Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2020, nr. 2020-0000172192, tot aanwijzing van beslagleggende partijen waarop artikel XXIIIC van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet van toepassing is

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel XXIIIC van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet;

Besluit:

Artikel 1

De beslagleggende partijen, bedoeld in artikel XXIIIC, eerste lid, van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, zijn de in de bijlage bij dit besluit genoemde partijen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2020

De Staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout

BIJLAGE BESLAGLEGGENDE PARTIJEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1

Partij

Ten behoeve van

Sociale Dienst Oost Achterhoek

Gemeente Sluis

Gemeente Veenendaal

Gemeente Rotterdam

Gemeente Hellevoetsluis

Gemeente Gouda

Werkorganisatie CGM (Cuijk, Grave, Mill)

Gemeente Almere

Gemeente Kampen

Gemeente Leiden

Gemeente Montferland

Baanbrekers Waalwijk

KempenPlus

Gemeente Nissewaard

Gemeente Renkum

GR Uitvoeringsorganisatie BBS

Gemeente Pekela

Gemeente Veendam

Gemeente Putten

Gemeente Tholen

Gemeente Zaanstad

GR Sozawe Noardwest Fryslan

Gemeente Oldambt

Gemeente Veldhoven

ISD Brabantse Wal

Gemeente Leiderdorp

Gemeente Almelo

Gemeente Noordenveld

Gemeente Brummen

Gemeente Krimpenerwaard

Gemeente Alphen aan den Rijn

Gemeente Kaag en Braassem

Gemeente Nieuwkoop

Gemeente Eemsdelta

Gemeente Coevorden

Gemeente Amsterdam

Gemeente Delft

Gemeente Eindhoven

Gemeente Hoeksche Waard

Terugvordering en verhaal in het kader van de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Partij

Ten behoeve van

Gemeente Rotterdam

GR Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

Gemeente Amstelveen

Gemeente Almere

Gemeente Boxmeer

Gemeente Brielle

Gemeente Capelle aan den IIssel

Gemeente de Bilt

Gemeente Duiven

Gemeente Waadhoeke

Gemeente de Fryske Marren

Gemeente Haarlem

Gemeente Maassluis

Bestuursdienst Ommen-Hardenberg

Gemeente Hilversum

Gemeente Hoorn

Gemeente Kampen

Gemeente Koggenland

Gemeente Leiden

Gemeente Medemblik

Gemeente Midden Delftland

Gemeente Oude IJsselstreek

Gemeente Peel en Maas

Gemeente Staphorst

Gemeente Dinkelland

Gemeente Tubbergen

Gemeente Valkenburg aan de Geul

Gemeente Westervoort

Gemeente Zoetermeer

Gemeente Zevenaar

Gemeente Nissewaard

Gemeente Achtkarspelen

Gemeente Tytsjerksteradiel

Gemeente Veere

Gemeente Schouwen-Duivenland

Gemeente Middelburg

Gemeente Vlissingen

Gemeente Rhenen

Gemeente Ede

Sabewa Zeeland

BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen

Gemeente Leeuwarden

Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie, Heffing en Waardebepaling

SED Organisatie

Gemeente Den Bosch

Gemeente Den Haag

Gemeente Zaanstad

Gemeente Brummen

Gemeente Coevorden

Invordering in het kader van de Invorderingswet 1990

TOELICHTING

De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (WvBVV) treedt per 1 januari 2021 in werking. Implementatie van die wet vraagt om een complexe ICT-matige aanpassing. Daarom hebben verschillende partijen aangegeven niet tijdig de wet volledig te kunnen uitvoeren. Om deze partijen iets meer tijd voor de implementatie te geven, is in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet overgangsrecht opgenomen.

Het overgangsrecht houdt in dat bij ministerieel besluit aan te wijzen partijen tot uiterlijk 1 juli 2021 de mogelijkheid wordt geboden, na een gemotiveerde verzoek daartoe, om de beslagvrije voet vast te stellen op basis van artikel 475d van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zoals dit gold voor inwerkingtreding van de WvBVV. De overgangstermijn ziet enkel op de berekening van de beslagvrije voet. De overige elementen van de WvBVV (zoals de regeling inzake te beslaan object, indien sprake is van meerdere vorderingen tot periodieke betaling die kunnen worden beslaan, op basis van artikel 475c Rv en de gewijzigde regels rond afdracht op basis van artikel 478 Rv en artikel 19 Iw1990) gelden wel direct voor deze partijen.

In dit besluit worden enkel lokale overheden aangewezen die daartoe een verzoek hebben gedaan. Voor gemeenten geldt dat zij zowel op basis van de Participatiewet als de Gemeentewet de bevoegdheid hebben om eigenstandig (zonder tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder) beslag te leggen. De eerstgenoemde bevoegdheid wordt veelal uitgeoefend door een sociale dienst, de tweede door de afdeling Belastingen van de desbetreffende gemeente. Bij die aanwijzing is daarom onderscheid gemaakt tussen partijen die gebruik maken van de overgangstermijn in het kader van de uitvoering van de Participatiewet, de IOAW dan wel IOAZ en partijen die dit doen in het kader van de inning van gemeentelijke- dan wel waterschap belastingen op basis van de Invorderingswet 1990 (Iw1990).

Een aantal partijen komt daarbij dubbel in de lijst voor. Dat houdt in dat zowel bij de terugvordering in het kader van de Participatiewet, IOAW en IOAZ als bij de inning van de gemeentelijke belastingen de beslagvrije voet uiterlijk tot 1 juli 2021 door deze partij nog op basis van artikel 475d Rv (oud) wordt vastgesteld.

De Staatssecretaris van Sociale zakenen Werkgelegenheid, B. van ’t Wout

Naar boven