Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 18 december 2020, nr. 3137827, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van ambtenaren van politie met betrekking tot geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid (Regeling toetsing geweldsbeheersing politie 2021)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel op artikel 26, eerste en tweede lid, van het Besluit bewapening en uitrusting politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. ambtenaar:

de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onderdelen a, c, en d, van de Politiewet 2012, die rechtens is uitgerust met een of meer geweldsmiddelen;

b. geweldsmiddel:

geweldsmiddel als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, onder 1°, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de andere opsporingsambtenaren;

c. de toets geweldsbeheersing:

de door de Politieacademie samengestelde toets ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de kwalificatievereisten van een politieopleiding;

d. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden:

de door de Politieacademie samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de kwalificatievereisten van een politieopleiding;

e. de toets schietvaardigheid:

de door de Politieacademie samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid voor een vuurwapen volgens de kwalificatievereisten van een politieopleiding die opleidt tot een ambtenaar die op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie vanwege de taak waarmee hij is belast met dat vuurwapen is uitgerust;

f. de toets specialistische geweldsvaardigheid:

de door de Politieacademie samengestelde toets ter beoordeling van de vaardigheid voor het gebruik van een specialistisch geweldsmiddel, niet zijnde een vuurwapen, volgens de kwalificatievereisten van een politieopleiding die opleidt tot een ambtenaar die op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie vanwege de taak waarmee hij is belast is uitgerust met dat specialistische geweldsmiddel;

g. toetser:

de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, die heeft voldaan aan de kwalificatievereisten van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door de Politieacademie om de toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, de toets schietvaardigheid, of de toets specialistische geweldsvaardigheid af te nemen.

h. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

Artikel 2

  • 1. Een ambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderjaar geoefend in het gebruik van een geweldsmiddel indien hij in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd:

    • a. de toets geweldsbeheersing, en

    • b. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.

  • 2. Een ambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande, dan wel het lopende, kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid voor dat vuurwapen met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 3. Een ambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderjaar geoefend in het gebruik van een specialistisch geweldsmiddel indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderjaar de toets specialistische geweldsvaardigheid voor dat specialistische geweldsmiddel met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de ambtenaar slechts over een geweldsmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldsmiddel.

  • 5. Het bevoegd gezag neemt de geweldsmiddelen in van de ambtenaar die op de laatste dag van een kalenderjaar de in het eerste lid bedoelde toetsen niet met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 6. Het bevoegd gezag neemt terstond het vuurwapen in van de ambtenaar die de in het tweede lid bedoelde toets voor dat vuurwapen niet met voldoende resultaat aflegt.

  • 7. Het bevoegd gezag neemt het specialistische geweldsmiddel in van de ambtenaar die op de laatste dag van een kalenderjaar de in het derde lid bedoelde toets voor dat specialistische geweldsmiddel niet met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 8. Indien de ambtenaar van wie een geweldsmiddel op grond van het vijfde dan wel zevende lid is ingenomen vanwege het niet behalen van de toetsen, bedoeld in het eerste respectievelijk derde lid, alsnog die toetsen met voldoende resultaat aflegt, is de ambtenaar vanaf dat moment voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar, geoefend in het gebruik van dat geweldsmiddel. In afwijking van het eerste lid, moet hij de toetsen, bedoeld in het eerste lid, dat kalenderjaar nogmaals met voldoende resultaat afleggen om geoefend te zijn in het gebruik van een geweldsmiddel in het daarop volgende kalenderjaar.

  • 9. Indien de ambtenaar van wie een vuurwapen op grond van het zesde lid is ingenomen alsnog de toets, bedoeld in het tweede lid, met voldoende resultaat aflegt, is de ambtenaar vanaf dat moment voor de resterende duur van het lopende en het daarop volgende kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van dat vuurwapen.

  • 10. In buitengewone omstandigheden kan de Minister besluiten dat, in aanvulling op het eerste lid, de ambtenaar voor de duur van een kalenderjaar geoefend is in het gebruik van de in het eerste lid bedoelde geweldsmiddelen, indien hij de toets geweldsbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 11. In buitengewone omstandigheden kan de Minister besluiten dat, in aanvulling op het tweede lid, de ambtenaar voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend is in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, de toets schietvaardigheid voor dat vuurwapen in het tweede daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 12. In buitengewone omstandigheden kan de Minister besluiten dat, in aanvulling op het derde lid, de ambtenaar voor de duur van een kalenderjaar geoefend is in het gebruik van een specialistisch geweldsmiddel, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, de toets specialistische vaardigheid voor dat specialistische geweldsmiddel in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

Artikel 3

  • 1. Het bevoegd gezag biedt de ambtenaar ten minste 32 uren de gelegenheid tot het deelnemen aan de toetsing en de training ter voorbereiding daarop. Tevens ziet het bevoegd gezag er op toe dat de ambtenaar zich voorbereidt en het trainingsaanbod opvolgt. De ambtenaar bereidt zich voor op de af te leggen toetsen en volgt daarvoor het trainingsaanbod op.

