TOELICHTING
De Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 biedt MKB-ondernemingen
in sectoren, die direct of indirect geraakt zijn door de overheidsmaatregelen ter
bestrijding van het coronavirus, een subsidie voor de vaste lasten. De regeling is
met ingang van 26 november 2020 een tweede maal opengesteld.
De reikwijdte van de regeling is voor deze tweede openstelling verbreed naar nagenoeg
alle sectoren van de economie. Uitgezonderd zijn onder meer alle ondernemingen die
in de Standaard bedrijfsindeling vallen onder categorie 'Financiële instellingen'
(artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de regeling). Op deze manier wordt uitvoering
gegeven aan het feit dat op grond van de Tijdelijke kaderregeling, op grond waarvan
deze subsidieregeling als staatssteun is goedgekeurd, het niet mogelijk is om steun
te geven aan kredietinstellingen en financiële instellingen.1
Gebleken is echter dat ondernemingen die in het handelsregister zijn ingeschreven
onder Sbi-codes 64.2 (financiële holdings) en 64.30.3 (beleggingsinstellingen met
beperkte toetreding) in beginsel geen financiële instellingen zijn en niet tot de
financiële sector behoren. Deze ondernemingen voeren in veel gevallen een andere activiteit
uit als hoofd- of nevenactiviteit waarmee ze wel tot de doelgroep behoren van de regeling.
Zij zijn in dit opzicht bovendien vergelijkbaar met de ondernemingen met Sbi-code
70.1 (niet-financiële holdings), die als hoofdactiviteit is uitgesloten van de regeling.
Deze ondernemingen zijn ten onrechte uitgesloten van subsidie. Deze omissie wordt
met onderhavige wijzigingsregeling hersteld.
Ondernemingen die in het handelsregister zijn ingeschreven onder Sbi-codes 64.2, 64.30.3
en 70.1 komen daarom in aanmerking voor subsidie indien zij tevens staan ingeschreven
met een activiteit die wel in de bijlage van de regeling wordt genoemd. Er kan hierbij
sprake zijn van twee situaties. Ten eerste kan een onderneming een hoofdactiviteit
met Sbi-code 64.2, 64.30.3 en 70.1 hebben en een nevenactiviteit genoemd in de bijlage.
Voor deze categorie ondernemingen is artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de regeling
uitgebreid (zie artikel I, onder A, van deze wijzigingsregeling). Ten tweede kan er
sprake zijn van een onderneming een hoofdactiviteit die wordt genoemd in de bijlage
en een nevenactiviteit met Sbi-code 64.2, 64.30.3 en 70.1. Van deze groep kwamen ondernemingen
met een nevenactiviteit met Sbi-code 70.1 al in aanmerking voor subsidie. Voor de
ondernemingen uit deze categorie met een nevenactiviteit met Sbi-code 64.2 of 64.30.3
wordt met onderhavige regeling een wijziging aangebracht in artikel 5, eerste lid,
onderdeel e, van de regeling (zie artikel I, onderdeel C, onder 1). Deze ondernemingen
zullen, om in aanmerking te komen voor subsidie, aan alle overige criteria van de
regeling moeten voldoen. Eén van die vereisten is dat hun hoofdactiviteit of andere
nevenactiviteit niet valt onder de categorie 'Financiële instellingen' met Sbi-codes
64.1, 64.30.1, 64.30.2, 64.9, 65 of 66 (zie het gewijzigde artikel 5, eerste lid,
onderdeel e, van de regeling).
Voor de hiervoor genoemde eerste categorie ondernemingen, die nu met een hoofdactiviteit
met Sbi-code 64.2, 64.30.3 en 70.1 in aanmerking komt voor subsidie, is in een nieuw
vierde lid in artikel 4 van de regeling bepaald dat bij het bepalen van de hoogte
van de subsidie bij het element C gebruik zal worden gemaakt van de vaste lasten-omzet
ratio van de nevenactiviteit die in de bijlage wordt genoemd (artikel I, onderdeel
B). De vaste lasten en de omzet zijn voor ondernemingen die geregistreerd zijn als
onderneming met een hoofdactiviteit in Sbi-code 64.2, 64.30.3 of 70.1, normaliter
toe te schrijven aan de nevenactiviteit waaronder de onderneming staat ingeschreven
in het handelsregister. Daarom wordt het vaste lastenpercentage niet berekend op basis
van de hoofdactiviteit van deze ondernemingen maar op basis van die nevenactiviteit.
Voor de goede orde zij opgemerkt dat aanvragen van ondernemingen worden geweigerd
of verstrekte subsidies zullen worden ingetrokken, indien tijdens de uitvoering blijkt
dat de betreffende onderneming toch blijkt te behoren tot de groep ‘kredietinstellingen
en financiële instellingen’, aan welke ingevolge de voornoemde Tijdelijke kaderregeling,
geen steun gegeven mag worden. Dit is ter verduidelijking opgenomen in het nieuwe
onderdeel f van artikel 5, tweede lid, van de regeling (artikel I, onderdeel C, onder
2).
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk, omdat de regeling het karakter
van een reparatie heeft. De regeling treedt in werking de dag na publicatie in de
Staatscourant. Deze afwijking van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten
of de minimuminvoeringstermijn is gerechtvaardigd omdat het hier een reparatieregeling
betreft. De regeling heeft voorts terugwerkende kracht tot het moment dat de regeling
voor de tweede maal is opengesteld. Op die wijze is geborgd dat alle aanvragen tijdens
de tweede openstelling op een gelijke wijze worden beoordeeld.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer