ARTIKEL I
Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling publieke gezondheid komt te luiden:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.
TOELICHTING
Inleiding
De meldingsplicht op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling
publieke gezondheid was onder toepassing van artikel 22, vierde lid, van de Wet publieke
gezondheid beperkt tot personen die zijn geboren na maart 2006. Met deze regeling
wordt deze vrijstelling ingeperkt opdat deze ook geldt voor personen vanaf 60 jaar.
De reden is dat in 2020 een vaccinatie tegen pneumokokken voor personen vanaf 60 jaar
wordt toegevoegd in het vaccinatieprogramma.
Achtergrond
Jaarlijks ligt het aantal patiënten met invasieve pneumokokkenziekte (IPD) van 60
jaar en ouder in Nederland rond de 1.800, waarbij de incidentie toeneemt met de leeftijd.
Door de toenemende vergrijzing zal dit aantal toenemen. Gedurende de covid-19 pandemie
lijkt de incidentie van pneumokkken in Nederland een stuk lager. Over de mogelijke
invloed van de covid-19 pandemie op de incidentie van pneumokkken en de samenhang
in ziektelast zijn vooralsnog weinig gegevens. Wel blijkt dat ouderen van boven de
70 jaar voor zowel covid-19 als pneumokokkenziekte een hoger risico hebben op een
ernstig beloop.
Sinds juni 2006 worden kinderen gevaccineerd tegen pneumokokkenziekte. Dit heeft geleid
tot een aanzienlijke reductie in de incidentie van pneumokokken in kinderen. Door
het terug dringen van de serotypes die worden gedekt met het vaccin voor kinderen,
neemt de incidentie van niet-vaccin types toe, met name bij ouderen. Daarom wordt
op advies van de Gezondheidsraad vaccinatie met het 23-valente pneumokokken polysaccharide
vaccin (PPV23) ingevoerd voor ouderen tussen de 60–80 jaar. Vanaf het najaar van 2020
gaat dit pneumokokkenvaccinatieprogramma van start. Hierbij zullen ouderen om de vijf
jaar gevaccineerd worden. Op advies van de Gezondheidsraad, dat herzien is in verband
met de covid-19 pandemie, zal gestart worden met ouderen tussen de 73 en 79 jaar.
De uitvoering zal door huisartsen gedaan worden.
De mate van effectiviteit van het vaccin PPV23 in ouderen is echter nog onzeker. Internationale
studies naar de effectiviteit van PPV23 bij ouderen laten uiteenlopende resultaten
zien. De effectiviteit op het voorkomen van pneumokokken veroorzaakt door de serotypen
opgenomen in het vaccin wordt geschat op 50–70% maar informatie over de effectiviteit
specifiek voor de Nederlandse situatie ontbreekt. Om de effectiviteit van dit vaccin
naar leeftijd in de Nederlandse situatie te kunnen evalueren en monitoren, is informatie
over de vaccinatiestatus van patiënten nodig. Met de huidige pneumokokken surveillance
via het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriële Meningitis (NRLBM) zijn
alleen typeringsgegevens bekend en geen klinische informatie of informatie over vaccinatie.
Het beperken van de vrijstelling en daarmee effectief uitbreiden van de meldingsplicht
zou de vaccinatiestatus beschikbaar maken. Minder bewerkelijke methoden om vaccinatiestatus
te achterhalen worden onderzocht maar dekken slechts een deel van het aantal cases.
Er wordt tevens gewerkt aan een alternatieve quasi-experimentele studie-opzet om vaccineffectiviteit
te schatten. Dit design wordt echter gecompliceerd door de aanpassingen in het vaccinatieprogramma
en de dalende incidentie door de covid-19 pandemie. Het uitbreiden van de meldingsplicht
voor pneumokokken waarborgt een goede evaluatie van het nieuwe vaccinatieprogramma
bij ouderen in samenhang met de evaluatie van vaccinatie bij kinderen. Bovendien is
in het licht van de covid-19 pandemie meer data over de ziektelast van pneumokokken
waardevol voor het schatten van de zorgdruk.
Implementatie en werklast
Ingeschat wordt dat de werklast voor de GGD’en proportioneel is aan de uitkomsten
voor de publieke gezondheid, waarbij de werkdruk het hoogst zal zijn gedurende het
najaar gezien de seizoensgebonden incidentie. Landelijk ligt het aantal gevallen van
pneumokokken bij mensen boven de 60 naar schatting op ongeveer 1.800 per jaar. De
meeste gevallen vinden plaats in het winterseizoen met een piek rond december-januari
met naar schatting 220–260 gevallen per maand. Dit zijn gedurende deze piekmaanden
gemiddeld 9–10 meldingen per GGD-regio per maand, afhankelijk van de grootte van het
werkgebied. De meldprocedure bij ouderen zal vergelijkbaar zijn als bij de al bestaande
meldingsplicht in kinderen, welke weinig tijd in beslag neemt in verhouding met andere
meldingsplichtige ziekten. Een melding aan de GGD beperkt zich tot de registratie
van gegevens over de patiënt (o.a. geslacht, geboortejaar), de ziekte (o.a. eerste
ziektedag, laboratoriumuitslag, ziekenhuisopname, overlijden) en epidemiologische
gegevens (o.a. vaccinatiestatus). Er hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen
te worden bij een melding. Het achterhalen van de vaccinatiestatus van de patiënt
vormt de grootste werklast. Deze zal, anders dan bij kinderen, moeten worden opgevraagd
bij de behandelend arts of huisarts wat gedaan kan worden door bijvoorbeeld een verpleegkundige
of doktersassistent. Momenteel worden er mogelijkheden verkend voor het opzetten van
een landelijk vaccinatieregister wat het achterhalen van de vaccinatiestatus eenvoudiger
zou maken.
Inwerkingtreding
Conform de vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen treedt deze wijziging
van de Regeling publieke gezondheid in werking met ingang van 1 april 2021.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark