Verlagen van de maximumsnelheid op de A29 ter hoogte van de Haringvlietbrug, tussen km 95,7 – 98,3

Logo Rijkswaterstaat - Dienst Zuid-Holland

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Overwegingen ten aanzien van het besluit

1. Wettelijke basis

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna Wvw) moet een verkeersbesluit worden genomen voor het plaatsen of verwijderen van verkeerstekens, zoals deze genoemd zijn in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna BABW), voor zover daardoor een verbod of gebod wordt ingesteld of gewijzigd.

2. Achtergrond en doel

Sinds 1 september 2012 geldt op grond van artikel 21 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV) op autosnelwegen een maximumsnelheid van 130 km/uur. Op 19 december 2019 is besloten de maximumsnelheid op alle autosnelwegen van 06:00 uur tot 19:00 uur te verlagen naar 100 km/uur.

Op het traject van rijksweg 29 (A29) tussen km 95,7 en km 98,3 is de maximumsnelheid thans 100 km/uur tussen 06.00 een 19.00 uur en 130 km/uur tussen 19.00 en 06.00 uur.

Gebleken is dat het laten voortduren op genoemd traject van een maximumsnelheid van 130 km/uur gedurende de avond en de nacht - in verband met de toegenomen verkeersintensiteiten - uit oogpunt van verkeersveiligheid onwenselijk is, zoals hierna onder 3.4 wordt toegelicht.

3. Omgevingseffecten

3.1. Geluid

Het verlagen van de maximumsnelheid in de avond en nacht op de A29 zal evident niet leiden tot negatieve effecten op het gebied van geluid.

3.2. Lucht

Het verlagen van de maximumsnelheid in de avond en nacht op de A29 zal evident niet leiden tot negatieve effecten op het gebied van luchtkwaliteit.

3.3. Natuur

Het verlagen van de maximumsnelheid in de avond en nacht op de A29 zal evident niet leiden tot negatieve effecten op de natuur.

3.4. Verkeersveiligheid

Op de relatief lange Haringvlietbrug ontbreekt langs beide zijden van de rijbaan de vluchtstrook. Het aanwezig zijn van een vluchtstrook wordt in de ontwerprichtlijn ROA als standaard voorgeschreven. Het grootste risico bij wegvakken zonder vluchtstrook is dat een voertuig met pech op één van de rijstroken stil komt te staan, waarna vervolgens een weggebruiker stroomopwaarts hiervan niet uitwijkt en op het met pech gestrande voertuig botst (kop-staartbotsing).

Rijkswaterstaat hanteert de regel dat het ontbreken van een vluchtstrook over een lengte van maximaal 300 m mogelijk is zonder dat hiervoor compenserende maatregelen dienen te worden getroffen. Deze lengte komt voort uit een onderzoek van Grontmij (2010). Het is belangrijk dat als over een bepaalde lengte van een wegvak de vluchtstrook ontbreekt, de weggebruiker voldoende zicht heeft op het wegvak met vluchtstrook verderop en in geval van pech het wegvak mét vluchtstrook veilig kan bereiken.

De Haringvlietbrug is ca. 1200 m lang. Dit is langer dan de genoemde 300 m waarbinnen een vluchtstrook plaatselijk mag ontbreken. Dit betekent dat er in het kader van de verkeersveiligheid compenserende maatregelen getroffen moeten worden, zoals het bedienen/bewaken van het object (dit kan zijn: SOS-detectie, IM-camera’s, MTM) waardoor de rechter rijstrook afgekruist kan worden en/of het verlagen van de maximumsnelheid. Daarnaast is op de Haringvlietbrug sprake van een beperkte breedte van de rijstroken en is de afstand tussen de kantstrepen en de stalen voertuigkeringen (barriers) zeer gering.

Samenvattend is het ontbreken van de vluchtstrook op c.q. ter plaatse van de Haringvlietbrug over een lengte van meer dan 1200 m een significante afwijking van de Rijkswaterstaats-kaders en -ontwerprichtlijnen en geldt op dit traject – als gevolg van een toename van de verkeersintensiteiten sinds 2015 - een verhoogd risico voor de verkeersveiligheid.  

4. Maatregelen en belangenafweging

Verkend is welke mogelijkheden er zijn om, gegeven de huidige beschikbare wegbreedte, tot een verbeterde situatie te komen die qua verkeersveiligheid te aanvaarden is. Op korte termijn is het anders bedienen/bewaken van de Haringvlietbrug (met SOS-detectie, IM-camera’s, MTM) niet aan de orde.

De breedte van de A29 ter hoogte van de Haringvlietbrug bedraagt tussen binnenkant linker- en rechterbarrier ca. 17,80 m. Meer veiligheid kan worden bereikt door, binnen het beschikbare dwarsprofiel (tussen de barriers), de afstand tussen rijstrook en stalen voertuigkering (barrier) te vergroten én het verlagen van de maximumsnelheid naar 100 km/uur gedurende de avond en de nacht. Concreet houdt dit in:

a. het vergroten van de objectafstand (de afstand tussen rijstrook en barrier) naar 1,00 m, waardoor tevens rijstrookbreedtes worden verkleind van 3,50 m naar 3,30 m;

b. het verlagen van de maximumsnelheid naar 100 km/h gedurende de avond en de nacht.

Dit wordt geregeld met dit verkeersbesluit tot verlaging van de maximumsnelheid op de A29, tussen km 95,7 en km 98,3 (Haringvlietbrug en oprit vanaf N59), gedurende de avond en de nacht naar 100 km/uur, in combinatie met het aanpassen van de kantstrepen.

Motivatie van dit verkeersbesluit geschiedt uit het oogpunt van:

• artikel 2, lid 1, sub a, Wvw, te weten het verzekeren van de veiligheid op de weg;

• artikel 2, lid 1, sub b, Wvw, te weten het beschermen van weggebruikers en passagiers.

Door de maatregelen wordt van de belangen genoemd in artikel 2 van de Wvw er één geraakt, namelijk het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer (art. 2, lid 1, sub d). Omdat met de maatregelen de verkeersveiligheid in belangrijke mate wordt verbeterd, weegt het met dit besluit gediende belang van de verkeersveiligheid zwaarder.

5. Gevolgde procedure

Ten aanzien van dit besluit is de reguliere voorbereidingsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Reden hiervan is dat de Wvw niet voorschrijft dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb moet worden gevolgd en ik ervan uit ga dat er geen belanghebbenden zijn die onevenredig in hun belangen geschaad worden.

Overeenkomstig artikel 24 van het BABW is overleg gepleegd met de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Deze gaf aan de aanpassing van de weginrichting te ondersteunen, maar geen aanleiding te zien voor (extra) handhaving.

BESLUIT

Door het plaatsen van borden A1 en van borden A1 mét onderbord van bijlage 1 van het RVV 1990 de maximumsnelheid op rijksweg 29 (A29) in beide richtingen tussen km 95,7 en km 98,3 in de tijdsperiode tussen 19:00 uur en 06:00 te verlagen naar 100 km/uur.

 

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

namens deze,

Het hoofd van de afdeling Vergunningverlening van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid

 

ing. N.C. Knaap

 

Mededelingen

Publicatie van dit verkeersbesluit vindt plaats in de Staatscourant van 22 december 2020. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Dit is tot en met 2 februari 2021. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, t.a.v. Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, afdeling Werkenpakket, Postbus 2232, 3500 GE Utrecht, onder vermelding van “Bezwaarschrift verkeersbesluit Verlagen maximumsnelheid A29 Haringvlietbrug - RWS-2020/56304 I”.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Voorlopige voorziening

Gelijktijdig met of na het indienen van het bezwaarschrift kan – bij een spoedeisend belang – een verzoek worden gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de woonplaats gelegen is van degene die het verzoek doet. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk moet tevens een kopie van het besluit worden toegevoegd waarop het geschil betrekking heeft.

Het verzoek om een voorlopige voorziening moet zijn ondertekend en tenminste te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen. Stuur bovendien een kopie van het bezwaarschrift mee.

Voor de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de rechtbank zal daar na de indiening op wijzen en berichten over de hoogte van het bedrag en binnen welke termijn en op welke wijze het bedrag moet worden voldaan.

 

Nadere informatie

Bel de Landelijke Informatielijn of kijk op www.rijkswaterstaat.nl/maximumsnelheid. Hier kunt u eveneens overzichtskaarten vinden van de na dit besluit geldende maximumsnelheden op het autosnelwegennet onder beheer van het Rijk.

 

Naar boven