  • 2. De toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, de toets schietvaardigheid en de toets specialistische geweldsvaardigheid worden afgenomen door een door het bevoegd gezag daartoe aangewezen toetser.

Artikel 4

Indien een ambtenaar een van de omschreven toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan het bevoegd gezag.

Artikel 5

  • 1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen. Ingeval de Minister gebruik maakt van zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, tiende tot en met twaalfde lid, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat dit in de registratie wordt verwerkt.

  • 2. In het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Politiewet 2012 wordt jaarlijks een overzicht opgenomen van de stand van zaken betreffende de in artikel 2 bedoelde toetsen.

  • 3. In de beleidsplannen, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Politiewet 2012 wordt jaarlijks een overzicht opgenomen van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen alsmede het gevoerde beleid hieromtrent.

Artikel 6

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2021, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing politie 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

De politie is op grond van de Politiewet 2012 (artikelen 7 en 9) bevoegd geweld toe te passen. Het Besluit bewapening en uitrusting politie bepaalt aan welke ambtenaar een geweldsmiddel wordt toegekend (zie in dit verband ook het Aanwijzingsbesluit bewapening en uitrusting politie 2018) en de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie) bevat de inzetcriteria voor de diverse geweldsmiddelen. De Ambtsinstructie regelt ook dat de ambtenaar aan wie een geweldsmiddel wordt toegekend in het gebruik van dat geweldsmiddel moet zijn geoefend.

Deze regeling geeft nadere invulling aan de eis van geoefendheid.

Werking in het kort

De regeling is van toepassing op politieambtenaren die zijn uitgerust met geweldsmiddelen. De regeling ziet er op toe dat

  • de ambtenaar (half)jaarlijks aantoont geoefend te zijn om met deze geweldsmiddelen uitgerust te mogen blijven,

  • deze geweldsmiddelen worden ingenomen wanneer de geoefendheid niet (meer) kan worden aangetoond,

  • deze geweldsmiddelen weer mogen worden verstrekt wanneer de geoefendheid weer is aangetoond.

Daarnaast geeft de regeling voorschriften over het minimum aantal uren dat beschikbaar is voor de training en toetsing en over de registratie van deelname en resultaten van de toetsing.

Voor het grootste deel van de inhoud van de regeling is aangesloten bij de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, die op 1 januari 2021 is vervallen. Die regeling gold sinds 1 januari 2002. Hoewel sinds die tijd enkele wijzigingen zijn doorgevoerd is eerder verzuimd technische wijzigingen aan te brengen voortvloeiend uit de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel en de daarmee samenhangende naamswijziging van het LSOP in Politieacademie. In deze nieuwe regeling is nu de juiste terminologie gebruikt.

Ook zijn enkele artikelleden (zie artikel 2, leden 10 tot en met 12) opgenomen die verband houden met de maatregelen rondom bestrijding van Covid-19. Omdat fysiek contact bij het afnemen van sommige toetsen onvermijdelijk is, kan er niet altijd tijdig getoetst worden. Om dergelijke bijzondere omstandigheden nu en in de toekomst op een juiste manier te kunnen adresseren wordt de Minister van Veiligheid en Justitie de mogelijkheid geboden om in dergelijke omstandigheden af te wijken van het eerste tot en met derde lid, zodat de in die leden bedoelde toetsen ook eerder kunnen zijn afgelegd dan het voorafgaande kalenderjaar respectievelijk kalenderhalfjaar. Feitelijk kan daarmee tijdelijk de geldigheidsduur van de toetsing voor geweldbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden worden verlengd. Daarbij kan maatwerk worden verricht door dit slechts toe te passen voor die toetsen die hun geldigheidsduur dreigen te verliezen.

De regeling is opnieuw vastgesteld als Regeling toetsing geweldsbeheersing politie 2021.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de definitiebepalingen opgenomen. De definities van de toetsen geweldsbeheersing (GB), aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden (AZ) en schietvaardigheid zijn aangepast ten opzichte van de definities van deze toetsen in de vervallen Regeling toetsing geweldsbeheersing politie om ze in lijn te brengen met de terminologie ingevoerd met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel.

Artikel 2

Toetsen AZ en GB randvoorwaardelijk voor alle geweldsmiddelen

Het eerste lid van dit artikel omvat twee toetsen ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing als van de aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden. Politieambtenaren die zijn uitgerust met geweldsmiddelen dienen deze toetsen jaarlijks met voldoende resultaat af te leggen.

Toets Schietvaardigheid randvoorwaardelijk voor alle vuurwapens

Politieambtenaren die zijn uitgerust met een vuurwapen dienen daarnaast halfjaarlijks een schietvaardigheidstoets voor dat vuurwapen met voldoende resultaat af te leggen. Dit is geregeld in het tweede lid. De bewapening van politieambtenaren is geregeld in het Besluit bewapening en uitrusting politie. Afhankelijk van het feit of de ambtenaar naast een pistool met meerdere vuurwapens wordt uitgerust dienen eventueel ook meerdere specifiek voor die wapens samengestelde schietvaardigheidstoetsen halfjaarlijks te worden afgelegd.

Toets Specialistisch geweldsmiddel randvoorwaardelijk voor specialistische geweldsmiddelen (niet zijnde een vuurwapen)

Politieambtenaren die zijn uitgerust met een specialistisch geweldsmiddel, niet zijnde een vuurwapen, dienen daarnaast jaarlijks een toets specialistische geweldsvaardigheid voor dat specialistische geweldsmiddel met voldoende resultaat af te leggen. Voorbeeld van dergelijke geweldsmiddelen zijn de elektrische wapenstok en de waterwerper. Toetsing voor deze geweldsmiddelen is geregeld in het derde lid. De bewapening van politieambtenaren is geregeld in het Besluit bewapening en uitrusting politie. Afhankelijk van het feit of de ambtenaar met een specialistisch geweldsmiddel wordt uitgerust dient eventueel ook een specifiek voor dat geweldsmiddel samengestelde toets met voldoende resultaat te worden afgelegd.

Inname geweldsmiddelen na niet halen AZ, en/of GB-toets

In het vierde en vijfde lid is geregeld dat indien de toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden niet met voldoende resultaat zijn afgelegd aan het einde van het jaar, de geweldsmiddelen van de ambtenaar op dat moment worden ingenomen.

Directe inname vuurwapens

In het zesde lid is geregeld dat op het moment dat de toets schietvaardigheid niet met voldoende resultaat wordt afgelegd het vuurwapen waarvoor de toets werd afgelegd direct wordt ingenomen.

Inname specialistisch geweldsmiddel

In het zevende lid is geregeld dat indien de toets specialistische geweldsvaardigheid aan het eind van het jaar niet met voldoende resultaat is afgelegd het specialistisch geweldsmiddel wordt ingenomen.

Behalen toetsen AZ en GB na eerdere inname geweldsmiddelen

Als een ambtenaar gedurende het lopende kalenderjaar alsnog de toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden met voldoende resultaat aflegt, wordt de ambtenaar vanaf dat moment tot en met het einde van het lopende kalenderjaar weer uitgerust met de op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie aan hem toegekende geweldsmiddelen. De ambtenaar moet voor het einde van het kalenderjaar nogmaals de hiervoor genoemde toetsen met voldoende resultaat afleggen om ook de geoefendheid voor het volgende kalenderjaar aan te tonen. Dit is geregeld in het achtste lid.

Behalen toets schietvaardigheid na eerdere inname vuurwapen

In het negende lid is geregeld dat als een ambtenaar gedurende het lopende kalenderhalfjaar alsnog de toets schietvaardigheid met voldoende resultaat aflegt, de ambtenaar weer wordt uitgerust met het vuurwapen waarvoor de toets was afgelegd. De ambtenaar wordt in dit geval geacht geoefend te zijn gedurende het lopende kalenderhalfjaar én het daarop volgende kalenderhalfjaar.

Buitengewone omstandigheden

Het tiende, elfde en twaalfde lid van artikel 2 geven de Minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid om in buitengewone omstandigheden te besluiten dat de voor de geoefendheid van de ambtenaar vereiste toetsen, bedoeld in het eerste tweede en derde lid, ook eerder kunnen zijn afgelegd dan in het eerste of derde dan wel tweede lid genoemde periode. In de praktijk betekent dit dat de geldigheidsduur van het resultaat van de toetsen door het bevoegd gezag kan worden verlengd.

Artikel 3

Dit artikel geeft voorschriften over het minimum aantal uren dat beschikbaar is voor de training en toetsing. Het artikel is gelijkluidend aan artikel 3 van de oude Regeling toetsing geweldsbeheersing politie.

Artikel 4 en artikel 5

Deze artikelen geven voorschriften over de melding van het niet behalen van de toets aan het bevoegd gezag en over registratie van deelname en resultaten van de toetsing. Artikel 4 is niet gewijzigd ten opzichte van het artikel in de oude Regeling toetsing geweldsbeheersing politie. Artikel 5 is wel enigszins gewijzigd. Het eerste lid is aangevuld met de registratie van de eventuele verlenging van de geldigheid van de toetsing, in het geval de Minister heeft besloten dat mag worden afgeweken van de tijdstippen in het eerste en derde, dan wel tweede lid van artikel 2. Daarnaast is een verouderde verwijzing naar artikelen in de Politiewet 2012 aangepast.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven