door ‘€ 170’.
e. In het vijfde lid wordt ‘€ 45’ vervangen door ‘€ 100’.
f. In het zevende lid wordt ‘€ 53’ vervangen door ‘€ 54’.
g. In het achtste lid wordt ‘€ 240’ vervangen door ‘€ 247’ en wordt ‘€ 360’ vervangen
door ‘€ 371’.
h. In het negende lid wordt ‘€ 215’ vervangen door ‘€ 219’.
i. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
In artikel 20a wordt ‘aanvrager bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit’
vervangen door ‘instandhouder’ en wordt ‘€ 134’ vervangen door ‘€ 137’.
D
In artikel 21, eerste lid, wordt ‘door een Nederlandse onderzoeksinstelling’ vervangen
door ‘of een onderdeel van dat onderzoek, door of onder verantwoordelijkheid van een
Nederlandse onderzoeksinstelling’.
F
In artikel 27 wordt ‘€ 70’ vervangen door ‘€ 72’.
G
In artikel 30, tweede lid, wordt ‘€ 97’ vervangen door ‘€ 99’.
H
In artikel 32, derde lid, wordt ‘€ 23,60’ vervangen door ‘€ 22’.
I
In artikel 42a, tweede lid, wordt ‘€ 298’ vervangen door ‘€ 301’.
J
Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
TOELICHTING
I Algemeen
1. Doel en aanleiding
Onderhavige regeling wijzigt de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (hierna:
de regeling). Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet
2005 (hierna: Zzp 2005) stelt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
de tarieven vast voor de in dat lid genoemde activiteiten van de Raad voor plantenrassen
(hierna: de Raad).
Op grond van artikel 6, derde lid, Zzp 2005 is het uitgangspunt dat de tarieven van
de Raad niet meer bedragen dan nodig is ter dekking van de door de Raad gemaakte werkelijke
kosten en dat die kosten toerekenbaar zijn aan de in artikel 6, tweede lid, Zzp 2005
genoemde activiteiten van de Raad. In het kader van de kostendekkendheid wordt ook
gekeken naar clusters van tarieven, die in rekening worden gebracht aan bedrijven
uit dezelfde sector. Dit voorkomt onwenselijke kruissubsidiering. Dit is conform het
kabinetsbeleid over doorberekening van toelatings- en handhavingskosten opgenomen
in het rapport Maat Houden 2014. Op grond van artikel 6, vierde lid, Zzp 2005 is in
artikel 33 van de regeling uitgewerkt dat de in paragraaf 1 van Hoofdstuk 6 van de
regeling opgenomen tarieven periodiek worden aangepast aan de ontwikkeling van de
lonen en prijzen. Deze regeling strekt tot dergelijke wijzigingen.
Op de tarieven van de Raad in 2020 is een indexatie toegepast van 2,0% gebaseerd op
de te verwachten loon- en prijskostenontwikkeling in het jaar 2021. Zoals in artikel
3, vierde lid, van de Zzp 2005 wordt vermeld is aan de Raad ter ondersteuning van
zijn werkzaamheden een bureau verbonden. Dit bureau is gepositioneerd als organisatieonderdeel
van het privaatrechtelijke zelfstandig bestuursorgaan de Stichting Nederlandse Algemene
Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw). De tarieven zijn voornamelijk afgerond op
hele bedragen. Een enkel tarief is met meer dan 2,0% gestegen ter dekking van de kosten
van de Raad.
De tarieven voor volledig elektronisch ingediende aanvragen in artikel 17, achtste
lid stijgen met 3% daarbij rekening houdend met een gedeeltelijke efficiëntiewinst
en niet volledige doorberekening van alle kosten. Dit laatste is gedaan om deze wijze
van indienen van aanvragen extra te stimuleren. De reguliere aanvraagtarieven van
artikel 17, eerste lid, onderdelen a, b en c stijgen daarentegen met 7%. Deze niet-elektronische
afhandeling van aanvragen vraagt relatief meer verrichtingen en dat vertaalt zich
hiermee ook in een hoger tarief. Dit tarief heeft nu een kostendekkend niveau.
De onderzoekstarieven, opgenomen in bijlage I van de regeling zijn via kostprijsberekening
per afzonderlijk gewas of per categorie van gewas vastgesteld en stijgen ook met 2,0%.
Hier zijn twee nieuwe tarieven ten behoeve van technisch onderzoek bij toelating van
groenterassen opgenomen, waarbij een deel van de werkzaamheden door het bedrijf zelf
wordt uitgevoerd.
De hoogte van de vacatievergoeding van de overige leden van de Raad in artikel 42a
van de regeling is aangepast naar € 301. Dit is in overeenstemming met de systematiek
van artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies en de bedragen
uit de CAO Rijk 2020 en de aanpassingen in de maximale vergoedingen die daar hebben
plaatsgevonden per 1 juli 2020.
2. Regeldruk
Bij retributies gaat het om heffingen die door ondernemers moeten worden betaald voor
bepaalde werkzaamheden van de overheid. Het gaat om concrete en directe verplichtingen
om een geldbedrag over te maken aan de overheid. Ze vallen niet onder de definitie
van regeldruk. Dat neemt niet weg dat de betrokken bedrijven eenmalig kosten dienen
te maken om kennis te kunnen nemen van de wijzigingen in retributies. Deze kosten
zijn in het geval van onderhavige wijzigingsregeling echter verwaarloosbaar.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2021. Het kabinetsbeleid inzake vaste
verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) biedt de mogelijkheid om, in geval van het voorkomen van aanmerkelijke ongewenste
private of publieke voor- of nadelen, af te wijken van de normale termijn voor bekendmaking
van twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding. Gelet op de kalenderjaarsystematiek
voor de berekening van de tarieven en het daarbij aansluiten met loon- en prijsindexatie
of correcties, kan hiervan afgeweken worden.
4. Afstemming met de sector
De Raad heeft de diverse tarievenvoorstellen vooraf besproken met Plantum en vertegenwoordigers
van de sector in relatie tot instandhoudingsrassen. De verkregen informatie is verwerkt
in de definitieve voorstellen en aan de Minister ter vaststelling voorgelegd.
II. Artikelen
Artikel I, onderdeel B (artikel 17)
Naast het aanpassen van diverse bedragen in artikel 17 heeft ook het volgende geleid
tot aanpassing van dit artikel. Voor het behandelen van een aanvraag van een instandhouder
van een ras tot verlenging van de toelating van dat ras is per 1 januari 2020 in artikel
17, negende lid, een tarief van € 215 geïntroduceerd dat is gebaseerd op de werkelijke
kosten. Na overleg met de sector is besloten met een nieuw (tiende) lid een gereduceerd
tarief van € 100 op te nemen voor de verlenging van de toelating van een instandhoudingsras
(gedefinieerd in artikel 1, onderdeel s, van de regeling) en voor de verlenging van
de toelating van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras (gedefinieerd
in artikel 1, onderdeel w, van de regeling). De reden voor dit tarief is dat het reguliere
tarief voor het verlengen van de toelating van rassen in de sector als relatief hoog
wordt ervaren, gezien de beperkte marges binnen deze sector.
Het tarief in het vijfde lid voor aanvragen tot toelating van een instandhoudingsras
is tevens verhoogd van € 45 naar € 100. In 2013 is dit als nieuw tarief van € 41 opgenomen
in de regeling en daarna heeft geen nacalculatie plaatsgevonden. Hierbij is in 2013
rekening gehouden met het feit dat de kosten die gepaard gaan met de toelating van
instandhoudingsrassen lager zijn dan voor andere rassen het geval is. Ook was dit
een gereduceerd tarief om zo veel mogelijk instandhouders te bewegen een aanvraag
voor toelating van het instandhoudingsras te doen na implementatie van richtlijn (EG)
2009/145 in 2010 (PbEU L 312) tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating
van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde
gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen
die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar
die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de
handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen vastgesteld. Het tarief van
€ 100 per 1 januari 2021 is nog steeds een gereduceerd tarief, waarbij nu een groter
deel van de kostprijs wordt doorberekend in het tarief. Zowel voor het tarief in het
vijfde als het tiende lid ontvangt de Raad voor de overige kosten een bijdrage van
het ministerie.
Artikel I, onderdeel C (artikel 20a)
Artikel 20a is in de regeling opgenomen voor de specifieke situatie dat de Raad om
de systematische instandhouding van een ras te beoordelen conform het vierde lid van
artikel 15 van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen inlichtingen dient
in te winnen bij een buitenlandse instelling die belast is met de keuring van teeltmateriaal
van dat ras. In artikel 20a is nu ter verduidelijking het begrip ‘aanvrager’ gewijzigd
in het begrip ‘instandhouder’.
Artikel I, onderdeel D (artikel 21)
Aan de tekst van artikel 21, eerste lid, is een zinsnede toegevoegd om in geval er
sprake is van een (tijd- en kostensparende) bedrijfsproef, een lager tarief te hanteren
voor wat betreft het technische onderzoek, waarbij dan wel de noodzakelijke daaraan
verbonden (aanzienlijk lagere) kosten in rekening kunnen worden gebracht.
Artikel I, onderdeel E (artikel 22a)
Dit tarief voor de (technische) beoordeling van de aanvraag tot toelating van een
instandhoudingsras komt te vervallen. Voor een aanvraag tot toelating van een instandhoudingsras
is het niet noodzakelijk het reguliere technische onderzoek herhaald uit te voeren.
De bestaande onderzoekstarieven voor toelating van instandhoudingsrassen in bijlage
1 voorzien daar al in. Dit maakt artikel 22a overbodig en om enige dubbeling te voorkomen
komt het te vervallen.
Artikel I, onderdeel J (bijlage 1)
De tarieven voor onderzoek onder glas heropname versneld en veldonderzoek heropname
versneld wijzigen. In de oude tarieven is steeds uitgegaan van de werkzaamheden ten
aanzien van de teelt van één ras. Omdat het hier gaat om de teelt van twee rassen
die ter vergelijking naast elkaar moeten staan – het vergelijkingsmonster naast het
nieuwe monster – is het redelijk om hier twee keer het reguliere tarief voor teeltonderzoek
te rekenen. Het betreft ook dubbel zoveel werk en kosten. De nieuwe tarieven zijn
gebaseerd op de aanleg van beide velden. Het beleid is om ook voor de heropname versneld
kostendekkend te gaan werken.
De gewasgroepen nummer 23 en 24 zijn nieuw en zien op situaties bedoeld in artikel
16, derde lid, van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen waarbij resultaten
van niet-officieel onderzoek, bijvoorbeeld door de aanvrager verricht onderzoek, en
bij de teelt opgedane praktische ervaring geheel of gedeeltelijk in de plaats kunnen
komen van het officiële onderzoek (op grond van artikel 35, eerste lid, onderdeel
a, van de wet) naar de zelfstandigheid van een toe te laten ras (bedrijfsproeven).
De resultaten van het niet-officiële en officiële onderzoek worden in samenhang bekeken.
Het betreft alleen technisch onderzoek ten behoeve van toelating van groenterassen.
Groenterassen worden in principe twee jaar onderzocht door Naktuinbouw als onderzoeksinstelling.
Door een proef bij en door de aanvrager aan te leggen wordt een onderzoeksjaar bespaard:
een versnelling en een besparing van kosten voor de aanvrager.
Voor dergelijke bedrijfsproeven als bedoeld in genoemd artikel 16 (als onderdeel van
het totale technische onderzoek) worden wel kosten gemaakt die nog niet doorberekend
waren in de tarieven. Het maken van het eindrapport door Naktuinbouw kost meer tijd
dan wanneer er maar één proef is. Indien Naktuinbouw de beoordeling van de bedrijfsproef
zelf moet uitvoeren is het nieuwe tarief € 250 en als het bedrijf dit doet € 100.
Naktuinbouw zorgt verder voor vergelijkers in de proef, de benodigde formulieren,
verwerkt de resultaten, doet verschillenanalyse en komt als aangewezen onderzoeksinstelling
tot een eindoordeel. Deze werkzaamheden rechtvaardigen bedoelde tarieven.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten